Bij het vak Nederlands besteden we aandacht aan de volgende onderdelen:
Schrijven
Lezen
Luisteren
Spreken en Gesprek voeren
Dit zijn de onderdelen waarop je ook getoetst wordt.
Voor het vak Nederlands krijg je, naast de gewone toetsen, een centraal examen. Dit examen is verplicht voor iedere mbo-leerling. Wil je het diploma halen? Dan moet je het examen Nederlands halen.
Leerlingen van niveau 2 en 3 krijgen een examen op 2F.
Leerlingen van niveau 4 krijgen een examen op 3F.
In de lessen Nederlands bereiden we je voor op dit examen.
Tijdens de lessen Nederlands proberen we aan te sluiten bij je vakgebied. Je leert zaken als; vergaderen, gesprekken voeren, samenvatten, verslagen schrijven, telefoongesprekken voeren, solliciteren en dergelijke. We proberen zoveel mogelijk aan te sluiten bij het vakgebied. Toch is dit niet altid zo. Tijdens het examen Nederlands is het namelijk ook niet het geval. Willen we je goed voorbereiden, dan is het nodig om af te wisselen met verschillende onderwerpen en opdrachten.
Bloem, Groen en Styling
In leerjaar 1 en 2 van de opleiding Bloem, Groen en Styling krijg je Nederlands.
in het tweede jaar doe je examen.
Dit examen bestaat uit de onderdelen:
Lezen
Luisteren
Schrijven
Spreken
Gesprek voeren
In beide leerjaren krijg je les om je voor te bereiden op het examen en sluit Nederlands aan op de IBs-en door je bepaalde vaardigheden aan te leren, zoals; samenvatten, verslag schrijven, presenteren, solliciteren, gesprekken voeren, telefoongesprek, etc.
Om het vak Nederlands goed af te ronden, geldt de PTA.
Naast het Programma voor Toetsing en Afsluiting geldt het volgende:
Wanneer je inzet goed is en je je taken op tijd inlevert en deze voldoen aan de eisen, krijg je een 0,5 bonuspunt bij de eindtoets.
Opbouw zakelijke teksten
Leerlingen leren in deze module hoe zakelijke teksten gewoonlijk zijn opgebouwd. Dit helpt hen om tot een beter begrip van dergelijke teksten te komen.
Een tekst samenvatten heeft veel te maken met begrijpend lezen. Ook hierbij moet je een tekst eerst volledig begrijpen voordat je een goede samenvatting kunt schrijven.
Een samenvatting kun je maken bij het vak Nederlands
Maar ook wanneer je bijvoorbeeld moet leren voor een toets, en je moet hele grote stukken tekst leren. Je kunt dan heel gemakkelijk een samenvatting schrijven om de tekst in je hoofd te stoppen. Want zoals al is gezegd: voordat je een samenvatting gaat schrijven, moet je de tekst helemaal begrijpen.
Ook kan het handig zijn om een samenvatting te schrijven als je meer orde wilt aanbrengen in een lange tekst. Je zou dan alle belangrijke zaken – deze staan vaak in de kernzinnen (vaak eerste en laatste zin van de alinea’s) - onder elkaar op kunnen schrijven.
Als je een samenvatting gaat schrijven, zorg je dat je alleen de hoofdzaken erin hebt staan. Dat wil zeggen, alleen de belangrijke dingen uit de tekst. Wat de hoofdzaken zijn hangt af van je leerdoel en van wat je al weet.
Om de hoofdzaken te kunnen onderscheiden moet je kritisch denken over de leerstof aan de hand van de vragen die je jezelf hebt gesteld. De hoofdzaken verwerk je in de samenvatting, de bijzaken laat je weg. Bijzaken zijn: toelichtingen, voorbeelden, etc.
Durf te selecteren. Juist het niet onderscheiden van hoofd- en bijzaken is er de oorzaak van dat je de grote hoeveelheid onsamenhangende informatie snel vergeet.
Maak gebruik van de structuur in de leerstof. Vaak kun je die structuur overnemen in de samenvatting.
Een paar dingen die je in gedachten moet houden en die je kunnen helpen bij het schrijven van een samenvatting:
• Stel eerst het onderwerp en de hoofdgedachte vast. Deze moeten in de samenvatting komen.
