Lessenserie Doelgroepen HAN-LGW - Deel 1. Baby

Lessenserie Doelgroepen HAN-LGW - Deel 1. Baby

Voorwoord

 

De lessenserie Doelgroepen is een onderdeel uit een reeks lessen, samengesteld door docenten van de deeltijdlerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn (LGW) van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN). Met deze lessen kun je je als student online voorbereiden op een vrijstellingstoets en Landelijke Kennistoets (LKT) behorende bij de LGW. Daarnaast zijn de lessen geschikt bij het voorbereiden, verdiepen of opfrissen van het onderwerp.

 

 

Voor meer informatie over de deeltijdlerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn kun je onderstaande website raadplegen:

https://www.han.nl/werken-en-leren/studiekeuze/bachelor/lerarenopleiding-gezondheidszorg-welzijn/

Inleiding deel 1: Baby

Overal op de wereld worden kinderen geboren, groeien uit tot volwassenen en jij bent er één van! Al deze kinderen volgen hun eigen ontwikkeling, in hun eigen tempo. Maar in de eerste aanleg (als ongeborene) is het verloop bij een normale ontwikkeling voor iedereen hetzelfde. Toch ontwikkelt iedereen zich in een ander tempo, in de boeken spreekt men dan ook over een gemiddelde ontwikkeling.

We spreken bij deze levensfase over de volgende thema's:

  • Prenatale ontwikkeling
  • Geboorte
  • Zuigelingen/ baby fase

Prenatale ontwikkeling

1.1 Motorische ontwikkeling

Gratis foto's van Bed

Bron: Pixabay.com

In het eerste jaar gebeurt er zeer veel in de ontwikkeling van de baby, zo ook in de motorische ontwikkeling. Veel reflexen die tijdens de zwangerschap bij de baby zijn ontstaan verdwijnen weer. Deze worden vervangen of aangevuld met bewuste bewegingen, aangestuurd door de baby. Daarnaast ontwikkelt de baby zich van liggen tot kruipen én lopen binnen ongeveer 1,5 jaar. We maken een verschil tussen de fijne motoriek (zoals de pincetgreep) en grove motoriek (zoals lopen). Houd er rekening dat alle tijdlijnen wat kunnen verschillen in wanneer een kind bijvoorbeeld kan lopen. Dit zie je ook aan de (kleine) verschillen tussen de twee schema's die hier beneden te zien zijn. Ga dus uit van gemiddelden.

Hieronder enkele sites die je kunt raadplegen met betrekking tot de motorische ontwikkeling:

 

 

Mijlpalen in de motorische ontwikkeling (grove en fijne motoriek) tijdens de eerste 2 levensjaren:

Bron: Shirley, 1933

 

Mijlpalen in de motorische ontwikkeling (oa. grove en fijne motoriek) tijdens de eerste 5 levensjaren:

Bron: http://www.encymed.com/ency_nl/o/ontwikkeling_kind.htm

 

Videomateriaal over de baby en de grove en fijne motorische ontwikkeling (van 0 tot 12 maanden):

Opdracht

1.2 Taalontwikkeling

Bron: Pixabay.com  

 

Baby's leren taal voordat ze zelf kunnen spreken en de omgeving heeft hier veel invloed op. Denk maar eens aan wélke taal het kind leert.

Papa is vaak het eerste woord, omdat dit woord simpelweg voor de baby het makkelijkst is uit te spreken. De taalontwikkeling van een baby/ kind gaat stapsgewijs. Soms ontwikkelt een kind zich vlot, vervolgens gaat een periode de ontwikkeling wat langzamer. Wellicht ontwikkelt het kind zich dan op een ander gebied juist weer sneller, bv. op motorisch gebied.

