3M: Produceren

3M: Produceren

Inleiding - Produceren

Thema

Produceren
Als je een brood wilt kopen, ga je naar de bakker. Voor een broek ga je naar een kledingwinkel en voor een televisie ga je naar een audiozaak.
Er is Nederland van alles te koop. Maar heb je je eigenlijk wel eens afgevraagd wat er bij het maken van producten allemaal komt kijken?
Producten worden gemaakt in bedrijven. Je hebt verschillende soorten bedrijven. Bedrijven waar veel mensen werken, of juist bedrijven waar het werk door machines wordt gedaan. En al die bedrijven zijn op hun eigen manier georganiseerd.
Voor alle bedrijven geldt dat zij bij het maken van goederen en diensten rekening moeten houden met het milieu.

De eindopdracht van dit thema heeft als titel 'People, planet, profit'.
In deze opdracht zie je dat het belangrijk is bij het produceren te letten op de mensen (people), de planeet/milieu (planet) en op de opbrengst (profit). Als die drie elementen op een goede manier gecombineerd worden, is productie pas duurzaam.

Je sluit het thema af met een diagnostische toets. De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen. Je moet 80% van de vragen goed beantwoorden om een voldoende te scoren voor de toets.

Leerdoelen

Aan het eind van het thema moet je:

  • de vier productiefactoren kunnen noemen en kunnen uitleggen waarom je alle vier de productiefactoren nodig hebt om te kunnen produceren.
  • het begrip toegevoegde waarde kunnen uitleggen.
  • weten wat het verschil is tussen mechanisering en automatisering.
  • weten wat het effect is op de arbeidsproductiviteit als een bedrijf meer machines inschakelt.
  • de begrippen arbeidsverdeling en specialiseren kunnen omschrijven.
  • weten dat er verschillende manieren zijn waarop bedrijven georganiseerd zijn.
  • verschillende vormen van milieuvervuiling die het gevolg kan zijn van produceren kunnen noemen.
  • het begrip recycling kunnen omschrijven.

Werkplan

Het thema Produceren bestaat uit een inleiding, vier opdrachten, een afsluitende opdracht, een begrippenlijst en een diagnostische toets.

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt. Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Werkplan Produceren

Grondstof tot eindproduct

Vooraf

Het voortbrengen van goederen en diensten gebeurt in verschillende bedrijven.
Op het eerste gezicht lijken bijvoorbeeld landbouwbedrijven, chemische fabrieken, banken en ziekenhuizen niets met elkaar te maken te hebben.
Toch zijn er wel overeenkomsten.

Wat denk jij?
Welke overeenkomsten zie je tussen de hierboven genoemde bedrijven?
Schrijf zoveel mogelijk overeenkomsten op.
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • het begrip produceren beschrijven en ken je de vier productiefactoren en hun beloning.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met de productieweg van een product en kun je een bedrijfskolom tekenen.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met het begrip toegevoegde waarde.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen + samen Informatie lezen, vragen beantwoorden en vergelijken met klasgenoot.
Stap 2 Alleen + samen Vragen beantwoorden en vergelijken met klasgenoot.
Stap 3 Alleen Informatie lezen en twee bedrijfskolommen samenstellen.
Stap 4 Alleen Vragen beantwoorden over een geld-en goederenstroom.
Stap 5 Alleen Vragen beantwoorden over veranderingen in de bedrijfskolom.
Stap 6 Alleen Toets 'Grondstof tot eindproduct' maken.
Extra Alleen Video's bekijken en bespreken met klasgenoot.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Produceren
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel. 

KB: Produceren

Bekijk de afbeelding hiernaast.

  1. Wat wordt met de afbeelding weergegeven?


Lees nu de volgende vier zinnen.
Geef per zin aan welke productiefactor en welke beloning je herkent.

  1. Aan het eind van de maand ontvangt een leraar zijn salaris.
  2. De boer verhuurt een stuk land aan een campinghouder.
  3. De winkelier leent € 3000,- om een nieuwe toonbank te kopen.
  4. Joost en Irma hebben met het verkopen van zelfgebakken appeltaartpunten
    € 30,- verdiend.

Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.

Stap 2

Van grondstof tot eindproduct

Hieronder zie je twee rijtjes. In het linker rijtje zie je grondstoffen. In het rechter rijtje staan eindproducten.
Zoek bij ieder eindproduct de juiste grondstof.

grondstoffen eindproducten
1 staal a T-shirt
2 graan b autoband
3 wol c trui
4 leer d auto
5 rubber e gasleiding
6 koper f schoenen
7 hout g brood
8 katoen h stoel

Heb je bij ieder eindproduct de juiste grondstof gevonden? Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.
Bedenk eventueel zelf nog een aantal eindproducten en de bijbehorende grondstof(fen).

Stap 3

Bedrijfskolom
Bestudeer nu uit de Kennisbank de eerste twee pagina's van het volgende onderdeel. 