• Je mag de ordening van de oorspronkelijke tekst veranderen en je eigen woorden gebruiken.
• Over het algemeen wordt er een maximaal aantal woorden gegeven. Zo niet, dan bevat een goede samenvatting ongeveer 10% van het aantal woorden van de oorspronkelijke tekst.
Samenvatting maken 2
In de letterlijke betekenis pak je nog eens bij elkaar wat je net gelezen, gehoord of gezien hebt. Dat doe je door de hoofd- en de bijzaken te scheiden. Hierdoor heb je kort en bondig de belangrijkste informatie bij elkaar. Normaal gesproken vat je vooral informatieve en overtuigende teksten samen.
Waarom?
Wat zijn nu de redenen om een samenvatting te maken? Ten eerste is het een manier om informatie op een snellere manier over te brengen; je noemt alleen de belangrijkste zaken. Ten tweede kan het helpen een grote hoeveelheid informatie te ordenen, zodat je zicht krijgt op de grote lijnen. Daarnaast is samenvatten ook een actieve vorm van studeren; door samen te vatten, sla je de stof beter op in je geheugen.
Titel
Maar hoe doe je dat nu? Het eerste waar je goed op moet letten is de titel. De titel verraadt in de meeste gevallen al veel over het onderwerp. Het onderwerp van de tekst vind je vaak als antwoord op de vraag “Waar gaat deze tekst over?” Kijk daarnaast ook of de alinea’s tussenkopjes hebben; die verraden vaak al veel over het onderwerp van de alinea die volgt. Let natuurlijk ook op vetgedrukte woorden, cursieve tekst of onderstrepingen.
Signaalwoorden
In een tekst kun je vaak signaalwoorden ontdekken. Signaalwoorden geven vaak een functie aan tussen twee zinnen, of twee alinea’s. Wanneer een alinea bijvoorbeeld begint met “Toch..”, dan hebben we te maken met een tegenstelling en weten we dat we met tegengestelde meningen of feiten te maken hebben. Wanneer we te maken hebben met een tekst waarin de schrijver ons ergens van wil overtuigen, is ook de hoofdgedachte belangrijk. De hoofdgedachte van een tekst vind je vaak als antwoord op de vraag: “Wat wil de schrijver met deze tekst zeggen?”
Alinea’s
Alinea’s zijn er niet voor niets. Ze geven meestal een verandering van onderwerp aan. Daarom is vaak de eerste zin van een alinea de belangrijkste zin van een alinea. Die noemen we dan ook kernzin. Vaak is dan de rest van de alinea een toelichting op die eerste zin. Maar dat is niet altijd het geval en aan het einde van een tekst is vaak juist de laatste regel van een alinea de kernzin. Die laatste zin is dan meestal een samenvatting of een conclusie. En heel af en toe staat de kernzin ook gewoon midden in een alinea. Kijk dus goed wat de belangrijkste zin is van een alinea.
Voorbeelden
Wat in een samenvatting niet thuishoort zijn voorbeelden. Begint een alinea met een voorbeeld, dan kun je in bijna alle gevallen die alinea buiten de samenvatting houden.
Werkwijze
Wanneer je nu de titel en van elke alinea de belangrijkste zin, de kernzin onderstreept, dan heb je –als je dat allemaal achter elkaar leest- vaak al een goed beeld van de hoofdzaken van deze tekst. Je ziet dan ook meteen wat allemaal bij elkaar hoort, wat bij het onderwerp, of de hoofdgedachte hoort en wat er een beetje buiten valt. Hierna is het zaak om van die onderstreepte zinnen in eigen woorden weer een nieuwe tekst te schrijven. Zorg dat die nieuwe tekst een logisch verhaal is en geen vragen openlaat.
Interviewen is iemand gericht vragen stellen. Dat betekent dat je van te voren nagedacht hebt over een aantal zaken. Het onderwerp en het doel heb je bepaald.
Er zijn verschillende soorten interviewsoorten:
Gestandaardiseerde interview
De antwoorden liggen vast, bijvoorbeeld bij een enquête.
Half – gestandaardiseerde interview
De onderwerpen staan vast.
De gesprekspartner formuleert zelf antwoorden
Open interview
Alleen het onderwerp en beginvraag staan vast.
