Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde

In een zin staat een werkwoordelijk gezegde of een naamwoordelijk gezegde.

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit:
- een persoonsvorm of
- de persoonsvorm en een of meer andere werkwoordsvormen.

Voorbeelden

  • Hij maakt de opgave.
  • Hij zou de opgave gemaakt hebben.


Opmerking 1
Als een werkwoord gesplitst is, horen beide delen bij het gezegde:

  • Houd direct op met dat stomme gelach!


Opmerking 2
Bij sommige werkwoorden hoort altijd een wederkerend voornaamwoord.
Vergissen bijvoorbeeld kan niet zonder voornaamwoord. Het voornaamwoord hoort dan bij het gezegde.

  • Ik vergis me bijna nooit


Opmerking 3
Als er voor een infinitief (volledig werkwoord) 'te' staat, hoort dat bij het gezegde.

  • Hij staat daar te fluiten.

 

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde bestaat altijd uit een werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel.
In een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord.
De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen.

Het werkwoordelijk deel bestaat uit: een koppelwerkwoord of een koppelwerkwoord met een of meer werkwoordsvormen.
Het naamwoordelijk deel bestaat uit: de rest en wordt door het koppelwerkwoord aan het onderwerp 'gekoppeld'. Het naamwoordelijk deel zegt namelijk altijd iets over het onderwerp.

Voorbeelden

  • Mijn broer is ziek.   ng = is ziek
  • Mijn vader is veertig.   ng = is veertig
  • Mijn fiets is kapot.   ng = is kapot

Een naamwoordelijk gezegde (ng) bestaat dus altijd uit een werkwoordelijk deel (wd) en een naamwoordelijk deel (nd).

Voorbeelden

  • Mijn fiets is kapot.
    wd = is   nd = kapot   ng = is kapot
    (zijn is koppelwerkwoord)
  • Hij lijkt me eerlijk.
    wd = lijkt   nd = eerlijk   ng = lijkt eerlijk
    (lijken is koppelwerkwoord)
  • Uiteindelijk is hij leraar geworden.
    wd = is geworden   nd = leraar   ng = is leraar geworden
    (zijn is koppelwerkwoord)


Let op:
Koppelwerkwoorden kunnen ook als gewoon werkwoord in het werkwoordelijk gezegde voorkomen.

Voorbeelden

  • De jongen schijnt eerlijk.   ng = schijnt eerlijk
    Het meisje schijnt met een zaklantaarn.   wg = schijnt
  • Mijn vader is beroemd.   ng = is beroemd
    Mijn vader is in Londen.   wg = is
  • De mentor werd erg kwaad.   ng = werd erg kwaad
    De jongen werd gepest.   wg = werd gepest
  • Het arrangement Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2020-02-04 11:28:17
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld