Bloed heeft een belangrijke functie in het menselijk lichaam. Bloed bestaat uit een vloeistof die bloedplasma heet. In het bloedplasma zitten bloedplaatjes en bloedcellen. Je hebt 2 soorten bloedcellen: rode bloedcellen en witte bloedcellen (zie afbeelding 1).
Als je bloed een paar dagen zou laten staan, zakken de bloedcellen en de bloedplaatjes naar beneden (zie afbeelding 2). Het bloedplasma blijft dan over. Dit bloedplasma heeft een gelige kleur. Bloed bestaat voor ongeveer 55% uit bloedplasma. De rest, ongeveer 45%, bestaat uit bloedcellen en bloedplaatjes.
Bloedplasma bestaat voor 7% uit eiwitten en voor 91% uit water. De rest van het bloedplasma bestaat uit stofen die in het water zijn opgelost (onder andere zouten).
Bloedplasma vervoert veel stoffen, zoals zuurstof (een klein beetje), voedingsstoffen, koolstofdioxide, en andere afvalstoffen.
Rode bloedcellen (zie afbeelding 4) zien eruit als kleine ronde schijfjes. Ze zijn in het midden iets dunner dan aan de rand, als een soort van donut die niet helemaal doormidden is. Rode bloedcellen hebben geen celkern. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof. Ook bevatten ze een rode kleurstof: hemoglobine. Door de hemoglobine kunnen rode bloedcellen makkelijk zuurstof opnemen en afgeven. In de longen nemen de de rode bloedcellen zuurstof op en in de organen geven ze de zuurstof af.
Witte bloedcellen hebben een celkern (zie afbeelding 6) Witte bloedccellen kunnen continu van vorm veranderen. Zij hebben niet 1 beplaalde vorm die hetzelfde blijft. Daardoor kunnen witte bloedcellen door kleine openingen in de wand van de kleinste bloedvaten heen. Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers (bijvoorbeeld bacteriën) onschadelijk.
Er zijn verschillende typen witte bloedcellen. Sommige typen witte bloedcellen bestrijden bacteriën. Wanneer er een bacterie je lichaam is binnengedrongen, gaat de witte bloedcel er op af en sluit hij deze bacterie in. (zie afbeelding 7) De bacterie gaat dan dood. De witte bloedcel gaat hierbij ook meestal dood. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een wond is ontstoken. De etter of pus uit een wond (zie afbeelding 8) bestaat uit dode witte bloedcellen met gedode bactieriën.
Bloedplaatjes zijn geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen. Ze hebben geen celkern.
Bloedplaatjes spelen een rol bij de bloedstolling. Ze bevatten stoffen die ervoor zorgen dat het bloed buiten de bloedvaten stolt (zie afbeelding 9).
Soms kan het bloed binnen de bloedvaten. Er ontstaat dan een bloedprop in het bloedvat. Dit wordt trombose genoemd. Soms kan zo'n bloedpropje een bloedvat afsluiten. Op die manier kan het bloed niet verder stromen. Zo ontstaat bijvoorbeeld een herseninfarct, een hartinfarct of een longembolie.
Het bloedvatenstelsel van de mens bestaat uit het hart en de bloedvaten. Door het hele lichaam lopen grote en kleine bloedvaten (zie afbeelding 10). Het hart zorgt ervoor dat het bloed door de bloedvaten wordt gepompt. De weg die het bloed door het lichaam aflegt, noemen we de bloedsomloop.
In afbeelding 11 is de bloedsomploop van een mens schematisch weergegeven. In het midden is het hart getekend. Je ziet dat deze bestaat uit 2 helften, de linkerhelft en de rechterhelft. De harthelften zijn van elkaar gescheiden door een tussenwand.
Je moet er bij dit soort afbeeldingen altijd op letten dat ze in vooraanzicht zijn getekend. Je kijkt als het ware tegen iemand z'n hart aan. Hierdoor lijkt het alsof de tekening in spiegelbeeld staat. De rechterhelft staat dus links op het papier en de linkerhelft staat rechts.
Het hart is een dubbele pomp. De rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de rechterlong en de linkerlong. Vanuit de beide longen stroomt het bloed weer terug naar het hart. Dit deel van de bloedsomloop heet de kleine bloedsomloop. (zie afbeelding 12)
In de kleine bloedsomloop wordt koolstofdioxide afgegeven aan de lucht en wordt er nieuwe zuurstof opgenomen in het bloed. Dit gebeurt in de longen.
Vanuit de kleine bloedsomloop komt het bloed in de linkerhelft van het hart. Deze harthelft pompt het bloed door het hele lichaam. Een deel van het bloed stroomt naar het hoofd en de armen en een ander deel naar de organen en de benen.Het bloed stroomt door de organen in alle lichaamsdelen. Vanuit deze organen stroomt het bloed weer naar de rechterhelft van het hart. Dit deel van de bloedsomloop heet de grote bloedsomloop. In de grote bloedsomloop worden zuurstof en voedingsstoffen (waaronder glucose) afgegeven aan de cellen. Koolstofdioxide en afvalstoffen worden weer opgenomen in het bloed. Per bloedsomloop komt het bloed dus twee keer door het hart. Dit noem je een dubbele bloedsomloop.
Het hart
Het hart ligt in de borstholte, iets naar link onder het borstbeen. Een hart is ongeveer zo groot als een vuist.
