- De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
- Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm vooraan te staan.
- De zin verandert van getal (ev/mv), persoonsvorm verandert mee.
- Zet je de zin in een andere tijd (TT/VT), dan verandert de persoonsvorm.
Hoe kom ik aan het onderwerp?
- Je stelt de vraag wie + persoonsvorm, antwoord op die vraag is het onderwerp.
- Bijv. Fieke leest een boek. Wie leest? Fieke
Hoe maak ik de ik-vorm/stam TT?
- De ik- vorm is de stam (hele werkwoord – en) stam kan nooit eindigen op een –v of een –z.
- Dus: ik loop, ik fiets, ik ren…
- Als je of jij achter de persoonsvorm staat, en je kan van je het woordje jij maken, schrijf je de ik-vorm/stam. Omdat het aan jou gevraagd wordt en jij bent de ik.
- Dus: Word jij daar niet moe van? Wordt je daar niet moet van?
Hoe maak ik de hij-vorm/stam+t TT?
- De stam+ t of ik-vorm+t
- Dus: hij loopt, hij fietst, hij rent…
- Als je, jij, u of het voor de persoonsvorm staat, dan schrijf je de hij-vorm dus stam+ t.
- Dus: jij loopt door het bos. U heeft het helemaal mis.
Hoe maak ik de wij-vorm TT?
- Je pakt het hele werkwoord
- Dus: wij lopen, wij fietsen, wij rennen.
Hoe maak ik de verleden tijd van de persoonsvorm?
- Bij de verleden tijd kun je gebruik maken van de regel van xtc – f
okschaap. Wanneer de medeklinker in het kofschip staat, komt er een –t op het einde.
Enkelvoud persoonsvorm VT:
- Zelfde klank (zwak werkwoord) (ik-vorm + de) of (ik-vorm + te)
- Bijv. het werkwoord ‘boksen’. Je pakt het hele werkwoord – en = boks.
Laatste letter is ‘s’, die staat in het kofschip dus is het ik-vorm + te(n)
- Ik bokste, wij boksten.
- Andere klank (sterk werkwoord) ( -d of –t (langer maken) of wat je hoort) (roep/riep duik/dook)
Meervoud persoonsvorm VT:
- Zelfde klank (zwak werkwoord) (ik-vorm + den) of (ik-vorm + ten)
- Bijv. het werkwoord ‘antwoorden’. Je pakt het hele werkwoord – en = antwoord.
Laatste letter is ‘d’, die staat niet in het kofschip dus is het ik-vorm + de(n)
Ik antwoordde, wij antwoordden.
Werkwoord ‘vrezen’. Je pakt het hele werkwoord – en = vrez.
Laatste letter is ‘z’, die staat niet in het kofschip dus is het ik-vorm+ de(n)
- Ik vreesde, wij vreesden.
- Andere klank (sterk werkwoord) (wat je hoort). (zwemmen/zwommen bewegen/bewogen)
Voltooid deelwoord:
- Hoe vind ik het voltooid deelwoord? Zoek eerst de persoonsvorm. Is het woord dat verandert in de zin een persoonsvorm dat geldt onderstaande regel niet. Is het woord dat je zoekt geen persoonsvorm, heb je te maken met het voltooid deelwoord.
- Is een werkwoordsvorm die aangeeft dat iets is gebeurd.
- Begint met een voorvoegsel: ge-, ver-, her-, er-, be-, ont- en eindigt op –d, -t of (e)n.
- Staat altijd samen met een hulpwerkwoord (hebben, zijn, worden)
- Bijv. Hij wordt betaald, Ik heb gekocht, het is verborgen.
- Om te weten of je – d of – t achter de stam/ik-vorm schrijft, gebruik je de regel van xtc-f
okschaap.