We maken onderscheid tussen de passieve en actieve taalontwikkeling. De passieve taalontwikkeling heeft te maken met het begrip van taal (begrijpt een kind wat je bedoelt?). De actieve taalontwikkeling heeft te maken met het daadwerkelijk spreken van de taal (zegt het kind bv. het woord 'jas'). De passieve taalontwikkeling is in het begin, in de levensfase van de zuigeling/ baby sterker ontwikkeld dan de actieve taalontwikkeling.

Hieronder vind je de belangrijkste mijlpalen in de taalontwikkeling van een kind:

 

Hieronder vind je een aantal video's over de taalontwikkeling bij een baby (van 0 tot 12 maanden):

 

Opdracht

1.3 Sociale ontwikkeling

 

Afbeeldingsresultaat voor baby huilen

Bron: http://www.deopvoedcentrale.nl/2013/01/een-huilende-baby-en-nu/

De sociale ontwikkeling van een baby omvat het kijken, lachen, huilen etc. Het is voor de baby van levensbelang dat er interactie is tussen hem en de omgeving (zoals ouders/ verzorgers). Immers een baby kan niet voor z'n eigen eten en lichaam zorgen. Naarmate de baby ouder wordt, kan hij zich steeds gedifferentieerder uitdrukken; naast lachen als hij zich lekker voelt en huilen wanneer hij zich niet lekker voelt, ontstaan meerdere emoties.

Hier beneden staan een aantal sites die inzicht geven in het verloop van de sociale ontwikkeling:

 

Hier beneden staan een aantal video's over de sociale ontwikkeling bij baby's (van 0 tot 12 maanden):

 

Hechting

Hechting (Engels: attachment) is een belangrijk ontwikkelingsaspect voor het aangaan van alle hechte relaties in het verdere leven van een mens en is daardoor onderdeel van de sociale ontwikkeling. Doorgaans hecht een kind zich in eerste instantie aan de ouders, de primaire opvoeders. Ook zij hechten zich op hun beurt weer aan het kind. Bowlby (1907-1990) was een psychiater die veel onderzoek heeft gedaan naar hechting bij kinderen en het resultaat daarvan op latere leeftijd. Volgens hem is er na de geboorte een kritische periode in de hechting, dan verloept de hechting soepel; latere hechting kost meer tijd en gaat vaak minder goed.

Bowlby geeft aan dat er tussen de 2 en 6 maanden sprake is van beginnende gehechtheid. De baby is dan steeds meer gefocust op bekende volwassenen. Tussen de 6 en 8 maanden onstaat de feitelijke gehechtheid. In deze fase is de baby vooral gericht op enkele volwassenen, als het goed is zijn dat zijn ouders of verzorgers. Deze fase wordt ook wel de differentiatiefase genoemd, omdat de baby onderscheid maakt tussen bekende en onbekende mensen.

Tussen de 8 en 18 maanden bevindt de baby zich in de oefenfase. De baby richt zich soms bewust van de ouder/ verzorger af (verbreekt de band). Dit zijn de eerste tekenen van het experimenteren met de eigen autonomie.

Vervolgens komt het kind in de toenaderingsfase (1,5 tot 2 jaar), waarin het nog meer gaat experimenteren met de eigen wil. Het kind keert zich geregeld af van zijn ouders/ verzorgers, maar kan zich ook heel afhankelijk opstellen en juist meer toenadering willen. In deze fase leert het kind dat het zowel een eigen persoon is met een eigen wil, maar dat zijn ouders/ verzorgers ook lieve mensen zijn bij wie het graag wil zijn. Dit kan samen gaan.

Wil een baby/ kind kunnen experimenteren met die eigen autonomie en zich af en toe bewust afkeren van de ouders/ verzorgers (zelf kleine dingen bepalen) dan is een veilige hechting als basis essentieel. Dan alleen heeft het het vertrouwen dat dit mogelijk is en dat het altijd weer 'opgevangen' wordt door zijn liefdevolle ouders/ verzorgers. De baby voelt zich veilig om dit te doen.