In afbeelding 14 is het hart schematisch weergegeven. Het hart is een spier die van binnen hol is. Die spier verbruikt zuurstof en voedingsstoffen bij de verbranding. Daarbij komen koolstofdioxide en afvalstoffen vrij. Over het hart lopen bloedvaten (zie afbeelding 14). Deze heten de kransslagaders en de kransaders.
Door de kransslagaders stroomt bloed dat rijk is aan zuurstof en voedingsstoffen naar de hartspier. Door de kransaders stroomt bloed dat rijk is aan koolstofdioxide en andere afvalstoffen weg van de hartspier.
In afbeelding 15 is de lengtedoorsnede van het hart schematisch weergegeven. Iedere harthelft bestaat uit 2 delen: een boezem en een kamer. De boezems zitten als een soort van mutsjes op de kamers. De harttussenwand vormt de scheiding tussen de linkerhelft en de rechterhelft van het hart.
Het bloed dat van de organen afkomt is zuurstofarm. Dit bloed komt het hart binnen via de holle aders. Het zuurstofarme bloed wat uit het hoofd en uit de armen komt, komt binnen via de bovenste holle ader. Het bloed wat van de andere organen in de romp en de benen afkomt kot eht hart binnen via de onderste holle ader. Beide holle aders komen in het hart binnen in de rechter boezem. Van de rechterboezem stroomt het bloed naar de rechterkamer. De rechterkamer pompt het bloed naar de longslagader. De longslagader splitst zich in twee bloedvaten, één naar de linkerlong en één naar de rechterlong. Hier neemt het bloed zijn nieuwe zuurstof op en geeft het zijn koolstofdioxide af aan de lucht. Het zuurstofrijke bloed stroomt via de longaders terug naar het hart. De longaders monden uit in de linkerboezem. Van de linkerboezem stroomt het bloed naar de linkerkamer. De linkerkamer pompt het bloed in de aorta. Via allemaal aftakkingen van de aorta komt het bloed bij de organen terecht. Door de holle aders stroomt dit bloed daarna weer terug naar het hart.
De boezems en de kamers zijn van elkaar gescheiden door middel van hartkleppen. Deze verhinderen dat het bloed terugstroomt van de kamers naar de boezems. (zie afbeelding 15).
Aan het begin van de longslagader en de aorta bevinden zich halvemaanvormige kleppen (zie afbeelding 16). Deze voorkomen dat het bloed terugstroomt in de kamers.
Het hart pompt het bloed in de slagaders. Door de slagaders stroomt het bloed weg van het hart en naar de organen toe. De hartkamers pompen het bloed met een grote kracht weg. Daarom is de bloeddruk in de slagaders hoog. De wanden van de slagaders moeten daar goed tegen kunnen. Om deze reden zijn ze dik, stevig en elastisch. Als het hart bled is de slagaders perst, zetten deze door de hoge bloeddruk een beetje uit. daarna veren ze weer terug. Dat kun je bijvoorbeeld voelen aan je pols (de polsslag). In de polsen liggen de slagaders vlak onder de huid. De meeste andere slagaders liggen dieper in het lichaam. Zo zijn ze beter beschermd.
In de organen vertakken de slagaders zich in steeds kleinere bloedvaatjes (zie afbeelding 19) Hierbij wordt de wand van de bloedvaten ook steeds dunner. Als de wand van de bloedvater nog maar één cellaag dik is, noemen we het haarvaten. De haarvaten in een orgaan vormen samen een haarvatennet.
In de haarvaten neemt de bloeddruk af. Door de dunne wand van de haarvaten kunnen de zuurstof en de voedingsstoffen makkelijk naar de cellen van de organen. De cellen verbruiken deze stoffen bij de verbranding. Hierbij komen koolstofdioxide en andere afvalstoffen vrij. Deze worden door de dunne wanden van de haarvaten weer opgenomen in het bloed. De haarvaten komen samen in grotere bloedvaten: de aders.
Door de aders stroomt het bloed van de organen weg terug naar het hart. De bloeddruk in de aders is laag. De wanden van de aders zijn dun en minder elastisch dan die van slagaders. Aders liggen meestel wat minder diep in het lichaam. Je kunt ze op je handen en armen zien als blauwe strepen. Het hart zuigt het bloed uit de aders terug. Veel aders bevatten kleppen, vooral de aders in de armen en de benen. Aderkleppen laten het bloed er maar in één richting door (zie afbeelding 20). Zo voorkomen ze dat het bloed terugstroomt naar de organen. In slagaders komen geen kleppen voor, behalve de halvemaanvormige kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta.
Alle bloedvaten in je lichaam vormen samen het bloedvatenstelsel. In afbeelding 21 zijn de belangrijkste bloedvaten van het bloedvatenstelsel weergegeven. De haarvaten zijn weggelaten.
De roodgekleurde bloedvaten in afbeelding 21 bevatten zuurstofrijk bloed, de blauwgekleurde bloedvaten bevatten zuurstofarm bloed.
Slagaders en aders hebben meestal de naam van het orgaan waar ze heengaan of vandaan komen. Door de beenslagaders loopt bijvoorbeeld het bloed naar de benen toe en door de beenaders stroomt het uit de benen weg.
Er is één uitzondering. Dit is de poortader. De poortader loopt van de wand van het darmkanaal naar de lever. Dit bloed is zuurstofarm. In het darmkanaal is de zuurstof verbruikt voor de verbranding. De lever ontvangt zijn zuurstofrijke bloed via de leverslagader. Het bloed stroomt uit de lever weg via de leverader.
Het arrangement De bloedsomloop is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Kirsten Dompeling
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-11-10 18:00:58
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Bestandsdelen van het bloed
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.