Je maakt een opdracht over kenmerken van ontwikkelingslanden.
Je kijkt naar verschillen tussen ontwikkelingslanden.
Je leert hoe ontwikkelde en ontwikkelingslanden kunnen samenwerken.
Je krijgt uitleg over wat 'fairtrade' is.
Xtra: Je maakt een opdracht over armoede in Nederland.
Praktische opdracht: je doet een onderzoek naar een ontwikkelingsland.
Genoeg te doen. Aan de slag!
Startopdracht
Bij deze opdracht werk je in een tweetal en verwerk je jullie antwoorden in een SMARTamp workspace.
Nederland is een rijk land.
A. Maak een SMARTamp workspace en geef deze een goede titel!
B. Bedenk vijf voorbeelden waarom Nederland een rijk land is.
Noteer deze in je SMARTamp workspace.
C. Zoek bij elk voorbeeld een afbeelding.
Dit kun je doen met behulp van Google.
Klik op 'Afbeeldingen'.
Zoek plaatjes en plak deze bij de voorbeelden.
Deel je workspace met je leraar. En presenteer deze kort voor de klas.
Leg elkaar uit waarom je deze afbeeldingen hebt gekozen.
Bespreek samen ook de daarbij opgeschreven woorden.
Pas daarna je eigen workspace nog aan, indien dat nodig blijkt.
Wat ga je leren?
Aan het eind van het thema kun je:
de kenmerken van een ontwikkelingsland opnoemen.
uitleggen dat er grote verschillen tussen ontwikkelingslanden zijn.
het verschil benoemen tussen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking.
uitleggen wat 'fairtrade' is.
onderzoeken of er in je eigen omgeving armoede is.
aangeven wat je zou doen om armoede in je eigen omgeving tegen te gaan.
Planning
Planning
De module 'Arm en rijk' bestaat uit de volgende onderdelen:
Onderdeel
Tijd
Eindproduct
Inleiding
1 lesuur
SMARTamp workspace
Opdracht: Kenmerken
3 lesuren
Artikel
Opdracht: Diversiteit
2 lesuren
-
Opdracht: Ontwikkelingssamenwerking
2 lesuren
Schema
Opdracht: Trade not aid
2 lesuren
Brief
Opdracht: Hoe arm is [ontwikkelingsland naar keuze]
3 lesuren
Presentatie
Xtra opdracht: Armoede in Nederland
3 lesuren
Eigen keuze
Totaal
16 lesuren
Werkplan
Het thema Arm en rijk bestaat uit:
een inleiding
vier basisopdrachten
één praktische opdracht
één extra opdracht
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt.
Om je te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan vink je af wat je gedaan hebt.
Leerdoelen
Je leert hoe je een soort scheidingslijn kunt trekken over de wereld.
Aan de ene kant de rijke landen en aan de andere kant de arme landen.
Je leert ook hoe je een arm of een rijk land kunt herkennen.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
een paar kenmerken van ontwikkelingslanden noemen.
aangeven in welke continenten de meeste ontwikkelingslanden liggen.
Kies een eindproduct.
Maak de toets over de kenmerken.
Schrijf een artikel van ongeveer 150 woorden.
Je bespreekt daarin of Zuid-Afrika wel of geen ontwikkelingsland is.
Natuurlijk kun je ook beide eindprodukten maken.
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen + samen
Video bekijken en een woordspin genaamd 'Arm of rijk' opstellen.
Stap 2
Alleen
Vragen beantwoorden met behulp van internet.
Stap 3
Alleen
Bevolkingsverschillen tussen Angola en Nederland verklaren.
Stap 4
Alleen
Vraag beantwoorden over ontwikkelingslanden.
Stap 5
Alleen
Kenmerken van ontwikkelingslanden opzoeken op internet.
Eindproduct B: Artikel schrijven over Zuid-Afrika: wel/geen ontwikkelingsland.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3 lesuren nodig.
Stap 1
Arm of rijk?
Op vakantie weet je meestal al snel of je in een rijk of arm land bent.
Kijk maar om je heen: naar de mensen, de huizen en de auto's.
Toch moet je wel iets meer weten over een land.
Pas dan kun je bepalen of het rijk of arm is.
Bekijk het volgende SchoolTV-filmpje.
Hoe kun je erachter komen of een land wel/niet welvarend is?
Maak samen met een klasgenoot een woordspin op een A4-tje.
In het midden schrijf je de woorden: 'Arm of Rijk'.
