Regen, soms verwensen we het, soms is het een zegen. Regen maakt deel uit van de kringloop die water hier op aarde doorloopt.
In deze opdracht gaan we over de waterkringloop het volgende bekijken:
de processen die zich erin afspelen;
de tijdschaal waarbinnen dit plaatsvindt;
de hoeveelheden water waarover het gaat.
Wat ga je leren?
Leerdoelen
Je kunt in eigen woorden de waterkringloop uitleggen en je omschrijft welke problemen zich voordoen rond de beschikbaarheid van water.
Je kent de verdeling van zoet en zout water en de percentages die daarbij horen.
Je kunt in eigen woorden weergeven wat stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens zijn en waarin ze van elkaar verschillen.
Je kunt in eigen woorden uitleggen wat de waterbalans inhoudt en wat de risico’s zijn van een positieve of negatieve waterbalans.
Je kunt in eigen woorden vertellen wat de begrippen watererosie en verzilting inhouden.
Je kunt deze leerdoelen toepassen op concrete situaties.
Begrippen
waterkringloop
saliniteit
condensatiekernen of aerosolen
stijgingsregens
stuwingsregens
frontale regens
loefzijde en lijzijde
waterbalans
aquifer
evapotranspiratie
watererosie
verzilting
aquifer
grondwaterspiegel
artesische bron
Wat ga je doen?
Activiteiten
Vooraf
Wat kun je al?
Bestudeer de Kennisbank en maak de instaptoets.
Aan de slag
Stap 1
Je bekijkt video's over de waterkringloop in grote lijnen en geeft het verschil aan tussen de video's.
Stap 2
Je leest hoe het water verdeeld is over de wereld en over het zoutgehalte in water. Je bekijkt een kaartje over zoutgehalte van zeewater en beantwoordt de vraag.
Stap 3
Je leest over de algemene principes van neerslag en over drie soorten regens. Je geeft aan waar deze wel of niet voorkomen.
Stap 4
Je leert over de waterbalans in gebieden en wat wordt bedoeld met evapotranspiratie, watererosie en verzilting. Je krijgt uitleg over een aantal termen die met de kringloop te maken hebben zoals aquifers, tijdschaal, wateropslag. Je maakt twee oefeningen.
Afronding
Samenvattend
Maak een begrippenlijst. Vergelijk deze met een klasgenoot.
Eindopdracht A
Maak de eindtoets.
Eindopdracht B
Kies uit twee opdrachten en maak een schematische tekening die met de waterkringloop te maken heeft.
Examenvragen
Oefen de eindexamenvragen.
Terugkijken
Kijk terug op de opdracht.
Tijd
De studiebelasting voor deze opdracht is ongeveer 3 SLU.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De aarde is in ons zonnestelsel de enige planeet waar water zowel in vaste, vloeibare als gasvorm voorkomt. Dit maakt het mogelijk dat er een waterkringloop ontstaat waarbinnen water zich in een van die drie vormen verplaatst van opslag naar opslag onder invloed van zonnewarmte en zwaartekracht.
Als het goed is heb je je kennis over de waterkringloop weer opgefrist met een aantal vragen. Merk je dat niet alles meer is blijven hangen, dan raden we je aan de kennisbanken over dit onderwerp nog eens te bekijken bij de Stap Wat kun je al?.
In de volgende opdracht gaan we kritisch kijken naar hoe die kringloop wordt uitgelegd.
Stap 2: De verdeling van water
Van al het water op aarde bevindt zich ongeveer 97% in de oceanen. Dit water is zout. De overige 3% is zoet water. Twee procent van dit zoete water bevindt zich in de ijskappen en gletsjers. Het overige procent is het zoete water dat zich in rivieren, stromen, meren en aardlagen bevindt.
Het onderscheid tussen zoet en zout water wordt gevormd door de hoeveelheid zoutsmakende stoffen die in het water zijn opgelost. Planten, dieren en dus ook mensen kunnen water met een hoger zoutgehalte niet gebruiken om te drinken. Zoet water heeft een zoutgehalte/saliniteit van 0,1% of minder.