Hieronder staan de verschillende hechtingsstijlen beschreven. Responsief ouderschap is van belang bij het bewerkstelligen van een veilige hechting:

  • Veilig gehecht; het kind heeft een goede band met zijn hechtingspersoon, voelt zich veilig en ontdekt de wereld actief. Het kind kan huilen wanneer de hechtingspersoon weggaat, maar is ook snel getroost.
  • Vermijdend gehecht; het kind zoekt weinig contact met zijn hechtingspersoon. Hij reageert net zo op vreemden als op bekenden. Het is wel actief en ondernemend.
  • Angstig gehecht; het kind zoekt intensief contact met zijn hechtingspersoon. Hij is enorm overstuur als de hechtingspersoon weggaat en ontroostbaar, totdat de hechtingspersoon terugkomt. Zijn gedrag is passief van aard.
  • Gedesoriënteerd gehecht; het kind reageert tegengesteld aan een veilig gehecht kind bij het weggaan en terugkomen van de hechtingspersoon. Het kind reageert nauwelijks/niet (wegkijken/glazige blik) als de hechtingspersoon contact zoekt.

Bron: Tielemans (2015).


Ook andere vergelijkbare indelingen worden gehanteerd, zoals in het volgende filmpje:

 

 

Opdracht

1.4 Spel ontwikkeling

Bron: Pixabay.com

In de eerste maanden heeft een baby genoeg aan de aanrakingen, geluiden en beelden om zich heen. De zintuigen staan hier centraal in. Naarmate hij ouder wordt, wordt hij zich steeds bewuster van de invloed die hij uitoefent op zijn omgeving en gaat hij steeds meer op onderzoek uit.

Hier beneden staat een site die inzicht geeft in het verloop van de spelontwikkeling:

 

Er wordt onderscheid gemaakt in 4 soorten spel (zie afbeelding hierbeneden). Een baby/ zuigeling speelt voornamelijk alleen, ook wel solitair spel genoemd.

 

4 soorten spel:

Afbeeldingsresultaat voor piaget fases

Bron: http://slideplayer.nl/slide/8877644/

Opdracht

1.5 Cognitieve ontwikkeling

two babies talking​​​ foto

Bron: Pixabay.com

Hoe ontwikkelt een baby zich cognitief gezien, met andere woorden; hoe leert een baby? Hoe ontwikkelen de hersenen zich bij een baby en wat kan een baby cogitief gezien allemaal? Leren via spel is een belangrijke bron van de cogitieve ontwikkeling.

Hier beneden staat een site die inzicht geeft in het verloop van de cognitieve ontwikkeling van een baby:

 

Piaget
Verschillende ontwikkelingspsychologen houden zich hiermee bezig. De belangrijkste hiervan is Jean Piaget (1896-1980). Hij geeft aan dat een baby allereerst leert door gewoonweg maar wat te doen (trial en error). Hetgeen dat opvalt/hij interessant vindt trekt zijn aandacht. Dit wordt ook wel de oriëntatieregel genoemd. Er is sprake van exploratiedrang. Hetgeen wat hij dan hoort, ziet en/of voelt wil hij graag onderzoeken (de onderzoeksregel). Zijn gedrag wordt naar mate hij ouder wordt steeds doelgerichter. Ze kunnen bv. al mini-experimenten uitvoeren (een rammelaar een aantal keer op dezelfde manier laten vallen en aandachtig kijken hoe dit verloopt en welk geluid volgt). Alle zintuigen staan centraal bij de cognitieve ontwikkeling en dan voornamelijk de mond. Op onderstaande sites vind je wat meer informatie over de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget. Later in deze WIKI vind je hier nog meer informatie over, bij de ontwikkelingspsychologen:

 

Hier beneden volgen een aantal video's over de cognitieve ontwikkeling van baby's (van 0 tot 12 maanden):

 

Opdracht

1.6 Ontwikkelingspsychologen

De ontwikkelingspsychologen die centraal staan in de ontwikkeling van de zuigeling/ baby voor de kennisbasis Leraar Gezondheidszorg en Welzijn, zijn: Piaget, Erikson, Freud en Kohlberg.