Daaromheen schrijf je een paar manieren hoe je kunt herkennen
of een land wel/niet welvarend is.
Stap 2
Kenmerken ontwikkelingslanden
Je kunt aan een aantal kenmerken vaststellen of een land wel/geen ontwikkelingsland is. Lees meer hierover in de Kennisbank.
Slechte gezondheidszorg
Kenmerkend voor veel ontwikkelingslanden is een slechte gezondheidszorg.
Er is desondanks sprake van een grote bevolkingsgroei.
Bevolkingsgroei/leeftijdsopbouw
Hieronder zie je de bevolkingsopbouw in Nederland en in Angola in 2010
(mannen en vrouwen).
- Kijk goed naar beide diagrammen in de bron hieronder.
- Kunnen jullie een verklaring vinden voor de verschillen?
Stap 4
Nog meer kenmerken ontwikkelingslanden
Bestudeer het volgende item uit de Kennisbank.
Monocultuur en grote schuld
Ontwikkelingslanden hebben een monocultuur.
Ze hebben vaak grote schuld bij rijke westerse landen.
Beide kenmerken kunnen met elkaar te maken hebben.
Je kunt dat uitleggen in een aantal stappen.
Hieronder staan die stappen, maar nog niet in de juiste volgorde.
Alleen Stap 1 staat goed.
Schrijf de andere stappen in de goede volgorde op.
Een ontwikkelingsland exporteert slechts één product.
De export levert minder op dan moet worden betaald voor de import.
Door geld te lenen ontstaat er een schuld bij westerse landen.
Het landbouwproduct of de grondstof wordt in het westen nog bewerkt.
Dat exportproduct is vaak een landbouwproduct of een grondstof.
Om het uitvoertekort te kunnen betalen, moet geld worden geleend.
1. = Een ontwikkelingsland exporteert slechts één product.
2. = ...
etc.
Vergelijk jouw antwoord met het antwoord van een medeleerling.
Stap 5
Nog meer kenmerken
Op StudioAardrijkskunde zijn nu drie kenmerken van ontwikkelingslanden besproken.
Als je googlet op 'kenmerken van ontwikkelingslanden' kun je op veel sites informatie vinden.
Ga naar www.google.nl.
Tik in het zoekvak 'kenmerken ontwikkelingslanden'.
Bezoek vier websites met informatie over kenmerken ontwikkelingslanden.
Bekijk de informatie op de websites.
Zoek twee kenmerken die hier nog niet zijn besproken.
Schrijf deze op.
Bespreek deze kenmerken met een klasgenoot.
Kijk hieronder of je de juiste kenmerken gevonden hebt.
laag opleidingsniveau en analfabetisme
geen veilig drinkwater
Stap 6A
Eindproduct A
Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.
De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen.
Links staan jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden.
Bestudeer dat overzicht goed.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Eindproduct B
Stel je de volgende situatie voor:
Een politieke partij in Nederland (de PP), wil de ontwikkelingshulp aan Zuid-Afrika stopzetten. De partijleden zijn van mening dat Zuid-Afrika een welvarend land is. Het heeft daarom geen hulp meer nodig.
Opdracht
Je bent een Nederlandse journalist en brengt een bezoek aan Zuid-Afrika.
Het dagblad waar je voor werkt, wil dat je een artikel over Zuid-Afrika schrijft.
In het artikel geef je antwoord op de vraag of Zuid-Afrika wel/geen ontwikkelingsland is.
Je moet de lezer duidelijk uitleggen waarom dat zo is.
Je begint je artikel met het nieuws dat de PP de hulp aan Zuid-Afrika wil afschaffen.
Je legt uit wat de reden daarvan is.
Ook bespreek je vier kenmerken van ontwikkelingslanden.
Het artikel mag uit maximaal 150 woorden bestaan.
Om de vraag of Zuid-Afrika wel/geen ontwikkelingsland is te beantwoorden, moet je een aantal deelvragen beantwoorden.
Bijvoorbeeld:
Hoe hoog is het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking?
Hoe staat het met de gezondheidszorg?
Heeft Zuid-Afrika een hoge bevolkingsgroei?
Is er sprake van een monocultuur?
Heeft Zuid-Afrika een hoge buitenlandse schuld?
Zoek op internet naar sites met informatie over Zuid-Afrika.
Schrijf het artikel over Zuid-Afrika.
Gebruik de informatie die je opgezocht hebt. Vergeet de conclusie niet.
Klaar?
Laat het artikel beoordelen door je docent.
