Lessenserie Doelgroepen HAN-LGW - Deel 5. Volwassene
Lessenserie Doelgroepen HAN-LGW - Deel 5. Volwassene
Voorwoord
De lessenserie Doelgroepen is een onderdeel uit een reeks lessen, samengesteld door docenten van de deeltijdlerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn (LGW) van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN). Met deze lessen kun je je als student online voorbereiden op een vrijstellingstoets en Landelijke Kennistoets (LKT) behorende bij de LGW. Daarnaast zijn de lessen geschikt bij het voorbereiden, verdiepen of opfrissen van het onderwerp.
Voor meer informatie over de deeltijdlerarenopleiding Gezondheidszorg & Welzijn kun je onderstaande website raadplegen:
Overal op de wereld worden kinderen geboren, groeien uit tot volwassenen en jij bent er één van! Al deze kinderen volgen hun eigen ontwikkeling, in hun eigen tempo. Maar in de eerste aanleg (als ongeborene) is het verloop bij een normale ontwikkeling voor iedereen hetzelfde. Toch ontwikkelt iedereen zich in een ander tempo, in de boeken spreekt men dan ook over een gemiddelde ontwikkeling.
We spreken bij deze levensfase over de volgende thema's:
Volwassenheid
Jongvolwassene
Middelbaar volwassene
Oudere
De taken van de volwassene:
5.1 Lichamelijke verandering
Bron: Pixabay.com
Vanaf de start van jongvolwassenheid, zetten tevens de eerste verschijnselen van lichamelijke aftakeling in.
Jongvolwassene (20-40jr): fysiek hoogtepunt tussen 20-30 jaar, daarna start het verouderingsproces al.
Middelbaar volwassene (40-65jr): huid wordt minder elastisch, haar wordt grijzer en dunner, er is sprake van gewichtstoename, lichaamslengte en spierkracht nemen af, hart krijgt minder zuurstof en functioneren van zintuigen neemt ook af.
Vrouw komt in de overgang, ook wel menopauze (climacterium) genoemd, rond 52 jaar, waarna ze niet langer vruchtbaar is. Gevolg van overgang is dat botten brozer worden of verkalken door osteoporose. Wanneer de overgang wordt ingezet, hangt van verschillende factoren af. Een late overgang kan veroorzaakt worden door overgewicht en zwangerschappen. Een vroege overgang kan veroorzaakt worden door roken, eenzijdige voeding en een kinderloos leven.
Oudere (vanaf 65jr): aftakeling van middelbaar volwassenen gaat verder, bv. het onstaan van artrose en osteoporose. Mensen van 80 jaar en ouder vertonen ook afname van hersenvolume.
Opdracht
5.2 Cognitieve ontwikkeling
Bron: Pixabay.com
Het brein van de adolescent is tot het 25ste levensjaar volop in ontwikkeling. Dus het is pas 'volgroeit' ten tijde van de levensfase van de jong volwassene.
Intelligentie wordt in twee soorten onderscheiden:
Crystallized intelligence: denkhandelingen die men uit kan voeren ten gevolge van scholing en ervaring. Ook oordeelsvaardigheid en cultuurgebonden ervaringen vallen hieronder. Neemt toe naarmate men ouder wordt.
Fluid intelligence: denkhandelingen die voortvloeien uit waarnemening en verwerking van informatie, bv. verwerkingssnelheid. Neemt af vanaf jongvolwassenheid.
De afname van de fluid intelligence lijkt gecompenseerd te kunnen worden door toename in cystallized intelligence.
Het lange termijn geheugen blijft op hogere leeftijd doorgaans goed. Het korte termijn geheugen neemt af naarmate men ouder wordt. Ook de verwerkingssnelheid en informatieverwerking nemen af, naar mate iemand ouder wordt.
