Welkom bij de biologie pagina. Deze pagina is bedoeld voor de leerlingen van de voortgezetonderwijs die moeite hebben met biologie of die meer willen leren en herhalen. Hier kun je alle informatie vinden die je nodig hebt. Er is informatie en oefenopdrachten aanwezig. Daarnaast zet ik toetsen erin die bijtelt bij als rapport cijfer. Hieronder zet ik de gebruiksaanwijzing van de pagina. Als je vragen hebt kun je na de les naar me toe komen. Ik zit in lokaal. NK.02.001. Of mail me; 0921712@hr.nl
Leerdoelen
Wat kan je na deze module?
Je kan primaire en secundaire geslachtskenmerken noemen.
Je kan de mannelijke en de vrouwelijke geslachtsorganen benoemen en herkennen.
Je kan vertellen waar en hoe de bevruchting plaats vindt.
Je is in staat om menstruatiecyclus uit te leggen.
Je herkent de verschillende bevalling fases en kan het uitleggen.
Je kan meest voorkomende SOA’s benoemen.
Je kan anticonceptiemiddelen benoemen en de functies/werking ervan uitleggen.
Je kan meiose en mitose uitleggen.
Aan het eind van deze module wordt je getoets. De toets staat ook op deze site. Om de module met een voldoende te kunnen afronden, dien je alle opdrachten te maken en theorie goed door te nemen.
Gebruiksaanwijzing
Beste leerling,
Hierboven zie je het menu balkje. Menu balk nevigreer je op deze site. Je kan erop klikken en kom je op gewenste gedeelte. Het staat altijd helemaak bovenaan.
Veel succes!
B.Celik
Theorie
Voortplanting bij de mens
Geslachtskenmerken
Mensen hebben twee verschillende geslachtskenmerken;
Primaire geslachtskenmerken: Deze kenmerken zijn vanaf je geboorte aanwezig.
Secundaire geslachtskenmerken: Kenmerken die ongeveer vanaf 10 jaar ontstaan onder invloed van hormonen.
Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken
Man
Penis, Balzak
Baard, borst en schaamhaar, lagere stem
Vrouw
Vagina, schaamlippen
Borsten, bredere heupen, schaamhaar
Mannelijke geslachtsorganen
Teelballen= testes
Produceert zaadcellen / maken hormoon testosteron
Balzak
Ligt iets buiten lichaam voor perfecte temperatuur zaadcelontwikkeling
Bijballen
Tijdelijke opslag zaadcellen
Zaadleiders
Vervoeren zaadcellen van de bijbal naar de urinebuis
Zaadblaasje
Voegt vocht met voedingsstoffen toe aan zaadcellen
Prostaat
Voegt vocht toe aan de zaadcellen / sluit urinebuis af bij erectie
Urinebuis
Komen de zaadleiders in uit
Eikel
Veroorzaakt seksuele prikkeling
Voorhuid
Dunne huidplooi over de eikel
Zwellichamen
Veroorzaakt erectie wanneer deze vullen met bloed
Vrouwelijke geslachtsorganen
2 Eierstokken = ovaria
Ontwikkelen zich eicellen (1 eicel per 4 weken)
2 Eileiders
Vervoeren eicel naar baarmoeder
Hierin vindt de bevruchting tussen eicel en zaadcel plaats
Baarmoeder = uterus
Dikke laag spieren bekleedt met slijmvlies, waarin bevruchte eicel zich kan nestelen
Baarmoederslijmvlies
Bevat veel bloedvaten om embryo van voedingsstoffen te voorzien
Vagina = schede
Clitoris
Veroorzaakt seksuele prikkeling
Kleine schaamlippen
Bevat o.a. klieren die slijm produceren bij opwinding, zodat penis makkelijker vagina in kan
Grote schaamlippen
Maagdenvlies
Randje weefsel aan begin van de vagina (niet bij alle meisjes aanwezig)
Zaadcel & Eicel
Geslachtscellen worden gemaakt onder invloed van hormonen (=regelstoffen).
