Ontstaan Modern Nederland

Ontstaan Modern Nederland

Introductie

Welkom bij het thema over het ontstaan van Nederland hoe wij het nu kennen. In dit thema ga je leren over Nederland tijdens 'de lange 19e eeuw', daarmee bedoelen we de geschiedenis van 1789 tot ongeveer 1914. Aan het einde van dit thema maak je een toets.

We kijken naar een aantal onderwerpen en personen die belangrijk zijn geweest voor deze tijd.

Inhoud

Tijdens dit thema hebben we het over de volgende onderwerpen:

1. De Franse Revolutie

2. Het Congres van Wenen

3. Belgische Onafhankelijkheidsstrijd

4. De eerste trein in Nederland

5. 1848

6. Aletta Jacobs

Extra: Indonesië

Extra: Nationalisme

Leerdoelen

Tijdens dit thema ga je:

- Leren hoe Nederland aan zijn huidige grenzen komt

- Leren hoe de Nederlandse staatsinrichting zich heeft ontwikkeld

- Leren over de 1e feministen in Nederland

- Leren over de opkomst van het nationalisme in Europa

- Leren over de kolonisatie van Indonesië

1. De Franse Revolutie

Op 14 juli 1789 start de Franse Revolutie met een bestorming door de bevolking van Parijs van de Bastille. De opstand zou het einde betekenen van het koninkrijk Frankrijk.

Leerdoelen
Na deze opdracht:

  • kun je uitleggen wat wordt bedoeld met een standenmaatschappij.
  • kun je een reden noemen waarom de burgers (derde stand) in opstand kwamen tegen hun koning.
  • kun je de volgende gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens de Franse Revolutie beschrijven:
    • bijeenkomst Staten-Generaal in 1789
    • uitroepen Nationale vergadering
    • bestorming Bastille
    • uitroepen republiek
  • kun je beschrijven wat er in de eerste grondwet van de republiek stond.

Frankrijk voor de Revolutie

Geestelijken, edelen en boeren & burgers

Lodewijk XVI werd koning van Frankrijk in 1774.
Hij had de absolute macht.
De maatschappij was toen verdeeld in drie standen.
De meeste Fransen behoorden tot de derde stand.

Dat waren vooral boeren.
Ze moesten hard werken en waren vaak arm.
Maar ze moesten wèl belasting betalen aan de koning.
Met dat geld kon Lodewijk XVI zijn hofhouding, zijn dure paleizen en zijn oorlogen bekostigen.
Ook moesten de boeren een deel van hun oogst aan de landheer, de edelman in de buurt, geven.
Hij was de eigenaar van de grond. En ze moesten onbetaald allerlei klusjes voor hem doen.
Daarover waren de boeren ontevreden.

Tot de derde stand behoorden ook de Fransen die in de steden woonden.
Belangrijke burgers, zoals schrijvers, advocaten, journalisten en artsen.
Ook zij moesten belasting betalen. Maar ze hadden niets in te brengen in het bestuur van Frankrijk.
En daarover werden deze burgers steeds ontevredener.

Tot de tweede stand behoorden de edelen.
Zij werkten vaak voor de koning en hadden de hoge banen in het bestuur van het land.
Zij hadden meestal veel land en geld …
De edelen hoefden géén belasting te betalen.
Dat was al eeuwen zo. Dat was hun recht.
Zij waren wèl tevreden.

Tot de eerste stand behoorden de mensen van de kerk.
Bisschoppen, priesters, monniken.
Ook de kerk had veel land en geld.
Maar de geestelijken hoefden ook geen belasting te betalen.
En zij wilden dat natuurlijk ook graag zo houden. Zij waren tevreden.

De schatkist van Frankrijk werd dus gevuld met het belastinggeld van de derde stand: de boeren en burgers.
Die gingen hierover steeds meer klagen.
Ze wilden veranderingen! Ze kwamen in opstand.

Opdracht 1 Geef antwoord op de volgende vragen.

