Vroeger was het doen van de was een grote klus ! Op 'maandag-wasdag' waren de huismoeders druk in de weer met een wastobbe, mangel en groene zeep. Ze waren de hele dag in touw om de was weer op orde te krijgen !
Wij hebben het dan nu een stuk gemakkelijker: we sorteren de was, we stoppen het in de wasmachine, doseren de waspoeder, stellen het juiste programma , deurtje dicht, aanzetten en draaien maar !
In de komende 5 lessen leer je alles over linnenbeheer en wasverzorging. Elke les heeft een onderwerp waar opdrachten aan zijn verbonden. Je hebt van de docent een beoordelingsschema gekregen, hier staan opdrachten op die je door de docent moet laten aftekenen. De opdrachten mag je in tweetallen maken. De lessenserie wordt afgesloten met een toets; die maak je individueel.
Iedereen wil toch zo'n babyzachte handdoek om zich mee af te drogen ?
Leerdoelen
De studenten krijgen door het maken van de lessen in de wikiwijs inzicht in het proces van wassen en linnenbeheer.
De studenten leren door het maken van de opdrachten in de wikiwijs samen te werken met medestudenten.
Binnen deze lessenserie is met betrekking tot linnenbeheer en wasverzorging een deel van de volgende kerntaak zoals is beschreven in het kwalificatiedossier Zorg en Welzijn niveau 2 te behalen.
5.1 Kerntaak 1: Bieden van zorg en ondersteuning op basis van een werkplanning
Kerntaak 1 Bieden van zorg en ondersteuning op basis van een werkplanning
Werkprocessen bij kerntaak 1
De helpende zorg en welzijn ondersteunt op basis van de werkplanning bij huishouden, wonen, verblijf of opvang. In overleg en samen met de cliënt: ruimt zij de woning/de verblijfsomgeving op en houdt deze schoon, verzorgt zij textiel, maakt zij bedden op en ondersteunt zij bij de bereiding van de maaltijden; zorgt zij voor sfeervolle en gezellige (woon)kamer(s) en (groeps)ruimten. Ook ondersteunt ze de cliënt(en)/zorgvrager(s) bij boodschappen. Zij geeft tips op al deze gebieden. Bij het uitvoeren van haar werkzaamheden gebruikt de helpende zorg en welzijn de voorgeschreven middelen en materialen.
1.2 Ondersteunt bij huishouden en de woon- of verblijfsomgeving of opvangsituatie
Docentenhandleiding
De docent heeft kennis over alles wat met linnenbeheer en wasverzorging te maken heeft. De docent is tijdens de lessen zichtbaar aanwezig in het lokaal en begeleidt en ondersteunt de studenten tijdens het maken van de wikiwijs en de praktijkopdrachten. Voor aanvang van de eerste les heeft de docent het beoordelingsschema voor de studenten uitgeprint. De docent tekent de opdrachten hierop af en voorziet de studenten van feedback. De docent geeft les aan de hand van de directe instructiemethode. De lesdoelen worden benoemt en de studenten zijn op de hoogte wat ervan hun wordt verwacht.. De les wordt afgesloten met een terugblik.
In de lesplanformulieren is weergegeven op welke wijze uitvoering is gegeven aan de lessen. In de gebruikte werkvorm, de wikiwijs, is ervoor gekozen praktijk te koppelen aan de theorie. Dit past erg in de onderwijs vorm die past bij de doelgroep waar deze wikiwijs voor is bedoeld, namelijk de MBO-Helpende (niveau 2).
LES 1: Soorten textiel en wassymbolen op labels
Lesdoelen
In deze les leer je:
Welke soorten textiel er zijn
Wat het verschil is tussen de verschillende stoffen
Hoe je deze verschillende stoffen moet wassen.
Theorie
In je kleding vind je een etiket met allemaal symbolen.
Heb jij wel eens gekeken waar je kleding van is gemaakt? Ook dit staat vermeldt in het etiket !
Als je nieuwe kleding koopt kijk jij dan van welke stof het is gemaakt?
Het is best wel belangrijk om te weten van welke stof iets is gemaakt. Alle stoffen hebben plus- en min punten. Hoe ze gewassen moeten worden en gestreken maar ook welke stof je waar het beste voor kunt gebruiken.
Stof is eigenlijk de dure naam voor textiel en bestaat uit geweven draden. De draden worden gemaakt van een grondstof. Je kunt twee soorten stoffen onderscheiden:
Natuurlijke stoffen
Synthetische stoffen
Maar wat is dan het verschil tussen deze stoffen? Dat wordt hieronder uitgelegd.
Natuurlijke stoffen
Deze stoffen zijn gemaakt van plantaardige of dierlijke vezels. De kwaliteit van deze stoffen zijn vaak van betere kwaliteit als ze in de fabriek zijn gemaakt. Onder de natuurlijke stoffen vallen.
Katoen:
De vezels komen van de katoenplant en hier worden de meeste kledingsstukken van gemaakt. Zoals jeans, T-shirten en je ondergoed.
De pluspunten van katoen zijn:
Katoen neemt veel water op
Katoen neemt snel water op
Katoen is luchtig bij het dragen
Katoen is slijtvast en soepel
Katoen kun je heet strijken.
De minpunten van katoen zijn:
Katoen kreukt heel erg
Katoen kun je niet altijd heel heet wassen, kijk hiervoor goed naar het wassymbool in je kleding.
Katoen kan krimpen als je het te heet wast.
Zijde
Wordt gemaakt van dierlijke vezels. Het is een stof die zeer geschikt is voor trouwjurken, stropdassen, blouses en kostuumpakken. Het is een glanzende en luchtige stof die erg sterk is. Het nadeel is dat het heel snel vlekken aantrekt en je deze ook blijft zien na het wassen. Zoals zweetplekken en alcohol. Je kunt het voorkomen door zijde niet op je blote huid te dragen en bij gebruik van deodorant, haarlak en parfum te wachten tot het droog is.
Wol
Wol komt van de dierenvacht, grotendeels van de schaap. Vooral in de winter is het heerlijk om een wollen trui of vest te dragen. Wol heeft als goede eigenschap dat het lekker warm is maar heeft ook de nodige waszorg nodig. Wol is een elastische zachte stof. Wol kan je niet warm wassen want dan krimpt het. Was het wollen kledingstuk het liefst met een vloeibare wol wasmiddel. Nadat je het hebt gewassen moet je het niet hangend drogen maar liggend, dit voorkomt dat het zijn vorm niet verliest. Wol neemt heel langzaam veel vocht op, waardoor het zwaar wordt bij het dragen.
Linnen
Linnen wordt gemaakt van vlas. De stof is makkelijk te verzorgen en is sterk. Het is luchtig waardoor het fijn is om te dragen. Niet alleen kleding is van linnen maar tafellakens en lakens worden ook van linnen gemaakt. Het nadeel van linnen is dat het snel kreukt. Wil je het glad hebben moet je het heet strijken en het liefst ook nog iets vochtig. Dit maakt het strijken makkelijker en voorkomt dat je vouwen tijdens het strijken krijgt.
Synthetische stoffen
Synthetische stoffen worden gemaakt van aardolie. De leterlijke betekenis van synthetisch is “plastic”. Het wordt gemaakt van niet kunstmatige stoffen. De stoffen worden in de fabriek op een speciale manier bewerkt. Synthetische stoffen hebben veel nadelen maar ook voordelen.
Het dragen van synthetische stoffen wordt vaak als niet prettig ervaren en geeft soms irritatie doordat het weinig water opneemt. Door zijn wind- en waterdichte kwaliteiten worden regenkleding, zwemkleding o.a.hiervan gemaakt. Het nadeel is dat de stof zeer brandbaar is en je kunt het niet heet strijken en wassen.
Viscose:
Verliest makkelijk zijn vorm en kan krimpen Hierdoor mag je het niet te warm wassen. Tijdens het wassen moet je de kleding zo weinig mogelijk draaien in de wasmachine en mag je het niet in de droger stoppen om te drogen. Je kunt je de kleding het beste liggend drogen en binnenstebuiten met een stoomstrijkijzer strijken.
Acryl:
Lijkt heel sterk op wol. Het is een zachte volle stof die je lekker warm houdt. Je ziet deze stof vaak terug in o.a. mutsen, sjaals, dekens en truien. Je mag deze stof niet warm wassen: bij voorkeur lauw wassen. De kleding mag ook niet in de droger en moet voorzichtig gestreken worden.
Polyester:
Is een stof die zacht aanvoelt en een lichte gladde stof is. Het nadeel is dat de stof erg statisch is en niet goed kan ademen bij het dragen. Je mag deze stof wassen op 40° C. Het droogt snel en je hoeft het ook niet te strijken. Deze stof mag je ook niet in de droger drogen. Wil je de kleding toch strijken ? Doe dat dan op een hele lage temperatuur.
Nylon:
Wordt ook wel polyamide genoemd: is elastisch, waterafstotend en vormvast waardoor het niet kreukt. Je ziet deze stof vaak terug in badpakken, kousen en panty’s. Voorzichtigheid bij het wassen is wel belangrijk, het mag niet warmer dan 40° C gewassen worden. Strijken op een lage temperatuur. De stof droogt heel snel en hoeft niet in de droger.
Elasthaan:
Elasthaan is heel erg elastisch. Dat komt omdat elasthaan een stof is waarin zeer fijne draadjes rubber geweven zijn. De stof wordt dikwijls toegevoegd aan katoen om het geheel rekbaarder te maken. Je mag elasthaan zeker niet te heet wassen en ook strijken moet voorzichtig gebeuren.
wassymbolen
Instructiehandleiding
Instructie kaart wassymbolen
Wassen
uitzonderingen
Wolwasprogramma op maximaal 30°C.
Wolwasprogramma op maximaal 40°C.
Anti-kreukprogramma op maximaal 40°C.
Drogen
Strijken
Bleken
Stomen
Opdrachten bij deze les
LES 2: Was sorteren, wassen en doseren
Lesdoelen
In deze les leer je:
- Hoe je was kunt sorteren
- Wat wit / bont / fijn / kreukherstellend betekent
- Hoe je een programma op de wasmachine kiest en wat de verschillende knoppen op de wasmachine betekenen
- Hoe je een wasmiddel kiest en doseert
Theorie
Het wasgoed wat gewassen moet worden sorteer je op kleur en materiaal. Ook sorteer je volgens de wassymbolen welke te vinden zijn op het etiket in je kleding. Daarin staat van welk materiaal je kleding is gemaakt en hoe je het moet wassen. De wasetiketten helpen je bij het kiezen van het juiste wasprogramma van je wasmachine. Het wasgoed moet volgens soort en wasetiket gesorteerd worden.