KB: Bedrijfskolom

Hieronder staat een aantal bedrijven uit twee verschillende bedrijfskolommen:

meubelwinkel katoenplantage houtimporteur
katoenimporteur bosbouwer spinnerij
houtzagerij weverij herenmodezaak
meubelfabriek textielfabriek  


Stel met deze bedrijven de twee bedrijfskolommen samen.
 

Stap 4

Geldstroom en goederenstroom
Hiernaast zie je een bedrijfskolom voor brood.
In de bedrijfskolom zie je een geldstroom en een goederenstroom.

  1. Loopt de goederenstroom van boven naar beneden of van beneden naar boven?
  2. Hoe loopt de geldstroom?

In de bedrijfskolom zie je dat de toegevoegde waarde van de meelfabriek € 0,30 is.

  1. Leg uit hoe je kunt zien dat de toegevoegde waarde van de meelfabriek € 0,30 is.
  2. Hoe groot is de toegevoegde van de deegfabriek? En van de bakkerswinkel?
  3. Toegevoegde waarde is niet hetzelfde als winst. Leg uit waarom niet?
  4. Bereken het totaal van de toegevoegde waarden.
  5. Vergelijk het totaal van de toegevoegde waarden met de prijs die de consument betaalt.
    Wat valt je op?

Controleer je antwoorden.

Stap 5

Veranderingen in de bedrijfskolom
Maak de volgende twee opgaven.

1
Van een grote hamburgerproducent is bekend geworden dat hij zijn eigen veeteeltbedrijf is begonnen.

  1. Wat kan een reden voor deze hamburgerproducent zijn om zijn eigen veeteeltbedrijf te beginnen?
  2. Is de bedrijfskolom waarvan de hamburgerproducent deel uitmaakt langer of korter geworden?

2
Fons Verdijk is eigenaar van een cafetaria. Tot voor kort kocht hij zelf aardappelen, schilde ze, sneed ze aan reepjes en maakte daar voorgebakken frites van. Tegenwoordig koopt hij voorgebakken frites bij een groothandel.

  1. Wordt de bedrijfskolom waar de cafetaria deel van uitmaakt langer of korter als Fons bij de groothandel koopt?
  2. Waarom, denk je, dat Fons is overgestapt van zelf maken naar het kopen van voorgebakken frites.

Stap 6

Toets
Deze opdracht sluit je af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit negen vragen.
Probeer alle vragen goed te beantwoorden.

Toets:Van grondstof tot eindproduct

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot. 

Video: Bedrijfskolom

Video: Productie factoren

Antwoorden

Stap 4

  1. Goederenstroom loopt van boven naar beneden.
  2. Geldstroom loopt van beneden naar boven.
  3. Inkoopprijs is € 0,50, verkoopprijs is € 0,80. Toegevoegde waarde is € 0,30.
  4. Toegevoegde waarde is € 2,10 - € € 1,50 = € 0,60
  5. Bedrijven hebben ook nog andere kosten dan inkoopkosten.
  6. Totaal toegevoegde waarden is € 0,50 + € 0,30 + € 0,70 + € 0,60 = € 2,10.
  7. Prijs die de consument betaalt is hetzelfde als het totaal van de toegevoegde waarden.

Arbeid of kapitaal

Vooraf

In bijna iedere onderneming vind je machines.
Hieronder zie je twee voorbeelden.


Bespreek met een klasgenoot.
Wat is het verschil tussen de machine op de linker figuur en de machine in de rechter figuur?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat het verschil is tussen mechanisatie en automatisering.
  • het begrip investeren omschrijven.
  • het begrip arbeidsproductiviteit omschrijven en kun je de arbeidsproductiviteit in voorbeelden uitrekenen.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met een arbeidsintensief bedrijf en met een kapitaalintensief bedrijf.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen + samen Informatie lezen, vragen beantwoorden en vergelijken met klasgenoot.
Stap 2 Alleen + samen Vragen beantwoorden en vergelijken met klasgenoot.
Stap 3 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over arbeidsproductiviteit.
Stap 4 Alleen Tabel over arbeidsproductiviteit invullen.
Stap 5 Alleen Krantenkoppen bekijken en vragen beantwoorden over een toename van de arbeidsproductiviteit.
Stap 6 Alleen Vraag beantwoorden over deeltijd en arbeidsproductiviteit.
Stap 7 Alleen + samen Vragen over arbeidsintensief en kapitaalintensief werk beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Stap 8 Alleen + samen Vragen over de centrale begrippen beantwoorden en vergelijken met klasgenoot.
Extra Alleen + samen Video's bekijken en bespreken met klasgenoot.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

 

 

 

 

Stap 1

Automatisering en mechanisering
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel: 

KB: Arbeid of kapitaal

Bekijk de volgende drie voorbeelden.
Geef bij ieder voorbeeld aan of er sprake is van mechanisatie of van automatisering.

  1. In de landbouw gebeurde het hooien vroeger met de hand, tegenwoordig gebruikt men een hooimachine.
  2. Als je met de trein reist, moet je een kaartje kopen.
    Op veel stations kun je het treinkaartje niet meer aan het loket kopen, maar alleen nog bij een kaartjesautomaat.
  3. Bij PostNL wordt het handmatig sorteren van de post overgenomen door een sorteermachine.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 2

Vraag naar arbeid
Bekijk de volgende twee krantenkoppen.
Maak de volgende drie opdrachten.