Gesprekspartner kan allerlei deelonderwerpen aandragen.
Indeling van het interview:
Opening
Vertel het doel, de tijd, de thema’s/onderwerpen.
Midden
Stel de vragen. Houd je hoofd er bij. Laat de gesprekspartner niet teveel afwijken. Vraag door.
Afronding
Als je voldoende informatie hebt, rond je het interview af. Vat samen wat je gesprekspartner heeft gezegd.
Soorten vragen:
Open vragen
Vragen die je niet met ja of nee beantwoordt. Bijv. Wat vind jij van voetbal?
Gesloten vragen
Vragen waar je ja of nee op beantwoordt. Bijv. Houd jij van appels?
De meeste informatie krijg je als je open vragen stelt.
Suggestieve vragen
Vragen die een waardeoordeel of veronderstelling bevatten. Bijv. Vind jij dat ook oneerlijk?
Wees hiermee voorzichtig!
Doorvragen
Dit is geen vraagsoort, maar wel belangrijk om te doen. Je krijgt niet altijd meteen een goed antwoord op je vraag. Je moet dan dus nog meer vragen stellen.
Tips:
Goed luisteren! Wat vertelt je gesprekspartner eigenlijk? Houdt hij iets achter? Wat bedoelt hij? Heb ik het zo goed begrepen?
Zorg ervoor dat je gesprekspartner zich op zijn/haar gemak voelt.
Zorg voor een juiste locatie om het interview af te nemen. Dus liever niet op straat, maar in een rustige omgeving.
Een Curriculum Vitae (CV) is een document waarin je beschrijft wat je in je leven geleerd en gedaan hebt.
Je vermeldt jouw persoonsgegevens, de opleidingen die je hebt gedaan en je stage- en werkervaring.
Daarnaast vermeld je andere belangrijke informatie die van belang kan zijn voor de functie waarnaar je solliciteert.
Een CV is dus een levendig document. Steeds als je nieuwe ervaringen hebt opgedaan, werk je het CV bij.
Het CV wordt steeds belangrijker bij sollicitaties. Steeds meer aandacht gaat uit naar het CV. Daarom moet dit een helder en overzichtelijk document zijn.
Op het Internet vind je diverse voorbeelden van een CV. Er is niet slechts maar één voorbeeld goed. Neem dus gerust eens een kijkje en laat je inspireren.
Zorg in ieder geval dat het volgende terugkomt in je CV:
- persoonsgegevens
- opleidingen die je hebt gevolgd.
Noteer ook de opleidingen die je niet hebt afgerond.
Heb je een opleiding wél afgerond en hiervoor een diploma ontvangen? Schrijf dit er dan bij.
Zorg dat je een complete omschrijving geeft. Als je bijvoorbeeld alleen noteert dat je een opleiding hebt gevolgd bij Helicon opleidingen, ben je niet volledig. Helicon opleidingen heeft namelijk meerdere vestigingen, meerdere opleidingen en verschillende niveaus.
- stage- en werkervaringen
Waar heb je allemaal gewerkt? Wat is de naam van het bedrijf? En wat heb je daar gedaan?
Noteer dit in het kort. Geef duidelijk aan of het om een stage- of werkervaring gaat.
Je kunt er ook voor kiezen om hier twee aparte stukjes van te maken.
- overige informatie
Denk hierbij bijvoorbeeld aan je talenkennis, automatiseringskennis (Word, Excel), rijbewijzen, cursussen, etc.
Maar het kan ook interessant zijn te noteren dat je in je vrije tijd graag voetbalt (teamplayer) of dat je voetbaltraining geeft aan kinderen (leidinggevende capaciteiten).
Houd in ieder geval bij het maken van je CV altijd het volgende in je achterhoofd:
Jouw CV geeft een goede eerste indruk of jij geschikt zou kunnen zijn voor de functie waarnaar je solliciteert!
