Je kunt de regels van werkwoordspelling op de juiste manier toepassen in een zin.
Eindproduct
Je sluit deze opdracht af met een toets over werkwoordspelling.
Alleen of samen?
Je werkt alleen. Soms vergelijk je je antwoorden met een klasgenoot,
speelt elkaars docent en verbetert het werk waar nodig.
Als je er niet uitkomt vraag je een medeleerling of de docent om hulp.
Soms kun je het goede antwoord ook met behulp van je computer opzoeken.
Dat is nog beter, want dan hoef je niemand lastig te vallen.
Tijd
Je kunt twee lesuren gebruiken.
Stap 1
Herhaling
Met een werkwoord wordt een handeling (bijvoorbeeld lopen),
gebeurtenis (bijvoorbeeld ontstaan) of toestand (bijvoorbeeld zitten) beschreven.
In deze opdracht ga je de spelling van de verschillende werkwoordsvormen herhalen.
Werkwoorden kunnen in verschillende tijden voorkomen.
In het volgende tekstblokje vind je meer informatie over de werkwoordstijden.
Werkwoordstijden
Welke werkwoordstijden kent het Nederlands?
Volgens sommigen bestaan er in het Nederlands eigenlijk maar twee 'echte' werkwoordstijden:
de onvoltooid tegenwoordige tijd (ik werk, ik lees) en de onvoltooid verleden tijd (ik werkte, ik las).
Voor alle andere werkwoordstijden,
moeten meerdere werkwoorden met elkaar gecombineerd worden.
Dat leidt tot acht werkwoordstijden:
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): ik werk, ik lees
onvoltooid verleden tijd (ovt): ik werkte, ik las
voltooid tegenwoordige tijd (vtt): ik heb gewerkt, ik heb gelezen
voltooid verleden tijd (vvt): ik had gewerkt, ik had gelezen
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt): ik zal werken, ik zal lezen
voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt): ik zal gewerkt hebben, ik zal gelezen hebben
onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt): ik zou werken, ik zou lezen
voltooid verleden toekomende tijd (vvtt): ik zou gewerkt hebben, ik zou gelezen hebben
Overigens kunnen we ook de ott gebruiken om een toekomstige handeling mee uit te drukken:
'Ik kom morgen wel even langs.'
Ook wordt gaan veel gebruikt om de toekomende tijd uit te drukken,
maar niet iedereen vindt dat in alle gevallen correct: 'Ik ga morgen komen.'
In zinnen als 'Ik ga een stukje fietsen' of 'Het gaat regenen' is er geen enkel bezwaar tegen het gebruik van gaan.
Het is belangrijk dat je werkwoorden foutloos kunt spellen als je een verslag maakt of later gaat solliciteren.
Bestudeer de volgende onderwerpen.
Je hebt alles al een keer gehad, dus als het goed is, hoef je er niet veel tijd aan te besteden.
Bekijk het volgende filmpje over de spelling van werkwoorden.
Doe de volgende invuloefening.
Vul de juiste werkwoordsvorm van het werkwoord in.
Het hele werkwoord vind je voor het gemak achter aan de zin.
Neem de zinnen uit het tekstblokje over in een worddocument en
vul het juiste woord in op de goede plek.
Bespreek achteraf met de docent de antwoorden.
Kies uit de volgende woorden: lijkt - kwam - waren - gerend - praatte - leek - gewoond - verhuizen - Ga - wordt -
in te richten
Hij ... gisteren veel te laat thuis. (komen)
Als ik later groot ben, wil ik in de villa wonen waar mijn oma altijd in heeft ... . (wonen)
Vroeger ... huizen vaak gemaakt van hout. (zijn)
“... dan maar op kamers,” zei mijn moeder, toen ik mijn kamer niet had opgeruimd. (gaan)
Ik ben naar het huis van mijn oma ... , om te kijken of ze thuis was. (rennen)
Karin ... eerder vaak over de flat waar ze is opgegroeid. (praten)
Als ik naar een ander land zou moeten ... , zou ik het liefst naar Cuba gaan. (verhuizen)
Het ... een moeilijke klus om dat huis te renoveren. (worden)
Door de vreemde lichtinval vind ik het erg moeilijk om die kamer ... . (inrichten)
Het ... mij eerder erg leuk om een tijd in de ruimte te wonen,
inmiddels ... mij dit een stuk minder leuk. (lijken, lijken)
Stap 2
Oefenen
In deze stap ga je oefenen met de spelling van werkwoorden.
Als je veel fouten maakt, kijk dan nog even terug in de theorie.
Doe de volgende invuloefeningen.
Oefening 3 is een meerkeuzeoefening.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In het volgende tekstblokje staan tien zinnen.
Kopieer ze in een worddocument en vul de juiste werkwoordsvorm in.
Bespreek achteraf met een klasgenoot of docent de uitkomsten.
De chauffeur (manoeuvreren) de vrachtwagen tussen alle auto's.
Vroeger (dammen) ik wekelijks met mijn klasgenoten.
Tom en Masja (zingen) samen in een band.
Marit (fotograferen) veel op vakantie.
De leerling (beantwoorden) het berichtje snel.
Op het schoolbord (zien) de leerlingen de uitleg van de meester.
Het voetbalelftal (kanoën) met hun trainer.
Hij (zoeken) nog een geschikte afbeelding.
De poes (miauwen) hard, toen hij nog geen eten had gehad.
Ze hebben (googelen) op allerlei woorden.
Als laatste volgen er oefeningen om de vervoegingen goed onder de knie te krijgen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Jouw woonomgeving
Wat vind je belangrijk aan jouw woonomgeving? Als je aan je woonomgving denkt,
kun je denken aan het huis waar je in woont, de wijk waar je woont,
de mensen die om je heen wonen, enzovoorts.
In deze opdracht werk je samen met je buurman/buurvrouw.
In totaal mag je twintig minuten gebruiken voor deze opdracht.
1
Schrijf een verhaaltje van ongeveer twintig zinnen,
over wat jullie belangrijk vinden aan jullie woonomgeving. Maak expres in iedere zin één fout in de werkwoordspelling.
Zorg dat iedere zin op een nieuwe regel begint.
Zet jullie namen eronder.
2
Stuur het verhaaltje naar je docent door.
Stap 4
Toets
Het onderdeel spelling sluit je af met de toets ‘werkwoordspelling’.
De toets bestaat uit twintig meerkeuzevragen. Succes!
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als je 80% van de vragen goed hebt beantwoord.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement Spelling - Werkwoordsvormen vmbo-kgt34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Kim Schiffelers
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-09-20 15:17:26
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Werkwoorden, oefening CambiumNed
Werkwoorden, oefening CambiumNed
Werkwoorden, oefening www.bruuttaal.nl
Werkwoorden
Werkwoorden
Werkwoorden
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.