Thema 1: Organen en Cellen

Thema 1: Organen en Cellen

Inleiding

Thema

In de brugklas zijn we begonnen met een introductie op dit thema. Biologie is de studie naar het leven (bio=leven).

We kijken dus naar alle organismen (levende wezens) op aarde.

Cellen zijn de bouwstenen van het leven. Er zijn organismen die uit 1 cel bestaan (bacteriën bijvoorbeeld), maar de meeste soorten bestaan uit veel cellen. Cellen die bij elkaar weefsels, organen en orgaanstelsel vormen.

Cellen kunnen er verschillend uitzien. Afhankelijk van de functie die ze moeten uitvoeren en tot welk organisme ze behoren.

In dit thema gaan we op deze zaken in en we gaan letterlijk kijken naar de verschillen tussen cellen van planten en dieren. Dit doen we door met de microscoop aan de slag te gaan.

 

 

Leerdoelen

Kennis
Aan het eind van dit thema kun je:

Levenskenmerken

  • de 9 levenskenmerken van organismen noemen en beschrijven
  • uitleggen of iets levend, dood of levenloos is
  • uitleggen dat een soort een levenscyclus heeft en uitleggen dat soorten blijven bestaan doordat individuen zich voortplanten

Organisatieniveaus

  • de onderdelen waaruit weefsels, organen en orgaanstelsels zijn opgebouwd benoemen, aanwijzen in tekeningen en modellen, en hun functies benoemen

Cellen bekijken

  • de belangrijkste onderdelen van een dierlijke en plantaardige cel benoemen, in een model of afbeelding aanwijzen en de functies er van beschrijven

Chromosomen

  • de kenmerken van chromosomen noemen
  • het doel en het verloop van de gewone celdeling (mitose) beschrijven

 

Vaardigheden:
Aan het eind van dit thema kun je:

 

  • Een biologisch onderzoek uitvoeren en er een verslag van maken
  • verantwoord omgaan met apparatuur en instrumenten

Werkplan en Werkboek

Het thema Organen & Cellen bestudeer je door de 5 hoofdstukken in deze Wikiwijs te maken.
In het schema hieronder staat een tijdsinschatting.

Hoofdstuk Aantal lessen
1. Terugblik 1
2. Organisatieniveaus 2
3. Cellen bekijken 3
4. Chromosomen 2
5. Onderzoek 2
Diagnostische toets 1
Totaal 11

 

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.
Download het Werkplan Organen & Cellen door op onderstaande link te klikken:

Open bestand Werkplan Thema Organen en Cellen

Download het Werkboek Organen en Cellen door op onderstaande link te klikken:

Open bestand Werkboek Organen en Cellen

1. Terugblik

1.1 Levenskenmerken

Biologie betekent: leer van het leven.
Je noemt iets levend als het alle levenskenmerken of levensverschijnselen vertoont.
Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Levenskenmerken'.

KB: Levenskenmerken

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

 

Oefening:Levenskenmerken

1.2 Levend, dood, levenloos

Wat noemen we levend?

Wanneer iets alle 9 levensverschijnselen vertoont noemen we het levend. Dat hoeft niet altijd alle 9 op elk moment te zijn. Een dier plant zich bijvoorbeeld niet zijn hele voort, of is niet de hele dag aan het eten.

Bekijk de afbeelding en kijk wat levend is:

  • De kraaien zijn levend, omdat ze sommige van de levensverschijnselen gedurende kortere en andere gedurende hele lange perioden in hun leven vertonen.
  • De maïsplant is levend, omdat hij sommige van de levensverschijnselen gedurende kortere en andere gedurende hele lange perioden in hun leven vertonen.
 
We noemen iets dat leeft een levend wezen of organisme.
 
 

Wat noemen we dood?

Wanneer iets de 9 levensverschijnselen niet meer vertoont, maar wel heeft gehad noemen we het dood. Kijk wat dood is:

De vogelverschrikker vertoont geen levenskenmerken.

