In deze grammaticaopdracht staat het meewerkend voorwerp centraal.
Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht:
Kun je in een zin een mogelijk meewerkend voorwerp vinden.
Kun je zelf een zin formuleren met een meewerpend voorwerp erin.
Formatieve toets
Nadat je de theorie hebt bestudeerd en de opgaven hebt gemaakt, krijg je een formatieve toets.
Jouw score bepaalt jouw volgende stap. Is je score lager dan een voldoende, dan krijg je extra oefeningen zodat je straks voor de echte toets wel een voldoende scoort. Voor de extra uitleg van de basis ga je door de gele deur.
Is je score al een dikke voldoende, dan mag je door de witte deur en krijg je moeilijkere opgaven om je uit te dagen. Ook jij maakt aan het einde de echte toets.
Controleer na de formatieve toets of je de juiste oefeningen maakt, door aan het begin te zoeken naar de gekleurde deur.
.
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'het meewerkend voorwerp'.
De toets bestaat uit tien meerkeuzevragen.
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als je 65% van de vragen goed hebt beantwoord.
Stap 1 - Theorie
Als je het meewerkend voorwerp in een zin wilt vinden, kun je daarvoor eerst het gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp opzoeken. Weet je het nog? Als denkt dat je het nog weet, kan je gelijk doorgaan naar de onderstaande vraag om je kennis te testen. Als je twijfelt, bestudeer dan onderstaande items in de Kennisbank:
Maak de volgende oefening en eindig met de vraag. Als blijkt dat je de vraag toch moeilijk vindt en/of je de vraag niet goed hebt beantwoord, lees dan nog een keer de theorie.
Zinsontleding
Weet je nog wat zinsontleding is?
Neem de tekst hieronder over en vul de ontbrekende woorden in.
Kies uit: meewerkend - werkwoordelijk - lijdend voorwerp - persoonsvorm - naamwoordelijk
Om de ..... in een zin te vinden, kun je de zin van tijd veranderen.
De persoonsvorm plus alle andere werkwoordsvormen zijn samen het ..... gezegde.
Het ..... gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel. In een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord.
Om het ..... te vinden stel je de wie/wat vraag + persoonsvorm + onderwerp en de rest van het werkwoordelijk gezegde.
Het ..... voorwerp is een zinsdeel dat met 'aan' of 'voor' begint of waar je 'aan' of 'voor' voor kunt zetten.
Stap 2 - Opgaven via Learnbeat maken
Lees eerst de uitleg en klik daarna op de link en maak de opgaven.
Log in met jouw eigen gebruikersnaam en wachtwoord.
Klik op Nederlands.
Hoofdstuk 1 heet Fiets (zie plaatje met een fiets). Ga naar hoofdstuk 2 Grammatica (links op het plaatje zie je dansende mensen en cambiumNED).
Klik daarna op 2.1 Zinsdelen en kies voor H. Meewerkend voorwerp en druk rechts onderaan op begin.
Lees de theorie en klik door op opslaan en volgende.
(Lukt het niet, klik bovenaan bij de grijze tijdslijn op klassen > Nederlands en ga alsnog naar hoofdstuk 2).
Stap 3 - Zelf zinnen formuleren en ontleden
Zelf zinnen formuleren en ontleden
Doe samen met een klasgenoot de volgende oefening.
Maak allebei een zin waarin de volgende zinsdelen voorkomen:
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Maak ook een zin waarin de volgende zinsdelen voorkomen:
naamwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
Zorg dat je beide zinnen zelf kunt ontleden in zinsdelen.
Ruil de zinnen met je buurvrouw of buurman en benoem in haar/zijn zinnen de zinsdelen.
Laat je antwoorden controleren en controleer of je buurvrouw/buurman de zinsdelen in jouw zinnen goed benoemd heeft.
Stap 4 - Instructiefilmpje en kerst vieren
Meewerkend voorwerp
Eerder heb je gelezen dat een meewerkend voorwerp een zinsdeel is dat met aan of voor kan beginnen. Als de woorden aan of voor er niet staan, kun je ze er voor zetten. Je vindt het meewerkend voorwerp ook door te vragen:
wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
Voorbeelden:
Bekijk de zin: Hij geeft aan haar het cadeau.
Vraag: Wie geeft hij het cadeau? Antwoord: aan haar.
'aan haar' is het meewerkend voorwerp.
Bekijk de zin: De regering geeft leraren extra geld.
Vraag: Wie geeft de regering extra geld? Antwoord: leraren.
'leraren' is het meewerkend voorwerp.
