Nederlands
Welkom op de Wikwijspagina van de vakgroep Nederlands.
Deze pagina is bedoeld voor zowel leerlingen als docenten.
Op de pagina komen allerlei documenten te staan.
Denk hierbij aan de checklist voor het maken van een verslag en het houden van een presentatie.
Neem gerust eens een kijkje.
Je kunt deze pagina altijd raadplegen.
Mocht je na het bekijken van de documenten nog vragen en/of hulp nodig hebben, dan kun je altijd terecht bij de docenten Nederlands of in het Studiecentrum.
Checklist Verslag
Verslag: hoe maak ik een verslag?
Checklist Presentatie
Bronvermelding: APA-stijl
Interview afnemen
Interviewen is iemand gericht vragen stellen. Dat betekent dat je van te voren nagedacht hebt over een aantal zaken. Het onderwerp en het doel heb je bepaald.
Er zijn verschillende soorten interviewsoorten:
- Gestandaardiseerde interview
De antwoorden liggen vast, bijvoorbeeld bij een enquête.
- Half – gestandaardiseerde interview
De onderwerpen staan vast.
De gesprekspartner formuleert zelf antwoorden
- Open interview
Alleen het onderwerp en beginvraag staan vast.
Gesprekspartner kan allerlei deelonderwerpen aandragen.
Indeling van het interview:
- Opening
Vertel het doel, de tijd, de thema’s/onderwerpen.
- Midden
Stel de vragen. Houd je hoofd er bij. Laat de gesprekspartner niet teveel afwijken. Vraag door.
- Afronding
Als je voldoende informatie hebt, rond je het interview af. Vat samen wat je gesprekspartner heeft gezegd.
Soorten vragen:
- Open vragen
Vragen die je niet met ja of nee beantwoordt. Bijv. Wat vind jij van voetbal?
- Gesloten vragen
Vragen waar je ja of nee op beantwoordt. Bijv. Houd jij van appels?
-
-
De meeste informatie krijg je als je open vragen stelt.
-
- Suggestieve vragen
Vragen die een waardeoordeel of veronderstelling bevatten. Bijv. Vind jij dat ook oneerlijk?
Wees hiermee voorzichtig!
- Doorvragen
Dit is geen vraagsoort, maar wel belangrijk om te doen. Je krijgt niet altijd meteen een goed antwoord op je vraag. Je moet dan dus nog meer vragen stellen.
Tips:
Goed luisteren! Wat vertelt je gesprekspartner eigenlijk? Houdt hij iets achter? Wat bedoelt hij? Heb ik het zo goed begrepen?
Zorg ervoor dat je gesprekspartner zich op zijn/haar gemak voelt.
Zorg voor een juiste locatie om het interview af te nemen. Dus liever niet op straat, maar in een rustige omgeving.
|
Zakelijke e-mail
Stap 1: Vul alle gegevens op de juiste plaats in.
- e-mailadres van de afzender
- e-mailadres van de geadresseerde
- onderwerp van de e-mail
- bijlage(n) toegevoegd
Stap 2: Maak een goede indeling.
- Begin je e-mail met Geachte of Beste gevolgd door mevrouw, of heer,.
- Als je de achternaam weet, schrijf je die ook op.
(Dit deel heet 'de aanhef'.)
- Als je niet weet of je met een man of vrouw te maken hebt, schrijf je: heer/mevrouw,
(bijv. Geachte mevrouw Hendriks, of Beste meneer Klein, of Beste mevrouw/heer,)
- Let op: G. van de Beek, maar: Geachte mevrouw Van de Beek,
- Schrijf een inleiding, een kern en een slot:
- inleiding: hierin maak je duidelijk waarom je de e-mail schrijft.
- kern: hierin schrijf je je verhaal. Je probeert hier je schrijfdoel te bereiken.
Als je meerdere onderwerpen beschrijft, krijgt ieder onderwerp een eigen alinea.
Tussen iedere alinea plaats je een witregel.
- slot: hierin bedank je je lezer of je spreekt een wens uit.