  • Wat wordt bedoeld met een standenmaatschappij?
  • Uit hoeveel klassen bestond de standenmaatschappij in Frankrijk van rond 1790?
  • Wie behoorden tot welke stand?
  • Waren alle mensen, die tot de derde stand behoorden, arm?
  • Waarom waren de burgers in de derde stand ontevreden?

Het begin van de Revolutie

De Franse Revolutie

De derde stand was erg ontevreden over hun eigen situatie: zij betaalden wel alle belasting, maar hadden geen invloed op het bestuur van het land.

De Franse koning Lodewijk XVI had veel geld nodig om de enorme uitgaven voor het leger en de dure paleizen te betalen. Om het probleem van de lege schatkist het hoofd te bieden, besloot de Franse koning in 1789 om de Staten-Generaal bij elkaar te roepen. De Staten-Generaal was een vergadering waarin alle drie de standen vertegenwoordigd waren. Het was sinds 1614 niet meer voorgekomen dat de Staten-Generaal bij elkaar was geweest.

De derde stand gebruikte de bijeenkomst vooral om haar onvrede te uiten.
De derde stand kreeg al snel ruzie met de andere twee standen:
de adel en de geestelijkheid.

De eerste bijeenkomst van Staten-Generaal sinds lange tijd eindigde in een ruzie tussen de derde stand en de andere twee standen.

De derde stand riep daarop een eigen vergadering uit: de Nationale Vergadering. Pogingen van de koning om met het leger de rust te herstellen mislukten. Het optreden van het leger maakten de boeren, ambachtslieden en burgers alleen nog maar bozer.

Op 14 juli 1789 bestromden de revolutionairen in Parijs de gevangenis (de Bastille) en begon het geweldadige deel van de Franse Revolutie. De macht van de eerste en tweede stand werd gebroken en de koning Lodewijk XVI werd zelfs ter dood gebracht.

Bron:

Opdracht 2 Geef antwoord op de volgende vragen

  • In 1789 werd de Staten-Generaal bij elkaar geroepen, welke stand kreeg ruzie met de andere twee?
  • Waarom denk je dat de derde stand ruzie kregen met de eerste en tweede stand?
  • Wat was het gevolg van de ruzie?

Opdracht 3 Lees de bron en beantwoord de vraag

  • Denk je dat de koning en koningin door hadden dat de mensen van de derde stand ontevreden waren? Leg je antwoord uit.

Toets: Bron Opdracht

Start

Frankrijk na de Revolutie

Frankrijk na de revolutie

Met de Franse Revolutie kwam er een einde aan de monarchie:
het koninkrijk Frankrijk werd een republiek met een grondwet.
De koning stond niet langer aan het hoofd van het land en ook de edelen (en de Kerk) verloren veel van hun macht. In de grondwet staat dat iedere Fransman recht heeft op vrijheid en op gelijkheid. De standen werden afgeschaft. Later kregen ook veel andere landen een grondwet.

De Eerste Franse Republiek zou trouwens niet lang bestaan.
In 1804 werd Frankrijk een keizerrijk onder Napoleon Bonaparte. Deze opper-bevelhebber van het leger was het gelukt de macht te grijpen in de rumoerige periode na de Franse Revolutie.
Napoleon voerde een groot aantal oorlogen waarmee hij bijna heel Europa veroverde.
In 1815 werd Napoleon definitief verslagen. Het huidige Frankrijk is wel weer een republiek
(De Vijfde Franse Republiek). De Franse Revolutie is nu al meer dan 200 jaar geleden, maar
14 juli is nog steeds een nationale Franse feestdag.

Opdracht 4 Beantwoord de volgende vragen

  • Wat werd Frankrijk toen de monarchie werd afgeschaft?
  • Welke belangrijke maatregelen stonden er de grondwet? Noem er twee.
  • Wie schafte de republiek weer af en wat maakte hij van Frankrijk?

Opdracht 5 Beantwoord de volgende vraag

  • Hoe zorgde de Franse Revolutie ervoor dat de maatschappij voorgoed veranderde?