Witte en bonte was:
In deze was mag alle textiel van katoen en linnen dat geen speciale, voorzichtige behandeling nodig heeft. Bij 'wit' sorteer je de lichte kleuren en bij 'bont' de donkere kleuren. Dit kun je ook nog weer sorteren in lichtbont en donkerbont. Op welke temperaturen moet dit nu gewassen worden ? In de 'kookwas'; dit is 95º, mogen alle zakdoeken, vaatdoeken, babyluiers en -washandjes gewassen worden. Op 60º was je handdoeken, washanden, hand- en theedoeken. De was van 95º en 60º wordt ook wel de witte was genoemd. De bonte was wordt meestal op 40º en 30º gewassen.
Kreukherstellende was:
Voor kleding is het beter dat je het wast op het programma 'kreukherstellend'. Je moet er dan wel voor zorgen dat de wasmachine niet meer als de helft gevuld is zodat de was de ruimte heeft en minder kreukt.
Fijne was / Wol:
Er is ook wasgoed dat heel voorzichtig gewassen moet worden zoals bh's, zijden sjaals of gordijnen. Dit was je op het programma 'fijne was'. Voor kledingstukken van wol geldt dat dit alleen gewassen mag worden op het programma wol. Voor beide programma's geldt dat de wasmachine maar voor 1/3 gevuld mag zijn met kledingstukken.
Op een wasmachine kun je het volgende aantreffen:
Nog enkele algemene voorbereidingen:
- Was nieuwe kleding de eerste paar keer apart (in nieuwe kleren zit vaak kleurstof die de eerste keer afgeeft)
- Heb je een was met kledingstukken met verschillende wasvoorschriften, dan kies je het wasprogramma met de laagste temperatuur
- Check alle zakken en maak ze leeg
- Rol opgestroopte mouwen af
- Keer kleding binnenstebuiten, vooral broeken (anders krijg je misschien vale strepen) en truien en shirts met opdruk
- Doe ritsen en drukknopen dicht en knoop touwtjes samen. Zo voorkom je schade aan de machine en de rest van het wasgoed
- Kleding met haakjes of klittenband kan beter in een speciaal waszakje
In onderstaand filmpje wordt nog eens duidelijk uitgelegd hoe je de was moet sorteren:
Instructiehandleiding
Stappenplan was sorteren
1. Wassen toegestaan?
Je controleert of de kleding gewassen mag worden. Dit kun je in het waslabel vinden. Onderstaand wassymbool geeft aan dat het kledingstuk chemisch gereinigt of gestoomt moet worden
2. Hand- of wasmachine?
Je kijkt in het waslabel of het in de wasmachine mag of dat je het met de hand moet wassen
Symbool voor wasmachine.
Dit wassymbool geeft aan dat je het met de hand moet wassen en niet in de wasmachine.
Nieuwe gekleurde kleding kun je het beste de eerste keer met de hand wassen. Zo voorkom je dat de kleur afgeeft op andere kleding in de wasmachine.
3. Soort textiel?
Niet alle stoffen kunnen op dezelfde manier gewassen worden. De meeste wasmachines hebben speciale programma’s voor de verschillende stoffen. Bijvoorbeeld voor wollen kleding een wol wasprogramma.
4. Kleur, zwart of wit?
De basis is dat je de was op kleur, sorteert: zo krijg je 3 stapels.
1 stapel witte was
1 stapel gekleurde was
1 zwart/ grijze stapel was
Nu kijk je in elke stapel wat in de wasmachine mag en wat met de hand gewassen moet worden. Nu heb je 6 stapels gesorteerd.
5. temperatuur
De stapels die je bij stap 4 hebt gemaakt hebben een scheiding gemaakt in hand- en wasmachine was.
De stapels die in de wasmachine mogen controleer je op temperatuur. Niet alles mag op dezelfde temperatuur gewassen worden.
Je maakt een stapel voor:
Handwas
chemisch reinigen of stomen.
30°C was
40°C was
60°C was
Na deze stappen kun je stapel voor stapel in de wasmachine doen en wassen.
Wassen en doseren
Wanneer je de was gesorteerd hebt laad je het wasgoed in de wasmachine. Als de kleding erg vuil is kan het handig zijn een voorwas te doen. Na de voorwas gaat het programma automatisch over op het hoofdprogramma. Een machine mag met witte of bonte was goed vol zijn. Als je je hand in de trommel steekt en je kunt die boven het wasgoed nog goed heen en weer bewegen dan is de trommel goed beladen. Als de trommel te zwaar beladen is kan het wasgoed niet goed bewegen waardoor het wasmiddel niet goed in alle kledingstukken kan dringen waardoor de was niet schoon wordt en er wasmiddelresten overblijven. Als de trommel te licht beladen is verspil je water en elektriciteit en het wasgoed krijgt de kans om te gaan 'zweven' in de wasmachine. Ook dan wordt het niet schoon. Er zijn tegenwoordig wasmachines die 7 of 8 kilo aankunnen !
