Voeren en verzorgen Blok 1

Voeren en verzorgen Blok 1

Thema 1 Verschillende eters

Open bestand Carnivoren-Herbivoren-Omnivoren (Theorie)

Dierenwelzijnswijzer
Dierenwelzijnswijzer
Taxonomie is een wetenschapsveld in de biologie, dat zich bezighoudt met het vinden, beschrijven, benoemen en indelen van organismen. Tegenwoordig gebeurt het indelen veelal op basis van (veronderstelde) verwantschappen in afstamming.
Taxonomie is een wetenschapsveld in de biologie, dat zich bezighoudt met het vinden, beschrijven, benoemen en indelen van organismen. Tegenwoordig gebeurt het indelen veelal op basis van (veronderstelde) verwantschappen in afstamming.

Er zijn 5 klassen gewervelde (Chordata)  dieren te onderscheiden. Namelijk: Zoogdieren-Vogels-Reptielen-Amfibiën-Vissen

Klasse: Zoogdieren
Klasse: Zoogdieren
Klasse: Vogels
Klasse: Vogels
Klasse: Reptielen
Klasse: Reptielen
Klasse: Amfibiën
Klasse: Amfibiën
Klasse: Vissen
Klasse: Vissen

Opdrachten

Opdracht 1.1:

Weet jij wat de volgende termen betekenen? Zoek het antwoord op:

 

Ovivoor______________________________________________________________________

 

Frugivoor_____________________________________________________________________

 

­­­­­­­­­­­­­­Piscivoor_____________________________________________________________________

 

Aaseter______________________________________________________________________

 

Opdracht 1.2:

In een tweetal maak je een lijstje van:

*5 carnivoren diersoorten          

*5 herbivoren diersoorten

*5 omnivoren diersoorten          

*3 specialisten

Zorg er hierbij voor dat je zoveel mogelijk verschillende diersoorten kiest, dus niet: tijger / leeuw / lynx / luipaard / noorse boskat / poema want deze behoren allen tot de groep van de katachtigen.Probeer uit de meeste groepen gewervelde dieren een diersoort te vinden / bedenken.

carnivoren

 

 

 

herbivoren

 

 

 

omnivoren

 

 

 

specialisten

 

 

 

 

 

Opdracht 1.3:

Bestuur hoofdstuk 1 uit het boekje hieronder nog eens goed door ! Dit is een theorie van de uitleg die jullie al hebben gehad.

Geef antwoord op de vragen hoofstuk 1.2 en 1.3.

 

Daarnaast maak je de opdracht van 1.5. Elk tweetal laat 2 voorbeelden zien aan de rest van de klas. succes!!

 

https://contentplatform.ontwikkelcentrum.nl/CMS/CDS/Ontwikkelcentrum/Published%20content/Kenniskiem/93530%20Kennen%20en%20herkennen%20van%20%20gezelschapsdieren/93530/93030/kenniskiem2/93030-or-1.html

 

 

Thema 2 Vorm verraadt functie, bouw en werking van het spijsverteringsstelsel

Gebitsverschillen

Hoe zie je nu de verschillen tussen een carnivoor, herbivoor en omnivoor, naast de verschillen in maagdarmstelsel, waar hier ook nog veel dieper op in gegaan wordt,  kun je hier een goed beeld van krijgen door naar de gebitsverschillen tussen dieren kijkt. Het is een groot verschil of er een dier verscheurd en gegeten wordt of dat er gras gegeten wordt en daarom zijn er verschillende ‘gereedschappen’ om te eten. Het gebit is aangepast aan het menu van het dier.                  

                                               

Carnivoren hebben grote hoektanden om hun prooi vast te houden en te doden, daarnaast hebben ze knipkiezen die een knipbewerking kunnen uitvoeren. Door de vorm van de kiezen kunnen ze stukken vlees stuk knippen. Door de spitse vorm zijn ze ook in staat enorme kracht uit te oefenen op de prooi waardoor ze botten kunnen kraken om het merg eruit te eten. Naast de knipkiezen kunnen ze ook een aantal knobbelkiezen hebben.

Herbivoren hoeven geen stukken vlees door te knippen. De ‘problemen’ die een herbivoor moet oplossen hebben alles te maken met de moeilijk verteerbare celwand van de planten die ze eten. Met hun speciale plooikiezen/ maalkiezen kunnen ze hun voedsel malen en daarmee voorbewerken voor verdere vertering. Deze kiezen zijn ook geschikt om zaden te vermalen zoals dit ook bij een molensteen gebeurd.

Omnivoren hebben knobbelkiezen. Ze hebben niet de opvallende spitse vorm die de knipkiezen hebben en ook niet de plooien die de plooikies kenmerken. Als je wilt weten hoe ze er uitzien, dan kun je in de spiegel kijken, want de mens is een echte omnivoor.