(bijv. Bij voorbaat dank voor uw reactie. of: Ik hoop spoedig een antwoord van u te ontvangen.)
Stap 3: Sluit je e-mail af met:
de aanhef en de inleiding
de inleiding en de kern
de kern en het slot
het slot en de groet
de slotgroet en je naam
Stap 4: Zorg dat je in de e-mail naar de bijlage verwijst.
Stap 5: Zorg dat je e-mail verzorgd en duidelijk is.
- Gebruik een passend e-mailadres waarin je naam staat.
(bijv. jjanssen@gmail.com of karinfleuren@home.nl)
- Zorg dat de toon en het woordgebruik bij de ontvanger passen.
- Schrijf een helder verhaal.
- Zorg voor een duidelijke samenhang in de tekst.
- Zorg voor een duidelijke opbouw en structuur in de tekst.
Tips:
- Laat je e-mail eens door iemand nalezen. Misschien ziet hij/zij dingen waar jij nog niet aan gedacht had.
|
Zakelijke brief
Stap 1: De brief is op de juiste manier ingedeeld:
Noteer links boven aan de pagina onder elkaar:
- jouw adres
- plaats gevolgd door een komma en de datum voluit (Amsterdam, 2 augustus 2018)
- adres van de persoon of het bedrijf aan wie je de brief schrijft
- onderwerp in twee of drie woorden ingeleid met ‘Betreft:’ let op, na ‘Betreft’ begin je met een kleine letter, tenzij het eerste woord volgens de spelling een hoofdletter krijgt:
(Betreft: aanmelding vrijwilliger personeelsvereniging)
(Betreft: Peters verjaardag)
Stap 2: Scheid alle onderdelen door witregels.
- Begin je brief met Geachte of Beste gevolgd door mevrouw of heer,
Als je de achternaam weet, schrijf je die ook op. (Dit deel heet 'de aanhef'.)
(bijv. Geachte mevrouw Hendriks, of Beste meneer Klein, of Beste mevrouw/heer,)
- Let op: G. van de Beek, maar: Geachte mevrouw Van de Beek,

Stap 3: Schrijf een inleiding, een kern en een slot.
- inleiding:
Hierin maak je duidelijk waarom je de brief schrijft.
- kern:
Hierin schrijf je je verhaal. Je probeert hier je schrijfdoel te bereiken.
Als je meerdere onderwerpen beschrijft, krijgt ieder onderwerp een eigen alinea.
Tussen iedere alinea plaats je een witregel.
- slot:
Hierin bedank je je lezer of je spreekt een wens uit.
(bijv. Bij voorbaat dank voor uw reactie.)
Stap 4: Sluit je brief af met:
- Hoogachtend, of Met vriendelijke groet, (Dit deel heet 'de slotgroet'.)
Noteer onder de groet je handtekening en daaronder je voor- en achternaam.
Let op: als je de brief digitaal verstuurt, hoef je geen handtekening te noteren.
Stap 5: Plaats witregels tussen alle onderdelen. Dus tussen:
- de aanhef en de inleiding
- de inleiding en de kern
- de kern en het slot
- het slot en de groet
- de slotgroet en je naam
Stap 6: Zorg dat je brief verzorgd en duidelijk is.
- Zorg dat de toon en het woordgebruik bij de ontvanger passen.
- Schrijf een helder verhaal.
- Zorg voor een duidelijke samenhang in de tekst.
- Zorg voor een duidelijke opbouw en structuur in de tekst.
- Schrijf alleen op wat nodig is.
- Controleer je brief op taalfouten.

CV (Curriculum Vitae) maken
Een Curriculum Vitae (CV) is een document waarin je beschrijft wat je in je leven geleerd en gedaan hebt.
Je vermeldt jouw persoonsgegevens, de opleidingen die je hebt gedaan en je stage- en werkervaring.
Daarnaast vermeld je andere belangrijke informatie die van belang kan zijn voor de functie waarnaar je solliciteert.
Een CV is dus een levendig document. Steeds als je nieuwe ervaringen hebt opgedaan, werk je het CV bij.