Voor alle soorten was zijn er even zoveel wasmiddelen zoals jullie in de hierboven getoonde afbeelding zien maar als je wasmiddel hebt voor de witte en gekleurde was, kom je al een heel eind.
- voor de witte was gebruik je wit wasmiddel. Hier zit bleekmiddel in, waardoor de was een beetje witter wordt
- voor de bonte was gebruik je 'kleur'of 'color' wasmiddel
- voor was die een speciaal wasprogramma nodig heeft, moet je ook een speciaal wasmiddel gebruiken zoals bij de fijne- of wolwas. Sommige stoffen kunnen niet tegen bestanddelen die in de witte of kleur wasmiddelen zitten.
Welk soort wasmiddel gebruiken jullie thuis ?
0 Poeder
0 Vloeibaar wasmiddel
0 Wastabletten
Wasmiddel toevoegen:
Op de verpakking van je wasmiddel kun je lezen hoeveel wasmiddel je bij de was moet doen. Je kunt ervoor kiezen om je (vloeibare) wasmiddel in een doseerbol te doen en deze tussen de was te leggen. Het wasmiddel lost dan op en kan sneller zijn werk doen. Je kunt er ook voor kiezen om waspoeder te gebruiken. Dit doe je in het zeepbakje van je wasmachine. In dit zeepbakje zitten meestal 3 vakjes.
I = voor de voorwas
II = voor de hoofdwas
¤ = voor de wasverzachter
Op de verpakking lees je hoeveel wasmiddel er bij de was moet. Gebruik niet teveel wasmiddel want dan krijg je teveel schuim. Gebruik ook niet te weinig wasmiddel want dan slaan de losgemaakte deeltjes weer neer op je was en wordt je was grauw van kleur. Als de was erg vies is kun je ook een voorwas draaien. Dat betekent dat de was al een stuk schoner is voordat de machine aan de hoofdwas begint. Om je was lekker zacht te maken kun je wasverzachter toevoegen. Dit doe je in het doseerbakje voor wasverzachter. Dit wordt dan automatisch toegevoegd aan het eind van het wasprogramma.
Centrifugeren:
Je moet dus letten op het programma, de juiste temperatuur, de kleur van het wasgoed en het juiste wasmiddel. Daarnaast is het belangrijk dat je de knop 'centrifugeren' goed instelt. Centrifugeren betekent dat de wasmachine heel hard ronddraait om al het water weer uit het wasgoed te krijgen. Hoe hard je wasmachine centrifugeert hangt af van op welk toerental je de knop draait. Het toerental is de snelheid waarmee de wasmachine centrifugeert. Centrifugeer je op 1400 toeren, dan draait hij erg hard en lang rond. De was is ook een stuk droger. Dit kun je alleen doen bij was die geen speciale behandeling nodig heeft en tegen een stootje kan, zoals de witte en bonte was. Wanneer je het toerental op 1000 of 800 zet (zoals bij fijne was of andere kledingstukken) zal je was langer moeten drogen.
Je hebt nu de was gesorteerd, de machine beladen met het wasgoed en het wasmiddel toegevoegd. Nu nog het programma kiezen dat past bij het wasgoed past (wit, bont, fijn), deur dicht en de wasmachine aanzetten, de was draait !
hoe vul ik de wasmachine?
Instructiekaart voor de wasmachine
Vul de wasmachine.
Doe de deur dicht
Doe de wasmachine aan en kies het programma.
Doe wasmiddel in het juiste vakje (||)
Druk op start.
Opdrachten bij deze les
Jullie gaan tot slot van deze les naar het skills lokaal; daar vinden jullie een wasmand met wasgoed. Sorteer dit in een stapeltje witte was, bonte was, fijne was en handwas. Laat de stapeltjes controleren door de docent. Veel succes!
LES 3: Handwas, handmatig vlekken verwijderen en drogen
Lesdoelen
In deze les leer je:
- waarom je soms iets met de hand moet wassen
- hoe je vlekken van kleding kunt verwijderen
- hoe je de droger bedient
Theorie
Handwas:
Sommige kledingstukken mag je alleen met de hand wassen. Dat zie je in het waslabel aan dit symbool :
Soms kan het ook wel makkelijk zijn om met de hand te wassen ook al mag je het wel in de wasmachine stoppen bijvoorbeeld als je morgen dat leuke t-shirt aan wilt en je wasmachine is nog niet vol. Dan kun je beter met de hand wassen als daarvoor speciaal je wasmachine te laten draaien.
Niet kleurechte of kwetsbare kleding kun je beter met de hand wassen, je kunt hier denken aan wollen truien of kleding van synthetisch stof. Deze was je met een fijn- of wolwasmiddel. Je let bij de handwas op de temperatuur van het water. Als dit te heet is kun je het kledingstuk beschadigen. Ook let je op de hoeveelheid wasmiddel. Als je teveel gebruikt kan de kleur verbleken. Los altijd eerst het wasmiddel op in het water en doe dan het te wassen stuk in het sop. Zorg ervoor dat het wasgoed onder water blijft en voortdurend in beweging. Laat het wasgoed nooit in het sop staan. Knijp in de kleding, niet wringen of wrijven. Spoel de kleding goed uit.