  1. Maak met een voorbeeld duidelijk dat mechanisatie kan leiden tot het verlies van arbeidsplaatsen.
  2. Door mechanisatie ontstaan ook nieuwe banen.
    Geef een voorbeeld van een baan die is ontstaan door mechanisatie.
  3. Leg uit dat door mechanisatie de vraag naar geschoold personeel toeneemt.

Bespreek ook nu de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 3

Arbeidsproductiviteit
Meneer Klok is eigenaar van een steenfabriek. In zijn bedrijf staan vijf machines en werken tien mensen 36 uur per week. Per week worden er 720.000 stenen geproduceerd.

  1. Hoeveel stenen worden er per werknemer per week geproduceerd?
  2. Hoeveel stenen is dat per uur?

Meneer Klok overweegt een nieuwe machine te kopen. Om per week 720.000 stenen te produceren heeft hij dan nog maar acht mensen nodig.

  1. Hoeveel stenen worden er per werknemer per week geproduceerd als de nieuwe machine in gebruik wordt genomen?
  2. Hoeveel stenen is dat per uur?

Controleer je antwoorden.

Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderdeel. 

KB: Arbeidsproductiviteit

Stap 4

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit is het aantal producten dat een werknemer in een bepaalde periode (bijvoorbeeld een uur) kan maken.
Neem de onderstaande tabel over en vul hem verder in.

aantal werknemers totaal aantal producten per uur arbeidsproductiviteit per uur
12 168 14
12 180 .....
160 ..... 7
..... 1.120 8
..... 320 4
88 396 .....

Stap 5

Toename arbeidsproductiviteit
Bekijk de volgende twee krantenkoppen.

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Wat wordt verstaan onder investeren?
  2. Leg met behulp van een voorbeeld uit waarom investeringen vaak zullen leiden tot een toename van de arbeidsproductiviteit.
  3. Zoek op wat wordt bedoeld met bijscholing.
  4. Leg met behulp van een voorbeeld uit waarom bijscholing vaak zal leiden tot een toename van de arbeidsproductiviteit.

Stap 6

Deeltijd en arbeidsproductiviteit
George en Phitou zijn het niet met elkaar eens.

George denkt dat als iemand in deeltijd gaat werken zijn arbeidsproductiviteit afneemt. Hij of zij maakt dan immers in het totaal minder producten.
Phitou denkt dat de arbeidsproductiviteit niet afneemt als iemand in deeltijd gaat werken. Zij denkt dat de arbeidsproductiviteit gelijk blijft.

Wie heeft volgens jou gelijk? Leg je antwoord uit.

Stap 7

Arbeidsintensief of kapitaalintensief?
Om verschillen tussen bedrijven aan te geven, wordt soms gekeken of het werk vooral door machines of vooral door mensen wordt gedaan.
Hieronder zie je een zestal bedrijven.

1 schoenenwinkel 3 landbouwbedrijf 5 supermarkt
2 autofabriek 4 school 6 café-restaurant


Maak twee kolommen. Zet boven de eerste kolom 'kapitaalintensief' en zet boven de tweede kolom 'arbeidsintensief'.
Verdeel de bedrijven over de twee kolommen.

Vergelijk jouw antwoord met het antwoord van een klasgenoot. Hebben jullie de bedrijven op dezelfde manier verdeeld over de kolommen? Bespreek eventuele verschillen.

Stap 8

Mechanisatie, arbeidsproductiviteit, kapitaalintensief en arbeidsintensief
De begrippen 'mechanisatie', 'arbeidsproductiviteit', 'kapitaalintensief' en 'arbeidsintensief' hebben met elkaar te maken.
Kies in de volgende zinnen het juiste antwoord.

  1. Als een bedrijf mechaniseert, zal de arbeidsproductiviteit meestal toenemen/afnemen.
  2. De arbeidsproductiviteit in een kapitaalintensief bedrijf zal meestal hoger/lager zijn dan de arbeidsproductiviteit in een arbeidsintensief bedrijf.

Een aantal grote bedrijven heeft een deel van de productie naar het buitenland verplaatst.

  1. Waarom is het voor een arbeidsintensief bedrijf soms aantrekkelijk om een deel van de productie naar het buitenland te verplaatsen?
  2. Bedenk ook een nadeel van het verplaatsen van een deel van de productie naar het buitenland.

Bespreek ook nu de antwoorden met een klasgenoot.

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Video: Automatisering en Mechanisering

Video: Arbeidsproductiviteit

Antwoorden

Stap 3

  1. 720.000 : 10 = 72.000 stenen per werknemer per week.
  2. 72.000 : 36 = 2000 stenen per werknemer per uur.
  3. 720.000 : 8 = 90.000 stenen per werknemer per week.
  4. 90.000 : 36 = 2500 stenen per werknemer per uur.

Bedrijfsorganisatie

Vooraf

Een onderwijzeres op de basisschool is een allrounder. Zij moet van alle vakken wat af weten. Zij geeft taal en rekenen, maar bijvoorbeeld ook biologie, geschiedenis, en aardrijkskunde.