Het CV wordt steeds belangrijker bij sollicitaties. Steeds meer aandacht gaat uit naar het CV. Daarom moet dit een helder en overzichtelijk document zijn.
Op het Internet vind je diverse voorbeelden van een CV. Er is niet slechts maar één voorbeeld goed. Neem dus gerust eens een kijkje en laat je inspireren.
Zorg in ieder geval dat het volgende terugkomt in je CV:
- persoonsgegevens
- opleidingen die je hebt gevolgd.
Noteer ook de opleidingen die je niet hebt afgerond.
Heb je een opleiding wél afgerond en hiervoor een diploma ontvangen? Schrijf dit er dan bij.
Zorg dat je een complete omschrijving geeft. Als je bijvoorbeeld alleen noteert dat je een opleiding hebt gevolgd bij Helicon opleidingen, ben je niet volledig. Helicon opleidingen heeft namelijk meerdere vestigingen, meerdere opleidingen en verschillende niveaus.
- stage- en werkervaringen
Waar heb je allemaal gewerkt? Wat is de naam van het bedrijf? En wat heb je daar gedaan?
Noteer dit in het kort. Geef duidelijk aan of het om een stage- of werkervaring gaat.
Je kunt er ook voor kiezen om hier twee aparte stukjes van te maken.
- overige informatie
Denk hierbij bijvoorbeeld aan je talenkennis, automatiseringskennis (Word, Excel), rijbewijzen, cursussen, etc.
Maar het kan ook interessant zijn te noteren dat je in je vrije tijd graag voetbalt (teamplayer) of dat je voetbaltraining geeft aan kinderen (leidinggevende capaciteiten).
Houd in ieder geval bij het maken van je CV altijd het volgende in je achterhoofd:
Jouw CV geeft een goede eerste indruk of jij geschikt zou kunnen zijn voor de functie waarnaar je solliciteert!
Hieronder zie je een voorbeeld van een CV:

Agenda opstellen
Stap 1: Noteer relevante informatie:
- Geef aan waar de vergadering wordt gehouden, wie er aanwezig moeten zijn en hoe laat de vergadering begint.
- Locatie, datum, tijd en aanwezigen moeten als eerste vermeld worden bij een agenda.
Stap 2: Zorg voor vaste en inhoudelijke agendapunten.
- Vaste agendapunten zijn punten die op iedere agenda staan.
- De inhoudelijke punten zijn onderwerpen waarover op die vergadering specifiek vergaderd woord.
Een agenda heeft de volgende punten
- Opening;
- Verslag vorige vergadering;
- Mededelingen en ingekomen/uitgegane stukken;
- Inhoudelijke agendapunten;
- A (…);
- B ( …);
- C (…);
- Wat verder ter tafel komt (w.v.t.t.k);
- Rondvraag;
- Afsluiting.
Stap 3: Werk met tijd.
Notulen
Wat zijn notulen?
De notulen zijn het verslag van een vergadering. Het schrijven van de notulen is een taak die meestal wordt uitgevoerd door de secretaresse of notulist. Het schrijven van goede notulen is van groot belang, zodat vastgelegd is welke afspraken er tijdens een vergadering zijn gemaakt en wie daar verantwoordelijk voor is. In dit artikel vind je tips voor het schrijven van notulen en informatie over de inhoud en opbouw van notulen.
Soorten notulen. Er kunnen drie verschillende soorten notulen worden onderscheiden:
- Een woordelijk verslag, waarbij alles genoteerd wordt wat de sprekers zeggen. Woordelijke verslagen worden meestal gemaakt door stenografen.
- Een samenvattend verslag, waarin beknopt weergegeven wordt wat er besproken is tijdens de vergadering.
- Een besluitenlijst/activiteitenlijst. Dit is geen verslag, maar een opsomming van de gnomen besluiten of de activiteiten die ondernomen moeten worden.