Hormonen worden afgegeven door hormoonklieren. Bij de man zijn deze hormoonklieren o.a. de hypofyse (aan onderkant hersenen) en in de teelballen (testosteron)
Sperma bij zaadlozing (klaarkomen/orgasme) bevat:
Zaadcellen (met zweepstaart)
Vocht van prostaat en zaadblaasje
Eicellen:
bevat veel reservevoedsel, daardoor groter dan zaadcel dit is nodig voor 1e ontwikkeling van de bevruchte eicel
ontwikkelen zich o.i.v. hormonen uit hypofyse
ontwikkeling stopt in overgang (ong 50e jaar)
Ovulatie = eisprong = vrijkomen van een eicel uit de eierstok
Onbevruchte eicel leeft maar 12 – 24 uur
Bevruchting
Bevruchting = kern van mannelijke geslachtscel(zaadcel) smelt samen met kern van vrouwelijke geslachtscel (eicel)
Na bevruchting ontwikkelt zich een bevruchtingsmembraan om eicel zodat niet andere zaadcellen alsnog eicel binnen dringen.
Elke maand komt er een eicel vrij bij de vrouwen. Dit noemen we eisprong (ovarium). De eicel komt in de eileider terecht en daar kan die samensmelten met een zaadcel die na een geslachtsgemeenschap binnen is gekomen. Daarna komt de bevruchte eicel naar de baarmoeder en daar vindt de innesteling plaats. Voordat de eicel in de baarmoeder terecht komt wordt baarmoederslijmvlies dikker om innesteling makkelijker te maken. Dit komt tot staand door de hormonen die door hypofyse is uitscheiden.
Innesteling = klompje cellen van bevruchte eicel zet zich vast in het baarmoederslijmvlies
De term menstruatiecyclus is ontleend aan één deel van de cyclus: de bloeding of menstruatie(ongesteldheid). Per cyclus vindt afwisselend in een van de twee ovaria de eirijping plaats, gevolgd door de ovulatie en eventuele innesteling (bij bevruchting) in de baarmoeder.
Eenmaal per cyclus van ongeveer 28 dagen (= ongeveer een maand) wordt het opgebouwde baarmoederslijmvlies afgestoten en via de vagina buiten het lichaam gebracht (menstruatiefase). De cyclus wordt ingedeeld drie fasen (als begin neem je altijd de 1ste dag van de bloeding):
1ste fase: menstruatiefase (bloedingsfase) - dag 1 tot dag 5
Gemiddeld duurt deze fase drie tot vijf dagen. Deze treedt op wanneer geen bevruchting heeft plaatsgevonden. De productie van progesteron is sterk gedaald, doordat het gele lichaam te gronde is gegaan. De daling van de progesteronconcentratie in het bloed leidt tot vaatkrampen in bloedvaten in de baarmoederwand, waardoor het verdikteslijmvlies afsterft en uitgestoten wordt. Dit laatste gaat vrij vaak gepaard met pijnlijke krampen.
2de fase: proliferatiefase (opbouwfase) - dag 5 tot dag 15
Nadat het baarmoederslijmvlies grotendeels verdwenen is, breekt er een periode van herstel aan die ongeveer 14 dagen duurt. Omdat deze fase onder invloed staat van vooral oestrogenen, wordt het ook wel de oestrogene fase genoemd.
Ondertussen komen onder invloed van FSH en LH een aantal primaire follikels in de eierstok tot ontwikkeling. Uiteindelijk komt er één eicel tot volledige ontwikkeling. De onrijpe follikels hebben aan de buitenkant receptoren voor FSH en niet voor LH. Hierdoor stimuleert alleen FSH de groei van de zich ontwikkelende follikel.
De groeiende follikel geeft op zijn beurt oestrogenen af. Door de toename van de oestrogenen-concentratie wordt de hypofysevoorkwab geremd in de afgifte van FSH en LH. De follikel gaat door met de afgifte van oestrogenen en boven een bepaalde concentratie in het bloed activeren oestrogenen de hypothalamus om meer RF (= releasing factor) af te geven. Een direct gevolg hiervan is dat de hypofysevoorkwab weer méér FSH en LH gaat produceren. Opvallend is dus dat oestrogenen bij lagere concentraties een remmend effect hebben op de afgifte van FSH en LH en bij hogere concentraties juist het omgekeerde doen. Intussen bezitten de follikels receptoren voor LH, zodat binding met dit hormoon mogelijk is. De follikel gaat nu versneld rijpen, totdat deze openbarst en de eicel vrijkomt. Dit moment heet de ovulatie.