Na de handwas kun je het programma 'centrifugeren' gebruiken op je wasmachine. Bij was met het label 'handwas' moet je op de laagste stand (600 toeren) centrifugeren.
Handmatig vlekken verwijderen:
Oh nee, hè?! Je kunt het wel uitschreeuwen dat je zo onoplettend was, want je shirt/blouse/jas/broek zit onder de vlekken. In plaats van jezelf voor je hoofd te slaan is het beter om de vlek zo snel mogelijk te verwijderen.. Je kunt niet alle vlekken op dezelfde manier verwijderen.
Bloed: Gebruik geen kokend of heet water bij bloedvlekken. Bloed stolt dan waardoor de vlek hardnekkiger wordt. Begin en eindig dus met koud water met keukenzout, lauwe ammonia of melk. Je kunt de stof ook in koud water weken (ongeveer een uur) waarna je het kunt wassen.
Vet- en chocoladevlekken: Deze vlekken verwijder je door de stof met een warme doek met een beetje afwasmiddel of handwasmiddel te deppen.
Verfvlekken: Lees voor je de vlekken verwijderd goed het etiket van de verfpot. Er zijn twee mogelijkheden:
1. Het is verf op terpentine basis: dan reinig je de stof door een doek met wasbenzine goed de stof te deppen en het daarna goed droog te wrijven.
2. Het is verf op water basis: dan reinig je de stof door goed met een doek met water te deppen.
Kaarsvetvlekken: Deze vlekken verwijder je door: - de stof op de strijkplank te leggen
- door op en onder de vlek een laagje toiletpapier te leggen
- vervolgens strijk je op de laagste stand over het toiletpapier
- en schuif je het toiletpapier op (en onder!) steeds een stukje op, totdat de
vlek helemaal weg is.
Gras: Grasvlekken kun je eerst beter behandelen met een soort pre wash product. Of je doet een deel witte azijn op twee delen witte water om de vlek op te helderen. Neem een oude tandenborstel om het mengsel op de vlek te wrijven (en te boenen) voordat je het wast met een wasmiddel dat enzymen bevat.
Er bestaan ook allerlei wasmiddelen die je op de vlekken kunt smeren. Eén voorbeeld hiervan is 'shout'.
Dit middel doe je op de vlek en daarna wrijf je het met de punt van de fles goed in. Vervolgens moet je het direct wassen.
Drogen:
Als de wasmachine klaar is met het programma haal je de was uit de machine. Doe dat zo snel mogelijk, want was dat lang in de machine blijft zitten kreukt meer, gaat minder fris ruiken en kan zelfs gaan schimmelen. Het laten drogen van de was kan op twee manieren:
1. Ophangen op een wasrek of droogmolen. Het beste is dit buiten te doen en anders op een wasrek in een goed geventileerde kamer. Voor dat je de was ophangt, sla je deze goed uit. Probeer het zo glad en strak mogelijk op te hangen hierdoor krijg je minder kreukels en droogt de was het snelst (een overhemd kun je bijvoorbeeld het best op een kledinghanger laten drogen). Truien en delicaat wasgoed laat je alleen hangend drogen als ze niet uitrekken en hun vorm verliezen door het gewicht van het water. Anders moet je ze laten drogen op een handdoek op een vlak oppervlak.
2. Veel was kan ook in de droger. Dit is makkelijk maar kost natuurlijk wel geld. Controleer altijd je waslabel: mag het wasstuk in de droger en op welke temperatuur ?
Droger bedienen:
Op de droger zitten, net als op de wasmachine, programmaknoppen. In ons skillslokaal zitten de volgende knoppen op de droger:
Er zijn verschillende soorten drogers:
Een afvoerdroger is een wasdroger die de vochtige lucht uit de was door een buis naar buiten afvoert. Je moet bij deze drogers dus wel de mogelijkheid hebben om een afvoerbuis vanaf de droger door een raam of gat in de muur naar buiten te leiden. Afvoerdrogers zijn over het algemeen sneller en zuiniger dan condensdrogers.
Een condensdroger voert de vochtige lucht niet af zoals een afvoerdroger, maar haalt het vocht uit de lucht. Door de lucht te verhitten met een elektrisch verwarmingselement ontstaat condens dat naar een reservoir geleid wordt. Het reservoir moet dus regelmatig geleegd worden. Veel condensdrogers hebben tegenwoordig de mogelijkheid om het reservoir aan te sluiten op een afvoer, waardoor deze automatisch geleegd wordt.
Een warmtepompdroger lijkt in principe op een condensdroger, maar is zuiniger in stroomgebruik.
Voor het kiezen van een programma kijk eerst of de was 'kreukherstellend' gedroogd moet worden (kleding) of op de 'witte / bonte was'stand. Daarna moet je bepalen hoe droog de was moet worden. Hoe droger de was, hoe langer de droger moet werken en hoe meer stroom hij gebruikt. Wil je de was direct opvouwen en in de kast opruimen, is de stand 'kast' prima. Als je de was nog wilt strijken, kan het beter nog een beetje vochtig zijn, dit strijkt gemakkelijker. Dan is 'strijkdroog' prima. Ook kun je de droger op tijd instellen. Als je de knop op 20 minuten draait bijvoorbeeld, zal de droger 20 minuten zijn werk doen. De kleding die je voorzichtig behandelt in je wasmachine behandel je ook voorzichtig in je droger (bijvoorbeeld de fijne was). Je kunt hier het programma 'wol' voor gebruiken.