Stap 1: Voorbereiden notulen schrijven
- Voordat je de notulen uitwerkt, is het handig om je aantekeningen direct na afloop van de vergadering uit te schrijven. Je kunt steekwoorden omzetten in zinnen. Wanneer er te lange tijd zit tussen het bijwonen van de vergadering en het uitwerken van de notulen, loop je het risico dat je je eigen aantekeningen niet goed meer kunt ontcijferen.
Stap 2: Informatie selecteren
Stap 3: Informatie ordenen
- Vervolgens orden je de informatie op een logische wijze. Je hanteert de volgorde van de agenda, maar groepeert ook de onderwerpen bij elkaar.
Stap 4: Goede notulen schrijven
Stap 5: Opbouw notulen
De opbouw van de notulen ziet er als volgt uit:
- De kop
Naam vergadering
Datum en plaats
Namen van de aanwezigen in alfabetische volgorde en met hun vergaderfunctie
Namen van de afwezigen (inclusief wel/geen afmelding)
Verzendlijst van degenen die een kopie ontvangen van het verslag
- De agenda
De agenda, zoals deze is besproken in de vergadering, moet worden opgenomen in het verslag. Dus wanneer de uiteindelijke volgorde afwijkt, neem je deze op.
- De agendapunten
Wat je per agendapunt noteert, is afhankelijk van het gespreksdoel. Als het doel van het gesprek is om tot een gezamenlijk standpunt te komen, is het van belang om de uitzonderijke meningen en standpunten van de deelnemers te noteren.
Een vergadering bestaat in ieder geval uit de volgende agendapunten.
- Opening
- Bespreken van de notulen van de vorige vergadering
- Binnengekomen stukken
- Rondvraag
- Sluiting
Instructie maken / geven
Uitleg
Een instructietekst heeft het schrijfdoel instrueren. In een instructie leg je uit hoe je iets doet. Het is de bedoeling dat mensen jouw instructies opvolgen. Een voorbeeld van een instructietekst is de gebruiksaanwijzing van een brandblusser of een folder waarin staat hoe je huisvuil moet aanbieden.
Let op:
De instructie heeft geen vaste opbouw. Wel heeft een instructie een aantal kenmerken:
- Boven een instructie staat meestal een titel.
- Een instructie is een stappenplan; de handelingen zijn puntsgewijs en op volgorde beschreven.
- Elke stap begint op een nieuwe regel of met een nieuwe alinea. Vaak worden daar opsommingstekens of cijfers bij gebruikt.
- De tekst staat in de gebiedende wijs. De gebiedende wijs herken je aan de ‘doe-woorden.
- De stappen worden vaak met afbeeldingen verduidelijkt.
Bij een lange instructie kun je een inhoudsopgave toevoegen. Dit is bijvoorbeeld handig bij een instructieboekje voor een huishoudelijk apparaat. Zo kan de lezer de stap die hij sneller vinden. 
Instructie geven
- Gebruik van signaalwoorden
Het is makkelijker om de les te volgen wanneer je gebruik maakt van signaalwoorden. Dat zijn woorden of uitdrukkingen die aangeven hoe het verhaal is opgebouwd: wat er al is behandeld, waar het nu over gaat, welke informatie straks komt, wat belangrijk is, enz..
- Gebruik van voorbeelden en herhaling
Het is belangrijk tijdens de uitleg veelvuldig gebruik te maken van voorbeelden en herhaling. Probeer voorbeelden te bedenken die dicht bij de belevingswereld staan. Grappige voorbeelden worden doorgaans beter onthouden.
- Zinslengte en grammaticale complexiteit
Korte zinnen zijn makkelijker dan lange. Bijzinnen zijn lastig te begrijpen. Probeer lange instructies onder te verdelen in korte zinnen.
- Tempo, pauzes en rustpunten
Het is belangrijk langzaam te praten en rustpunten in te bouwen, zodat iedereen de kans krijgt de informatie te verwerken.
- Stemvolume
Praat niet te hard, maar ook niet te zacht. Je kunt belangrijke passages benadrukken door die wat harder uit te spreken. Bij groepen die slecht luisteren of wat rumoerig zijn, kun je wat zachter gaan praten. Het publiek moet dan wel stil zijn omdat ze anders niet horen wat u zegt.