Uiteraard gaat voorgaande beschrijvingen alleen op voor de klasse zoogdieren (met een gebit) en gelden ze niet voor de andere gewelvelde dier klassen: vogels, vissen en herpeten (reptielen/ amfibieën).

Verschillende gebitstypen
Verschillende gebitstypen

Open bestand Voeding(blok1)PP.verschillende eters.pptx

Open bestand Vorm verraadt functie (Theorie)

https://schooltv.nl/item/hoe-verteert-de-koe-zijn-voedsel-langs-vier-magen/

https://schooltv.nl/item/waarom-heeft-een-koe-vier-magen-een-grote-verteringsfabriek/

Spijsverteringskanaal Carnivoren-Herbivoren-Omnivoren
Spijsverteringskanaal Carnivoren-Herbivoren-Omnivoren

Kernpunten

 

  • Vertering is het verkleinen van voedselbestanddelen tot opneembare (d.w.z. ze kunnen de wand van het verteringsstelsel passeren) deeltjes.
  • Vertering begint vaak met mechanische verkleining in de mondholte (speeksel en kauwen).
  • Verteringsenzymen zijn eiwitten die voedselbestanddelen verkleinen in uiteindelijk opneembare deeltjes.
  • Micro-organismen die leven in het maag-darmstelsel spelen voor veel dieren een belangrijke rol in de afbraak van plantbestanddelen, dit proces heet fermentatieve vertering.
  • Vastgrijpen, proeven, het verkleinen van voedsel en bevochtigen met speeksel zijn de voornaamste functies van de mondholte (voordarm).
  • Voor optimale gebitsgezondheid moet voeding zoveel mogelijk aansluiten op het natuurlijke gebruik van het gebit.
  • Speekselproductie is belangrijk voor optimale vertering en het gezond functioneren van het maag-darmstelsel.
  • De krop bij vogels is een aangepast deel van de slokdarm en dient voornamelijk voor opslag.
  • Voormagen bij zoogdieren maken het mogelijk energie uit celwandbestanddelen te halen.
  • Voeding van voormaagverteerders moet bijdragen aan de instandhouding van een gezonde micro-organismenpopulatie in de voormagen.
  • Teveel gemakkelijk verteerbare koolhydraten (ineens) en/of een tekort aan lange vezels om op te kauwen zijn de belangrijkste voedingsfouten bij voormaagverteerders.
  • Niet alle herkauwers lijken op koeien of schapen; voeding moet aansluiten op de diversiteit binnen deze groep.
  • Fermentatieve afbraak van plantbestanddelen vindt bij een grote groep herbivoren pas plaats in de blinde en/of dikke darm (samen achterdarm).
  • Ook voor omnivoren en carnivoren is fermentatie in de dikke darm een belangrijk proces.

Opdrachten

1. Waarom bevordert kauwen de verteerbaarheid van voerbestanddelen verderop in het maagdarmstelsel?

 

2. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen bouw en werking van de onderdelen van het maagdarmstelsel van een     zaadetende vogel en een omnivoor zoogdier?

 

3. Ook uit de vorm van de snavel kun je de voedselvoorkeur aflezen. Geef hiervan een paar toegelichte voorbeelden.

 

4. Kun je met behulp van de vorm van de tanden in het gebit van een  katachtige verklaren waarom bijvoorbeeld gras een niet geschikt voedermiddel is voor deze dieren?

 

5. Waarom is sucrose (tafelsuiker) voor sommige diersoorten slecht verteerbaar?

 

6. Benoem de 7 functies van speeksel (enzymen in de mond)

 

6. Voormaagverteerders stellen minder hoge eisen aan de eiwitkwaliteit van hun voedsel dan achterdarmverteerders (wanneer deze geen coprofagie uitvoeren). Verklaar dit.

 

7. In figuur 9 en 14 staan afbeeldingen van verschillende verteringsstelsels. Probeer de onderdelen te benoemen.

 

8. Waarom kan de term  ‘concentrate  selector’  maar beter afgeschaft worden?

 

9. Uit welke nutriënten kan een voormaagverteerder energie halen? Welke energieleverende stoffen passeren de wand van het maagdarmstelsel?

 

10. Geef twee voorbeelden van regelmatig gemaakte fouten bij het samenstellen en verstrekken van een dieet voor herkauwers die kunnen leiden tot pensverzuring.

 

Thema 3 Voedingstoffen

Weende analyse
Weende analyse

Open bestand Water & Energieleverende nutriënten

Open bestand PP Water en energie leverende voedingstoffen

Open bestand Vitaminen en mineralen

Open bestand PP (vitaminen&mineralen)

Kernpunten

 

  • Nutriënten zijn niet hetzelfde als voedingsmiddelen.
  • Water is het belangrijkste nutriënt voor dieren.
  • Watergehalte in het lichaam is hoger bij jonge dieren.
  • Waterbehoefte is afhankelijk van verschillende factoren en bedraagt ongeveer twee tot zesmaal de droge stof opname.
  • Bij    een   afname    van   het    lichaamswatergehalte    van    10%   zijn    de   eerst ziekteverschijnselen al waarneembaar.
  • Koolhydraten  zijn  in  vele  voedermiddelen  het  hoofdbestanddeel  en  zitten daardoor ook in grote hoeveelheden in diëten.
  • Koolhydraten zijn niet essentieel.
  • De voornaamste functie van koolhydraten is het leveren van energie.
  • Vet levert in de voeding per gewichtseenheid de meeste energie.
  • Essentiële vetzuren zijn niet aan te maken door het lichaam en moeten dus via de voeding verstrekt worden.
  • Eiwitten zijn bouwstoffen voor het lichaam, maar kunnen ook als energiebron dienen.
  • Vitaminen zijn organische verbindingen die noodzakelijk zijn voor metabolische processen in het lichaam.
  • Vitaminen   zijn   in   twee   groepen   te   verdelen;   vetoplosbare   vitaminen   en wateroplosbare vitaminen.
  • Tekorten aan vitaminen kunnen leiden tot zeer kenmerkende verschijnselen.
  • Vitamine D zorgt voor de controle van de absorptie, het transport en de afzetting van calcium en in mindere mate fosfor.
  • Mineralen zijn anorganische stoffen die essentieel zijn voor het lichaam.
  • Mineralen zijn in twee groepen te verdelen: macro- en micro-elementen.
  • De mineralen calcium en fosfor zijn de belangrijkste bouwstoffen van beenderen, tanden en eischalen.

Opdrachten

  1. Geef een andere term voor Nutriënt.                 

     

  2. Leg uit wat een nutriënt of …………….. is.            

     

  3. Geef aan de hand van een voorbeeld het verschil tussen een ingrediënt en een nutriënt.            

     

  4. Benoem de hoofdgroepen nutriënten.                

     

  5. Wat is het verschil tussen een essentieel en een niet-essentieel nutriënt?    

     

  6. Hoe geeft het lichaam aan dat het energie tekort heeft? 

     

  7. Waarom wordt water als belangrijkste nutriënt gezien?  

     

  8. Verklaar waarom bij een tekort aan water de voedsel(nutriënten)opname daalt.         

     

  9. Leg uit waardoor dieren uit met name vochtarme gebieden overleven zonder veel te drinken.    

     

  10. Op welke manieren kan water een lichaam verlaten?      

     

  11. Stel dat een dieet rijk is aan koolhydraten, is dit dan geschikt voor een carnivoor of voor een herbivoor?

     

  12. Wat is de belangrijkste functie van koolhydraten in het lichaam?

     

  13. Wat is het verschil tussen structurele en niet structurele-koolhydraten ?       

     

  14. Waar vindt de opslag van koolhydraten plaats, en wat gebeurt er met een overschot aan koolhydraten?

     

                         

  15. Naast het leveren van energie heeft vet(zuren!) nog een aantal andere functies in het lichaam, noem deze functies.                             

     

  16. Waarom worden eiwitten de ruggengraat cellen genoemd?

     

  17. Geef aan bij welke factoren kunnen de aanbevolen gehaltes van eiwit voor dieren variëren.       

     

  18. Verklaar waarom kat-achtigen en ook andere verplichte carnivoren(marterachtigen, ijsbeer) dierweefsel moeten hebben om te overleven.               

     

  19. Wat wordt verstaan onder co-enzym?                              

     

  20. Noem 3 oorzaken waardoor vitamine gebrek kan ontstaan?            

     

  21. Hoe wordt een tekort en overschot aan vitamine ook wel genoemd?             

     

  22. Leg uit waarom er  vitamine B1 aan rauwe vis (met name wanneer de vis langer dood is) moet  wordt toegevoegd voordat het gegeven wordt aan dieren.            

     

  23. Wat wordt verstaan onder Pro-vitamine?          

     

  24. Op welke wijzen kan een dier vitamine D opnemen?        

     

  25. Wat is het grootste verschil tussen een vitamine en een mineraal (TIP!! Denk aan Weende analyse!)  

     

  26. Waarom is een hypervitaminose van water- oplosbare vitaminen minder schadelijk dan die van vet-oplosbare vitaminen.     

     

  27. Wat is een bekend verschijnsel van FE (ijzer) tekort in het lichaam?

     

  28. Waarom is het zo belangrijk een goede verhouding van Ca (calcium) en P (fosfor)  in het dieet?