  • Piaget: Cognitieve ontwikkeling (is al eerder aan bod geweest)
  • Erikson: Psychoseksuele ontwikkeling - ontwikkelingscrisis
  • Freud: Psychoseksuele ontwikkeling
  • Kohlberg: Morele ontwikkeling

 

Overzicht van de theorieen van Freud, Erikson en Piaget:
https://sites.google.com/site/beweginginontwikkelinghu/onderwijskunde-pedagogiek/ontwikkelingspsychologische-theorieeen-visie-op-ontwikkeling

 

Overzicht van de 4 ontwikkelingspsychologen, bekijk de eerste twee slides op de volgende website:
https://www.slideshare.net/MarkFredderickAbejo/growth-and-development-stages

 

Opgenomen hoorcolleges over ontwikkelingspsychologie en ontwikkelingspsychologen:
Ga naar de website https://video.han.nl/p2g/cataloguepage.aspx, log in als student en typ in het zoekscherm 'ontwikkelingspsychologie'. Daar staan verschillende hoorcolleges waarin de ontwikkelingspsychologie uitvoerig behandeld wordt.

1.6.1 Piaget

Jean Piaget (1896 - 1980) beschrijft de cogitieve ontwikkeling van het kind

Bron: https://englopedia.com/wp-content/uploads/2019/09/Piaget.jpg

Piaget beschrijft 4 stadia in de ontwikkeling van het kind:

  1. Sensomotorische stadium (0-24 mnd)
    1. eenvoudige reflexen (0-1 mnd) - Er zijn nog veel reflexen aanwezig
    2. eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 mnd) - Een baby gaat verschillende, afzonderlijke acties met elkaar combineren bv. grijpen en zuigen (trial en error)
    3. secundaire circulaire reactie (4-8 mnd) - Herhaalde handelingen met externe objecten, bv. een rammelaar op verschillende manieren schudden
    4. coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 mnd) - Gebeurtenissen bewuster tot stand brengen, bv. een speeltje wegduwen om een ander speeltje te kunnen pakken
    5. tertiaire circulaire reactie (12-18 mnd) - Het uitvoeren van mini-experimenten om te ontdekken wat de gevolgen zijn (intentioneel handelen), bv. een rammelaar herhaaldelijk op de grond laten vallen en kijken/luisteren wat er gebeurt
    6. het begin van het denken (18-24 mnd) - Zich zaken kunnen voorstellen (mentale representaties of symbolisch denken), ook wanneer deze niet zichtbaar zijn, bv. een bal die onder de bank rolt en niet meer zichtbaar is
  2. Pre-operationele stadium (2-6 jr)
    1. preconceptuele periode (2-4 jr) - Hierbij horen begrippen als 'doen-alsof spel' en 'animisme'
    2. intuïtieve periode (4-6 jr) - Hierbij horen begrippen als 'Artificialisme' en 'transductie' (nog geen sluitend geheel van logische argumenten)
  3. Concreet operationele stadium (6-11/12 jr) - Betrekking hebbend op concreet voorstelbare situaties. Hierbij horen begrippen als 'conservatiebegrip', 'reversibiliteit', 'klasse-inductie', 'seriatie', 'transitiviteit'
  4. Formeel concrete stadium (vanaf 12 jr) - Hypothetisch deductief vermogen, abstractievermogen

Bron: Tieleman, M. (2015).

 

Piaget noemt de cogitieve ontwikkeling een weg van het bereiken van evenwicht (equilibrium) met het reeds aanwezige denkschema (dat een kind een bepaalde handeling of begrip, bv. het conservatiebegrip, volledig beheerst). Dit evenwicht wordt bereikt door middel van accomodatie (aanpassen aan nieuw denkschema) en assimilatie (oefenen binnen bekend denkschema).

Bron: Tieleman, M., (2015).

