Elektromagneet
Een magneet is een voorwerp dat andere voorwerpen meer dan normaal aantrekt of afstoot. De voorwerpen die worden aangetrokken of afgestoten bevatten ijzer, nikkel of kobalt.
Dit natuurkundig verschijnsel wordt magnetisme genoemd. Een magneet heeft een noordpool en een zuidpool. De noordpool en zuidpool zijn tegengesteld magnetisch.
Een spoel is een stroomdraad met een groot aantal wikkelingen. Als je er stroom door laat stromen, ontstaat er aan de ene kant van de spoel een noordpool en aan de andere kant een zuidpool. Verandert de stroom van richting dan draaien de noordpool en zuidpool om. De magneet die je hierdoor krijgt noem je een elektromagneet.
Een elektromagneet wordt sterker als je in de spoel een metalen voorwerp plaatst.
Dat voorwerp noem je de metalen kern van de elektromagneet.
Dynamo
Als je een stroom door een spoel met een metalen kern laat stromen, krijg je een elektromagneet. Maar ook het omgekeerde is mogelijk: als je een magneet langs een spoel beweegt, gaat er een stroom door de spoel lopen. Van dit verschijnsel wordt gebruik gemaakt in een dynamo.
Een voorbeeld van een dynamo is je fietsdynamo.
Doordat de magneet in het midden van de dynamo ronddraait, ontstaat er een wisselend magnetisch veld rondom de spoel. Hierdoor gaat er een elektrisch stroompje lopen en brandt het lampje.
Transformator
Een transformator zet een hoge spanning om in een lage spanning of omgekeerd. Een transformator bestaat uit twee spoelen met een verschillend aantal windingen. De spoelen zijn met elkaar verbonden door een metalen kern.
De spoel die wordt aangesloten op een wisselspanning noem je de primaire spoel. Het wisselende magnetisch veld dat ontstaat door wisselspanning zorgt er voor dat in de tweede spoel, de secundaire spoel, ook een wisselspanning ontstaat.
Als het aantal windingen van de primaire spoel groter is dan het aantal windingen van de secundaire spoel transformeer je de spanning omlaag. Je kunt de spanning omhoog transformeren door een secundaire spoel met meer windingen te nemen dan het aantal windingen van de primaire spoel.
De spanning en het aantal windingen
Bij een ideale transformator vindt er bij het omhoog of omlaag transformeren van de spanning geen energieverlies plaats. Voor een ideale transformator geldt:
de verhouding tussen de primaire spanning (Up) en de secundaire spanning (Us) is gelijk aan de verhouding tussen het aantal primaire windingen (np) en het aantal secundaire windingen (ns).
Voorbeeld
Van een transformator heeft de primaire spoel 400 windingen.
De primaire spoel is aangesloten op het lichtnet (230 V).
De secundaire spoel heeft 160 windingen.
Bereken de spanning in de secundaire spoel.
Gegeven: Up = 230 V, np = 400 en ns = 160
Gevraagd: Us = ?
Uitwerking:
Vermogen blijft gelijk
Bij een ideale transformator is het vermogen aan de primaire kant gelijk aan het vermogen aan de secundaire kant:
Dat betekent dus ook dat:
Voorbeeld
Een bureaulamp wordt aangesloten op een spanning van 230 V. De transformator in de lamp zet spanning om in een spanning van 10 V. Het vermogen van de lamp is 15 W. Bereken de stroomsterkte door de lamp.
Gegeven: Pp = Ps = 15 W, Up = 230 V, Us = 10
Gevraagd: Is = ?
Uitwerking: