1. Waarom bevordert kauwen de verteerbaarheid van voerbestanddelen verderop in het maagdarmstelsel?
2. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen bouw en werking van de onderdelen van het maagdarmstelsel van een zaadetende vogel en een omnivoor zoogdier?
3. Ook uit de vorm van de snavel kun je de voedselvoorkeur aflezen. Geef hiervan een paar toegelichte voorbeelden.
4. Kun je met behulp van de vorm van de tanden in het gebit van een katachtige verklaren waarom bijvoorbeeld gras een niet geschikt voedermiddel is voor deze dieren?
5. Waarom is sucrose (tafelsuiker) voor sommige diersoorten slecht verteerbaar?
6. Benoem de 7 functies van speeksel (enzymen in de mond)
6. Voormaagverteerders stellen minder hoge eisen aan de eiwitkwaliteit van hun voedsel dan achterdarmverteerders (wanneer deze geen coprofagie uitvoeren). Verklaar dit.
7. In figuur 9 en 14 staan afbeeldingen van verschillende verteringsstelsels. Probeer de onderdelen te benoemen.
8. Waarom kan de term ‘concentrate selector’ maar beter afgeschaft worden?
9. Uit welke nutriënten kan een voormaagverteerder energie halen? Welke energieleverende stoffen passeren de wand van het maagdarmstelsel?
10. Geef twee voorbeelden van regelmatig gemaakte fouten bij het samenstellen en verstrekken van een dieet voor herkauwers die kunnen leiden tot pensverzuring.