Hieronder zie je een voorbeeld van een CV:
Zakelijke brief
Zakelijke brief
Stap 1: De brief is op de juiste manier ingedeeld:
Noteer links boven aan de pagina onder elkaar:
- jouw adres
- plaats gevolgd door een komma en de datum voluit (Amsterdam, 2 augustus 2018)
- adres van de persoon of het bedrijf aan wie je de brief schrijft
- onderwerp in twee of drie woorden ingeleid met ‘Betreft:’ let op, na ‘Betreft’ begin je met een kleine letter, tenzij het eerste woord volgens de spelling een hoofdletter krijgt:
Hoe bepaal je of je in de verleden tijd een –d of –t schrijft?
xtc - fokschaap
1. Kijk naar de ik-vorm, op welke letter eindigt deze?
2. Staat deze letter in xtc-fokschaap, dan schrijf je een –t.
3. Staat deze letter niet in xtc-fokschaap, dan schrijf je een – d.
Bijvoorbeeld: fietsen, ik fiets, ik fietste
Bijvoorbeeld: raden, ik raad, ik raadde
Werkwoordspelling deel 2
Stappenplan bij werkwoordspelling.
Hoe vind ik de persoonsvorm? (?, tijd, getal)
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan.
De zin verandert van getal (ev/mv), persoonsvorm verandert mee.
Zet je de zin in een andere tijd (TT/VT), dan verandert de persoonsvorm.
Hoe kom ik aan het onderwerp?
Je stelt de vraag wie + persoonsvorm, antwoord op die vraag is het onderwerp.
Bijv. Fieke leest een boek. Wie leest? Fieke
Hoe maak ik de ik-vorm/stam TT?
De ik- vorm is de stam (hele werkwoord – en) stam kan nooit eindigen op een –v of een –z.
Dus: ik loop, ik fiets, ik ren…
Als je of jij achter de persoonsvorm staat, en je kan van je het woordje jij maken, schrijf je de ik-vorm/stam. Omdat het aan jou gevraagd wordt en jij bent de ik.
Dus: Word jij daar niet moe van? Wordt je daar niet moet van?
Hoe maak ik de hij-vorm/stam+t TT?
De stam+ t of ik-vorm+t
Dus: hij loopt, hij fietst, hij rent…
Als je, jij, u of het voor de persoonsvorm staat, dan schrijf je de hij-vorm dus stam+ t.
Dus: jij loopt door het bos. U heeft het helemaal mis.
Hoe maak ik de wij-vorm TT?
Je pakt het hele werkwoord
Dus: wij lopen, wij fietsen, wij rennen.
Hoe maak ik de verleden tijd van de persoonsvorm?
Bij de verleden tijd kun je gebruik maken van de regel van xtc – fokschaap. Wanneer de medeklinker in het kofschip staat, komt er een –t op het einde.
Bijv. het werkwoord ‘antwoorden’. Je pakt het hele werkwoord – en = antwoord.
Laatste letter is ‘d’, die staat niet in het kofschip dus is het ik-vorm + de(n)
Ik antwoordde, wij antwoordden.
Werkwoord ‘vrezen’. Je pakt het hele werkwoord – en = vrez.
Laatste letter is ‘z’, die staat niet in het kofschip dus is het ik-vorm+ de(n)
Ik vreesde, wij vreesden.
Andere klank (sterk werkwoord) (wat je hoort). (zwemmen/zwommen bewegen/bewogen)
Voltooid deelwoord:
Hoe vind ik het voltooid deelwoord? Zoek eerst de persoonsvorm. Is het woord dat verandert in de zin een persoonsvorm dat geldt onderstaande regel niet. Is het woord dat je zoekt geen persoonsvorm, heb je te maken met het voltooid deelwoord.
Is een werkwoordsvorm die aangeeft dat iets is gebeurd.
Begint met een voorvoegsel: ge-, ver-, her-, er-, be-, ont- en eindigt op –d, -t of (e)n.
Staat altijd samen met een hulpwerkwoord (hebben, zijn, worden)
Bijv. Hij wordt betaald, Ik heb gekocht, het is verborgen.
Om te weten of je – d of – t achter de stam/ik-vorm schrijft, gebruik je de regel van xtc-fokschaap.
Geef aan waar de vergadering wordt gehouden, wie er aanwezig moeten zijn en hoe laat de vergadering begint.
Locatie, datum, tijd en aanwezigen moeten als eerste vermeld worden bij een agenda.
Stap 2: Zorg voor vaste en inhoudelijke agendapunten.
Vaste agendapunten zijn punten die op iedere agenda staan.