Bespreek met een klasgenoot.

  • Van hoeveel verschillende docenten krijgen jullie dit jaar les?
  • En hoeveel verschillende vakken heb je?
  • Waarom krijg je niet, zoals op de basisschool, van één docent alle vakken?


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • de definitie van de begrippen arbeidsverdeling en specialisatie geven.
  • uitleggen dat er verschillende soorten arbeidsverdeling zijn.
  • de organisatiestructuur van een eenvoudig georganiseerd bedrijf tekenen.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen + samen Informatie lezen, vragen beantwoorden en vergelijken met klasgenoot.
Stap 2 Alleen Vragen beantwoorden over soorten arbeidsverdeling.
Stap 3 Alleen Vragen beantwoorden over de organisatiestructuur.
Stap 4 Alleen Vragen beantwoorden over de verschillende functies binnen een bedrijf.
Extra Alleen + samen Video bekijken en bespreken met klasgenoot.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Specialisatie en arbeidsverdeling
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel.

KB: Specialisatie en arbeidsverdeling

Op een middelbare school is er sprake van specialisatie; de meeste docenten geven maar één of twee vakken.
Hieronder zie je een aantal bedrijven.
Is er in deze bedrijven sprake van veel of weinig specialisatie?

1 schoenenwinkel      3 landbouwbedrijf      5 supermarkt
2 autofabriek 4 school 6 café-restaurant


Bespreek jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.

Als iemand zich specialiseert, heeft dat meestal gevolgen voor zijn of haar arbeidsproductiviteit.

  1. Wat versta je onder arbeidsproductiviteit?
  2. Zal de arbeidsproductiviteit toenemen of afnemen als iemand zich specialiseert. Leg je antwoord uit.

Stap 2

Soorten arbeidsverdeling
In het ene bedrijf worden fietsen gemaakt, in een ander bedrijf wordt voedsel voortgebracht en in weer een ander bedrijf worden mensen geopereerd.

  1. Hoe noem je de manier waarop het werk over verschillende bedrijven wordt verdeeld?

In een krantenbedrijf verzamelen journalisten het nieuws. Drukkers zorgen er voor dat de krant gedrukt wordt. De bezorgers brengen de krant bij de abonnees.

  1. Hoe noem je deze vorm van arbeidsverdeling?

In het noorden van Nederland vind je veel boerenbedrijven. In de buurt van Rotterdam vind je bedrijven die te maken hebben met de haven. De beurs staat in Amsterdam en Philips heeft zijn bedrijf in Eindhoven.

  1. Hoe noem je deze vorm van arbeidsverdeling?
  2. Internationale arbeidsverdeling is ook een voorbeeld geografische arbeidsverdeling. Leg uit waarom.

Stap 3

Organisatiestructuur
In een bedrijf kun je vaak meerdere functies onderscheiden. De verschillende functies worden vaak weergegeven in een organisatiestructuur. Uit de organisatiestructuur van een bedrijf kun je de gezagsverhoudingen binnen het bedrijf afleiden.
In de figuur hieronder zie je de manier waarop de functies binnen een winkelbedrijf zijn georganiseerd.

  1. Wie is de baas van het winkelbedrijf? Hoe zie je dat?
  2. Hoeveel mensen werken er in het totaal in dit bedrijf?
  3. Geeft de baas rechtstreeks opdrachten aan de inkoopmedewerkers? Leg je antwoord uit.

Stap 4

Functies binnen een bedrijf
In een bedrijf zijn er vaak verschillende afdelingen.
Bijvoorbeeld: de directie (a), de productieafdeling (b), de afdeling inkoop (c), de afdeling verkoop (d), de afdeling interne dienst (e) en de afdeling personeel en administratie (f).
Lees de volgende zinnen. Geef per zin aan welke afdeling je herkent.

  1. Als de voorraad bijna op is, belt Joris van Velzen de leverancier.
  2. Bernard Hovius zorgt ervoor dat de salarissen iedere maand op tijd betaald worden.
  3. Als er kleine klusjes in het bedrijf gedaan moeten worden, moet je Chriet van Son hebben.
  4. Omdat iedereen de laatste tijd zo hard gewerkt heeft, heeft mevrouw Jansma iedereen een middag vrij gegeven.
  5. Sabria Gomas gaat het land door om mogelijke klanten te bezoeken.
  6. Jees van Beek bedient een van de machines waarmee de goederen worden gemaakt.

Extra

Organisatiestructuur op school
Hoe zit de organisatiestructuur van jouw school in elkaar?
Maak samen met een klasgenoot een overzichtelijk schema.
Zet in ieder geval de volgende personen in het schema.

docent conrector
conciërge administateur
decaan afdelingsleider
rector mentor
..... .....

Wat vinden jullie? Horen leerlingen ook in de organisatiestructuur?
Ja, geef ze dan een plekje in jullie schema.

Klaar?
Vergelijk jullie schema met het schema van een ander tweetal. Bespreek eventuele veschillen. Pas het schema eventueel nog iets aan en laat het dan beoordelen door de docent.