Post-formeel stadium:
Volgens Piaget eindigt de cognitieve ontwikkeling bij het formeel-operationele stadium. Echter, soms wordt er verwezen naar nog een opvolgend stadium, genoemd het 'post-formele stadium'. Tieleman (2015) schrijft "De formele denker hanteert logische analyses, causale verbanden en hypothetische abstracties. Kennis wordt als absoluut en onveranderbaar beschouwd. De postformele denker beseft dat variabelen elkaar kunnen beïnvloeden en dat concrete gebeurtenissen in de realiteit centraal staan." Eke situatie is uniek en kan anders verlopen. Hetgeen dat opgaat in de ene situatie, hoeft niet per se zo te lopen/op te gaan in de andere situatie.
Opdracht
5.3 Sociale ontwikkeling, identiteit en opvoedstijlen
Bron: pixabay.com
Jongvolwassenen leiden vaak een hectische leven met drukke levenstaken: het vinden en behouden van werk, het zoeken van een partner, het onderhouden van vriendschappen en het eventueel hebben van een gezin met (jonge) kinderen. Ze laten zich leiden door idealen en willen graag iets betekenen voor de maatschappij, zaken anders doen etc. Het gevoelsleven is nog heftig en labiel. Voor het gevoel van eigenwaarde is men afhankelijk van de omgeving.
Rooijendijk (2011) benoemt dat hierna de organische fase begint. De jeugd is voorbij, een impulsieve instelling maakt plaats voor een verstandelijke instelling (voornamelijk doordat ze gewoonweg tijd te kort komen, door het krijgen van kinderen etc.). Wel blijft men nog prestatiegericht en materialistisch. Het is voor velen een heldere en concrete levensfase. Men houdt zich meer bezig met het vervullen van plichten dan met het vervullen van emotionele behoeften. Het gevaar van verharding en egoïsme is aanwezig.
Erikson: sociaal-emotioneel isolement vs intimiteit en afhankelijkheid
Middelbaar volwassenen hebben vaak te kampen met zorg voor kinderen in de adolescentiefase en ouders die meer zorg nodig hebben (sandwichgeneratie). Het werk is vaak weer stabieler in deze levensfase.
Rooijendijk (2011) benoemt het eerste deel van de middelbare volwassenheid de tweede helft van de organisatorische fase. Men is realist geworden, er is weer wat meer rust en de twijfel slaat toe; er ontstaat een crisis der waarden (wat vind ik nu belangrijk in het leven?). Ook in de relatie kan dit voorkomen.
Vanuit hier ontsaat de volgende fase, de wissel. Of men houdt vast aan de waarden van de prestatiegerichte, materialistische wereld óf men staat open voor het vervullen en ontdekken van persoonlijke behoeften. In deze fase vindt doorgaans de menopauze bij de vrouw plaats. Na de wissel wordt de intensiteit van de crisis milder. Wanneer men nieuwe waarden heeft gevonden, voelt dit als een bevrijding. Wanneer men geen nieuwe waarden heeft gevonden als ouder wordende mens, voelt iedere jongere als een bedreiging. Kinderen zijn doorgaans de deur uit.
Erikson: zorg voor de volgende generaties vs stagnatie in ontwikkeling (generativiteit)
Ouderen hebben vaak wijsheid (crystalised intelligence), maar weten ook dat de grootste periode van deelname aan het sociale leven terug zal lopen. Zij kunnen angstig worden voor eenzaamheid of spijt hebben van de zaken die ze niet uit het leven hebben gehaald.
Erikson: ego-integriteit vs wanhoop.
Opvoedstijlen (horende bij de fase van jongvolwassenheid en ouderen):
Er zijn 4 verschillende opvoedstijlen op grond van de mate van betrokkenheid (liefde) en controle door ouders:
Kübler-Ross beschrijft verschillende taken van rouw om het verlies te verwerken. Dit kan zijn het verliezen van een dierbare door de dood, maar ook het ondergaan van een scheiding. De taken worden doorgaans in onderstaande volgorde doorlopen, maar kunnen ook door elkaar heen lopen.
De ontwikkelingspsychologen die centraal staan in de ontwikkeling van het schoolkind voor de kennisbasis Leraar Gezondheidszorg en Welzijn, zijn: Piaget, Erikson, Freud en Kohlberg.