De inhoudelijke punten zijn onderwerpen waarover op die vergadering specifiek vergaderd woord.
Een agenda heeft de volgende punten
Opening;
Verslag vorige vergadering;
Mededelingen en ingekomen/uitgegane stukken;
Inhoudelijke agendapunten;
A (…);
B ( …);
C (…);
Wat verder ter tafel komt (w.v.t.t.k);
Rondvraag;
Afsluiting.
Stap 3: Werk met tijd.
Geef achter elk agendapunt aan hoe lang je erover mag praten in de vergadering.
Dit voorkomt dat de vergadering erg uitloopt.
Notulen
Notulen
Wat zijn notulen?
De notulen zijn het verslag van een vergadering. Het schrijven van de notulen is een taak die meestal wordt uitgevoerd door de secretaresse of notulist. Het schrijven van goede notulen is van groot belang, zodat vastgelegd is welke afspraken er tijdens een vergadering zijn gemaakt en wie daar verantwoordelijk voor is. In dit artikel vind je tips voor het schrijven van notulen en informatie over de inhoud en opbouw van notulen.
Soorten notulen. Er kunnen drie verschillende soorten notulen worden onderscheiden:
Een woordelijk verslag, waarbij alles genoteerd wordt wat de sprekers zeggen. Woordelijke verslagen worden meestal gemaakt door stenografen.
Een samenvattend verslag, waarin beknopt weergegeven wordt wat er besproken is tijdens de vergadering.
Een besluitenlijst/activiteitenlijst. Dit is geen verslag, maar een opsomming van de gnomen besluiten of de activiteiten die ondernomen moeten worden.
Stap 1: Voorbereiden notulen schrijven
Voordat je de notulen uitwerkt, is het handig om je aantekeningen direct na afloop van de vergadering uit te schrijven. Je kunt steekwoorden omzetten in zinnen. Wanneer er te lange tijd zit tussen het bijwonen van de vergadering en het uitwerken van de notulen, loop je het risico dat je je eigen aantekeningen niet goed meer kunt ontcijferen.
Stap 2: Informatie selecteren
Ga per agendapunt na wat er in het verslag moet komen.
Wat is het doel van het gesprek: informeren, overtuigen of is het eerder besluitvormend van aard? Als het doel puur informerend is, schrijf dan alleen de feitelijke informatie op.
Stap 3: Informatie ordenen
Vervolgens orden je de informatie op een logische wijze. Je hanteert de volgorde van de agenda, maar groepeert ook de onderwerpen bij elkaar.
Stap 4: Goede notulen schrijven
Schrijf het verslag zo objectief en beknopt mogelijk: notulen moeten een feitelijke weergave van een vergadering zijn.
Vermijd te formeel taalgebruik en vakjargon en gebruik niet teveel afkortingen
Beschrijf de hoofdlijnen, niet de details.
Formuleer de data met betrekking tot de agendapunten: wees zo exact mogelijk
Zorg voor een afwisseling tussen korte en lange zinnen: dat bevordert de leesbaarheid van de notulen
Schrijf in de actieve vorm, vermijd de passieve (lijdende vorm)
Niet: “Het maken van een planning is de verantwoordelijk van Piet”.
Maar: “Piet is verantwoordelijk voor het maken van een planning”.
Stap 5: Opbouw notulen
De opbouw van de notulen ziet er als volgt uit:
De kop
Naam vergadering
Datum en plaats
Namen van de aanwezigen in alfabetische volgorde en met hun vergaderfunctie
Namen van de afwezigen (inclusief wel/geen afmelding)
Verzendlijst van degenen die een kopie ontvangen van het verslag
De agenda
De agenda, zoals deze is besproken in de vergadering, moet worden opgenomen in het verslag. Dus wanneer de uiteindelijke volgorde afwijkt, neem je deze op.
De agendapunten
Wat je per agendapunt noteert, is afhankelijk van het gespreksdoel. Als het doel van het gesprek is om tot een gezamenlijk standpunt te komen, is het van belang om de uitzonderijke meningen en standpunten van de deelnemers te noteren.
Een vergadering bestaat in ieder geval uit de volgende agendapunten.