3de fase: secretiefase (afscheidingsfase) - dag 15 tot dag 28
Het aanwezige LH zorgt er voor dat het restant van de follikel omgevormd wordt tot het gele lichaam (corpus luteum). Dit gaat (behalve de oestrogenen) ook het hormoon progesteron uitscheiden. Progesteron veroorzaakt een nog sterkere doorbloeding van het baarmoederslijmvlies. In de baarmoederwand gaan bepaalde kliercellen glycogeen opslaan, een voedingsstof voor de eventueel ingenestelde eicel. Omdat deze fase van de cyclus op een (beginnende) zwangerschap is gericht, wordt zij ook progestagene fase genoemd.
Hieronder is er een animatie van bioplek.org die je kan kijken.
De eerste drie maanden spreek je van een embryo. Na drie maanden zijn de organen gevormd en noem je het kind een foetus. Met een echoscoop kan de dokter dan op een monitor een plaatje van het kindje laten zien. Na 20 weken kun je op de echo meestal goed zien of het een jongetje of een meisje wordt.
Placenta en navelstreng
De foetus heeft een navelstreng aan zijn buik. De navelstreng zit aan de placenta ofwel moederkoek. De bloedvaten uit de placenta nemen voedingsstoffen en zuurstof op van de moeder. De placenta geeft afvalstoffen en koolstofdioxide af aan de moeder. De navelstreng is de verbinding tussen de placenta en de foetus.
Geboorte
Na ongeveer 40 weken ofwel negen maanden van draagtijd kondigen weeën de bevalling aan.
Na de geboorte gaat de baby zelf ademen.
Een pasgeborene is gemiddeld 50 cm lang en weegt 3500 gram.
Korte tijd nadat het kind ter wereld is gekomen, volgt de nageboorte.
Prenatale diagnostiek
Prenatale diagnostiek is het opsporen van aangeboren of erfelijke afwijkingen bij het ongeboren kind.
Bij echoscopie wordt gebruik gemaakt van geluidsgolven die zich door het lichaam verplaatsen en reflecteren.
Met echoscopie onderzoek je de uiterlijke kenmerken en de werking van enkele organen van een embryo, zoals de lichaamslengte en het kloppen van het hartje. Maar het embryo kan niet worden onderzocht op mogelijke chromosoomafwijkingen, zoals het syndroom van Down. Daarvoor heb je enkele cellen van een embryo nodig.
Prenatale diagnostiek biedt de mogelijkheid om het embryo hierop in een vroeg stadium te onderzoeken. Twee manieren waarop dergelijk prenataal onderzoek tijdens de zwangerschap wel mogelijk zijn is een vlokkentest en een vruchtwateronderzoek.
Bij een vlokkentest worden cellen weggehaald uit de groeiende placenta. Bij een vruchtwateronderzoek wordt onder plaatselijke verdoving een beetje vruchtwater opgezogen. Dit door vruchtvliezen op de plek gehouden vruchtwater bevat namelijk zwevende cellen van de foetus. Aan de hand van celonderzoek kan worden bepaald of het embryo of de foetus een bepaalde erfelijke aandoening heeft. Beide onderzoeken zijn niet zonder gevaar, er bestaat een kans op een miskraam.