In de atmosfeer en op het land lossen allerlei stoffen – waaronder zouten – op in het water. Via de rivieren komen deze uiteindelijk in de oceanen terecht. Omdat het zoutgehalte van dit zoete water lager is dan het zoutgehalte in zeewater, wordt het zeewater wat minder zout. Bij verdamping blijven de in het water opgeloste zouten en mineralen achter, waardoor de saliniteit ter plekke toeneemt.
Stap 3: Neerslag
Algemeen
De vorming van neerslag is gebaseerd op een paar algemene principes:
Koude lucht kan minder water bevatten dan warme lucht.
Warme lucht stijgt op, koude lucht daalt.
Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt (6 graden kouder per 1000 meter stijging).
Stijgingsregens
Stijgingsregens komen vooral voor in de tropen, rond de evenaar. Onder invloed van zonlicht verdampt water. De warme lucht stijgt op en koelt af. De waterdamp in de lucht gaat condenseren. Voor dit condenseren zijn condensatiekernen nodig, ook wel aerosolen genoemd. Dit zijn vaak heel kleine zoutkristallen, stof- of roetdeeltjes. Hieromheen worden waterdruppels gevormd die, als ze zwaar genoeg zijn, naar beneden vallen als neerslag. Afhankelijk van de temperatuur is dit in de vorm van regen, hagel of sneeuw.
Hagel ontstaat doordat regen weer omhoog gaat (sterke verticale luchtstromingen), afkoelt tot onder vriespunt en er dus water bevriest. Als die hagelkorrel zwaar genoeg is, valt die zo snel naar beneden dat hij onderweg niet meer ontdooit.
Sneeuw ontstaat door rijping van waterdamp.
Stuwingsregens
In dit gebied valt veel dus minder neerslag. In bergachtige gebieden met een overheersende windrichting zie je dan ook dat gebergten een droge en een natte zijde hebben. De natte zijde wordt loefzijde genoemd, de droge lijzijde. De lijzijde ligt in de regenschaduw van het gebergte.
Frontale regens
Bij het botsen van warme en koude lucht ontstaat een front. Zoals je weet uit de algemene principes zal warme lucht dan stijgen. De koude lucht blijft onderop. Door het stijgen koelt de warme lucht af en kan dus minder waterdamp bevatten. De waterdamp condenseert en gaat over in neerslag. In gematigde streken, zoals de onze, is dit de manier waarop de neerslag meestal ontstaat.
Stap 4: De waterbalans
Als neerslag eenmaal is gevallen op het land zoekt het zich – onder invloed van de zwaartekracht – een weg terug naar de zee. Het water verplaatst zich via het oppervlaktewater (zoals beken en rivieren), of het bodemwater en kan onderweg terechtkomen in opslagplekken zoals gletsjers, meren, of waterhoudende aardlagen.
Dit is het water waarvan wij mensen afhankelijk zijn. We hebben het nodig als drinkwater en voor landbouw en industrie.
We willen niet te veel, maar zeker ook niet te weinig. Elk gebied heeft zijn eigen waterbalans. Hiermee bedoelen we de verhouding tussen het water dat het gebied binnenkomt en het water dat het gebied verlaat. Water komt binnen via neerslag, oppervlaktewater en grondwater. Water verlaat het gebied via verdamping, direct uit de bodem, door transpiratie van planten en dieren (ook wel evapotranspiratie genoemd), en via het oppervlaktewater en het grondwater.
Kort samengevat: in de waterbalans wordt inkomend water afgezet tegen uitgaand water.
Is de waterbalans in een gebied positief, dan bestaat er kans op uitspoeling van de bodem en watererosie. Vooral in gebieden met heftige regenval, veel reliëf en weinig plantengroei is er kans dat de bovenste – vaak vruchtbare - grondlaag wegspoelt.
Is de waterbalans negatief, dan bestaat er kans op verzilting. Hierbij neemt het zoutgehalte in de bodem toe. Het water verdampt, maar de erin opgeloste zouten blijven achter in de bovenlaag van de bodem. Dit kan ertoe leiden dat grond ongeschikt wordt voor landbouw.