Opening
Bespreken van de notulen van de vorige vergadering
Een instructietekst heeft het schrijfdoel instrueren. In een instructie leg je uit hoe je iets doet. Het is de bedoeling dat mensen jouw instructies opvolgen. Een voorbeeld van een instructietekst is de gebruiksaanwijzing van een brandblusser of een folder waarin staat hoe je huisvuil moet aanbieden.
Let op:
De instructie heeft geen vaste opbouw. Wel heeft een instructie een aantal kenmerken:
Boven een instructie staat meestal een titel.
Een instructie is een stappenplan; de handelingen zijn puntsgewijs en op volgorde beschreven.
Elke stap begint op een nieuwe regel of met een nieuwe alinea. Vaak worden daar opsommingstekens of cijfers bij gebruikt.
De tekst staat in de gebiedende wijs. De gebiedende wijs herken je aan de ‘doe-woorden.
De stappen worden vaak met afbeeldingen verduidelijkt.
Bij een lange instructie kun je een inhoudsopgave toevoegen. Dit is bijvoorbeeld handig bij een instructieboekje voor een huishoudelijk apparaat. Zo kan de lezer de stap die hij sneller vinden.
Instructie geven
Gebruik van signaalwoorden
Het is makkelijker om de les te volgen wanneer je gebruik maakt van signaalwoorden. Dat zijn woorden of uitdrukkingen die aangeven hoe het verhaal is opgebouwd: wat er al is behandeld, waar het nu over gaat, welke informatie straks komt, wat belangrijk is, enz..
Gebruik van voorbeelden en herhaling
Het is belangrijk tijdens de uitleg veelvuldig gebruik te maken van voorbeelden en herhaling. Probeer voorbeelden te bedenken die dicht bij de belevingswereld staan. Grappige voorbeelden worden doorgaans beter onthouden.
Zinslengte en grammaticale complexiteit
Korte zinnen zijn makkelijker dan lange. Bijzinnen zijn lastig te begrijpen. Probeer lange instructies onder te verdelen in korte zinnen.
Tempo, pauzes en rustpunten
Het is belangrijk langzaam te praten en rustpunten in te bouwen, zodat iedereen de kans krijgt de informatie te verwerken.
Stemvolume
Praat niet te hard, maar ook niet te zacht. Je kunt belangrijke passages benadrukken door die wat harder uit te spreken. Bij groepen die slecht luisteren of wat rumoerig zijn, kun je wat zachter gaan praten. Het publiek moet dan wel stil zijn omdat ze anders niet horen wat u zegt.
Articulatie
Articulatie is de manier waarop een woord uitgesproken wordt. Articuleer duidelijk, maar niet overdreven. Probeer het publiek bewust te maken van het verschil tussen gesproken en geschreven taal door bijvoorbeeld de ‘eind-n’ of woorden die eindigen op ‘-lijk’ op een natuurlijke manier uit te spreken.
Non-verbale communicatie
Ondersteun de instructies met (zinvolle) gebaren en mimiek. 80% van wat je overbrengt is non-verbaal. Ben je daar dus bewust van en maak daar ook gebruik van. Je kunt door een duidelijke non-verbale houding aan te nemen een signaal afgeven dat je wilt dat het stil wordt.
Feit of mening
In deze leesopdracht staat het verschil tussen feiten en meningen centraal. Aan het eind van deze les: Weet je wat wordt bedoeld met een feit en met een mening. Begrijp je waarom het verschil tussen feiten en meningen belangrijk is om een tekst goed te begrijpen. Kun je zelf feiten en meningen in een tekst onderscheiden.
Les telefoneren
Aan het eind van deze opdracht: Weet je wat het verschil is tussen een privégesprek en een zakelijk telefoongesprek. Weet je hoe je een zakelijk telefoongesprek kunt voeren. Weet je dat er een 'spelalfabet' bestaat dat je gebruikt als je aan de telefoon een naam moet spellen.
Feedback
Feedback les
Als je samenwerkt, moet je ook weleens kritiek geven. Dat is lastig. Kritiek incasseren is misschien nog wel moeilijker!
In deze les krijg je tips voor allebei.
Solliciteren
Solliciteren
lessencyclus; het ontdekken van eigen kwaliteiten, analyseren van een vacature, lezen van een cao, brief +cv en het sollicitatiegesprek.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.