2. Het congres van Wenen

Als de Franse tijd op zijn einde loopt komen de grootste en sterkste landen van Europa bij elkaar om te bepalen wat voor straf Frankrijk moet krijgen en wat er met de rest van Europa moet gebeuren. In 1814 en 1815 komen deze landen bij elkaar in Wenen.

Na deze les weet je:

  • Welke landen de grootmachten waren
  • Wat voor beslissingen er werden genomen op het conges
  • Wat er met Nederland gebeurde en wie de macht kreeg

Het congres van Wenen

Het congres van Wenen 1814-1815

In 1814 werd Napoleon en Frankrijk verslagen, de machtigste landen van Europa kwamen in die tijd ook bij elkaar om te beslissen wat er nu moest gebeuren. Napoleon werd verbannen naar het eiland Elba, vlak bij Italië.

De vier belangrijkste landen uit die tijd waren het Verenigd Koningrijk, Rusland, Oostenrijk en Pruisen.

Deze vier landen probeerden het eens te worden over wat voor straf Frankrijk moest krijgen en wat ze met de andere landen in Europa moesten doen, zoals Nederland en België. Maar ze konden het niet eens worden met elkaar.

In 1815 ontsnapte Napoleon en hij had binnen de korste keren weer de macht in Frankrijk overgenomen. Dit leek heel slecht nieuws, maar voor de vier grote landen was dit precies wat ze nodig hadden. Bij Waterloo werden Napoleon en zijn leger definitief verslagen en in Wenen konden de politici het eindelijk met elkaar eens worden.

Napoleon werd opnieuw verbannen, maar nu naar St Helena, een klein eiland in the Atlantische Oceaan. Daarvandaan wist hij niet meer te ontsnappen.

Op het congres werden een aantal belangrijke dingen besloten:

- Landen die veroverd waren door Frankrijk mochten geen nadeel hebben van de beslissingen

- Koningen en prinsen die hun macht kwijt waren geraakt door de Fransen moesten hun macht terug krijgen

- Om ervoor te zorgen dat Frankrijk niet nog een keer zou proberen om Europa te veroveren moesten er grote en sterke landen rondom Frankrijk komen.

De maatregelen zorgde ervoor dat de ideeën van de Franse Revolutie weer verdwenen en alle macht die gewonen mensen hadden raakte ze weer kwijt.

De derde maatregel zorgde ervoor dat Nederland, België en Luxemburg samen één land werden; Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het hoofd van die nieuwe koninkrijk werd de zoon van de laatste stadhouder, koning Willem I

Opdracht 6 Beantwoord de volgende vragen

  • Welke vier landen bepaalde wat er met Europa moest gebeuren na de Franse Revolutie?
  • Hoe denk je dat deze landen over de ideeën van de Franse Revolutie dachten?
  • Wie kreeg de macht in het nieuwe koninkrijk der Nederlanden?

 

 

3. De Belgische Revolutie

Nederland en België samen als één land blijkt geen gelukkig 'huwelijk' te zijn. De Belgen willen zonder Nederland verder.

Na deze les weet je:

  • Wanneer België een eigen land werd
  • Waarom België zonder Nederland verder wilde
  • Wat er met Luxemburg gebeurde
  • Hoe alle drie de landen verder gingen

De Belgische Revolutie

Bij het congres van Wenen werden de noordelijke (Nederland) en zuidelijke (België en Luxemburg) samen gevoegd tot één groot koninkrijk; Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De macht in dit nieuwe land kwam in handen van Koning Willem I, hij was de zoon van de laatste stadhouder van de republiek.

Maar in België zijn de mensen niet tevreden over Willem I en zijn regering, zij vinden dat hij de 'Hollanders' voortrekt. Ook zijn ze ontevreden over hoeveel Nederlands er gesproken wordt, de belangrijke mensen in België spraken namelijk alleen maar Frans. Ook het geloof van de koning vonden de Belgen niet fijn, zij waren namelijk katholiek en hij was protestant.