- Articulatie
Articulatie is de manier waarop een woord uitgesproken wordt. Articuleer duidelijk, maar niet overdreven. Probeer het publiek bewust te maken van het verschil tussen gesproken en geschreven taal door bijvoorbeeld de ‘eind-n’ of woorden die eindigen op ‘-lijk’ op een natuurlijke manier uit te spreken.
- Non-verbale communicatie
Ondersteun de instructies met (zinvolle) gebaren en mimiek. 80% van wat je overbrengt is non-verbaal. Ben je daar dus bewust van en maak daar ook gebruik van. Je kunt door een duidelijke non-verbale houding aan te nemen een signaal afgeven dat je wilt dat het stil wordt.

Werkwoordspelling deel 1
Hoe spel je op de juiste manier een werkwoord?
Tegenwoordige tijd
|
Enkelvoud
|
Ik,…. jij
|
Ik-vorm
|
|
Jij, hij, u
|
Ik-vorm + t
|
Meervoud
|
wij, zij, jullie
|
Wij-vorm
|
Bijvoorbeeld: bellen
Ik bel, bel jij?
Jij/hij/u belt
Wij/zij/jullie bellen
|
Verleden tijd
|
Enkelvoud
|
Zelfde klank
|
Ik-vorm + -de
|
|
Ik-vorm + te
|
Andere klank
|
-d of -t (langer)
|
|
|
wat ik hoor
|
Meervoud
|
Zelfde klank
|
Ik-vorm + -den
|
|
Ik-vorm + -ten
|
|
Andere klank
|
Wat ik hoor
|
Bijvoorbeeld: bellen
Ik-vorm is bel-
Ik belde
Wij belden
|
|
|
|
Voltooid deelwoord
|
|
-d of –t (langer)
|
-en
|
Bijvoorbeeld: bellen
Ik heb gebeld
Wij hebben gebeld
Hoe bepaal je of je in de verleden tijd een –d of –t schrijft?
xtc - fokschaap
1. Kijk naar de ik-vorm, op welke letter eindigt deze?
2. Staat deze letter in xtc-fokschaap, dan schrijf je een –t.
3. Staat deze letter niet in xtc-fokschaap, dan schrijf je een – d.
Bijvoorbeeld: fietsen, ik fiets, ik fietste
Bijvoorbeeld: raden, ik raad, ik raadde
|
Werkwoordspelling deel 2
Stappenplan bij werkwoordspelling.
Hoe vind ik de persoonsvorm? (?, tijd, getal)
- De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
- Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan.
- De zin verandert van getal (ev/mv), persoonsvorm verandert mee.
- Zet je de zin in een andere tijd (TT/VT), dan verandert de persoonsvorm.
Hoe kom ik aan het onderwerp?
- Je stelt de vraag wie + persoonsvorm, antwoord op die vraag is het onderwerp.
- Bijv. Fieke leest een boek. Wie leest? Fieke
Hoe maak ik de ik-vorm/stam TT?
- De ik- vorm is de stam (hele werkwoord – en) stam kan nooit eindigen op een –v of een –z.
- Dus: ik loop, ik fiets, ik ren…
- Als je of jij achter de persoonsvorm staat, en je kan van je het woordje jij maken, schrijf je de ik-vorm/stam. Omdat het aan jou gevraagd wordt en jij bent de ik.
- Dus: Word jij daar niet moe van? Wordt je daar niet moet van?
Hoe maak ik de hij-vorm/stam+t TT?
- De stam+ t of ik-vorm+t
- Dus: hij loopt, hij fietst, hij rent…
- Als je, jij, u of het voor de persoonsvorm staat, dan schrijf je de hij-vorm dus stam+ t.
- Dus: jij loopt door het bos. U heeft het helemaal mis.
Hoe maak ik de wij-vorm TT?
- Je pakt het hele werkwoord
- Dus: wij lopen, wij fietsen, wij rennen.
Hoe maak ik de verleden tijd van de persoonsvorm?
