Stap 2: De verdeling van water

Van al het water op aarde bevindt zich ongeveer 97% in de oceanen. Dit water is zout. De overige 3% is zoet water. Twee procent van dit zoete water bevindt zich in de ijskappen en gletsjers. Het overige procent is het zoete water dat zich in rivieren, stromen, meren en aardlagen bevindt.

Het onderscheid tussen zoet en zout water wordt gevormd door de hoeveelheid zoutsmakende stoffen die in het water zijn opgelost. Planten, dieren en dus ook mensen kunnen water met een hoger zoutgehalte niet gebruiken om te drinken. Zoet water heeft een zoutgehalte/saliniteit van 0,1% of minder.

In de atmosfeer en op het land lossen allerlei stoffen – waaronder zouten – op in het water. Via de rivieren komen deze uiteindelijk in de oceanen terecht. Omdat het zoutgehalte van dit zoete water lager is dan het zoutgehalte in zeewater, wordt het zeewater wat minder zout. Bij verdamping blijven de in het water opgeloste zouten en mineralen achter, waardoor de saliniteit ter plekke toeneemt.