Als je goed hebt opgelet, is jou opgevallen dat in de twee voorbeeldzinnen, de persoonsvorm steeds het werkwoord geven is. Als iemand iets geeft, hoort daar ook automatisch een ontvanger bij. Heb jij wel eens iets gegeven aan niemand? We noemen iets pas geven, als er ook iemand is die het aanneemt, als iemand meewerkt. De ontvanger is het meewerkend voorwerp. Dat wat wordt gegeven is het lijdend voorwerp.
1) gever
2) ontvanger (mv)
3) dat wat gegeven wordt (lv).
Kijk naar het filmpje over het meewerkend voorwerp.
Er zijn heel veel werkwoorden die verwant zijn aan geven of vertellen en waarbij hetzelfde principe geldt. Denk aan; schenken, doneren, uitdelen, uitleggen, aanbieden, afstaan, bezorgen, bieden, brengen, geven, gunnen, leveren, nalaten, overdragen, overhandigen, sturen, toedienen, toereiken, toestaan, toesturen, toewijzen, uitreiken, vergoeden, verschaffen; berekenen, betalen, lenen, uitlenen, verkopen; afnemen, afpakken, beletten, besparen, onthouden, ontnemen; schuldig zijn, verschuldigd zijn.
Het meewerkend voorwerp is dus vaak de ontvanger van dat wat gegeven wordt. Met Kerst bijvoorbeeld, geeft men elkaar cadeautjes.
Oefenopdracht: Maak aan de hand van de tips uit de video vijf zinnen waarin een cadeau (lijdend voorwerp) en een meewerkend voorwerp (de ontvanger) voorkomt. Wie in jouw familie krijgt het cadeau? Kies steeds een ander familielid als ontvanger. Daag jezelf uit door minimaal 1x een ander werkwoord te gebruiken dan geven.
Stap 5 - Formatieve toets
Maak de formatieve toets.
Er zijn 10 vragen en je kunt maximaal 14 punten halen.
Het aantal behaalde punten voor deze toets bepaalt door welke deur jij heen mag en jouw volgende stap zal zijn.
.
Als je minder dan 9 punten hebt, moet je nog extra opgaven maken om te zorgen dat je minimaal een 6 scoort voor de officiële toets. De extra opdrachten vind je achter de gele deur.
Als je 9 of meer punten hebt, mag je de verdiepende opgaven maken (via de witte deur) en ben je klaar voor de officiële toets.
Gele deur = de basis extra oefenen
Je hebt nu de juiste pagina gekozen als blijkt dat je na de formatieve toets extra uitleg nodig hebt over de basis het meewerkend voorwerp.
(Had jij wel een goede score? Ga dan naar het verdiepende materiaal, wat je kunt herkennen aan de witte deur).
Meld je aan via jouw eigen microsoft account, vul het formulier in en druk als je alle vragen hebt ingevuld op 'hand in work'.
Handige links
Wil je verder kijken op internet? Hieronder vind je externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.
Voor het onderdeel meewerkend voorwerp zijn de volgende items geselecteerd.
In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag. Dit kan via onze helpdesk.
Witte deur = verdiepende stof
Je bent nu aanbeland bij de verdiepende opgaven over het meewerkend voorwerp. Als uit de formatieve toets blijkt dat je voldoende kennis hebt over het meewerkend voorwerp, word je doorverwezen naar de opgaven achter de witte deur. Moest jij eigenlijk de basis nog extra oefenen? Ga dan naar de opgaven achter de gele deur.
Oefening: Maak zelf zinnen met een meewerkend voorwerp
Gebruik de volgende woorden in een zin. Zorg dat er een meewerkend voorwerp in staat. Onderstreep het meewerkend voorwerp.
Voorbeeld:
Ik - cadeau - zus - gisteren
Zin: Ik gaf mijn zus gisteren een boek cadeau.
Nu jij!
Woorden
Zin
Meewerkend voorwerp
leraar - leerlingen - onvoldoende - proefwerk
vorige week - bekeuring - fietsers - politie
gaf - klap - vriend - klasgenoot
gemeente - brief - inbraakgevaar - inwoners - waarschuwen
oma - kleinkind - speelgoed - verjaardag
mij - jas
uitgeleend - scooter - mijn broer
meubelmaker - prijs - uitgereikt - stoel
keuken - gegeven - oom - opknapbeurt
te laat - je moeder - telefoontje
Controleer samen met een klasgenoot elkaars werk. Zijn alle onderstreepte zinsdelen meewerkend voorwerp?
Beantwoord samen de volgende vraag: Wat verandert er ook aan een zin met een meewerkend voorwerp, als je er 'aan' voor zet?
Eindtoets
Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit elf vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement Grammatica - Meewerkend voorwerp is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Freke van de Pol
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-11-16 11:41:16
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.