 

Op de volgende websites vind je vergelijkbare informatie over de ontwikkelingsstadia volgens Piaget:

 

College over de ontwikkelingsstadia volgens Piaget:

 

Via de volgende link zie je verschillende video's van taken die jonge kinderen uitvoeren, waarbij begrippen behorende bij de theorie van Piaget gevisualiseerd worden:

 

 

 

 

 

1.6.2 Kohlberg

Lawrence Kohlberg (1927 - 1987) beschrijft de morele ontwikkeling van het kind

Bron: http://collegestudentdeveltheory.blogspot.com/2010/09/kohlbergs-theory-of-moral-development.html

 

Het begrip dat bij Lawrence Kohlberg centraal staat is moraliteit. Dit is de ontwikkeling van het overnemen en internationaliseren van de maatschappelijke normen, door een persoon. Kohlberg gaat deels uit van de stadia die Piaget hanteert.

Leeftijden worden niet altijd gekoppeld aan een dergelijk schema, omdat niet iedereen het hoogste niveau van redeneren hoeft te/zou kunnen behalen. Wel kan gezegd worden dat de eerste niveaus bij het jongere kind (peuter, kleuter) horen, de middelste niveaus bij het schoolkind zich ontwikkelen en de laatste twee niveaus behaald kunnen worden vanaf de adolescentie.

SCHEMA KOHLBERG MORELE ONTWIKKELING IN ZES FASEN
0  PREMORALITEIT
Goed is wat plezierig is.
Wat pijn doet, of angst inboezemt, is slecht. Er is bij het kind in de eerste levensjaren nog geen ethisch besef. Het kan zelf nog geen onderscheid maken tussen 'goed' en 'slecht'.
I  PRECONVENTIONEEL NIVEAU
1) Het kind is geheel en al op de externe autoriteit gericht (oriëntatie op straf en gehoorzaamheid)
Iets is vanzelfsprekend goed omdat een autoriteit (moeder, vader) dat zegt.
Alles waar straf op staat, is slecht: 'Ik zorg dat ze niet boos op mij worden'. Zekerheidshalve wordt het gedrag van de autoriteit geïmiteerd, - althans, zolang de autoriteit in de buurt is.
2) Ten opzichte van anderen wordt een weegschaalmodel gehanteerd (instrumentele oriëntatie)
'Ik doe iets voor een ander, omdat die ander (dan) iets voor mij doet. Als jij niet lief bent voor mij, dan ben ik niet lief voor jou'. Wat het eigenbelang van het kind niet direct dient, zal het ook niet doen. Het eigenbelang gaat voor.
II  CONVENTIONEEL NIVEAU
3) Goed is wat de anderen goed vinden (interpersoonlijke oriëntatie)
'Wat men van mij verwacht, dat wil ik doen. Ik kijk eerst naar de anderen, voor ik zelf een besluit neem'.
Met eventuele negatieve gevolgen wordt weinig of geen rekening gehouden: 'Iedereen doet het immers? Ik wil niet anders zijn dan de anderen'.
4) Goed is wat de eigen groep normaal vindt (oriëntatie op wetten en plichten)
'Ik laat mijn doen en laten bepalen door de meerderheid. De gangbare groepsnorm wens ik niet te overtreden, anders wordt het leven verwarrend en moeilijk.
Ik sluit mij aan bij de mening van mijn groep'.
III  POSTCONVENTIONEEL NIVEAU
5) Goed is wat in overleg is overeengekomen (oriëntatie op sociale contracten)
'Afspraken moeten gerespecteerd worden. Iets is goed, als in principe iedereen op die manier zou handelen. Het doel heiligt niet alle middelen. Respect voor anderen is belangrijk. Ik ga voor de rechten van de mens. Mensen mogen elkaar niet misbruiken. Wat 'men' normaal vindt behoef ik nog niet normaal te vinden! Ik heb eventueel het recht om zélf te bepalen hoe ik in deze situatie handel'.
6) Iets is goed omdat het niet tegen de eigen principes ingaat (orientatie op universele ethische principes)
'Mijn persoonlijke geweten weegt het zwaarst en geeft de doorslag. Ik ga voor de rechten van het individu. Voor de wereld waarin ik leef draag ik een directe verantwoordelijkheid. Ik zal wat slecht is openlijk afkeuren. Zelfs al is niemand het met mij eens. Hier sta ik, ik kan niet anders'.
 