  • Het hout dat voor de vogelverschrikker gebruikt is, komt van een boom.
    Een boom heeft ooit de 9 levensverschijnselen vertoond. Dit hout noemen we dus dood.
  • De hoed van de vogelverschrikker is van vilt. Dit komt van wol van een schaap. Dat schaap heeft ooit de 9 levensverschijnselen vertoond. Dit vilt noemen we dus dood.
  • Het shirt van de vogelverschrikker is van katoen. Dit komt van katoen van een katoenplant. Die plant heeft ooit de 9 levensverschijnselen vertoond. Dit shirt noemen we dus dood.

 

Wat noemen we levenloos?

Als iets nooit heeft geleefd (en dus ook niet dood is gegaan) noemen we dat levenloos. Het water is bijvoorbeeld levenloos, maar ook de stenen op de grond en de zuurstof in de lucht. De ijzeren spijkers waarmee het frame van de vogelverschrikker in elkaar is getimmerd zijn daarom ook levenloos.

 

- ? - Opdracht:

Maak nu in een 2-tal een tekening op een A4-tje (zoals die van de vogelverschrikker), waarin een aantal levende, dode en levenloze elementen te zien zijn.

Hiervoor heb je 10 minuten de tijd

Geef deze tekening daarna aan een ander 2tal. Jullie nemen de tekening van hun, en gaan op een papier schrijven welke elementen in de tekening levend, dood en levenloos zijn.

Hiervoor heb je 5 minuten de tijd.

Vergelijk daarna met z'n vieren de antwoorden.

Neem hiervoor ook 5 minuten de tijd.

 

- ? - Maak opdracht 1 in je werkboek

1.3 Levenscyclus

Elk apart organisme noemen we een individu. Het leven van elk individu eindigt met de dood.
Tijdens het leven kunnen individuen zich voortplanten. Hierdoor ontstaan nakomelingen.

Deze nakomelingen gaan groeien en zich ontwikkelen. Voordat deze nakomelingen dood gaan, kunnen die zich ook weer voortplanten. We noemen dit de levenscyclus van een organisme.

In de levenscyclus gaan de ouders op een gegeven moment dood. Doordat ze nakomelingen hebben gekregen, blijft de soort echter bestaan.

 

 

Metamorfose

Bij sommige dieren, bijvoorbeeld vlinders en kikkers, lijken de volwassen dieren helemaal niet meer op de jonge dieren, die ze eerst waren.
Deze verandering van uiterlijk noemen we gedaanteverwisseling of metamorfose.

 

Na de paring legt een koolwitje eieren, waar rupsen uitkomen.
De rupsen groeien en vervellen een paar keer.
Als een rups groot genoeg is, verpopt ze. Uit de pop komt tenslotte een vlinder.

Klik op de onderstaande link en bekijk het filmpje en maak daarna de oefening over metamorfose:

http://www.schooltv.nl/beeldbank/embedded.jsp?clip=20030611_koolwitje01

- ? - Oefening

Oefening:Metamorfose

- ? - Maak opdracht 2 in je werkboek

Examenopgaven

- ? - Beantwoord als oefening de volgende examenvraag

VMBO GT 2010-2 Vraag 42

Afsluiting Hoofdstuk 1

Eindtoets
Je sluit dit hoofdstuk af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet ongeveer 80% van de punten halen om een voldoende voor je toets te halen.

Klik op de volgende link om te beginnen:

Laat het eindresultaat aan de docent zien voor je verder gaat!

- ? - Maak nu de onderstaande toets:

Toets:Levenskenmerken

Antwoorden hoofdstuk 1

Opdracht 1: Levenskenmerken

Levenskenmerken van organismen

1.

Bewegen

2.

Waarnemen

3.

Reageren

4.

Voortplanten

5.

Groeien

6.

Ontwikkelen

7.