Je docent geeft een goede beoordeling als je:
een aantal verschillende kenmerken van ontwikkelingslanden noemt.
per kenmerk aangeeft of het wel/niet van toepassing is op Zuid-Afrika.
aangeeft of Zuid-Afrika wel/geen ontwikkelingsland is.
zo min mogelijk taalfouten in je artikel maakt.
Begrippen
Sloppenwijken
Een sloppenwijk is een wijk waar mensen wonen die door geldgebrek of woningnood geen betere woning kunnen krijgen. De woningen zijn vaak opgebouwd uit bouwafval en andere restmaterialen.
Monocultuur
Dit betekent dat op hetzelfde stuk grond altijd hetzelfde gewas (plantensoort) verbouwd wordt. Er vindt geen vruchtwisseling plaats.
Armoedegrens
Hoe rijk iemand is, gemeten naar in hoeverre iemand in zijn of haar behoefte kan voorzien.
Ruilvoet
Hoe de import en de export in een land zich met elkaar verhouden.
Welvaart
In hoeverre mensen aan hun behoeften kunnen voldoen. Dit bepaalt ook de mate van tevredenheid over het leven.
Welzijn
Het verhuizen van het ene naar het andere gebied binnen een land (binnenlandse migratie) of van het ene naar het andere land (buitenlandse migratie).
Informele economie
Mensen die in de informele sector werken, werken zonder dat de overheid er iets vanaf weet en zonder belasting te betalen.
BNP per inwoner
Het Bruto Nationaal Product per inwoner staat voor het gemiddelde inkomen van een inwoner van een land.
Levensverwachting
Het gemiddeld aantal te verwachten levensjaren van een persoon bij de geboorte.
Verstedelijkingstempo
De snelheid waarmee het relatieve aantal inwoners in de steden in een gebied (urbanisatiegraad) groeit.
Verstedelijking
Het in omvang toenemen van steden in een gebied. Ook wel urbanisatie genoemd. Wanneer we de verstedelijking uitdrukken in het aandeel van de bevolking dat in een stedelijk gebied woont, heet dit de urbanisatiegraad.
Probeer voor Burundi en voor Afghanistan informatie te vinden over deze kenmerken.
Bekijk ook de volgende twee filmpjes:
Stap3A
Eindproduct A
Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.
De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen.
Links staan jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden.
Bestudeer dat overzicht goed.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Als eindproduct van deze opdracht maken jullie twee posters.
Op de ene poster staat Burundi centraal.
De andere poster gaat over Afghanistan.
Op de posters komt:
een landkaart
algemene informatie over het land
informatie over de kenmerken van ontwikkelingslanden.
Deze informatie hebben jullie in de vorige twee stappen verzameld.
Deel beide posters op dezelfde manier in.
Zo kun je de situatie in beide landen goed vergelijken.
Conclusie
Wat is jullie conclusie als je beide landen met elkaar vergelijkt?
Zien jullie vooral verschillen of vooral overeenkomsten?
Klaar?
Laat beide posters beoordelen door jullie docent.
Jullie docent geeft een goede beoordeling als jullie:
een goede vergelijking hebben gemaakt van de belangrijkste kenmerken van beide ontwikkelingslanden.
de posters met zorg gemaakt hebben.
Extra
Survivalcalculator
Hoe oud denk je dat je wordt? Heb je kans om 90 te worden?
Hoe zit dat als je in Burundi of in Afghanistan zou wonen?
Hoe oud je wordt, hangt onder andere af van hoe je leeft.
Van belang is waar je geboren bent.
Test het met de 'survivalcalculator'.
Ga naar de webpagina en doe de test.
Vul de antwoorden zo eerlijk mogelijk in. Survivalcalculator
Beschrijf in één zin wat je opvalt aan de uitslag van de test.
Doe de test nog een tweede keer.
Vul nu bijvoorbeeld de gegevens van je moeder of van je vader in.
Begrippen
Ontwikkelingsland
Een land waar de levensomstandigheden voor een groot deel van de bevolking slecht zijn: veel mensen kunnen slecht in hun behoeften voorzien.
Verstedelijking
Het in omvang toenemen van steden in een gebied. Ook wel urbanisatie genoemd. Wanneer we de verstedelijking uitdrukken in het aandeel van de bevolking dat in een stedelijk gebied woont, heet dit de urbanisatiegraad.
Verstedelijkingstempo
De snelheid waarmee het relatieve aantal inwoners in de steden in een gebied (urbanisatiegraad) groeit.