Piaget: Cognitieve ontwikkeling (is al eerder aan bod geweest)
Opgenomen hoorcolleges over ontwikkelingspsychologie en ontwikkelingspsychologen:
Ga naar de website https://video.han.nl/p2g/cataloguepage.aspx, log in als student en typ in het zoekscherm 'ontwikkelingspsychologie'. Daar staan verschillende hoorcolleges waarin de ontwikkelingspsychologie uitvoerig behandeld wordt.
5.5.1 Piaget
Jean Piaget (1896 - 1980) beschrijft de cogitieve ontwikkeling van het kind
Piaget beschrijft 4 stadia in de ontwikkeling van het kind:
Sensomotorische stadium (0-24 mnd)
eenvoudige reflexen (0-1 mnd) - Er zijn nog veel reflexen aanwezig
eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 mnd) - Een baby gaat verschillende, afzonderlijke acties met elkaar combineren bv. grijpen en zuigen (trial en error)
secundaire circulaire reactie (4-8 mnd) - Herhaalde handelingen met externe objecten, bv. een rammelaar op verschillende manieren schudden
coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 mnd) - Gebeurtenissen bewuster tot stand brengen, bv. een speeltje wegduwen om een ander speeltje te kunnen pakken
tertiaire circulaire reactie (12-18 mnd) - Het uitvoeren van mini-experimenten om te ontdekken wat de gevolgen zijn (intentioneel handelen), bv. een rammelaar herhaaldelijk op de grond laten vallen en kijken/luisteren wat er gebeurt
het begin van het denken (18-24 mnd) - Zich zaken kunnen voorstellen (mentale representaties of symbolisch denken), ook wanneer deze niet zichtbaar zijn, bv. een bal die onder de bank rolt en niet meer zichtbaar is
Pre-operationele stadium (2-6 jr)
preconceptuele periode (2-4 jr) - Hierbij horen begrippen als 'doen-alsof spel' en 'animisme'
intuïtieve periode (4-6 jr) - Hierbij horen begrippen als 'Artificialisme' en 'transductie' (nog geen sluitend geheel van logische argumenten)
Piaget noemt de cogitieve ontwikkeling een weg van het bereiken van evenwicht (equilibrium) met het reeds aanwezige denkschema (dat een kind een bepaalde handeling of begrip, bv. het conservatiebegrip, volledig beheerst). Dit evenwicht wordt bereikt door middel van accomodatie (aanpassen aan nieuw denkschema) en assimilatie (oefenen binnen bekend denkschema).
Bron: Tieleman, M., (2015).
Op de volgende websites vind je vergelijkbare informatie over de ontwikkelingsstadia volgens Piaget:
College over de ontwikkelingsstadia volgens Piaget:
Via de volgende link zie je verschillende video's van taken die jonge kinderen uitvoeren, waarbij begrippen behorende bij de theorie van Piaget gevisualiseerd worden:
5.5.2 Kohlberg
Lawrence Kohlberg (1927 - 1987) beschrijft de morele ontwikkeling van het kind
Het begrip dat bij Lawrence Kohlberg centraal staat is moraliteit. Dit is de ontwikkeling van het overnemen en internationaliseren van de maatschappelijke normen, door een persoon. Kohlberg gaat deels uit van de stadia die Piaget hanteert.
Leeftijden worden niet altijd gekoppeld aan een dergelijk schema, omdat niet iedereen het hoogste niveau van redeneren hoeft te/zou kunnen behalen. Wel kan gezegd worden dat de eerste niveaus bij het jongere kind (peuter, kleuter) horen, de middelste niveaus bij het schoolkind zich ontwikkelen en de laatste twee niveaus behaald kunnen worden vanaf de adolescentie.
SCHEMA KOHLBERG
MORELE ONTWIKKELING IN ZES FASEN
0 PREMORALITEIT
Goed is wat plezierig is.
Wat pijn doet, of angst inboezemt, is slecht. Er is bij het kind in de eerste levensjaren nog geen ethisch besef. Het kan zelf nog geen onderscheid maken tussen 'goed' en 'slecht'.