- Bij de verleden tijd kun je gebruik maken van de regel van xtc – f
okschaap. Wanneer de medeklinker in het kofschip staat, komt er een –t op het einde.
Enkelvoud persoonsvorm VT:
- Zelfde klank (zwak werkwoord) (ik-vorm + de) of (ik-vorm + te)
- Bijv. het werkwoord ‘boksen’. Je pakt het hele werkwoord – en = boks.
Laatste letter is ‘s’, die staat in het kofschip dus is het ik-vorm + te(n)
- Ik bokste, wij boksten.
- Andere klank (sterk werkwoord) ( -d of –t (langer maken) of wat je hoort) (roep/riep duik/dook)
Meervoud persoonsvorm VT:
- Zelfde klank (zwak werkwoord) (ik-vorm + den) of (ik-vorm + ten)
- Bijv. het werkwoord ‘antwoorden’. Je pakt het hele werkwoord – en = antwoord.
Laatste letter is ‘d’, die staat niet in het kofschip dus is het ik-vorm + de(n)
Ik antwoordde, wij antwoordden.
Werkwoord ‘vrezen’. Je pakt het hele werkwoord – en = vrez.
Laatste letter is ‘z’, die staat niet in het kofschip dus is het ik-vorm+ de(n)
- Ik vreesde, wij vreesden.
- Andere klank (sterk werkwoord) (wat je hoort). (zwemmen/zwommen bewegen/bewogen)
Voltooid deelwoord:
- Hoe vind ik het voltooid deelwoord? Zoek eerst de persoonsvorm. Is het woord dat verandert in de zin een persoonsvorm dat geldt onderstaande regel niet. Is het woord dat je zoekt geen persoonsvorm, heb je te maken met het voltooid deelwoord.
- Is een werkwoordsvorm die aangeeft dat iets is gebeurd.
- Begint met een voorvoegsel: ge-, ver-, her-, er-, be-, ont- en eindigt op –d, -t of (e)n.
- Staat altijd samen met een hulpwerkwoord (hebben, zijn, worden)
- Bijv. Hij wordt betaald, Ik heb gekocht, het is verborgen.
- Om te weten of je – d of – t achter de stam/ik-vorm schrijft, gebruik je de regel van xtc-f
okschaap.
Mindmap / Woordspin / Woordenweb maken
Met een mindmap kun je alle informatie die je in je hoofd hebt opgeslagen eenvoudig vertalen naar een overzichtelijk schema op papier. Deze techniek geeft je de mogelijkheid om verder te denken dan je normaal zou doen. Je ziet nieuwe verbanden en kunt creatieve oplossingen bedenken.
Drie stappen om tot een mindmap te komen:
1. Start met 1 beeld of woord centraal
Begin altijd met een beeld of woord in het midden van je papier. Door één woord of beeld te gebruiken geef je duidelijk aan wat het thema is van je mindmap, meer is er niet nodig om te starten.
2. Schrijf vervolgens woorden op die volgens jou te maken hebben met het onderwerp.
Deze woorden schrijf je naast de lijn die je vanuit het midden trekt.
3. Probeer waar mogelijk de woorden die je hebt opgeschreven verder uit te splitsen. De onderwerpen worden daarmee steeds specifieker.
Voorbeeld 1: Brandweer
Je ziet dat vanuit het midden 8 lijnen zijn getrokken. Naast elk lijntje is een woord geschreven dat volgens maker te maken heeft met het onderwerp ‘Brandweer’.
Het lijntje waar ‘rood’ bij staat is verder uitgesplitst in ‘links’ en ‘stoplicht’

Voorbeeld 2: Indonesië
Hier zie je dat de maker van deze mindmap vanuit het midden (‘Indonesië’) vijf lijnen heeft getrokken: aardrijkskunde, maatschappij, geschiedenis, cultuur en flora & fauna. Deze
zijn vervolgens weer verder opgesplitst.