Sloppenwijken
Een sloppenwijk is een wijk waar mensen wonen die door geldgebrek of woningnood geen betere woning kunnen krijgen. De woningen zijn vaak opgebouwd uit bouwafval en andere restmaterialen.
3 Samenwerking
Vooraf
Leerdoelen
In deze opdracht leer je wat het verschil tussen:
noodhulp en structurele samenwerking
gebonden en ongebonden samenwerking
bilaterale en multilaterale samenwerking.
Aan het eind van deze opdracht kun je onderscheid maken tussen:
noodhulp en structurele samenwerking.
gebonden en ongebonden samenwerking
bilaterale en multilaterale samenwerking
gouvernementele en niet-gouvernementele organisatie.
Je kunt bij elke omschrijving een voorbeeld geven.
Kies een eindproduct.
Maak de toets over verschillende soorten ontwikkelingssamenwerking.
Je maakt een schema over de vormen van ontwikkelingssamenwerking.
Natuurlijk kun je ook beide eindprodukten maken.
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen
Informatie lezen en vragen beantwoorden over ontwikkelingssamenwerking.
Stap 2
Alleen
Video 'Het Nederlandse beleid' bekijken.
Stap 3
Alleen
Kennis opdoen op de websites van Artsen zonder grenzen en Plan Nederland.
Stap 4
Alleen
Toets maken over ontwikkelingssamenwerking.
Stap 5
Samen
Tabel of schema met verschillende vormen van ontwikkelingssamenwerking maken.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.
Stap1
Soorten ontwikkelingssamenwerking
Ontwikkelingssamenwerking kun je op verschillende manieren indelen.
Bestudeer de Kennisbank.
Hieronder zie je twee voorbeelden van ontwikkelingssamenwerking.
Is hier sprake van incidentele of van structurele ontwikkelingssamenwerking?
Na de tsunami in Zuid-Oost Azië werd er in Nederland geld opgehaald voor de slachtoffers van de ramp. Het geld werd gebruikt om mensen in tenten op te vangen. Veel mensen waren hun huis kwijtgeraakt.
In de Filippijnen wonen ruim 100 miljoen mensen.
De bevolking is sterk gegroeid de laatste jaren.
Als die groei doorzet wonen er in het jaar 2025 meer dan 150 miljoen mensen.
Nederland heeft Filippijnse projecten financieel ondersteund.
Een van die projecten had geboortebeperking als doel.
Stap2
Nederland en ontwikkelingssamenwerking
De Nederlandse regering geeft ook geld voor ontwikkelingssamenwerking.
Elke lidstaat van de Europese Unie besteedt 0,7% van het BNP aan ontwikkelingshulp.
Bekijk het volgende filmpje van SchoolTV.
Geef daarna antwoord op de vraag.
Aan welke soorten ontwikkelingssamenwerking geeft Nederland geld uit?
Stap3
Artsen zonder grenzen en Plan Nederland
Bezoek de websites van Artsen zonder Grenzen en van Plan Nederland.
Kijk op beide websites ongeveer 5 minuten rond.
Beantwoord dan de volgende vragen:
Zijn Artsen zonder Grenzen en Plan Nederland overheidsorganisaties?
Ja of nee?
Hoe komen de organisaties aan geld voor ontwikkelingssamenwerking?
Aan voor soort ontwikkelingshulp doen beide organisaties?
Zit er verschil tussen beide organisaties?
Stap4A
Eindproduct A
Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.
De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen.
Links staan jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden.
Bestudeer dat overzicht goed.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Eindproduct B
Met een tabel of een schema breng je gegevens overzichtelijk in beeld.
Als eindproduct van deze opdracht maken jullie een tabel of schema.
Daarin geef je de vormen van ontwikkelingssamenwerking weer.
In het schema staat:
het verschil tussen noodhulp en structurele samenwerking.
Geef ook een voorbeeld.
het verschil tussen gebonden samenwerking en ongebonden samenwerking.
Geef een voorbeeld.
het verschil tussen bilaterale en multilaterale samenwerking.
Geef een voorbeeld.
dat er verschillende soorten organisaties betrokken zijn bij ontwikkelingssamenwerking.
Geef ook een voorbeeld.
Klaar?
Laat het schema beoordelen door jullie docent.
