Taalgebruik - 1
Om een tekst goed leesbaar te maken is het belangrijk dat je je zinnen aantrekkelijk formuleert.
Belangrijk is dat je je woordgebruik varieert.
- Om een grappig effect te bereiken kun je woordspelingen gebruiken.
- Ook het gebruik van alliteraties kan de tekst aantrekkelijker maken.
- Vermijd jargon en al te deftige woorden als daar heldere synoniemen voor zijn.
Taalgebruik - 2
Woordspeling
Een woordspeling gebruik je om een grappig effect te bereiken.
Bij een woordspeling worden een of meer woorden in twee betekenissen tegelijk gebruikt.
Voorbeelden:
- Mensen die gestoord willen worden, zijn het meestal al.
- Toen de cardioloog het hart van de zieke patiënt beluisterde, zei hij: 'Hier klopt iets niet’.
- Zijn drukwerk maakte de stilte niet minder drukkend.
- Als hij niets anders te eten had, leefde Godfried van bouillon.
Taalgebruik - 3
Jargon
Woorden die alleen binnen een vakgebied of groep gebruikt worden, noemen we jargon.
Voor buitenstaanders zijn die termen vaak onbegrijpelijk.
En ook al is de regel dat jargon zoveel mogelijk vermeden moet worden, in de politiek en rechtspraak wordt er veel gebruik van gemaakt.
In krantenartikelen en (wetenschappelijke) teksten kom je veel van dit soort woorden tegen.
In de politiek is verder opvallend dat er zoveel gebruik wordt gemaakt van onnodig moeilijke woorden en verzachtende, verbloemende of verhullende uitdrukkingen oftewel eufemismen.
Voorbeelden:
- bak: spoorwegjargon: machinisten en conducteurs noemen zo een treinwagon.
- balie: juridisch jargon voor de hele advocatuur.
- amoveren: politiek jargon voor iemand uit een ambt of functie zetten.
- bazaar: boevenjargon (Bargoens) voor politiebureau.
Taalgebruik - 4
Synoniemen
Synoniemen zijn woorden met min of meer dezelfde betekenis.
Voorbeelden:
- a priori - met voorrang, belangrijk
- camper - kampeerauto
- paradijs - luilekkerland
- gelukwensen - feliciteren
Taalgebruik - 5
Alliteratie
Alliteratie wordt ook wel beginrijm genoemd.
We bedoelen dan dicht bij elkaar staande beklemtoonde lettergrepen die dezelfde medeklinker hebben.
Voorbeelden:
- klaterende klanken
- Ik ben geboren uit zonnegloren
- heerlijk helder Heineken
- Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan