Gebitsverschillen
Hoe zie je nu de verschillen tussen een carnivoor, herbivoor en omnivoor, naast de verschillen in maagdarmstelsel, waar hier ook nog veel dieper op in gegaan wordt, kun je hier een goed beeld van krijgen door naar de gebitsverschillen tussen dieren kijkt. Het is een groot verschil of er een dier verscheurd en gegeten wordt of dat er gras gegeten wordt en daarom zijn er verschillende ‘gereedschappen’ om te eten. Het gebit is aangepast aan het menu van het dier.
Carnivoren hebben grote hoektanden om hun prooi vast te houden en te doden, daarnaast hebben ze knipkiezen die een knipbewerking kunnen uitvoeren. Door de vorm van de kiezen kunnen ze stukken vlees stuk knippen. Door de spitse vorm zijn ze ook in staat enorme kracht uit te oefenen op de prooi waardoor ze botten kunnen kraken om het merg eruit te eten. Naast de knipkiezen kunnen ze ook een aantal knobbelkiezen hebben.
Herbivoren hoeven geen stukken vlees door te knippen. De ‘problemen’ die een herbivoor moet oplossen hebben alles te maken met de moeilijk verteerbare celwand van de planten die ze eten. Met hun speciale plooikiezen/ maalkiezen kunnen ze hun voedsel malen en daarmee voorbewerken voor verdere vertering. Deze kiezen zijn ook geschikt om zaden te vermalen zoals dit ook bij een molensteen gebeurd.
Omnivoren hebben knobbelkiezen. Ze hebben niet de opvallende spitse vorm die de knipkiezen hebben en ook niet de plooien die de plooikies kenmerken. Als je wilt weten hoe ze er uitzien, dan kun je in de spiegel kijken, want de mens is een echte omnivoor.
Uiteraard gaat voorgaande beschrijvingen alleen op voor de klasse zoogdieren (met een gebit) en gelden ze niet voor de andere gewelvelde dier klassen: vogels, vissen en herpeten (reptielen/ amfibieën).
Voeding(blok1)PP.verschillende eters.pptx
Vorm verraadt functie (Theorie)