Verzilting kan trouwens ook optreden wanneer er een overstroming met zout water plaatsvindt of wanneer er zoute kwel optreedt.
Het gebruik van water door de mens beïnvloedt de waterbalans. Industrie, landbouw en drinkwatervoorziening hebben veel water nodig.
Tijdschaal
De tijd die water erover doet om de kringloop in zijn geheel te doorlopen verschilt van enkele uren tot duizenden jaren. Het eerste is het geval als verdampt water condenseert en als regen direct weer in zee of oceaan terechtkomt. Het andere is het geval als water lange tijd blijft zitten in een wateropslag.
Soorten wateropslag
Een wateropslag is in principe een plek waar water – in welke vorm dan ook – een tijd lang verblijft, voordat het zich verplaatst binnen de waterkringloop.
Oceaan
Behalve de drie bekende oceanen (Atlantische, Indische en Grote) zijn er nog twee oceanen: de Noordelijke IJszee of Arctische Oceaan en de Zuidelijke of Antarctische Oceaan. Deze laatste ligt tussen de kust van Antarctica en 60 graden zuiderbreedte.
Gletsjer
Een gletsjer is in feite een rivier van ijs die zich langzaam voortbeweegt. Het tempo verschilt van enkele centimeters tot een paar honderd meter per jaar.
Landijs
Een dikke sneeuw- en ijslaag die rond de polen – Antarctica en Groenland – grote stukken land bedekt.
Aquifer of waterhoudende laag
Een aquifer is een grondlaag die verzadigd is met water. Het water bevindt zich tussen de gronddeeltjes in die laag. De laag wordt aan de onderkant begrensd door een niet-waterdoorlatende laag, bestaande uit klei of gesteente. Grondlagen waar zich water in bevindt zijn grind, zand en in mindere mate zandsteen.
Er bestaan twee soorten aquifers:
Onbegrensde aquifers
Deze wordt alleen aan de onderkant begrensd door een voor water ondoordringbare laag.
De onbegrensde aquifer ontvangt water vanuit de neerslag. De grondwaterspiegel vormt de bovenkant van deze met water verzadigde laag. De doorstroom van water gaat relatief snel.
Begrensde aquifers worden zowel aan de bovenkant als aan de onderkant afgesloten door een ondoordringbare laag. Ze bevatten vaak oud water dat al eeuwen in de bodem kan zitten. De enige manier waarop zo’n aquifer een aanvulling van water kan krijgen is wanneer de ondoordringbare lagen gebogen zijn en een poreuze laag vanaf de zijkant water kan ontvangen. (Zie afbeelding)
De grondwaterspiegel van de begrensde aquifer bevindt zich op de afbeelding boven die van de onbegrensde aquifer. Zou de eerste aangeboord worden voor een waterput op een plek die lager ligt dan de betreffende grondwaterspiegel dan krijg je een artesische bron. Dit is een bron waaruit water naar boven komt. Dit kan door de waterdruk die ontstaat vanuit de hoger gelegen grondwaterspiegel.
Afronding
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Teken de waterkringloop vóór het smelten van het landijs. Geef daarbij aan welke vormen van wateropslag daarbij voorkomen.
Maak een tweede tekening van de nieuwe situatie die op de site beschreven wordt. Geef daarbij duidelijk aan van waar, en waarnaar toe het water zich verplaatst heeft binnen de kringloop.
Maak een schematische tekening van de waterkringloop rond het Aralmeer en beschrijf in termen van de waterkringloop en waterbalans wat er met het Aralmeer gebeurd is. Verwijs in je beschrijving naar het schema en zorg voor een goede legenda.
Hoe je een schematische tekening maakt, kun je lezen in de Gereedschapskist.
Je krijgt voor deze opdracht een halve les de tijd.
Beoordeling
Je docent zal de tekening beoordelen. Daarbij wordt gelet op:
Heb je gekozen voor opdracht A: heb je twee tekeningen gemaakt, waarop duidelijk het verschil is te zien, zoals omschreven in de opdracht?
Heb je gekozen voor opdracht B: heb je bij de omschrijving termen gebruikt die in deze opdracht over waterkringloop zin gebruikt?
