Afzet, omzet en winst
Om winst te maken moet je in elk geval producten verkopen. Het aantal producten dat je verkoopt noemen we de afzet. De omzet is het bedrag dat deze producten oplevert als je ze verkoopt. Dit noemen we ook wel de (verkoop)opbrengst. De formule om de omzet te berekenen is dan ook:
afzet x verkoopprijs
De omzet is niet de winst van het bedrijf. Met de omzet moet je alle bedrijfskosten betalen. Te beginnen met de inkoopprijs; wat heb je zelf voor deze producten betaalt? Hetgeen wat we dan overhouden noemen we de brutowinst. De formule om de brutowinst te berekenen is:
omzet - inkoopwaarde
Ook de brutowinst is niet het bedrag wat de ondernemer kan houden. Van de brutowinst moeten alle overige bedrijfskosten nog af. Je kunt dan denken aan de loonkosten, de huur, afschrijvingskosten marketingkosten etc. Wanneer alle overige bedrijfskosten van de brutowinst zijn afgehaald houden we de nettowinst over. De formule voor de nettowinst is:
brutowinst - bedrijfskosten
Bij de vragen over omzet, kosten en nettowinst is het erg handig om een schema van de formule te gebruiken. Alle bedragen die je uit de opdracht kunt halen vul je hierin in. Met dit schema kun je vervolgens de ontbrekende gegevens berekenen.
Let op! We maken onderscheid tussen de consumentenprijs en de verkoopprijs. De consumentenprijs is de prijs die wij als consumenten in de winkel betalen (soms ook wel winkelprijs genoemd). Dit is dus inclusief BTW. De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW. Omdat de BTW voor de overheid is gebruiken voor de berekening van de omzet altijd de verkoopprijs (dus de prijs exclusief BTW).
De nettowinst is de beloning voor de ondernemer.. Maar het kan ook voorkomen dat er een nettoverlies is. Het is dan ook beter om te spreken van het nettoresultaat.
De brutowinst (marge)
Hoe bepaal je hoeveel winst je op een product wil maken? Is €400 winst op een prodcut veel? Om deze vragen te beantwoorden gaan we kijken naar het begrip brutowinstmarge.
We hebben al eerder besproken dat absolute getallen, in dit geval €400, eigenlijk niet veel zegt. Als dit om een auto gaat dan is €400 winst natuurlijk niet veel. Een percentage zegt veel meer. We noemen dit de brutowinstmarge; hoeveel procent van de inkoopprijs (of de verkoopprijs) is winst. Om de hoeveelheid winst te bepalen reken je dus een percentage van de inkoopprijs uit.
Voorbeeld:
De verkoopprijs van een agenda is €4,80. De inkoopprijs is €4,00. De brutowinst is dan €4,80 - €4,00 = €0,80.
De brutowinstmarge is een percentage van de inkoopprijs.
De brutowinstmarge in procenten van de inkoopprijs is (0,80: 4,00) x 100= 20%
De brutowinstmarge in procenten van de verkoopprijs is (0,80: 4,80) x 100= 16,7%
Belasting Toegevoegde Waarde
Als je iets koopt, zit in de prijs van het product een bedrag aan belasting:
de BTW = Belasting Toegevoegde Waarde.
Berekeningen over omzet doen we altijd met de verkoopprijs. Dit is de prijs zonder de BTW. De BTW wordt namelijk door de winkelier afgedragen aan de overheid. Het is niet interessant om te weten wat de omzet of winst is van een bedrijf inclusief BTW, omdat er dan dus nog een gedeelte naar de overheid moet.
BTW erbij of er af
Als je een broek koopt in de winkel voor 99 euro dan is dat de consumentenprijs. Het is de prijs die jij als consument betaalt. Je betaalt de broek, én je betaalt de BTW. De consumentenprijs is dan ook meer dan 100%. De broek is 100% en in dit geval betaal je 21% BTW, dus de 99 euro (de consumentenpijs) is 121%. De BTW moet de winkelier afdragen aan de overheid. De berekening hiervoor is:
Andersom kun je het ook berekenen. Als de verkoopprijs (exclusief BTW) €81,82 is dan kun je op de volgende manier de consumentenprijs berekenen:
Af te dragen BTW
BTW die klanten betalen moet de ondernemer zoals gezegd betalen aan de Belastingdienst.. Maar als een ondernemer goederen en diensten inkoopt voor zijn bedrijf dan betaalt hij ook BTW over deze producten. De BTW die een ondernemer zelf moet betalen mogen ze terugvragen aan de Belastingdienst. (Zelf) betaalde BTW krijgen ondernemers dus terug en (door klanten) ontvangen BTW moeten ze betalen aan de Belastingdienst.
Om te voorkomen dat je op een maandag €300 moet betalen aan de Belastingdienst en op een donderdag €180 kan terugvragen, moeten ondernemers één keer per kwartaal de BTW aangeven. Je verrekend dan de betaalde en ontvangen BTW met elkaar en de uitkomst hiervan moet je aan de Belastingdienst betalen. Dit noemen we de af te dragen BTW. Dit is het verschil tussen de betaalde en ontvangen BTW dus. In bovenstaand voorbeeld moet de ondernemer €300 - €180 = €120 af dragen.