Doe de droger niet te vol: de was moet voldoende ruimte hebben om te kunnen ronddraaien. Daarnaast wordt je was erg kreukelig wanneer de droger overbeladen is. Als de droger klaar is haal je de was er zo snel mogelijk uit: ook daarmee voorkom je kreukels. Na gebruik van de droger maak je de pluizenfilter schoon zoals voorgedaan wordt in onderstaand filmpje:
Instructiehandleiding
6 gouden tips voor het doen van de handwas:
1. Breng het water op temperatuur voordat je wasmiddel voor delicate was toevoegt
2. Laat het wasmiddel volledig oplossen
3. Dompel het textiel onder, was voorzichtig en spoel meteen uit
4. Was delicate stoffen kort en laat ze niet langdurig in stilstaand water staan
5. Zachtjes kneden, nooit schrobben, wrijven of wringen
6. Gebruik bij hardnekkige vlekken een vlekkenverwijderaar zonder bleekmiddel
Basis instructies vlekken verwijderen
Bloedvlekken reinig je door
De stof een poosje – minimaal een uur – in
koud water te weken
Daarna kun je de stof wassen, als dit mogelijk is.
Vet- of chocoladevlekken reinig je door
De stof met een warme doek en een beetje afwasmiddel of handwasmiddel te deppen.
Verfvlekken reinig je door; Het etiket van de verfpot goed te lezen.
Er zijn twee mogelijkheden:
1. Het is verf op terpentine basis. Dan reinig je de stof door goed met een doek met wasbenzine te deppen en daarna heel goed droog te wrijven.Gooi daarna de doek met wasbenzine weg. De lucht krijg je er niet meer uitgewassen en de andere was gaat er naar stinken.
2. Het is verf op water basis. Dan reinig je de stof door goed met een doek met water te deppen.
Kaarsvetvlekken reinig je door
De stof op de strijkplank te leggen.
-Leg op en onder de vlek een laagje toiletpapier.
-Vervolgens strijk je op de laagste stand over het toiletpapier.
-Je ziet het kaarsvet in het toiletpapier trekken.
-Schuif het toiletpapier op (en onder!) de vlek steeds een stukje op, totdat de vlek helemaal weg is.
Opdrachten bij deze les
LES 4: De was opvouwen en strijken
Lesdoelen
In deze les leer je;
Hoe je verschillende kledingstukken moet strijken
Iets over de verschillende soorten strijkijzers
Hoe je verschillende kleding- en textielstukken het beste kunt opvouwen
Theorie
Wat is strijken en waarom moet je strijken?
Strijken ? Sommige mensen vinden strijken niet leuk en hebben er zelfs een hekel aan. Maar door je kleding te strijken haal je de kreukels eruit en dat staat wel zo netjes als je het draagt ! Een ander doel van strijken is om het textiel glad te maken waardoor het vuil minder goed hecht. Door te strijken op hoge temperaturen dood je bacteriën waarmee je besmettingsgevaar voorkomt. En als laatste kun je door je kleding te strijken het netter opvouwen.
Er zijn verschillende soorten strijkijzers, zoals:
gewone strijkijzers
stoomstrijkijzers
stoomgeneratoren
wals.
De gewone strijkijzer
De warmte van het ijzer zorgt dat de kleding kreukvrij wordt. Hier wordt geen stoom bij gebruikt.
Stoomstrijkijzer
De stoom (veroorzaakt door het water wat je in de strijkijzer doet) zorgt ervoor dat het strijken beter gaat. Het stoom maakt de kleding wat vochtig waardoor de kreuken verdwijnen en het resultaat mooier is. Als je niet veel strijkt is het handig om een stoomstrijkijzer te nemen: je hebt dan namelijk niet zoveel water nodig.
Stoomgenerator
Een stoomgenerator werkt hetzelfde als een stoomstrijkijzer alleen past er meer water in door het waterreservoir waar de strijkijzer op staat. Ze geven dan ook meer stoom af. Wanneer je veel strijkt is een stoomgenerator handig.
De wals
De wals wordt voornamelijk in wasserijen gebruikt voor de grote lakens, dekbedden en ander linnen/ katoen. In grote instellingen die nog een eigen wasserij hebben zie je ze ook staan. Nadat de stekker van de wals in het stopcontact is gedaan warmt hij op en kan het linnengoed er door gehaald worden. Door de warmte komen de lakens er kreukvrij uit.
Waar moet je opletten bij het strijken ?
4 belangrijke stappen zijn:
stap 1:
Het waslabel vertelt je hoe heet je het mag strijken. Hieronder de symbolen voor het strijken.
