Het jaar 1848 was een onrustig jaar in Europa. In Frankrijk eisten burgers, arbeiders en nationalisten radicale hervormingen, die de macht van de vorst zou beperken. Deze roep om hervormingen leidde tot opstanden en oproer in Parijs.
Ook in de Oostenrijk-Hongarije, in de Duitse staten en in Italië eiste het volk politieke hervormingen. De liberalen zelf waren in eerst instantie voorstander van revolutie maar schrokken van de volksopstanden van arme arbeiders en ambachtslieden.
Met de democratisering van de samenleving ('het volk aan de macht') bedoelden zij in de eerste plaats zichzelf: de economisch machtige en liberaal ingestelde burgerij.
De revolutiedreiging in 1848 in Europa had ook invloed op Nederland. De liberale staatsman J.R. Thorbecke had al eerder geprobeerd om een liberale grondwet in te voeren. Hij vond echter in koning Willem II een tegenstander van hervormingen.
De berichten over revoluties in Europa maakten Wilem II angstig. Hij stemde nu toch in met een grondwetswijziging en liet Thorbecke de nieuwe grondwet ontwerpen
1. Recht van enquête
Het recht van onderzoek(enquête). De Tweede Kamer kan onderzoek laten doen naar een omstreden onderwerp. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de vraag of de regering wel juist heeft gehandeld.
2. Openbare vergadering
De vergaderingen van alle vertegenwoordigende lichamen zijn openbaar.
3. Tweede Kamer controleert regering
De Tweede Kamer controleert het beleid van de regering. De Tweede Kamer controleert of de regering zijn werk goed doet. De regering is daarom verplicht om de Kamer goed te informeren.
4. Mogelijkheid ontbinden Kamers
De mogelijkheid om de Kamers te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven.
5. Jaarlijkse vaststelling begroting
Jaarlijkse vaststelling van de begroting in plaats van een tweejaarlijkse vaststelling.
6. Recht op amendement
Het recht van amendement voor de Tweede Kamer. Dit is het recht om voorstellen in te dienen om een wetsontwerp aan te passen. Vóór 1848 kon de Tweede Kamer alleen ja of nee zeggen tegen een wetsontwerp.
7. Grondrechten
De grondrechten van burgers werden in 1848 nauwkeurig omschreven. Er kwam vrijheid van godsdienst, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en de vrijheid van onderwijs. Door deze grondrechten werd het leven van veel mensen wat makkelijker. Het werd bijvoorbeeld voor katholieken mogelijk om hun godsdienst openlijk te belijden.
8. Ministeriële Verantwoordelijkheid
Invoering van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid. Voor 1848 waren ministers de hulpjes van de koning en niet aanspreekbaar op het beleid. Vanaf 1848 werden ministers zelf verantwoordelijk en was de macht van de koning symbolisch.
9. Gescheiden machten
De staatsmacht bestond uit duidelijk gescheiden machten. De van elkaar onafhankelijke wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht waren een uitwerking van de Trias Politica van Montesquieu.
10. Rechtstreekse verkiezingen
De leden van de Tweede Kamer werden rechtstreeks gekozen door de burgers. Het land was verdeeld in kiesdistricten waar per district twee afgevaardigden werden gekozen voor de Tweede Kamer.
'Het volk' bestond uit mannen die genoeg verdienden en genoeg belasting betaalden. Dat heet het censuskiesrecht. In 1850 had nog slechts 10 % van de volwassen mannen kiesrecht!