Op de verjaardag van de koning in 1830 komen de Belgen in opstand. Er worden soldaten gestuurd om de opstand neer te slaan en in eerste instantie wint het leger van de koning, maar doordat de Belgen hulp krijgen van Frankrijk en Willem geen grote oorlog wil veroorzaken trekt hij zijn soldaten terug. Al in 1832 erkende de meeste landen van Europa het nieuwe land België, maar het duurde nog tot 1839 voordat ook Nederland toegaf. Het duurde lang omdat in Nederland mensen het niet eens waren met de nieuwe grenzen, de Belgen wilden namelijk Zeeuws-Vlaanderen, heel Limburg en heel Luxemburg hebben.

De Belgen hebben in de tussentijd al lang een nieuwe koning voor henzelf geregeld, namelijk Leopold, een Duitse hertog die in Engeland woonde.

Uiteindelijk krijgen de Belgen Zeeuws-Vlaanderen niet, en krijgen ze ongeveer de helft van Limburg en Luxemburg. De andere helft van Limburg komt bij Nederland en de andere helft van Luxemburg wordt een eigen land, waarvan koning Willem I de baas wordt, niet als koning, maar als Groot Hertog.

 

Opdracht 7 Beantwoord de volgende vragen:

  • In welk jaar kwamen de Belgen in opstand?
  • Waarom waren de Belgen niet blij met Willem I als koning?
  • Over welke gebieden waren Nederland en België het niet eens en wat gebeurde er met die gebieden?
  • Wie zijn de leider van de drie nieuwe landen, Nederland, België en Luxemburg?

 

4. De eerste trein in Nederland

Leerdoelen

Op 20 september 1839 werd de eerste spoorlijn in Nederland feestelijk geopend. De stoomlocomotief  'De Arend' deed er 25 minuten over om van Amsterdam naar Haarlem te rijden. Veel mensen vonden het maar niets: het ging veel te hard en met veel te veel lawaai. Was die nieuwigheid wel nodig en was het wel veilig? De trekschuit was toch een prima vervoermiddel?
In deze opdracht staat de eerste spoorlijn in Nederland centraal.

Aan het eind van de opdracht kun je

  • het jaartal noemen waarin de eerste spoorlijn in Nederland werd geopend: 1939.
  • beschrijven hoe mensen aankeken tegen de eerste spoorlijn.
  • uitleggen waarom de aanleg van het spoorwegnet een voorwaarde was voor de industrialisatie van Nederland.

 

Extra leerdoelen

  • Je kunt omschrijven hoe het spoorwegnet zich heeft ontwikkelt tussen 1839 en 1989
  • Je kunt omschrijven hoe het vervoer van goederen /  personen verliep voor de eerste spoorlijn.

 

 

Stap 1

Canon: De eerste spoorlijn
Ga naar de website entoen.nu en lees de tekst bij het canonvenster:

Website: De eerste spoorlijn 1839

Bekijk in ieder geval:

  • de Vensterplaat De eerste spoorlijn
  • de tekst en afbeeldingen over de opening van de eerste spoorlijn
  • de Canon-clip voortgezet onderwijs

Zorg dat je antwoord kunt geven op de volgende vragen:

 

  • Tussen welke twee steden reed de eerste stoomlocomotief?
  • Wat wordt bedoeld met 'Door de aanleg van treinen leek het alsof Nederland kleiner werd.'?
  • Waarom was de aanleg van spoorlijnen belangrijk voor Nederland?
  • Reizen met de trein is door de jaren heen heel erg veranderd, benoem 3 verschillen tussen vroeger en nu.

 

Extra vragen:

  • De aanleg van de eerste spoorlijn is belangrijk voor de industrialisatie. Wat betekent industrialisatie?
  • Is de NS een staatsbedrijf? Leg je antwoord uit.
  • Wat betekent het als een bedrijf een staatsbedrijf is?

5. 1848

Leerdoelen

 

Leerdoelen
Het jaar 1848 staat bekend als revolutiejaar. Het was een onrustig jaar in heel Europa.
In Frankrijk eisten burgers politieke hervormingen.
In Duitsland en in Italië wilden mensen de macht van de vorsten beperken.
En ook in Nederland stemde koning Willem II uiteindelijk in met een grondwetswijziging.

Het revolutiejaar 1848 staat centraal in deze opdracht.
Aan het eind van de opdracht kun je:

  • uitleggen waarom 1848 wel bekend staat als revolutiejaar.
  • uitleggen wat de grondwet eigenlijk is.
  • een aantal rechten uit de grondwet benoemen
  • uitleggen waarom de Koning zijn mening niet mag vertellen.
  • Waarom deze les bij het hoofdstuk ''ontstaan modern Nederland hoort''.
  • Waarom de grondwet van 1848 voor ons nu nog steeds belangrijk zijn.

Extra leerdoelen

  • Je kunt uitleggen wat ''ónschendbaar'' en ''ministeriele verantwoordelijkheid'' betekent.
  • Je kunt benoemen wat de voordelen zijn om in een democratie te leven.
  • Je kunt uitleggen waarom de veranderingen van 1848 zo belangrijk zijn voor de democratie.

Stap 1

Revolutiejaar 1848

Het jaar 1848 was een onrustig jaar in Europa. In Frankrijk eisten burgers, arbeiders en nationalisten radicale hervormingen, die de macht van de vorst zou beperken. Deze roep om hervormingen leidde tot opstanden en oproer in Parijs.

Ook in de Oostenrijk-Hongarije, in de Duitse staten en in Italië eiste het volk politieke hervormingen. De liberalen zelf waren in eerst instantie voorstander van revolutie maar schrokken van de volksopstanden van arme arbeiders en ambachtslieden.
Met de democratisering van de samenleving ('het volk aan de macht') bedoelden zij in de eerste plaats zichzelf: de economisch machtige en liberaal ingestelde burgerij.

De revolutiedreiging in 1848 in Europa had ook invloed op Nederland. De liberale staatsman J.R. Thorbecke had al eerder geprobeerd om een liberale grondwet in te voeren. Hij vond echter in koning Willem II een tegenstander van hervormingen.

De berichten over revoluties in Europa maakten Wilem II angstig. Hij stemde nu toch in met een grondwetswijziging en liet Thorbecke de nieuwe grondwet ontwerpen

 

 

Grondwet van 1848

1. Recht van enquête
Het recht van onderzoek(enquête). De Tweede Kamer kan onderzoek laten doen naar een omstreden onderwerp. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de vraag of de regering wel juist heeft gehandeld.

2. Openbare vergadering
De vergaderingen van alle vertegenwoordigende lichamen zijn openbaar.

3. Tweede Kamer controleert regering
De Tweede Kamer controleert het beleid van de regering. De Tweede Kamer controleert of de regering zijn werk goed doet. De regering is daarom verplicht om de Kamer goed te informeren.

4. Mogelijkheid ontbinden Kamers
De mogelijkheid om de Kamers te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven.

5. Jaarlijkse vaststelling begroting
Jaarlijkse vaststelling van de begroting in plaats van een tweejaarlijkse vaststelling.

6. Recht op amendement
Het recht van amendement voor de Tweede Kamer. Dit is het recht om voorstellen in te dienen om een wetsontwerp aan te passen. Vóór 1848 kon de Tweede Kamer alleen ja of nee zeggen tegen een wetsontwerp.

7. Grondrechten
De grondrechten van burgers werden in 1848 nauwkeurig omschreven. Er kwam vrijheid van godsdienst, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en de vrijheid van onderwijs. Door deze grondrechten werd het leven van veel mensen wat makkelijker. Het werd bijvoorbeeld voor katholieken mogelijk om hun godsdienst openlijk te belijden.

8. Ministeriële Verantwoordelijkheid
Invoering van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Voor 1848 waren ministers de hulpjes van de koning en niet aanspreekbaar op het beleid. Vanaf 1848 werden ministers zelf verantwoordelijk en was de macht van de koning symbolisch.