Eén stip is matig warm: 110º / Twee stippen is matig heet: 150º / Drie stippen is heet: 200º.
stap 2:
Als je de kleding vochtig strijkt geeft het een mooier resultaat. Heb je geen stoomstrijkijzer dan kun je met behulp van een plantenspuit je kleding iets bevochtigen.
stap 3:
Gebruik de juiste techniek met strijken. Zorg dat je het strijkijzer op de juiste strijk temperatuur hebt gezet. Als je te warm strijkt kunnen bepaalde stoffen krimpen en te koud maakt dat je de kreukels niet goed kunt wegstrijken. T-shirts of blousjes met een print kun je het beste binnenste buiten strijken. Zo voorkom je dat de print aflaat of je strijkijzer vervuild raakt.
Stap 4
Pak het kledingstuk dat je wilt strijken.
T-shirts: leg de mouw dubbel op de strijkplank, trek de mouw glad en strijk de mouw. Keer om en strijk de mouw aan de andere kant. Vervolgens strijk je de andere mouw op dezelfde manier. Trek hierna het T-shirt over de punt van de plank, zodat de bovenkant op de plank ligt en de onderkant eronder hangt. Strijk steeds een vlak van het T-shirt, door het steeds over de plank te verschuiven, totdat je helemaal rond bent.
Overhemden en blouses: overhemden zijn de lastigste kledingstukken om te strijken. Begin met het strijken van de boord, eerst aan de binnenkant, daarna de buitenkant. Voor de mouwen kun je eventueel een mouwplankje gebruiken. Je trekt dan de mouw van het overhemd over het mouwplankje heen en strijkt de gehele mouw door deze steeds over het plankje te verschuiven. Zonder mouwplankje leg je de mouw dubbel over de strijkplank. Strijk eerst de kant waar de knoop zit en vervolgens de andere kant. Na de mouwen strijk je eerst het rechter voorpand, daarna de achterkant, dan het linkervoorpand. Als laatste strijk je het rugstuk bovenaan.
Broeken: spijkerbroeken en casual broeken leg je recht op de plank, de voorkant naar boven. Vooral géén vouw strijken. Vervolgens strijk je de voorkant, draait de broek om en strijkt de achterkant.
Pantalons: pantalons leg je dubbel op de zijkant, zodat je er een vouw in kunt strijken. Deze broeken kun je het beste strijken onder een licht vochtige theedoek. De stof blijft dan mooi en gaat niet glimmen. Strijk elke kant van de twee pijpen. Voor het bovenstuk trek je de pantalon met de bovenkant over de punt van de strijkplank. Op die manier kun je de plooien goed strijken.
Rokken: trek rokken over de strijkplank heen, nadat je een vlak hebt gestreken draai je rond voor het volgende stuk, totdat de hele rok gestreken is.
Jurken: strijk eerst de bovenkant, daarna de rok op dezelfde wijze als beschreven bij de rokken.
Bekijk nog even dit filmpje over hoe je een overhemd strijkt !
Je strijkt uit hygiënisch oogpunt van je af en raakt het gestreken wasgoed zo min mogelijk aan. Ook zet je een wasmand onder de strijkplank zodat het strijkgoed niet de grond raakt maar in de wasmand komt.
Als je de strijkijzer niet gebruikt zet je deze op het metalen rekje (het treefje) dat op elke strijkplank zit. Deze kun je ook gebruiken om de strijkijzer te laten afkoelen.
Was opvouwen
Je hebt alles gewassen en alle was is weer schoon en fris. Dan moet je het nog opvouwen. Doel van het opvouwen van de was is om het wasgoed kleiner en van een beter hanteerbaar formaat te maken. Zo past het beter in je kast.
Enkele tips voor het vouwen van platgoed (dit zijn onder andere handdoeken en theedoeken):
- Leg het goed altijd met de goede kant naar beneden
- Vouw in één vloeiende beweging, verplaats daarbij je handen niet teveel
- Neem voor jezelf de handigste vouwtechniek, zodat de was past in jouw kast of in die van je zorgvrager
- Vouw met rechte, strakke vouwen
- Houd je hand tussen de vouwen om valse vouwen te voorkomen
Daarnaast vind je in de instructiekaart ook aanwijzingen hoe je de was kunt opvouwen.
Instructiehandleiding strijken en was opvouwen
Instructie kaart strijken
1.
Stel de strijkplank op de juiste hoogte in. De juiste hoogte is heuphoogte.
2.
Bekijk het wassymbool op het label van de kleding die je wilt strijken. Zoals je hebt geleerd geven de stippen op de afbeelding van het strijkijzer aan hoe heet het gestreken mag worden.
3.
Steek de stekker in het stopcontact.
4.
Stel de goede stand in op het strijkijzer
5.
Pak het kledingstuk dat je wilt strijken:
T-shirts: leg de mouw dubbel op de strijkplank, trek de mouw glad en strijk de mouw. Keer om en strijk de mouw aan de andere kant. Vervolgens strijk je de andere mouw op dezelfde manier. Trek hierna het T-shirt over de punt van de plank, zodat de bovenkant op de plank ligt en de onderkant eronder hangt. Strijk steeds een vlak van het T-shirt, door het steeds over de plank te verschuiven, totdat je helemaal rond bent.