Jullie krijgen een goede beoordeling als jullie schema duidelijk maakt:
wat het verschil is tussen noodhulp en structurele samenwerking.
wat het verschil is tussen gebonden en ongebonden samenwerking.
wat het verschil is tussen bilaterale en multilaterale samenwerking.
dat er verschillende soorten organisaties betrokken zijn bij ontwikkelingssamenwerking.
Begrippen
Ontwikkelingssamenwerking
De samenwerking tussen de rijke westerse landen en de ontwikkelingslanden. Het doel van de samenwerking is de leefsituatie van de bevolking in ontwikkelingslanden verbeteren.
Kijk op iedere website ongeveer vijf minuten rond.
Zoek naar antwoord op de volgende vragen:
Welke producten vind je bij Fair Trade? Noem er drie.
Wat houdt het Max Havelaar keurmerk in?
Wat is het grootste verschil tussen Fair Trade en Max Havelaar?
Stap3
Minister van Handel en Ontwikkelingssamenwerking
In kabinet Rutte II heeft Nederland een minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Bekijk het volgende filmpje:
Hoe heet deze minister?
Ben jij het eens met de stelling: De beste vorm van ontwikkelingssamenwerking is handel.
('Trade not aid')
Bespreek de stelling met een of enkele klasgenoten.
Stap4A
Eindproduct A
Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.
De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen.
Links staan jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden.
Bestudeer dat overzicht goed.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Eindproduct B
Je gaat een brief schrijven naar de directeur van je school.
Je probeert hem over te halen om over te stappen op Max Havelaar koffie.
Zet al je argumenten op een rijtje.
Maak een nette brief (denk aan adres, aanhef en indeling).
Vergeet niet de brief te ondertekenen.
Geef suggesties om over te stappen.
Geef bijvoorbeeld:
- contactgegevens Max Havelaar
- link naar website
- verkoopadressen van de koffie etc.
Klaar?
Laat je brief beoordelen door je docent.
Je docent zal letten op:
de inhoud: zijn je argumenten overtuigend?
de vorm: is de brief op juiste wijze geschreven en vormgegeven?
taalfouten: bevat de brief geen taalfouten?
Overleg met je docent of je de brief ook echt aan de directeur stuurt.
Je kunt de brief eventueel ook in de schoolkrant laten plaatsen.
Xtra Armoede in Nederland
Vooraf
Leerdoelen
In deze opdracht leer je wat een armoedegrens is.
Je leert ook dat er in Nederland nog steeds armoede bestaat.
Aan het eind van deze opdracht kun je:
aantonen dat armoede een relatief begrip is.
omschrijven wat wordt bedoeld met een armoedegrens.
voorbeelden noemen van armoede in Nederland.
Eindproduct
Je maakt een eindproduct over armoede in Nederland.
Jullie mogen zelf bedenken in welke vorm je het eindproduct maakt.
Voor ideeën kun je gebruik maken van de gereedschapskist .
- Je kunt bijvoorbeeld iemand interviewen over armoede.
- Je kunt beschrijven hoe de Nederlandse politiek praat over armoede.
- Je kunt beschrijven hoe de voedselbank functioneert.
- etc.
Ideeën genoeg om een leuk eindproduct te maken!
Werkwijze
Activiteiten
Stap
Groepsgrootte
Activiteit
Stap 1
Alleen + samen
Video bekijken en een woordspin maken over de armoede in Nederland.
Stap 2
Alleen
Informatie opdoen op de website 'stichtingclip' en vragen beantwoorden.
Stap 3
Alleen + samen
Informatie lezen en situaties bespreken over de armoedegrens in Nederland.
Stap 4
Alleen
Informatie verzamelen via Google over de cijfers van de armoede in Nederland.
Stap 5
Samen
Zelf bedacht eindproduct over armoede in Nederland maken.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.
Stap1
Nederland een rijk land
Nederland is een van de rijkste landen ter wereld.
Toch spreek je ook van armoede in Nederland.
Bekijk dit filmpje op SchoolTV.
Praat met een klasgenoot over armoede in Nederland.
Wat voor gevolgen heeft armoede in Nederland?
Maak een woordspin op een A4-tje.
Bekijk armoede vanuit verschillende standpunten.
Stap2
Portretten van armoede
Armoede kun je indelen in:
- absolute armoede en
- relatieve armoede.
Bij absolute armoede heb je te weinig geld, voedsel en kleding om van te leven.
Maar eigenlijk heb je te veel geld om dood te gaan.
Dit is leven op het bestaansminimum.
Absolute armoede vind je vooral in ontwikkelingslanden.