I PRECONVENTIONEEL NIVEAU
1) Het kind is geheel en al op de externe autoriteit gericht (oriëntatie op straf en gehoorzaamheid)
Iets is vanzelfsprekend goed omdat een autoriteit (moeder, vader) dat zegt.
Alles waar straf op staat, is slecht: 'Ik zorg dat ze niet boos op mij worden'. Zekerheidshalve wordt het gedrag van de autoriteit geïmiteerd, - althans, zolang de autoriteit in de buurt is.
2) Ten opzichte van anderen wordt een weegschaalmodel gehanteerd (instrumentele oriëntatie)
'Ik doe iets voor een ander, omdat die ander (dan) iets voor mij doet. Als jij niet lief bent voor mij, dan ben ik niet lief voor jou'. Wat het eigenbelang van het kind niet direct dient, zal het ook niet doen. Het eigenbelang gaat voor.
II CONVENTIONEEL NIVEAU
3) Goed is wat de anderen goed vinden (interpersoonlijke oriëntatie)
'Wat men van mij verwacht, dat wil ik doen. Ik kijk eerst naar de anderen, voor ik zelf een besluit neem'.
Met eventuele negatieve gevolgen wordt weinig of geen rekening gehouden: 'Iedereen doet het immers? Ik wil niet anders zijn dan de anderen'.
4) Goed is wat de eigen groep normaal vindt (oriëntatie op wetten en plichten)
'Ik laat mijn doen en laten bepalen door de meerderheid. De gangbare groepsnorm wens ik niet te overtreden, anders wordt het leven verwarrend en moeilijk.
Ik sluit mij aan bij de mening van mijn groep'.
III POSTCONVENTIONEEL NIVEAU
5) Goed is wat in overleg is overeengekomen (oriëntatie op sociale contracten)
'Afspraken moeten gerespecteerd worden. Iets is goed, als in principe iedereen op die manier zou handelen. Het doel heiligt niet alle middelen. Respect voor anderen is belangrijk. Ik ga voor de rechten van de mens. Mensen mogen elkaar niet misbruiken. Wat 'men' normaal vindt behoef ik nog niet normaal te vinden! Ik heb eventueel het recht om zélf te bepalen hoe ik in deze situatie handel'.
6) Iets is goed omdat het niet tegen de eigen principes ingaat (orientatie op universele ethische principes)
'Mijn persoonlijke geweten weegt het zwaarst en geeft de doorslag. Ik ga voor de rechten van het individu. Voor de wereld waarin ik leef draag ik een directe verantwoordelijkheid. Ik zal wat slecht is openlijk afkeuren. Zelfs al is niemand het met mij eens. Hier sta ik, ik kan niet anders'.
Erikson legt de nadruk op de interactie met anderen om tot psychosociale ontwikkeling te komen. De mens heeft in elk van de stadia te maken met een levenstaak die op zijn of haar pad komt. Dit uit zich in een conflict/crisis. Hoewel geen conflict/crisis helemaal opgelost zal worden, moet de mens wel verder in het volgende stadium, met de volgende levenstaak. Ieder conflict/crisis moet wel voldoende het hoofd geboden zijn om verder te kunnen. Hierdoor wordt het leven steeds gecompliceerder.
Bron: Feldman, R.S. (2016).
Bron: Tieleman, M. (2015).
Sigmund Freud (1856-1939) beschrijft de psycho-analytische / psychoseksuele ontwikkeling van het kind
Sigmund Freud was een Weense arts wiens toenmalig revolutionaire ideeën veel invloed hebben gehad op de psychologie en psychiatrie. Zijn kernbegrip is het onbewuste. Dat wordt omschreven als een onderdeel van de psyche waarin primitieve wensen, impulsen, beelden en herinneringen zitten. Het onbewuste wordt afgeschermd van het bewuste, omdat het een te verstorende aard kan hebben in het bewuste.