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Video: Taken verdelen

Produceren en milieu

Vooraf

In de gemeenteraad van Veenkamp wordt vanavond vergaderd over de plannen voor een nieuw industrieterrein. Voorstanders van het industrieterrein wijzen op de extra werkgelegenheid die op het terrein zal ontstaan. Volgens de tegenstanders levert het industrieterrein te veel overlast voor het milieu op.

Wat vind jij?

  • Als je in de gemeenteraad zou zitten zou je dan voor of tegen het nieuwe industrieterrein stemmen?
  • Er wordt een lijst van bedrijven gemaakt die zich niet op het industrieterrein mogen vestigen. Schrijf vijf bedrijven op die, volgens jou, op die lijst zouden moeten staan.

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen dat produceren nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
  • in ieder geval de volgende vormen van milieuvervuiling onderscheiden: luchtvervuiling, watervervuiling, bodemvervuiling en horizonvervuiling.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met duurzaam ondernemen.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Vragen beantwoorden over verschillende vormen van milieuvervuiling.
Stap 2 Alleen + samen Vragen over grondstoffen beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Stap 3 Alleen + samen Vraag over rekening houden met het milieu beantwoorden en bespreken met klasgenoot.
Stap 4 Alleen Vragen beantwoorden over milieuvriendelijkheid.
Stap 5 Alleen Vragen beantwoorden over recycling.
Stap 6 Alleen + samen Vragen over duurzaamheid beantwoorden en bespreken met klasgenoot.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Stap 1

Milieuvervuiling
Het produceren van goederen en diensten kan nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Je kunt verschillende vormen van milieuvervuiling onderscheiden:

  • luchtvervuiling bij het produceren wordt de lucht soms verontreinigd met stoffen die niet in de lucht thuis horen.
  • watervervuiling soms komen er bij het produceren stoffen in bijvoorbeeld een rivier terecht die niet in de rivier thuishoren.
  • bodemvervuiling stoffen die bij het produceren vrijkomen, kunnen zorgen voor bodemverontreiniging.
  • horizonvervuiling apparaten die nodig zijn om te produceren worden soms op plekken geplaatst die het landschap verstoren.
Welke vormen van milieuvervuiling herken je in de volgende gevallen.
  1. Bij een vrachtwagentransport komen veel uitlaatgassen vrij.
  2. Op de vuilstortplaats zijn enkele lekkende tonnen met een gevaarlijke vloeistof gevonden.
  3. De nieuwe flat ontneemt de bewoners achter de flat het zicht op de weilanden.
  4. Na de scheikundeproef worden de afvalstoffen door de gootsteen gespoeld.

Stap 2

Grondstoffen
Om goederen en diensten te produceren heb je productiefactoren nodig.
Er worden vier productiefactoren onderscheiden.
Als je het hebt over milieuvervuiling gaat het vaak over één van deze productiefactoren.

  1. Schrijf de vier productiefactoren op.
  2. Over welke productiefactor gaat het als je hebt over het milieu?

Hieronder zie je een aantal producten.
 

spijkerbroek       benzine plastic       brood
verf waterleiding       krant baksteen

 

  1. Weet jij voor elk product welke grondstof nodig is voor het maken van het product?
  2. Leg uit dat de winning van grondstoffen negatieve effecten op het milieu kan hebben.

Bespreek de antwoorden op de vier vragen met een klasgenoot.

Stap 3

Produceren en milieu
Bedrijven kunnen tijdens het produceren rekening houden met het milieu.
Ze kunnen bijvoorbeeld een waterzuiveringsinstallatie of een luchtfilter plaatsen. Dat heeft dan wel extra kosten tot gevolg en die extra kosten kunnen er toe leiden dat er minder producten verkocht worden.
Hoe dat gaat kun je uitleggen in vijf stappen. Hieronder staan die stappen; ze staan nog niet in de juiste volgorde. Jij moet de stappen in de juiste volgorde zetten.

  1. Een bedrijf maakt extra kosten om milieuvervuiling tegen te gaan,
  2. de verkoopprijs van het product stijgt,
  3. de consument koopt het product bij een concurrent,
  4. de kostprijs van het product neemt toe,
  5. de afzet van het bedrijf neemt af.
De juiste volgorde is: 1 - ... - ... - ... - 5

Vergelijk je antwoord met een klasgenoot. Hebben jullie hetzelfde antwoord?

Stap 4

Milieuvriendelijk
Concurrentie tussen bedrijven kan tot gevolg hebben dat bedrijven minder aandacht hebben voor het milieu. Consumenten kunnen laten merken dat ze het belangrijk vinden dat fabrikanten rekening houden met het milieu.

  1. Leg uit waarom concurrentie tot gevolg kan hebben dat bedrijven minder aandacht hebben voor het milieu.
  2. Hoe kunnen consumenten laten merken dat ze het belangrijk vinden dat fabrikanten aandacht hebben voor het milieu?
  3. Er zijn steeds meer bedrijven die milieuvriendelijk produceren.
    Waarom doen ze dat, denk je?