Eten / Voeden

8.

Ademhalen

9.

Uitscheiden

 

  • Een organisme dat geen levenskenmerken meer vertoont noemen we dood
  • Wanneer noemen we iets levenloos?
    Als het nooit heeft geleefd

Is een tafel die is gemaakt van hout: levend, levenloos of dood?

dood , want hout komt van een boom die ooit heeft geleefd.

 

Opdracht 2: De kikker

Hiernaast zie je een figuur over de kikker

  • Deze figuur geeft de levenscyclus
    van een kikker weer.
  • Noem 3 levenskenmerken die je kan afleiden uit de figuur:
    1. Voortplanten (eitjes en jongen)
    2. Groeien (kleine kikker wordt groter)
    3. Ontwikkeling (bv ontstaan van poten)

2. Organisatieniveaus

Leerdoelen

Dit hoofdstuk gaat over de verschillende niveaus binnen een organisme. Biologisch gezien is de cel het kleinste niveau en het hele organisme het grootste.

In dit hoofdstuk leer je het volgende:

1. Je kunt de onderdelen waaruit weefsels, organen en orgaanstelsels zijn opgebouwd benoemen

2. Je kunt menselijke organen aanwijzen in tekeningen en modellen, en hun functies benoemen

2.1 Cellen, Weefsels en Organen

Elk organisme bestaat uit verschillende organisatieniveaus.

In de biologie is de cel het kleinste onderdeel van een organisme.

Als we dan een stapje hoger gaan komen we bij het weefsel.

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie.

Een orgaan is een deel van een organisme met een bepaalde functie. Organen zijn opgebouwd uit meerdere weefsels.

Een groep samenwerkende organen noemen we dan weer een orgaanstelsel.

Alle orgaanstelsel bij elkaar vormen uiteindelijk samen het organisme.

 

In het plaatje hieronder zie je een voorbeeld van een mens (het organisme).

- ? - Opdracht organisatieniveaus

 

- ? - Maak opdracht 3 in je werkboek

2.2 Organen benoemen

 

In het menselijk lichaam zitten veel organen.

Vooral in je borst- en buikholte.

 

- ? - Oefening organen

Ga naar de volgende website:

http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Torsoonderbouw/organentorso.htm

en maak de oefening

 

- ? - Oefening doorsnedes & organen

Als je klaar bent met de oefening haal je bij de docent een uitdraai van het onderstaande document en maakt op papier deze opdracht.

Als je klaar bent laat je de antwoorden controleren door de docent.

 

Open bestand Doorsnedes en Organen

 

- ? - Maak opdracht 4 in je werkboek

2.3 Zelf tekenen

- ? - Opdracht organen

Op de achterzijde van de opdracht die je net hebt gemaakt staat de omtrek van een menselijk lichaam.

Teken hierin zoveel mogelijk organen.

Veel organen liggen achter andere organen. Het is dus ook niet mogelijk om ze allemaal duidelijk in 1 tekening te laten zien.

 

 

Open bestand Organen tekenen in het lichaam

2.4 Orgaanstelsels

Verschillende organen bij elkaar voeren vaak samen een bepaalde functie uit. Zo'n groep organen noemen we een orgaanstelsel.

Het ademhalingsstelsel bevat bijvoorbeeld de mondholte, het strottehoofd, de luchtpijp, de bronchien en de longen.  Organen die samen het ademhalingsstelsel vormen en er voor zorgen dat we zuurstof binnen krijgen en koolstofdioxide uitstoten.

In het plaatje hieronder staan een aantal orgaanstelsels van de mens:

 

- ? - Oefening orgaanstelsels

Ga nu naar de volgende website:

http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Orgaanstelsels/orgaanstelsels.htm

en maak de oefening. Hierin staan een aantal orgaanstelsels die niet in de figuur hierboven staan, maar door logisch na te denken lukt het vaak wel om te bedenken welk orgaanstelsel wordt bedoeld.