Overhemden en blouses: overhemden zijn de lastigste kledingstukken om te strijken. Begin met het strijken van het boord, eerst aan de binnenkant, daarna de buitenkant. Voor de mouwen kun je eventueel een mouwplankje gebruiken. Je trekt dan de mouw van het overhemd over het mouwplankje heen en strijkt de gehele mouw door deze steeds over het plankje te verschuiven. Zonder mouwplankje leg je de mouw dubbel over de strijkplank. Strijk eerst de kant waar de knoop zit en vervolgens de andere kant. Na de mouwen strijk je eerst het rechter voorpand, daarna de achterkant, dan het linkervoorpand. Als laatste strijk je het rugstuk bovenaan.
Broeken: spijkerbroeken en casual broeken leg je recht op de plank, de voorkant naar boven. Vooral géén vouw strijken. Vervolgens strijk je de voorkant, draait de broek om en strijkt de achterkant.
Pantalons: pantalons leg je dubbel op de zijkant, zodat je er een vouw in kunt strijken. Deze broeken kun je het beste strijken onder een licht vochtige theedoek. De stof blijft dan mooi en gaat niet glimmen. Strijk elke kant van de twee pijpen. Voor het bovenstuk trek je de pantalon met de bovenkant over de punt van de strijkplank. Op die manier kun je de plooien goed strijken.
Rokken: trek rokken over de strijkplank heen, nadat je een vlak hebt gestreken draai je rond voor het volgende stuk, totdat de hele rok gestreken is.
Jurken: strijk eerst de bovenkant, daarna de rok op dezelfde wijze als beschreven bij de rokken
6.
Zet het strijkijzer uit en zet deze terug op de plek waar die hoort, op de achterkant van de strijkplank
7.
Vouw het kleding stuk op, zoals je in de filmpjes ziet
8.
In onderstaande link vinden jullie de instructiehandleiding voor het opvouwen van de was:
In de linnenkamer staat een wasmand met was die opgevouwen moet worden.
Jullie gaan in tweetallen hiermee aan de slag. Maak gebruik van de instructiekaart.
Jullie geven elkaar feedback op het geleverde werk. Dit zet je op papier. De docent komt dit met jullie nabespreken.
Voor deze opdracht krijgen jullie een half uur de tijd.
Veel succes !
Opdracht 2
Deze opdracht bestaat uit het strijken van een overhemd en een t-shirt.
Jullie gaan in tweetallen hiermee aan de slag. Maak gebruik van de instructiekaart.
Jullie geven elkaar feedback op het geleverde werk. Dit zet je op papier. De docent komt dit met jullie nabespreken.
Voor deze opdracht krijgen jullie een kwartier de tijd.
Veel succes !
LES 5: Beoordelingsschema en Toets
Lesdoelen
In deze les:
- maak je de toets, individueel.
- krijg je de gelegenheid de punten van je beoordelingschema nog te behalen indien je alle opdrachten nog niet hebt gedaan.
Beoordelingsschema
Dit beoordelingsschema heb je tijdens de introductie van deze lessen al uitgeprint gekregen van je docent. Onderstaande opdrachten moeten met een voldoende of goed afgerond zijn aan het eind van de lessencyclus. In de beoordeling telt ook je inzet mee.
Opdracht
Onvoldoende/voldoende/goed
Handtekening van docent
Waslabels met strijksymbolen
Het strijken van een overhemd en/of blouse
Het strijken van een T-shirt
Plaats het juiste symbool bij de betekenis
het opvouwen van was uit de wasmand waarin o.a een handoek, vaatdoek, strandlaken
Soorten wasmiddelen
Toets
Toets: Linnen beheer en wasverzorging
0%
De afgelopen weken heb je in de wiki wijs lessen gevolgd in:
Wat voor soorten textiel er zijn
Hoe je moet wassen en drogen
Hoe je moet strijken
Hoe je was kunt opvouwen
Als afsluiting heb je nu een toets om te zien of je de stof beheerst. Je krijgt hiervoor een cijfer die meetelt voor je opleiding.
Je kunt de toets maar 1 keer maken, aan het einde print je het resultaat uit en lever je bij je docent in.
Er zijn per onderdeel een aantal vragen zowel open als meerkeuze vragen.
Heel veel succes met het maken van de toets. Lees de vragen rustig en goed door voor je antwoord.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je hebt nu alle lessen over linnenbeheer en wasverzorging gevolgd en de opdrachten uitgevoerd.
Samen met de klas en docent blikken jullie terug op de lessen. Beantwoord voor jezelf onderstaande vragen en zet je antwoord op papier:
- Wat heb je geleerd?
- Geef 2 voordelen en 2 nadelen voor het werken met de wikwijs die voor jou gelden
- Heb je nog aanvullingen of verbeterpunten voor de lessen ?
- Hoe was de samenwerking met je medestudent met wie je de wikiwijs hebt gemaakt ?
De docent zal, als iedereen klaar is met het beantwoorden van de vragen, in een onderwijsleergesprek met jullie nagaan hoe jullie deze lessenserie ervaren hebben en of de leerdoelen behaald zijn.
Bedankt voor je inzet en het doorlopen van deze lessen !
Bronnen
Deze wiki is mede tot stand gekomen met de theorie van natuurlijke bronnen:
- Ebbens, S. & Ettekoven, S. (2015). Effectief leren. Groningen: Noordhoff Uitgevers
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Linnen beheer en wasverzorging
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.