Je moet een pak waspoeder kopen. Je hebt de keuze uit twee merken. Merk A en merk B. Merk A is een 'groen' waspoeder: het bevat geen fosfaat en is daarom minder slecht voor het milieu. Merk B is een gewoon waspoeder en bevat wel fosfaat. Merk A kost € 2,- per kg en merk B kost € 1,50 per kg.

  1. Welk merk koop jij?
  2. Volgens Inge geldt hier 'goedkoop is duurkoop'. Kun je uitleggen wat Inge bedoelt.

Stap 5

Recycling
Het hergebruiken van afval door bedrijven noem je recycling.
De kartonfabriek KARTO verwerkt veel oud papier als grondstof. Wat betreft het inzamelen en verwerken van oud papier neemt Nederland een koppositie in. Ongeveer 65% van het papier dat in ons land wordt gebruikt wordt gerecycled. Oud papier wordt vooral gebruikt voor het maken van verpakkingsmateriaal (karton).

  1. Schat eens hoeveel kg papier jullie thuis per week gebruiken.
  2. Maak een schatting van de hoeveelheid papier die er in het totaal per week in Nederland wordt gebruikt.
  3. Ga ervan uit dat inderdaad 65% van het papier wordt gerecycled. Hoeveel kg is dat dan per week volgens jouw schatting?

Voor het bedrijf KARTO is de prijs van oud papier erg belangrijk. Een prijsstijging van één eurocent voor een kilo oud papier betekent voor dit bedrijf een kostenverhoging van ongeveer € 50.000,- per week.

  1. Bereken hoeveel kilogram oud papier KARTO per week verwerkt.
  2. Kan dat antwoord kloppen met je schatting in vraag 3?

Stap 6

Duurzaamheid
De term duurzaamheid hoor je tegenwoordig vaak. Duurzaam bouwen, duurzaam eten, duurzame kleding, duurzaam ondernemen, enzovoorts.
Er zijn verschillende definities van het begrip duurzaam. Eén ervan is: 'duurzaamheid is de mate waarin een samenleving in staat is in haar eigen behoeften te voorzien zonder toekomstige generaties de kans te ontnemen in hun behoeften te voorzien'.

Hieronder wordt iets over de productie van een aantal goederen vertelt.
Geef per productieproces aan of het volgens jou wel of niet duurzaam is.

  1. Voor de productie van kozijnen wordt hardhout uit Brazilië gebruikt.
  2. Kartonnen dozen worden gemaakt van gerecycled papier.
  3. Voor de productie van één kilo kipfilet is 430 liter water nodig.
  4. Uit één boom worden 15 pakken A4-papier gemaakt.
  5. Als je in de winter aardbeien eet, zijn die afkomstig uit Egypte of Israël.
  6. Gerecycled plastic wordt gebruikt voor de productie van vuilniszakken.

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Zijn jullie het met elkaar eens? Bediscussieer de verschillen.

Autoschadebedrijf VELBO BV

Introductie

VELBO BV is een autoschadebedrijf met drie afdelingen: een afdeling autoschade, een afdeling caravanschade en een afdeling apk-keuring* voor caravans. *apk betekent algemene periodieke keuring. 
Alle motorvoertuigen ouder dan drie jaar moeten om de twee jaar worden gekeurd op veiligheid door een gediplomeerd keurmeester. Rijden in een voertuig zonder apk-keuring is strafbaar. Apk-keuringen voor caravans zijn (nog) niet verplicht.

Denk, samen met een klasgenoot, eens na over de volgende vragen.

  • VELBO BV houdt de afzet van apk-gekeurde auto's en de omzet van apk-gekeurde auto's bij. Wat is het verschil?
  • VELVO BV maakt verschillende soorten kosten. Schrijf twee soorten kosten op.
  • Een belangrijk gegeven voor VELVO BV is de productie per werknemer. Hoe zou je die kunnen berekenen?
  • Veel werknemes bij VELVO BV werken fulltime. Hoeveel dagen per jaar denk je dat fulltime is?
  • Bedenk een manier waarop een bedrijf als VELVO BV er voor zou kunnen zorgen dat ze meer winst gaan maken.

Over het autoschadebedrijf VELVO BV ga je straks een aantal vragen beantwoorden.

Kennisbank

Voor je aan de slag gaat met het beantwoorden van de vragen die horen bij deze opdracht, bestudeer je de theorie in het volgende items in de Kennisbank Economie.

KB: Arbeidsproductiviteit 

KB: Afzet, omzet en winst 

KB: Bedrijfskosten

Zorg dat je antwoord kunt geven op de volgende vragen:

  1. Wat wordt bedoeld met arbeidsproductiviteit?
  2. Geef een voorbeeld van een arbeidsintensief bedrijf en een voorbeeld van een kapitaalintensief bedrijf.
  3. Wat is het verschil tussen afzet en omzet?
  4. Hoe bereken je de nettowinst?
  5. Geef drie voorbeelden van bedrijfskosten.
  6. Wat is het verschil tussen constante kosten en variabele kosten.
    Geef van beide soorten kosten een voorbeeld.