9. Gescheiden machten
De staatsmacht bestond uit duidelijk gescheiden machten. De van elkaar onafhankelijke wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht waren een uitwerking van de Trias Politica van Montesquieu.

  • Wetgevende macht:
    regering (koning(in) en ministers) en Staten Generaal (Eerste en Tweede kamer)
  • Uitvoerende macht:
    regering, provincies en gemeenten
  • Rechterlijke macht:
    rechters

10. Rechtstreekse verkiezingen
De leden van de Tweede Kamer werden rechtstreeks gekozen door de burgers. Het land was verdeeld in kiesdistricten waar per district twee afgevaardigden werden gekozen voor de Tweede Kamer.

'Het volk' bestond uit mannen die genoeg verdienden en genoeg belasting betaalden. Dat heet het censuskiesrecht. In 1850 had nog slechts 10 % van de volwassen mannen kiesrecht!

 

 

 

 

Stap 2: Opdrachten

Bekijk onderstaande website.

https://www.entoen.nu/grondwet

 

Bekijk het filmpje van het klokhuis en beantwoord de volgende vragen:

 

1. Wat is de grondwet?

2. Wie moeten zich aan de wetten en regels uit de grondwet houden?

3. Benoem 2 van de rechten die in de grondwet staan.

4. De grondwet is ingevoerd in 1848. Hoeveel macht had de koning voor die tijd?

5. Welke verandering heeft Thorbecke ingevoerd?

6. Waarom mag de koning eigenlijk geen mening hebben en wie is er verantwoordelijk voor hem?

7. Wij leven in een democratie, maar wat is dit eigenlijk? Wat betekent dit voor ons?

8. Waarom is de grondwet van 1848 belangrijk voor het ontstaan van een modern Nederland?

 

Stap 3: opdrachten

Maak onderstaande opdrachten, lees hiervoor nog eens terug in de kennisbanken en filmpjes.

 

Gebruik de informatie om antwoord te geven op de volgende vragen.

  1. Waar of niet waar?
    Vanaf 1848 had iedereen die ouder was dan 18 jaar kiesrecht.
    1. Waar
    2. Niet waar
  2. Waar of niet waar?
    Door de invoering van de grondwet in 1848 werd de macht van de koning veel kleiner.
    1. Waar
    2. Niet waar
  3. In de grondwet is de scheiding van de machten (wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtelijke macht) vastgelegd.
    Wie kreeg de wetgevende macht?
    1. De regering, provincies en gemeenten.
    2. De Eerste en Tweede Kamer.
  4. In de grondwet is de scheiding van de machten vastgelegd.
    Wie kreeg de uitvoerende macht?
    1. De regering, provincies en gemeenten.
    2. De Eerste en Tweede Kamer.
  5. Waar of niet waar?
    De regering controleert het beleid van de Tweede Kamer.
    1. Waar
    2. Niet waar
  6. Hoe wordt het recht van de Tweede Kamer genoemd om zelf een onderzoek in te kunnen stellen?
    1. recht van enquête
    2. recht van amendement
  7. Wat wordt bedoeld met het recht van initiatief?
    1. Het recht van de Tweede Kamer om de begroting te controleren.
    2. Het recht van de Tweede Kamer om zelf een wetsvoorstel te kunnen indienen.
  8. Wat wordt bedoeld met ministeriële verantwoordelijkheid?
    1. De koning is verantwoordelijk voor het beleid van de ministers.
    2. De ministers zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen beleid.
  9. Waar of niet waar?
    De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de burgers.
    1. Waar
    2. Niet waar

 

6. Aletta Jacobs

Leerdoelen

Leerdoelen


Aletta Jacobs streed haar hele leven voor gelijke rechten van mannen en vrouwen. In de tijd dat zij geboren werd mochten vrouwen niet studeren of stemmen. Dankzij haar strijd is dat allemaal veranderd. Mannen en vrouwen zijn nu gelijkwaardig, of toch nog niet helemaal?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • beschrijven wie Aletta Jacobs was.
  • beschrijven waarvoor Aletta Jacobs zich allemaal heeft ingezet.
  • uitleggen waarom tussen 1848 en 1918 vrouwen in Nederland niet mochten stemmen.
  • uitleggen waarom tussen 1848 en 1918 niet alle mannen in Nederland mochten stemmen.