Van relatieve armoede is sprake bij een ongelijke verdeling van inkomens.
Dit komt meer voor in de rijkere, ontwikkelde landen.
In Nederland is iemand arm als hij onder de armoedegrens leeft.
In Nederland ligt die grens:
- voor een gezin met twee kinderen: op 50 euro per dag.
- voor een alleenstaande: op 30 euro per dag.
Dat lijkt misschien best veel, maar van dat bedrag moet alles worden betaald:
huur, voedsel, kleding, gas/water/licht, enzovoorts.
Ga naar de website: www.stichtingclip.nl .
Kies drie portretten uit.
Lees en luister naar hun verhaal.
Kun je vertellen waarom ze onder de armoedegrens terecht zijn gekomen?
Hoe gingen die drie mensen met hun armoede om?
Stap3
Armoedegrens
De hoogte van de armoedegrens verschilt per land.
In rijke landen ligt die grens vaak hoger dan in ontwikkelingslanden.
De Wereldbank hanteert een armoedegrens van 1,25 dollar per dag.
Hieronder staan drie leefomstandigheden omschreven.
Bespreek deze drie situaties met een klasgenoot.
Geef van elke situatie aan of dit wel/geen effect heeft
op de armoedegrens in dat land.
Juan woont in een land waar het het hele jaar warm is.
In de winter wordt het niet kouder dan 16°C.
Sita heeft achter haar huis een moestuin.
In de moestuin lopen ook enkele kippen rond.
In de supermarkt waar Kennifer zijn boodschappen doet, betaal je nog geen €0,50 voor een brood.
Dat is wel wat anders dan de €1,50 die je in Nederland toch al snel voor een brood betaalt.
Stap4
Armoede in Nederland - cijfers
Tik op Google in: 'cijfers armoede in Nederland'. Je krijgt dan veel hits.
Zoek op internet naar informatie over:
Hoeveel procent van de Nederlanders leeft in armoede?
Hoeveel heb je te besteden als je arm bent in Nederland?
Hoeveel procent van de ouderen heeft een inkomen onder de armoedegrens?
Hoeveel euro besteden de 'armsten' aan wonen?
En aan voeding? En aan kleding?
......
Gebruik van internet
Niet alles wat op internet staat is waar.
Let bij het zoeken op internet op de volgende punten:
Van wie is de site? Is het een site van een particulier of van een organisatie of instelling?
Wat voor soort site is het? Is het een commerciële, een persoonlijke, van de overheid of speciaal voor het onderwijs?
Is de informatie nog juist? Wanneer is de site voor het laatst bijgewerkt?
Komt de informatie overeen met informatie op andere sites?
Stap5
Eindproduct
Je maakt een eindproduct over armoede in Nederland.
Doe dit samen met een klasgenoot.
In het eindproduct geef je antwoord op de volgende vragen:
Wat betekent het als je arm bent in Nederland?
Hoeveel Nederlanders leven in armoede?
Waar komt het meest armoede voor? In de stad, op het platteland?
Hoe worden mensen geholpen die in armoede leven?
Gebruik de woordspin die je in stap 1 gemaakt hebt.
Gebruik ook de antwoorden en cijfers uit stap 4.
Jullie mogen zelf bedenken wat voor soort eindproduct jullie maken.
Kijk voor ideeën in de gereedschapskist.
Klaar?
Laat je eindproduct beoordelen door je docent.
Jullie krijgen een goede beoordeling als:
duidelijk is wat wordt bedoeld met armoede in Nederland.
Als er voorbeelden van armoede in staan.
het eindproduct origineel is en met zorg gemaakt is.
Begrippen
Armoedegrens
Het inkomen dat iemand nodig heeft om te kunnen voorzien in de basisbehoeften.
BNP per inwoner
Het Bruto Nationaal Product per inwoner staat voor het gemiddelde inkomen van een inwoner van een land.
Welvaart
Hoe rijk iemand is, gemeten naar in hoeverre iemand in zijn of haar behoefte kan voorzien.
Welzijn
In hoeverre mensen aan hun behoeften kunnen voldoen. Dit bepaalt ook de mate van tevredenheid over het leven.
Informele economie
Mensen die in de informele sector werken, werken zonder dat de overheid er iets vanaf weet en zonder belasting te betalen.
Het arrangement Arm en rijk is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Boris Berlijn
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-10-03 11:20:06
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Kenmerken ontwikkelingsland
Verschillen ontwikkelingslanden
Ontwikkelingssamenwerking
Fair trade
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.