Afronding hoofdstuk 2

Om hoofdstuk 2 over organisatieniveaus af te ronden maak je de volgende toets.

Laat het resultaat aan je docent zien, of maak een screenshot en bewaar deze, zodat je die later kunt laten zien.

- ? - Eindtoets Organisatieniveaus

Oefening:Eindtoets Hoofdstuk 2 Organisatieniveaus

Antwoorden hoofdstuk 2

Opdracht 3: Organisatieniveaus

Letters in de juiste volgorde (van klein naar groot):

B

E

A

D

C

 

Opdracht 4: Organen in het menselijk lichaam

Orgaan

(Hoofd)functie

2.

(rechter) long

Gaswisseling; opname zuurstof, afgifte koolstofdioxide

3.

hart

Pompt bloed door het lichaam

4.

Lever

Zuivert bloed, maakt gal

5.

Maag

Opslag voedsel, doden bacteriën, verteren eiwitten

7.

Dikke darm

Opname water uit voedselbrij

8.

Dunne darm

Opname voedingsstoffen in bloed

11.

Urineblaas

Opslag urine

15.

Slokdarm

Transport voedsel naar de maag

20.

Nier

Maken van urine (uitscheiden afvalstoffen)

 

3. Cellen bekijken

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar cellen: de kleinste eenheden binnen de biologie.

Vooral naar het verschil tussen plantaardige en dierlijke cellen.

In klas 1 hebben we bij het onderwerp ordening al gezien dat planten en dieren ingedeeld worden in het planten- en dierenrijk op basis van de kenmerken van hun cellen.

Leerdoelen

Leerdoelen: aan het van dit hoofdstuk:
- Kun je de belangrijkste onderdelen van een dierlijke en plantaardige cel benoemen, in een model of afbeelding aanwijzen en de functies er van beschrijven

- Kun je verantwoord omgaan met apparatuur en instrumenten

3.1 Plantaardige en Dierlijke cellen

Alle planten en dieren bestaan uit cellen.
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel 'Bouw van cellen'.

KB: Cellen van planten en dieren

 

 

 

In de figuur hieronder zie je de belangrijkste verschillen tussen een plantaardige en een dierlijke cel

De figuur is erg schematisch. In de volgende oefening benoem je de onderdelen van een plantaardige cel die aangegeven zijn in 2 verschillende tekeningen. De rechter is weer erg schematisch en de linker tekening is iets meer natuurlijk.

De onderdelen die je op de juiste plek moet zetten zijn:

celmebraan: een dun vlies dat de inhoud van de cel scheidt van zijn omgeving

vacuole: Een blaasje gevuld met vocht. Het vocht bestaat vooral uit water

celwand: Een stevig wand om de cel heen die voor stevigheid zorgt. De celwand ligt buiten de cel

bladgroenkorrels: Hier vindt fotosynthese plaats en ze maken de plant groen

intercellulaire ruimte: Ruimte tussen de celwanden. Meestal op de hoeken van de cellen

celkern: bevat de chromosomen en is het regelcentrum van de cel

cytoplasma: De vloeistof waarin alle onderdelen van een cel drijven. Het is water met opgeloste stoffen

- ? - Oefening plantaardige cel

3.2 Vaardigheid microscoop

Deze les gaan we werken met de microscoop.

Omdat het al weer een tijdje geleden is dat je hiermee hebt gewerkt, kijk je als opfrisser voor je begint het volgende filmpje van 5 minuten over het werken met de microscoop:

 

Als je de tekenregels niet meer allemaal kent, kijk dan even op deze webpagina:

http://biologiepagina.nl/1/Organenencellen/tekenregels.htm
Tekenregels biologische tekening

Als je wilt opfrissen hoe je ook al weer een goed preparaat maakt, kijk dan op deze pagina:

https://www.bioplek.org/techniekonderbouw/techniekonder5.1.html
Maken van een preparaat

Het boekje dat je via de onderstaande link kunt downloaden, krijg je tijdens de les uitgedeeld.