Bron: http://www.waarden.org/werkpl/lesmat/spelen/ganzenbord/kohlberg.html

Bron: Feldman, R.S. (2016).

 

 

1.6.3 Erikson

Erik Erikson (1902-1994) beschrijft de psychosociale ontwikkeling van het kind tot in de volwassenheid

Bron: https://3gewbokrijk.wordpress.com/ontwikkeling/4-de-theorie-van-erikson/

Erikson legt de nadruk op de interactie met anderen om tot psychosociale ontwikkeling te komen. De mens heeft in elk van de stadia te maken met een levenstaak die op zijn of haar pad komt. Dit uit zich in een conflict/crisis. Hoewel geen conflict/crisis helemaal opgelost zal worden, moet de mens wel verder in het volgende stadium, met de volgende levenstaak. Ieder conflict/crisis moet wel voldoende het hoofd geboden zijn om verder te kunnen. Hierdoor wordt het leven steeds gecompliceerder.

Bron: Feldman, R.S. (2016).
Bron: Tieleman, M. (2015).

Afbeeldingsresultaat voor piaget theorie

Bron: https://sites.google.com/site/beweginginontwikkelinghu/onderwijskunde-pedagogiek/ontwikkelingspsychologische-theorieeen-visie-op-ontwikkeling

 

Hier beneden volgt een video over de ontwikkelingsfases/crisis van Erikson:

 

Voor nog meer informatie over de stadia van Erikson kijk op:

 

1.6.4 Freud

Sigmund Freud (1856-1939) beschrijft de psycho-analytische  / psychoseksuele ontwikkeling van het kind

 

Sigmund Freud was een Weense arts wiens toenmalig revolutionaire ideeën veel invloed hebben gehad op de psychologie en psychiatrie. Zijn kernbegrip is het onbewuste. Dat wordt omschreven als een onderdeel van de psyche waarin primitieve wensen, impulsen, beelden en herinneringen zitten. Het onbewuste wordt afgeschermd van het bewuste, omdat het een te verstorende aard kan hebben in het bewuste.
Bron afbeelding: https://en.wikipedia.org/wiki/Sigmund_Freud

 

Persoonlijkheids- en morele ontwikkeling

Afbeeldingsresultaat voor freud ego

Bron afbeelding: https://en.wikipedia.org/wiki/Id,_ego_and_super-ego

Voor de persoonlijkheid en morele ontwikkeling noemt hij drie aspecten: id, ego en superego (ofwel resp.: Es, Ich, Über-ich). Het id/Es is het primitieve deel dat streeft naar vervullen van verlangens. Het ego/Ich is het rationele en redelijke deel, dat bemiddelt tussen id en superego. Het superego/Über-ich is iemands geweten en streeft naar perfectie. Het superego ontwikkelt zich vanaf 5/6 jarige leeftijd.

 

Psychoseksuele benadering

Ieder kind gaat zijn of haar ontwikkeling door in een vaste volgorde van fasen. Gaat er iets mis in die fasen, dan volgt een fixatie. Deze fixatie uit zich op latere leeftijd in gedrag dat de oorsprong heeft in een eerdere fase als niet opgelost conflict. Voorbeeld: Fixatie uit de orale fase kan betekenen dat een kind te weinig voldoening heeft gekregen door het sabbelen en zuigen. Dit kan er toe leiden dat mensen op latere leeftijd roken, nagels bijten, aan de drank zijn.Fixatie uit de anale fase kan betekenen dat een kind te weinig voldoening heeft gekregen uit het ontdekken van het lichaam rondom zindelijkheid. Dit kan er volgens Freud toe leiden dat mensen op latere leeftijd bijvoorbeeld extreem ordelijk/rommelig zijn.