Vragen

VELBO BV is een autoschadebedrijf met drie afdelingen: een afdeling autoschade, een afdeling caravanschade en een afdeling apk-keuring* voor caravans. 
Alle motorvoertuigen ouder dan drie jaar moeten om de twee jaar worden gekeurd op veiligheid door een gediplomeerd keurmeester. Rijden in een voertuig zonder apk-keuring is strafbaar. 
Over 2007 zijn de volgende gegevens verzameld:


Gegevens 2007


  1. Hoeveel bedraagt de omzet per werknemer (fulltime baan) in euro's per jaar van VELBO BV? Schrijf je berekening op.

  2. Er worden in verhouding weinig apk-keuringen verricht. De apk-keurmeester heeft soms dagen waarop hij niets te doen heeft. Toch wil de directie de apkkeuringen niet afstoten. De winstmarge van de apk-keuringen is namelijk veel hoger dan die bij de auto- en caravanschade.
    Wat kan de oorzaak zijn dat de brutowinstmarge bij de apk-keuringen zo hoog is?
    1. Apk-keuringen zijn goedkoop.
    2. Er hoeft geen btw over te worden betaald.
    3. De inkoopwaarde is in verhouding laag.

Het personeel bij VELBO BV is gespecialiseerd. Collega's kunnen niet zomaar de taken van anderen overnemen omdat ze daarvoor niet de juiste kennis hebben. Zo is de directie gespecialiseerd in de boekhouding, in de werkplaats zijn er plaatwerkers en spuiters en de keurmeester mag als enige de apkkeuringen uitvoeren.

Gebruik opnieuw de gegevens van 2007.

Bij VELBO BV werkt iedereen fulltime, behalve de apk-keurmeester. Hij werkt 50%. Een werknemer die fulltime werkt bij VELBO BV, werkt 230 dagen per jaar. 
De keurmeester heeft een halve dag nodig om een caravan te keuren, inclusief halen en brengen en andere bijkomende werkzaamheden.

  1. Hoeveel dagen per jaar heeft de keurmeester tijd voor andere werkzaamheden op zijn werk? Geef je berekening.

Apk-keuringen voor caravans zijn in 2007 nog niet verplicht.
De directie van VELBO BV verwacht voor 2008 de volgende ontwikkelingen:

  • De overheid zal de apk-keuring van caravans verplicht gaan stellen. De directie van VELBO BV verwacht hierdoor een omzetstijging bij apkkeuringen van 525%.
  • Door concurrentie van autodealers die ook schade-auto’s repareren, verwacht de directie van VELBO BV een omzetdaling bij de afdeling autoschade van 20%.
  1. Op basis van bovenstaande ontwikkelingen verwacht de directie dat de totale omzet bij VELBO BV in 2008 gaat dalen.
    Toon door middel van een berekening aan dat deze verwachting juist is.

  2. De directie wil omzetdaling van schade-auto's voorkomen. “Alleen reclame maken helpt niet”, denken de directieleden.
    Op welke andere wijze zou VELBO BV dan een omzetdaling van schadegevallen kunnen tegengaan? Verklaar je antwoord.

 

 

Antwoorden

  1. Totale omzet: € 520.000 + € 18.000 + € 57.000 = € 595.000
    Omzet per fulltime baan: € 595.000/10,5 = € 56.666,67

  2. C, de inkoopwaarde is in verhouding laag.

  3. De apk-keurmeester werkt 50%. Dat is 0,5 x 230 = 115 dagen.
    Hij keurt 180 caravans in 90 dagen (180 x 0,5).|
    Hij heeft 115 dagen - 90 dagen geen werk. Dat is 25 dagen per jaar.

  4. stijging omzet keuring: 525% x € 18.000 = € 94.500
    daling omzet schade-auto’s: 20% x € 520.000 = € 104.000
    Daling is groter dan stijging.

  5. Voorbeeld van een juist antwoord (één van de volgende):
    − aanbiedingen
    − afspraken maken met verzekeringsmaatschappijen en/of de wegenwacht/sleepdiensten om klanten door te sturen
    − onder de prijs van de autodealers gaan zitten
    − service-uitbreiding door bijvoorbeeld schade-auto's op te halen en weer thuis te brengen of gratis leenauto’s aan te bieden

Eindopdracht

Vooraf

People-Planet-Profit
'People-Planet-Profit' is een term uit de duurzame ontwikkeling. Het staat voor mensen (people), planeet/milieu (planet) en opbrengst (profit).
Het is belangrijk dat de drie P's steeds op een goede manier gecombineerd worden. Als één van de drie P's te veel aandacht krijgt, zal dat ten koste gaan van de andere twee. Als er bijvoorbeeld te veel aandacht is voor het maken van winst, dan zullen mens en milieu daar de dupe van worden.

Bekijk de video van YouTube. Probeer de Engelse woorden te vertalen.

Eindproduct
In de eindopdracht van het thema 'Produceren' staan de drie P's centraal.
Je maakt samen met een klasgenoot een eindproduct waarmee je laat zien dat de drie P's niet zonder elkaar kunnen.