Bron afbeelding: https://en.wikipedia.org/wiki/Sigmund_Freud
Voor de persoonlijkheid en morele ontwikkeling noemt hij drie aspecten: id, ego en superego (ofwel resp.: Es, Ich, Über-ich). Het id/Es is het primitieve deel dat streeft naar vervullen van verlangens. Het ego/Ich is het rationele en redelijke deel, dat bemiddelt tussen id en superego. Het superego/Über-ich is iemands geweten en streeft naar perfectie. Het superego ontwikkelt zich vanaf 5/6 jarige leeftijd.
Psychoseksuele benadering
Ieder kind gaat zijn of haar ontwikkeling door in een vaste volgorde van fasen. Gaat er iets mis in die fasen, dan volgt een fixatie. Deze fixatie uit zich op latere leeftijd in gedrag dat de oorsprong heeft in een eerdere fase als niet opgelost conflict. Voorbeeld: Fixatie uit de orale fase kan betekenen dat een kind te weinig voldoening heeft gekregen door het sabbelen en zuigen. Dit kan er toe leiden dat mensen op latere leeftijd roken, nagels bijten, aan de drank zijn.Fixatie uit de anale fase kan betekenen dat een kind te weinig voldoening heeft gekregen uit het ontdekken van het lichaam rondom zindelijkheid. Dit kan er volgens Freud toe leiden dat mensen op latere leeftijd bijvoorbeeld extreem ordelijk/rommelig zijn.
Bron: Feldman, R.S. (2016).
Bron: Tieleman, M. (2015).
Ga naar de website https://video.han.nl/p2g/cataloguepage.aspx, log in als student en typ in het zoekscherm 'ontwikkelingspsychologie'. Daar staan verschillende hoorcolleges waarin de ontwikkelingspsychologie uitvoerig behandeld wordt.
5.5.5 Behaviorisme en conditionering
Vanuit de geschiedenis zijn er belangrijke stromingen met betrekking tot het leren; waaronder het Behaviorisme. Het Behaviorisme is weer onder te verdelen in klassieke conditionering en operante conditionering.
Behaviorisme
Het Behavioristisch perspectief gaat uit van waarneembaar gedrag. De omgeving is van grote invloed op de ontwikkeling van het kind. Het kind kan meer leren naar mate het ouder wordt, omdat zijn mentale capaciteiten vergroten, niet door veranderingen in het soort mentale handelingen dat ze kunnen hanteren.
Deze theorie gaat er vanuit dat al het gedrag is aangeleerd. Het systeem van waarden en normen wordt zo verinnerlijkt dat zonder externe controle het gedrag aangepast is. Voorbeeld: 'Wanneer de juf niet in het lokaal is, ga je nog steeds niet op tafel staan'. Een kleuter die deze waarden en normen nog niet verinnerlijkt heeft, zal zeggen dat op tafel staan wél mag (Feldman, 2016).
Gedrag is aan te leren door een stimulus (prikkel), daarop volgt een respons (reactie van mens/dier). Alles wat zich in het hoofd van de mens/het dier afspeelt is niet waarneembaar en dus niet interessant voor de behaviorist.
Een video over het Behaviorisme:
Vanuit het Behaviorisme ontstaan verschillende stromingen, waaronder het klassiek en operant conditioneren.
Klassieke conditionering
Binnen de klassieke conditionering leert een mens of dier op een bepaalde manier reageren (respons) na een neutrale stimulus (prikkel). Ivan Pavlov (1849-1936) leerde honden te gaan kwijlen wanneer er een bel klinkt.
Operante conditionering
Bij de operante conditionering wordt een vrijwillige respons versterkt of verzwakt door beloning of straf (positieve of negatieve stimulus achteraf). Herhalen van die vrijwillige respons wordt vergroot door een reinforcer (versterkende stimulus). Voorbeeld: Een kind eet het bord leeg wanneer hij weet dat hij naderhand een toetje krijgt (reinforcer) of niet hoeft af te wassen (verwijderen van negatieve stimulus) (Feldman, 2016).
Video's over de verschillen tussen klassieke en operante conditionering:
Het arrangement Lessenserie Doelgroepen HAN-LGW - Deel 5. Volwassene is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.