 

Extra leerdoelen

  • beschrijven dat in die tijd geboorteregeling taboe was.
  • het verschil tussen passief en actief kiesrecht beschrijven.

Stap 1

Dokter Jacobs
Dr. Aletta Jacobs wordt in 1879 huisarts in Amsterdam. Niet iedereen vertrouwt een vrouwelijke dokter. Sommige mensen vonden dat ze minder salaris moest krijgen dan haar mannelijke collega's.

Als dokter weet ze dat het lichaam van een man anders in elkaar zit dan het lichaam van een vrouw.
Vrouwen hebben soms andere kwalen dan mannen.
De hoeveelheid medicijnen kan voor een vrouw anders zijn dan voor een man.
De medische stand hield daar geen rekening mee. Het was onfatsoenlijk om over vrouwenkwalen te spreken (spreken over kwalen van mannen mocht natuurlijk wel!).

Zij schrijft het boek ‘De Vrouw. Haar bouw en haar inwendige organen’.
Er staan beweegbare afbeeldingen van het lichaam en de organen in.

 

De Jordaan was een Amsterdamse volksbuurt. Aletta ziet daar veel ellende onder de mensen. Vooral vrouwen hebben het slecht. Zij houdt veertien jaar lang twee keer per week een gratis spreekuur voor deze vrouwen. Ze doet het werk gratis. Vrouwen kregen in die tijd veel kinderen. Dat was niet goed voor een vrouwenlichaam.

Seksuele voorlichting en het verstrekken van voorbehoedsmiddelen waren in Nederland een taboe. In andere landen, zoals de Verenigde Staten, was dat zelfs verboden. In 1881 schreef een Amerikaanse journaliste een artikel. Het ging over het gratis spreekuur van Aletta. Ze noemde het 'de eerste openbare kliniek voor geboortenregeling ter wereld'. Aletta kreeg brieven uit de hele wereld.

Mensen vonden Aletta's werk voor vrouwen geweldig. Maar niet iedereen was er blij mee. In 1919 ontving ze van een organisatie van vrouwelijke artsen een uitnodiging. Ze mocht spreken op een congres in Amerika. Ze wilde graag gaan, maar ze mocht Amerika niet in. Van de Amerikaanse regering kreeg ze geen visum.

Bekijk het volgende filmpje op SchoolTV:

Beantwoord nu de volgende vragen:

  1. Hoeveel kinderen hadden de meeste arbeiders in de Jordaan?
  2. Over geboorteregeling werd niet openlijk gesproken, ook niet in het filmpje. Hoe wordt het dan wel omschreven?

Stap 2

Vrouwenkiesrecht
In het buitenland is Aletta vooral bekend om haar ideeën over geboortenregeling.
In Nederland kennen we Aletta vooral van haar strijd voor het vrouwenkiesrecht.

In de jaren vóór 1848 wordt Nederland geregeerd door een absoluut vorst.
In 1848 verandert dat. De leden van de Tweede Kamer worden vanaf dat moment gekozen door de mensen die mochten stemmen: de 'ingezetenen' van het land.
Dat waren de mensen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden.
Dat kwam neer op 10% van alle mannen in Nederland.
Het waren alleen mannen, omdat zij belasting betaalden.

Aletta is arts. Ze heeft voldoende inkomen en betaalt belasting. Ze zou dus mogen stemmen. In 1883 stapt ze naar de Amsterdamse gemeenteraad voor een plaats op de kiezerslijst. De gemeenteraad zegt tegen haar dat een vrouw geen burgerrechten heeft, en dus ook geen stemrecht.

