Vormen - 1
Poëzie verschilt van proza. Belangrijk is het feit dat gedichten korter zijn.
Een dichter probeert met weinig woorden een indringend gevoel bij de lezer op te roepen.
De schrijver zal dan ook veel aandacht aan zijn formuleringen besteden.
De wijze waarop hij dat doet, wordt de vorm genoemd. Naar die vorm zullen we op verschillende manieren kijken.
We behandelen de volgende vormen:
- rijm en metrum
- typografie
- zinsbouw en stijlfiguren
- strofenbouw en versvormen.
Vormen - 2
Rijm
Klankovereenkomsten (rijm) zorgen voor samenhang in een tekst. In de middeleeuwen zorgde rijm ervoor dat een gedicht beter onthouden kon worden.
Het is niet zo dat rijm essentieel is voor een gedicht. Vooral in moderne poëzie wordt vaak géén rijm gebruikt.
Gedichten zonder rijm noemen we blanke verzen.
Dichters zullen zinnen vaak niet op een normale, grammaticale manier opbouwen, maar wel zinnen opvallender willen maken. Ook kan een dichter bepaalde lettergrepen sterker en zwakker beklemtonen.
Als dat op een bepaalde regelmatige manier gebeurt, spreek je van metrum.
Voorbeeld rijm:
De kroketten in het restaurant
zijn aan de kleine kant
C.B. Vaandrager |
Voorbeeld blank vers:
Je gezicht
is je eigen weerbericht
als je in de spiegel kijkt
kun je je eigen bui zien hangen.
Jan 't Lam |
Voorbeeld metrum:
Grauw is uw hemel
en stormig uw strand
Potgieter |
Vormen - 3
Metrum
In taaluitingen zit ritme. Ritme komt tot stand door afwisseling van meer of minder beklemtoonde lettergrepen.
Als dat ritme een bepaalde regelmaat heeft, spreekt men van metrum.
Regelmaat kun je aangeven met ‘versvoeten’. Versvoeten zet je tussen staande streepjes (je noemt dit scanderen).
Beklemtoonde lettergrepen (sterk) krijgen het teken: –
en de minder beklemtoonde (zwak): ∪.
Vormen - 4
Typografie
Typografie speelt in poëzie een belangrijke rol.
Door het gebruik van versregels en strofen staat er veel wit op een pagina.
De regels wisselen bovendien van lengte.
Daarnaast kan een dichter door het gebruik van verschillende lettertypen en het al dan niet vet en cursief maken van tekst bepaalde woorden laten opvallen.
De presentatie van het geschrevene speelt dus veel meer dan bij proza een belangrijke rol.
Ook de opmaak van een gedicht kan voor ervoor zorgen dat bepaalde woorden of zinnen opvallen.
Vormen - 5
Strofen
Gedichten bestaan uit een of meer strofen.
Deze worden gescheiden door een witregel.
Strofen onderscheiden we op grond van het aantal versregels, bijvoorbeeld:
- drie regels: terzine of terzet
- vier regels: kwatrijn
- zes regels: sextet.
Vormen - 6
Versvormen
Als je let op het hele gedicht onderscheiden we verschillende versvormen.
Enkele versvormen zijn:
- Sonnet
Gedicht van veertien regels met twee strofen van vier (kwatrijn) en twee van drie regels (terzine).
Vaak volgt na de achtste regel een verandering. Deze wending noemen we ook wel chute.
Het rijmschema is vaak: abba - abba - cdc - dcd.
- Ode of lofdicht
Een gedicht waarin iets of iemand wordt geprezen.
- Vrije of dynamische vers
Gedicht dat aan geen regels is gebonden.
Rijm, strofebouw en metrum zijn vrij.