Zien de schematische tekeningen er duidelijk en verzorgd uit?
Heb je de tekeningen voorzien van legenda en/of duidelijke omschrijvingen?
Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.
Examenvragen
Op deze pagina vind je examenvragen van ExamenKracht van vorige jaren. De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Terugkijken
Intro
Lees de Introductie van de opdracht nog eens door.
Kom het onderwerp 'waterkringloop' je nog bekend voor?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen nog eens door.
Heb je de meeste leerdoelen over waterkringloop, soorten regens en waterbalans na het maken van deze opdracht wel behaald?
Hoe ging het?
Inhoud
In de opdracht bekijk je allerlei aspecten van de waterkringloop.
In de onderbouw is de waterkringloop ook al behandeld. Wist je er nog iets van? Wat was nieuw voor je?
Samenvattend
Was het eenvoudig om de genoemde begrippen te omschrijven?
Vond je het ook zinvol om de begrippen met een klasgenoot te bespreken?
Eindopdrachten
Welke eindopdracht heb je gekozen? Is het je gelukt een schematische tekening te maken over een van de opdrachten?
Ben je tevreden met het resultaat?
Examenvragen
Heb je de examenvragen gemaakt? Had je er veel goed beantwoord?
Het arrangement Waterkringloop - v456 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor VWO leerjaar 4, 5 & 6. In het domein "Aarde" wordt het thema ''Waterkringloop" besproken. De waterkringloop omvat het proces waarin water in verschillende vormen (vast, vloeibaar, gas) beweegt tussen opslagplaatsen onder invloed van zonnewarmte en zwaartekracht. Van al het water op aarde is ongeveer 97% zout water in de oceanen, terwijl 3% zoet water is; waarvan 2% zich bevindt in ijskappen en gletsjers, en het resterende procent in rivieren, meren en aardlagen. Neerslag ontstaat doordat koude lucht minder water kan vasthouden dan warme lucht. In de tropen stijgt warme lucht op, koelt af en vormt waterdruppels rond kleine deeltjes. Deze druppels vallen als regen, hagel of sneeuw neer, waarbij hagel ontstaat als regen bevriest door opwaartse luchtstromen en sneeuw ontstaat door de rijping van waterdamp. Eenmaal op het land zoekt neerslag zijn weg terug naar zee via oppervlaktewater, bodemwater en opslagplaatsen zoals meren en gletsjers. De waterbalans van een gebied vergelijkt het inkomende en uitgaande water, waarbij een positieve balans kan leiden tot uitspoeling en erosie, terwijl een negatieve balans verzilting en ongeschikte bodems kan veroorzaken door verdamping en achterblijvende zouten.
Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor VWO leerjaar 4, 5 & 6. In het domein "Aarde" wordt het thema ''Waterkringloop" besproken. De waterkringloop omvat het proces waarin water in verschillende vormen (vast, vloeibaar, gas) beweegt tussen opslagplaatsen onder invloed van zonnewarmte en zwaartekracht. Van al het water op aarde is ongeveer 97% zout water in de oceanen, terwijl 3% zoet water is; waarvan 2% zich bevindt in ijskappen en gletsjers, en het resterende procent in rivieren, meren en aardlagen. Neerslag ontstaat doordat koude lucht minder water kan vasthouden dan warme lucht. In de tropen stijgt warme lucht op, koelt af en vormt waterdruppels rond kleine deeltjes. Deze druppels vallen als regen, hagel of sneeuw neer, waarbij hagel ontstaat als regen bevriest door opwaartse luchtstromen en sneeuw ontstaat door de rijping van waterdamp. Eenmaal op het land zoekt neerslag zijn weg terug naar zee via oppervlaktewater, bodemwater en opslagplaatsen zoals meren en gletsjers. De waterbalans van een gebied vergelijkt het inkomende en uitgaande water, waarbij een positieve balans kan leiden tot uitspoeling en erosie, terwijl een negatieve balans verzilting en ongeschikte bodems kan veroorzaken door verdamping en achterblijvende zouten.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Waterkringloop
Waterkringloop
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.