Soa & Anticonceptie
SOA = seksueel overdraagbare aandoening
Besmetting kan o.a. via:
Geslachtsorganen
Anus
Mond
Chlamydia
Oorzaak is een bacterie
Vaak geen klachten
Ontsteking van anus, baarmoedermond of urinebuis
Niet behandelen kan leiden tot onvruchtbaarheid vrouw
Behandeling met antibiotica
AIDS
Veroorzaakt door virus HIV
HIV virus aanwezig, persoon is dan seropositief
Virus tast afweersysteem aan
Hierdoor vatbaar voor allerlei simpele ziektes die zich opstapelen > aids
HIV/Aids is niet te genezen, hooguit af te remmen met aidsremmers
HIV overdracht via: bloed, sperma, vaginavocht, moedermelk
Periodieke onthouding = geen seks rond de vruchtbare periode
Coïtus interruptus = onderbroken geslachtsgemeenschap = voor klaarkomen terugtrekken, gevaar van voorvocht met enkele zaadcellen
Betrouwbare methoden:
Condoom, biedt tevens bescherming tegen ziektes als HIV
Pil, bevat hormonen waardoor ovulatie niet meer plaats vindt
Noodmaatregelen achteraf:
Morning-after pil: binnen 72 uur, bevat overdosis hormonen
Abortus:
eerste zeven weken via pil
daarna via een zuigcurettage = zuigpompje (t/m week 13)
late abortus (t/m week 23)
Bron: www.biologiepagina.nl
www.biologielessen.nl
www.10voorbiologie.nl
Mitose&Meiose
Mitose
De mitose wordt in een aantal fasen ingedeeld. Deze indeling is ontstaan toen de mitose onder de lichtmicroscoop werd ontdekt (1875) en de onderzoekers nog niet begrepen wat er op biochemisch niveau gebeurde. De namen van de fasen verwijzen naar beelden die onder de microscoop te zien zijn en die in figuur 6 in schema zijn weergegeven. Bij het bekijken van die beelden is het goed te bedenken dat dit momentopnamen zijn in een proces dat vaak enkele uren of langer duurt. De afbeeldingen geven een sterk geschematiseerd beeld van een delende cel bij een vergroting van ongeveer 2000x. Er zijn hier in de kern voor de duidelijkheid maar 4 chromosomen getekend. Bij de mens zijn het er 46.
Bron: 10voorbiologie.nl
In de kern van een cel die niet in deling is, zijn geen chromosomen te zien. Die worden pas zichtbaar als de kern gaat delen. Dan begint de profase (pro = voor). Na verloop van enige tijd is te zien dat de chromosomen elk uit twee strengen bestaan, de chromatiden. Deze zitten op één plek, het centromeer, aan elkaar vast. Soms is nog te zien dat de chromatiden een spiraalstructuur hebben. Het kernmembraan verdwijnt langzamerhand.
In de volgende fase, de metafase (meta = na) verdichten de chromosomen zich nog meer en is de spiraalstructuur niet meer te zien. Ze verzamelen zich in een vlak in het midden van de cel, dat dwars op de (toekomstige) delingsrichting staat, het equatoriale vlak. Aan weerszijden van het equatoriale vlak, aan de polen van de cel, ontstaan de zogeheten poolkapjes, van waaruit zich trekdraden ontwikkelen naar de centromeren. Het geheel van draden wordt wel dekernspoel genoemd.
Hoe je het equatoriale vlak ziet, hangt af van de positie die je ten opzichte van de cel inneemt. Kijk je van opzij tegen de delingsspoel aan, dan ziet het er uit als in afbeelding 4 of 5; kijk je van boven op de delingsspoel (langs één van de poolkapjes), dan liggen de chromosomen meer verspreid, zoals in afbeelding 3.
In de volgende delingsfase, de anafase (ana = tegenover) worden de chromatiden van elk chromosoom uit elkaar getrokken (de centromeer deelt nu ook) naar de polen van de cel. Er bevindt zich nu een volledige set chromatiden aan de ene kant van de cel en één aan de andere kant.
Hierna beginnen de chromatiden hun compacte uiterlijk te verliezen, ze vervagen steeds meer en er ontstaat een nieuw kernmembraan om de twee groepen chromatiden, die vanaf nu weer chromosomen worden genoemd. Tenslotte zijn dechromosomen niet meer als aparte structuren te zien. Deze laatste fase heet telofase (telos = einde). Hiermee is de kerndeling voltooid. Hierna deelt de cel zelf zich. De celdeling zelf wordt ook wel cytokinese genoemd.
In de metafase zijn de chromosomen het best zichtbaar en liggen ze dicht bij elkaar. Men benut deze situatie voor het maken van karyogrammen (Gr. 'afbeelding van de kern'), zie figuur 7. Cellen worden in dit stadium gefixeerd, gekleurd en vervolgens gesquashed, waardoor de chromosomen wat uit elkaar drijven. Daarvan maakt men een foto. De afzonderlijke chromosomen worden vervolgens (door de computer) 'uitgeknipt' en twee aan twee (elk chromosoom komt immers in tweevoud in de cel voor) opgeplakt. Grove afwijkingen aan een chromosoom kunnen zo al ontdekt worden.