Jacobs gaat naar de Amsterdamse rechtbank. Die moet maar beslissen of ze mag stemmen. Het helpt niet. Dan gaat ze naar de Hoge Raad. Dat is de hoogste rechtbank van Nederland. Ook de Hoge Raad besluit dat ze niet mag stemmen.
Het is de man die belasting betaalt en dus heeft de vrouw geen stemrecht.

Maar voor de zekerheid wijzigen de politici de wet toch. Vanaf 1887 staat in de wet: “De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door mannelijkeingezetenen.”

Aletta is het er niet mee eens. Zij richt samen met andere vrouwen in 1894 de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK) op. De vereniging heeft afdelingen in het hele land. Aletta wordt eerst presidente van de afdeling Amsterdam (in 1895) en later (in 1903) presidente van het landelijk bestuur.

Zij wordt 'het gezicht' van de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Ze reist het hele land door en houdt lezingen. Ze organiseert congressen. Ze schrijft artikelen voor kranten en tijdschriften. Ze legt contacten met soortgelijke verenigingen in het buitenland. In 1911 en 1912 reist ze met de presidente van de Wereldbond van Vrouwenkiesrecht de hele wereld over.

Vanaf 1916 demonstreren vrouwen in Nederland elke dag voor het parlementsgebouw in Den Haag. Dat heeft succes.

In 1918 halen zij de eerste overwinning: vrouwen krijgen het recht om gekozen te worden (passief kiesrecht).
In 1919 komt het tweede succes: vrouwen hebben dezelfde rechten als mannen. In 1922 is het eindelijk zover. Dan zijn er voor het eerst verkiezingen in Nederland waarbij ook vrouwen naar de stembus gaan (actief kiesrecht).

Vragen:

  1. Het algemeen kiesrecht komt er in dezelfde periode als het vrouwenkiesrecht. Noem een overeenkomst tussen het algemeen kiesrecht en het vrouwenkiesrecht. Noem ook een verschil tussen beide.
  2. In het filmpje geeft Aletta aan dat de wereld er heel anders uit zal zien als vrouwen ook mogen stemmen. Wat bedoelt ze?
  3. Waarom zou de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht haar naam in 1920 hebben veranderd in Vereniging voor Staatsburgeressen?

Extra Nederlands-Indië

Nederlands-Indië, vroeger een enorm land dat bij het veel kleinere Nederland hoorde. Tegenwoordig noemen we het Indonedië en is het een onafhankelijk land. De band die Nederland met Indonesië heeft zich nog regelmatig terug en zal niet snel verdwijen.

Na deze les:

  • Weet je hoe Indonesië een kolonie van Nederland is geworden
  • Weet je hoe de Nederlanders Nederlands-Indië bestuurde
  • Weet je hoe de mensen met elkaar samen leefde in Nederlands-Indië
  • Weet je hoe Indonesië een onafhankelijk land is geworden
  • Kun je Indonesische invloeden in Nederland herkennen

Nederlands-Indië

Al vanaf de Gouden Eeuw komen er Nederlanders in Indonesië, maar in die tijd wordt alles daar 'geregeld' door de VOC. In 1798 gaat de VOC failliet en kunnen zij niet meer voor de Nederlandse handel daar zorgen en de Fransen zijn de baas in Nederland, dus zij nemen ook de macht over in Indonesië. Als de Fransen verslagen zijn wordt Indonesië ook weer terug gegeven aan Nederland. Vanaf 1816 is Indonesië ook een officiele kolonie van Nederland en wordt het Nederlands-Indië genoemd.

De Nederlanders in Nederlands-Indië gebruiken het land vooral om geld mee te verdienen en letten daarbij niet op de Indonesiërs, deze mensen hebben het heel zwaar. Ze moeten op hun akkers vooral nootmuskaat, foelie, kaneel en kruidnagel verbouwen, maar daardoor kunnen ze minder rijst produceren en minder rijst betekent minder eten. Tot ongeveer 1900 verandert er niet zoveel en wil Nederland vooral geld verdienen.

Vanaf 1900

Extra Nationalisme

  • Het arrangement Ontstaan Modern Nederland is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2017-10-31 13:23:19
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Bron Opdracht

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.