Beoordeling
De poster wordt beoordeeld door de docent.
De docent let op:

  • de inhoud: laat jullie eindproduct duidelijk zien wat wordt bedoeld met de People-Planet-Profit?
  • de inhoud: maakt het eindproduct duidelijk dat de drie P's alledrie belangrijk zijn?'
  • de originaliteit: is het eindproduct origineel?
  • de netheid: is het eindproduct met zorg gemaakt?


Werkwijze
Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot.
Voor de opdracht heb je twee uur de tijd.

Stap 1

People-Planet-Profit
Het is belangrijk dat bij het produceren en consumeren van goederen aan alle drie deze aspecten aandacht wordt besteed. Als één van de aspecten teveel aandacht krijgt, zal dat ten koste gaan van de andere twee aspecten.

  • Bespreek samen waarom te veel aandacht voor het maken van winst ten koste kan gaan van mensen en milieu.
  • Bespreek ook waarom te veel aandacht voor mensen ten koste kan gaan van milieu en opbrengst.
  • En bespreek nu ook waarom te veel aandacht voor het milieu ten koste kan gaan van mensen en winst/opbrengst.


Op internet
Bezoek op internet enkele sites met informatie over People, Planet, Profit.

Stap 2

People-Planet-Profit
Hieronder zie je een aantal woorden.
Sommige woorden passen het best bij het begrip People, andere misschien het best bij Planet en de rest past dan het best bij Profit.

Verdeel samen de woorden over de drie begrippen.
Jullie mogen sommige woorden ook bij twee begrippen plaatsen.

veiligheid natuur bodem
kennis grondstoffen gezondheid
lucht delfstoffen kapitaalgoederen
landschap arbeid kunst en cultuur
ondernemerschap woonomgeving oppervlaktewater

Verzin er eventueel zelf nog een aantal begrippen bij.

Stap 3

Eindproduct
Je gaat nu samen met een klasgenoot aan de slag met het eindproduct. Jullie mogen zelf een eindproduct bedenken waarmee jullie kunnen laten zien dat de drie P's niet zonder elkaar kunnen.

Idee
Maak een stripverhaal over de 3 P's.

Idee
Organiseer een debat met stellingen over de 3 P's.

Zorg dat in jullie eindproduct duidelijk wordt wat wordt bedoeld met People-Planet-Profit en zorg dat duidelijk wordt dat de drie P's alledrie belangrijk zijn.

Klaar?
Bespreek het eindproduct met je docent.

Begrippenlijst

Produceren

produceren
het voortbrengen van goederen en/of diensten.
arbeidsverdeling
de manier waarop het werk verdeeld is.
productiefactoren
om te produceren heeft een bedrijf productiefactoren nodig: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap.
arbeidsproductiviteit
het aantal producten dat een werknemer in een bepaalde periode kan produceren.
productieweg
de weg die een product doorloopt van grondstof tot eindproduct.
specialisatie
het zich toeleggen op het maken van één soort producten.
bedrijfskolom
geeft aan welke bedrijven in een productieweg voorkomen.
organisatiestructuur
de manier waarop de functies binnen een bedrijf zijn verdeeld.
bedrijfstak
alle bedrijven op gelijke hoogte in de bedrijfskolom.
arbeidsintensief bedrijf
een bedrijf dat veel gebruik maakt van mensen.
mechanisatie
het in gebruik nemen van machines.
kapitaalintensief bedrijf
een bedrijf dat veel gebruik maakt van machines.
automatisering
mensen vervangen door machines.
recycling
het hergebruik van afval.
investeren
het kopen van nieuwe machines door bedrijven.

Diagnostische toets

Produceren

Het thema 'Produceren' sluit je af met een diagnostische toets.

De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Aan de eind van de toets zie je je score.
Bij een score van 80% heb je een voldoende.
Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was.

Succes.

Toets:Produceren

Examentraining

vmbo-kgt34

Examentraining
Op deze en de volgende pagina's vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren. De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij het thema dat je net afgerond hebt. Het zal echter ook wel voorkomen dat je kennis nodig hebt die niet in het thema behandeld is. Gebruik dan je gezonde verstand.

Eindexamen 2011
VMBO KGT 2011-2 Vraag 36
VMBO KGT 2011-2 Vraag 41
VMBO KGT 2011-2 Vraag 42

Eindexamen 2012
VMBO KGT 2012-1 Vraag 41
VMBO KGT 2012-1 Vraag 42
VMBO KGT 2012-1 Vraag 43
VMBO KGT 2012-1 Vraag 45
VMBO KGT 2012-1 Vraag 46
VMBO KGT 2012-1 Vraag 47
VMBO KGT 2012-2 Vraag 10
VMBO KGT 2012-2 Vraag 43

  • Het arrangement 3M: Produceren is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Henk-Jan van Mierlo Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-08-09 16:18:59
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Arbeid, productie en bedrijfsleven; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    12 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2020).

    Thema: Produceren - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/62280/Thema__Produceren___vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Van grondstof tot eindproduct

    Produceren

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.