Bron: 10voorbiologie.nl
Meiose
Meiose wordt ook wel de reductiedeling genoemd. Dit is zo, omdat tijdens de meiose de hoeveelheid chromosomen in de cellen gehalveerd wordt. Een cel die de meiose ondergaat, verandert van een 2n cel in een n cel. Voor de mens geldt dan dat een cel met 46 chromosomen verandert in een aantal cellen met 23 chromosomen. Meiotische delingen vinden alleen maar plaats in de geslachtsorganen. Bij de man in de teelballen en bij de vrouw in de eierstokken. In de rest van het lichaam vindt er nergens meiose plaats. Als je onderstaande illustratie goed bestudeert, dan kan je exact zien waar er in de voortplantingsorganen van man en vrouw meiose plaatsvindt.
Bron;Biologielessen.nl
Als je de mitose begrijpt, is de meiose niet veel moeilijker om te begrijpen. Hieronder staat een afbeelding met de belangrijkste verschillen tussen de mitose en de meiose. Het verschil zit in de rangschikking van de homologe chromosomen in de metafase van zowel de mitose als de meiose. In deze fase kunnen de homologechromosomenn elkaar opzoeken in het equatoriale vlak en echt koppels vormen, of de homologe chromosomen kunnen elkaar niet opzoeken in het equatoriale vlak en gewoon een willekeurige plaats innemen. In de mitose liggen de homologe chromosomen niet paarsgewijs. In de meiose liggen de homologe chromosomen wel paarsgewijs. De plek in het equatoriale vlak bepaalt hoe de chromosomen verdeeld worden over de dochtercellen.
Bron;Biologielessen.nl
Hoeveelheden erfelijk materiaal
Bij de meiose ontstaan na twee meiotische deling dochtercellen met een gereduceert aantal chromosomen. Bij de mens onstaan uit één diploide cel (2n) met 46 chromosomen na twee meiotische delingen haploide dochtercellen (n) met maar 23 chromosomen. Bij de mitose is dat niet het geval. Bij de mitose ontstaan na één mitotische deling uit één diploide moedercel (2n) twee diploide dochtercellen (2n) die ook weer gewoon 46 chromosomen bevatten.
Bron;Biologielessen.nl
Behalve het verschil in ligging van de chromosomen is er nog een verschil De mitose bestaat maar uit een kerndeling en celdeling. De meiose bestaat uit twee kerndelingen en celdelingen. Uit een mitotische deling ontstaan twee dochtercellen met evenveel chromosomen als de moeder. Bij de man ontstaan na twee meiotische delingen uit een moedercel vier zaadcellen met een gehalveerd aantal chromosomen. Bij de vrouw ontstaat uit een moedercel na twee meiotische delingen een rijpe eicel en 3 poollichaampjes. Deze poollichaampjes zijn niets meer dan afvalbakken voor erfelijk materiaal.
Bron: www.biologiepagina.nl
www.biologielessen.nl
www.10voorbiologie.nl
Oefenen
Beste leerling,
Je krijgt van mij 3 oefenopdrachten die je kan gebruiken om te oefenen. Dat kun je helemaal bovenaan vinden of je kan onderaan deze pagina op 'VOLGENDE' drukken om door te gaan naar het eerste opdracht. Je krijgt meestaal ook feedback op je antwoorden. Als je dan ook niet uit komt, kom je langs of mail je me. Mijn mail is; b.celik@hr.nl
Hieronder zie je een toets die voor jou klaarstaat. Als je denkt dat je genoeg hebt geoefend kun je het maken. Maar niet vergeten dat de toets voor 10-11-2017 gemaakt is. Anders krijg je een onvoldoende voor dit hoofdstuk. Na dat iedereen het gemaakt heeft zet ik de cijfers op magister. Dit cijfer telt 50% mee met je tweede rapport.
Het arrangement BIOLOGIE is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Busra Celik
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2018-01-18 12:32:09
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Oefentoets voortplanting
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.