Stap 2

Oefenen
In deze stap ga je oefenen met de spelling van werkwoorden.
Als je veel fouten maakt, kijk dan nog even terug in de theorie.

Doe de volgende invuloefeningen.
Oefening 3 is een meerkeuzeoefening.


Doe de volgende invuloefening.

In het volgende tekstblokje staan tien zinnen.
Kopieer ze in een worddocument en vul de juiste werkwoordsvorm in.
Bespreek achteraf met een klasgenoot of docent de uitkomsten.

  1. De chauffeur (manoeuvreren) de vrachtwagen tussen alle auto's.
  2. Vroeger (dammen) ik wekelijks met mijn klasgenoten.
  3. Tom  en Masja (zingen) samen in een band.
  4. Marit (fotograferen) veel op vakantie.
  5. De leerling (beantwoorden) het berichtje snel.
  6. Op het schoolbord (zien) de leerlingen de uitleg van de meester.
  7. Het voetbalelftal (kanoën) met hun trainer.
  8. Hij (zoeken) nog een geschikte afbeelding.
  9. De poes (miauwen) hard, toen hij nog geen eten had gehad.
  10. Ze hebben (googelen) op allerlei woorden.


Als laatste volgen er oefeningen om de vervoegingen goed onder de knie te krijgen.