Bron: Feldman, R.S. (2016).
Bron: Tieleman, M. (2015).

Bron afbeelding: http://brewminate.com/the-story-and-mind-of-sigmund-freud/

 

1.6.5 Behaviorisme en conditionering

Vanuit de geschiedenis zijn er belangrijke stromingen met betrekking tot het leren; waaronder het Behaviorisme. Het Behaviorisme is weer onder te verdelen in klassieke conditionering en operante conditionering.

Behaviorisme

Het Behavioristisch perspectief gaat uit van waarneembaar gedrag. De omgeving is van grote invloed op de ontwikkeling van het kind. Het kind kan meer leren naar mate het ouder wordt, omdat zijn mentale capaciteiten vergroten, niet door veranderingen in het soort mentale handelingen dat ze kunnen hanteren.

Deze theorie gaat er vanuit dat al het gedrag is aangeleerd. Het systeem van waarden en normen wordt zo verinnerlijkt dat zonder externe controle het gedrag aangepast is. Voorbeeld: 'Wanneer de juf niet in het lokaal is, ga je nog steeds niet op tafel staan'. Een kleuter die deze waarden en normen nog niet verinnerlijkt heeft, zal zeggen dat op tafel staan wél mag (Feldman, 2016).

Gedrag is aan te leren door een stimulus (prikkel), daarop volgt een respons (reactie van mens/dier). Alles wat zich in het hoofd van de mens/het dier afspeelt is niet waarneembaar en dus niet interessant voor de behaviorist.

 

Een video over het Behaviorisme:

 

Vanuit het Behaviorisme ontstaan verschillende stromingen, waaronder het klassiek en operant conditioneren.

Klassieke conditionering

Binnen de klassieke conditionering leert een mens of dier op een bepaalde manier reageren (respons) na een neutrale stimulus (prikkel). Ivan Pavlov (1849-1936) leerde honden te gaan kwijlen wanneer er een bel klinkt.

Operante conditionering

Bij de operante conditionering wordt een vrijwillige respons versterkt of verzwakt door beloning of straf (positieve of negatieve stimulus achteraf). Herhalen van die vrijwillige respons wordt vergroot door een reinforcer (versterkende stimulus). Voorbeeld: Een kind eet het bord leeg wanneer hij weet dat hij naderhand een toetje krijgt (reinforcer) of niet hoeft af te wassen (verwijderen van negatieve stimulus) (Feldman, 2016).

Video's over de verschillen tussen klassieke en operante conditionering:

 

1.7 Bronnen en actualiteiten

 

Feldman, R.S. (2016). Ontwikkelingspsychologie. Pearson Benelux bv: Amsterdam.

Rooijendijk, L., Dijt, A., Wijers, G.J., en Delft, F. van. (2011). De mens in thema's. Boom Lemma Uitgevers: Den Haag.

Tieleman, M. (2015). Levensfasen. Boom Lemma Uitgevers: Den Haag.

en verdere bronnen vermeld in de teksten.

  • Het arrangement Lessenserie Doelgroepen HAN-LGW - Deel 1. Baby is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2022-09-13 08:05:05
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Lessenserie Doelgroepen HAN - Deel 1. Baby
    Leerniveau
    HBO - Bachelor;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    3 uur en 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    https://www.youtube.com/watch?v=7z0hOmRDt0A
    https://www.youtube.com/watch?v=7z0hOmRDt0A
    Video
    Prenatale ontwikkeling
    https://youtu.be/AcLso3g4-0o
    Video

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    van der Wal, Els. (z.d.).

    Lessenserie Doelgroepen HAN - Deel 1. Baby

    https://maken.wikiwijs.nl/107229/Lessenserie_Doelgroepen_HAN______Deel_1__Baby