Begrijpend lezen
Wat wij allemaal wellicht te veel doen is: een tekst met vragen, eerst maar de vragen lezen en daarna de antwoorden proberen te zoeken in de tekst. We focussen ons met z’n allen op de vragen i.p.v. op de tekst. En we zullen toch écht eerst die tekst moeten begrijpen voordat we de vragen juist kunnen beantwoorden…
Dat lukt met het volgende stappenplan
Stap 1: Bekijk eerst de tekst. Kijk naar de titel, tussenkopjes, plaatjes, de lengte van de tekst en de hoeveelheid alinea’s. Dit zorgt stiekem voor een stukje rust (en dus minder zenuwen!), en voor een globaal beeld van waar de tekst over gaat.
Stap 2: Lees daarna alleen de inleiding en het slot. Dit zijn twee heel belangrijke stukken van een tekst, waarin ook veel belangrijke informatie staat.
Stap 3: Lees daarna (nog een keer!) de inleiding, alle kernzinnen en het slot (nog een keer!). Ook al heb je de inleiding en het slot al eens gelezen, bij deze stap ga je dat nog een keer doen! Daar zit juist de kracht van deze methode: het meerdere keren lezen van de belangrijkste stukken van een tekst. De kernzinnen zijn alle eerste en laatste zinnen van iedere alinea. Tijdens het lezen markeer je deze kernzinnen ook (zodat deze beter blijven hangen).
Stap 4: Tot slot lees je de tekst helemaal!
Begrijpend lezen zal met deze methode op den duur écht gemakkelijker worden voor je! Al zul je altijd moeten blijven oefenen, want ook deze methode is geen toverformule.
Samenvatting maken
Een tekst samenvatten heeft veel te maken met begrijpend lezen. Ook hierbij moet je een tekst eerst volledig begrijpen voordat je een goede samenvatting kunt schrijven.
- Een samenvatting kun je maken bij het vak Nederlands
- Maar ook wanneer je bijvoorbeeld moet leren voor een toets, en je moet hele grote stukken tekst leren. Je kunt dan heel gemakkelijk een samenvatting schrijven om de tekst in je hoofd te stoppen. Want zoals al is gezegd: voordat je een samenvatting gaat schrijven, moet je de tekst helemaal begrijpen.
- Ook kan het handig zijn om een samenvatting te schrijven als je meer orde wilt aanbrengen in een lange tekst. Je zou dan alle belangrijke zaken – deze staan vaak in de kernzinnen (vaak eerste en laatste zin van de alinea’s) - onder elkaar op kunnen schrijven.
- Als je een samenvatting gaat schrijven, zorg je dat je alleen de hoofdzaken erin hebt staan. Dat wil zeggen, alleen de belangrijke dingen uit de tekst. Wat de hoofdzaken zijn hangt af van je leerdoel en van wat je al weet.
- Om de hoofdzaken te kunnen onderscheiden moet je kritisch denken over de leerstof aan de hand van de vragen die je jezelf hebt gesteld. De hoofdzaken verwerk je in de samenvatting, de bijzaken laat je weg. Bijzaken zijn: toelichtingen, voorbeelden, etc.
- Durf te selecteren. Juist het niet onderscheiden van hoofd- en bijzaken is er de oorzaak van dat je de grote hoeveelheid onsamenhangende informatie snel vergeet.
- Maak gebruik van de structuur in de leerstof. Vaak kun je die structuur overnemen in de samenvatting.
Een paar dingen die je in gedachten moet houden en die je kunnen helpen bij het schrijven van een samenvatting:
• Stel eerst het onderwerp en de hoofdgedachte vast. Deze moeten in de samenvatting komen.
• Je mag de ordening van de oorspronkelijke tekst veranderen en je eigen woorden gebruiken.
• Over het algemeen wordt er een maximaal aantal woorden gegeven. Zo niet, dan bevat een goede samenvatting ongeveer 10% van het aantal woorden van de oorspronkelijke tekst.
Nederlands - (instructie)filmpjes, visuals, enz.
Woordraadstrategieën
Woordraadstrategieën
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Leesstrategieën
Leesstrategieën
Infographic Sollicitatiebrief schrijven
Infographic Sollicitatiebrief schrijven
Infographic Werkwoordspelling
Infographic werkwoordspelling