Herzlich Willkommen
Welkom! Hier vind je alles over de naamvallen.
Welkom bij de les Duits over de naamvallen. Heb jij in het voorgezet onderwijs net Duits en wil begrijpen wat de naamvallen zijn? Dan ben jij bij het juiste adres! Hieronder beschrijf ik hoe je het best door deze les kan gaan.
Op deze website vind je alles wat je moet weten om de eerste en vierde naamval te kunnen herkennen en toepassen. Links, zie je het menuscherm dat gebruikt kan worden om door deze site te navigeren. De les op deze website is onderverdeeld in stappen. Eerst gaan we beginnen met de theorie. Het eerste kopje gaat over de reden waarom de naamvallen zo belangrijk zijn. In het kopje daarna lees je de theorie van de eerste naamval. Na de eerste naamval ga je aan de slag met de vierde naamval. De kopjes staan in de goede volgorde van deze les en zijn te herkennen aan een stappenindeling. Natuurlijk mag je ook een stap overslaan als je die al beheerst.
Na goed bestuderen van de theorie ben je klaar voorhet ECHTE werk. De praktijkopdracten zijn te vinden binnen de theorie zelf en onder het kopje oefenen. Als je denkt dat je alles begrijpt kun je beginnen met de toets.
Veel plezier!
Stap 1 - Waarom naamvallen?
Waarom moeten wij steeds rijtjes leren?
Ik heb duits toch alleen maar nodig om Duits te kunnen praten? Zonder naamvallen zou men in het Duits niet normaak kunnen communiceren. Het zou in een zin niet duidelijk zijn wie, wat en wanneer iets wil mededelen. Hieronder volgt een voorbeeld zin zonder enig gebruik van naamvallen.
Voorbeeld(zonder naamvallen): "Der Mann die Schwester fragt sein Vater ob er der Kugelschreiber die Mutter benutzten darf."
Snap jij wat er in deze zin staat? Het zou heel knap zijn, omdat de mensen in Duitsland er niks van zouden begrijpen. De correcte zin is:
Voorbeeld(met naamvallen): "Der Mann meiner Schwester fragt seinem Vater ob er den Kugelschreiber seiner Mutter benutzten darf."
Natuurlijk is dit een ingewikkelde zin en hoef je dit helemaal niet 100% te gebruiken, maar wij gaan samen ervoor zorgen dat jij het zo beheerst, dat je met iemand uit Duitsland kunt communiceren.
Stap 2 - 1e naamval
Bekijk eerst de kennisclip en scroll dan door naar de theorie eronder.
2.1 - De lidwoorden
In het Nederlands hebben wij 3 lidwoorden. De, het en een. Met "de en het" kan je alle zelfstandignaamwoorden in catagoriseren. Daarnaast hebben we nog het woord "een" dat voor alle zelfstandignaamwoorden kan.
In het Duits zijn er 4 lidwoorden. Der,die,das en ein. Met "der,die en das" kan je alle zelfstandignaamwoorden in catagoriseren. Daarnaast hebben we nog het woord "ein" dat voor alle zelfstandignaamwoorden kan.
Deze lidwoorden zijn in groepen te verdelen:
Der, die en das => Der-groep
Ein => Ein-groep
2.2 - Lidwoordschema
Het lidwoordscheman is heel belangrijk. Wanneer je deze uit het hoofd weet ken je de hele eerste naamval!
2.3 - Ontleden
De eerste naamval is in het Nederlands gewoon het onderwerp van een zin.
Het onderwerp van de zin vind je door de vraag te stellen: wie/wat + gezegde(alle werkwoorden)
Voorbeeld 1
Nederlands:
De man loopt door het bos
Wie/wat + loopt? => De man
Duits:
Der Mann läuft durch den Wald.
Wer/was + läuft(loopt)? => Der Mann
Voorbeeld 2
Nederlands:
Ik geef mijn moeder een cadeau.
Wie/wat + geeft? => Ik
Duits:
Ich gebe meiner Mutter ein Geschenk
Wie/wat + gebe(geeft)? => Ich
2.4 - Hoe ontleed ik zinnen?
Nu je hebt gezien hoe je moet ontleden ga je nu zelf aan de slag.
Een oefenvraag ziet er als volgt uit: ... Mann(M) läuft in den Wald.
Je weet inmiddels dat Mann het onderwerp is. Achter het woord Mann staat een "(M)". Dat is om jou te helpen waar je in de tabel moet kijken. Wanneer je in de tabel gekeken hebt weet je dat bij de M van mannelijk het lidwoord "der" hoort. Het antwoord is dus "Der".
Oefenen!
Klik hier om een extra opdracht te vinden waarin je nog meer kunt oefenen met het vinden van het onderwerp. Vind het onderwerp van de zin en vul dat in de invulbalk in. Je krijgt hier ongeveer 5 minuten voor. Als je klaar bent ga je naar de volgende stap. Viel Spaß!
Stap 3 - 4e naamval
3.1 - Lidwoordschema
Net zoals bij de eerste naamval, heeft de vierde naamval ook een lidwoordschema. Hieronder zie je de tabel die de lidwoorden van de vierde naamval weergeeft.
3.2 - Ontleden
De vierde naamval is in het Nederlands het lijdend voorwerp.
Het lijdend voorwerp van de zin vind je met behulp van de vraag: wie/wat + gezegde(alle werkwoorden) + onderwerp
Voor het vinden van het onderwerp verwijs ik terug naar "H1 - eerste naamval".
Voorbeeld 1
Nederlands
Mijn broer bouwt een huis.
wie/wat + bouwt + mijn broer? => Een huis
Duits
Mein Bruder baut ein Haus.
wie/wat + baut + mein Bruder? => Ein Haus
Voorbeeld 2
Nederlands
Ich geef aan mijn moeder een cadeau.
Wie/wat + geef + ik? = Een cadeau
Duits
Ich gebe meiner Mutter ein Geschenk.
Wie/wat + gebe(geeft)? = Ein Geschenk
3.3 - Zelf zinnen ontleden
Nu je hebt gezien hoe je moet ontleden ga je nu zelf aan de slag.
Een oefenvraag ziet er als volgt uit: Hast du ... Mann(M) begegnet?
Je weet inmiddels dat "du" het lijdendvoorwerp is. Achter het woord Mann staat een "(M)". Dat is om jou te helpen waar je in de tabel moet kijken. Wanneer je in de tabel van de vierde naamval gekeken hebt weet je dat bij de M van mannelijk het lidwoord "den" hoort. Het antwoord is dus "Den".
Onthoud: Het is dus belangrijk dat je de tabellen kent, zodat je het kan gebruiken als hulpmiddel om het juiste woord in te vullen!
Extra oefeningen
Wil je extra oefenmateriaal? Klik op het woord Thinglink om op een leuke manier meer informatie en oefeningen over de 4de naamval te vinden. Daarnaast zijn er nog leuke weetjes over Duitsland te vinden.
Stap 4 - Oefenen
Oefening: 1ste naamval. Vind het onderwerp van de zin.
Start
Oefening: 4de naamval. Vind het lijdendvoorwerp van de zin.
Start
Stap 5 - Oefentoets
Toets: Toets eerste & vierde naamval
Start
Stap 6 - Eindtoets eerste & vierde naamval
Eindtoets
Klik hier om met de eindtoets te beginnen. De eindtoets bestaat uit 10 vragen over dit lesarrangement. Je hebt ongeveer 10 minuten de tijd. Succes met de toets!