Ben je het kwijt, dan moet je het zelf downloaden en opnieuw uitdraaien.

Open bestand Practicum cellen tekenen

3.3 Voorbereiding toets

In dit hoofdstuk hebben we gekeken naar cellen.

In het bijzonder naar dierlijke en plantaardige cellen.

Maak nu opdracht 5 in je werkboek

- ? - Maak opdracht 5 in je werkboek

 

Om hoofdstuk 3 over cellen af te ronden maak je de volgende toets.

Laat het resultaat aan je docent zien, of maak een screenshot en bewaar deze, zodat je die later kunt laten zien.

- ? - Eindtoets Cellen

Oefening:Cellen van planten en dieren

3.4 Toets: cellen tekenen

Jullie hebben een boekje gekregen voor het uitvoeren van het practicum.

De laatste 2 tekeningen in dit boekje zijn voor het cijfer.

De tekening van de waterpest is een goed voorbeeld van een plantaardige cel.

De tekening van de dierlijke cel is een goed voorbeeld van een dierlijke cel.

Let op dat je tijdens het tekenen de tekenregels goed toepast!

Voor dit praticum nemen we 2 blokuren de tijd.

Werk lekker door, lees de instructies goed en gebruik de eerste tekeningen om te zorgen dat je goed oefent.

De tekeningen voor het cijfer (waterpest en wangslijmvlies), maak je alleen,
je mag dan niet samenwerken en geen vragen meer stellen aan de docent.

Antwoorden hoofdstuk 3

Plantaardige cel                                                     dierlijke cel

          

Onderdeel

nummer

Plantaardige cel

Dierlijke cel

Bladgroenkorrels

5

X

 

Celkern

4/2

X

X

Celmembraan

2/1

X

X

Celwand

1

X

 

Cytoplasma

6/3

X

X

Grote vacuole

3

X

 

 

4. Chromosomen

In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen. Chromosomen zijn langgerekte dunne draden. Ze liggen in de celkern als een wirwar door elkaar.

Chromosomen zijn de dragers van het erfelijk materiaal van een organisme.

 

Leerdoelen

In dit hoofdstuk leer je het volgende:

1. Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen

2. Je kunt het doel en het verloop van de gewone celdeling (mitose) beschrijven

4.1 Kenmerken van chromosomen

De celkern regelt alles wat er in een cel gebeurt.

In de celkern bevinden zich chromosomen.

Op een chromosoom liggen verschillende genen.

Chromosomen bestaan uit DNA en eiwit.

DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen.

Een chromosoom bestaat uit een lange dunne draad van DNA-moleculen.

Chromosomen zijn met een gewone microscoop niet zichbaar. Maar als de cel gaat delen, krullen de lange draden op.
Hierdoor worden ze wel zichtbaar onder de microscoop.

4.2 Mitose: de gewone celdeling

Een mens bestaat uit ongeveer 100 biljoen cellen (100.000 miljard).
Al deze cellen zijn ontstaan uit de ene cel die ontstond tijdens de bevruchting van de eicel door een zaadcel.

Sommige cellen blijven jaren in leven, andere cellen leven maar kort. Op allerlei plaatsen in je lichaam gaan cellen dood en ontstaan nieuwe.

Per seconde ontstaan er ongeveer een miljoen nieuwe cellen.

 

Het vormen van nieuwe cellen

Elke cel in het menselijk lichaam bevat 46 chromosomen.

De gewone celdeling noemen we de mitose. Bij deze deling ontstaat een kopie van de moedercel.

De vorming van nieuwe cellen gaat bij alle organismen op ongeveer dezelfde manier.

Het verloop van de mitose

1. De chromosomen in de kern worden verdubbeld (elk chromosoom maakt een kopie van zichzelf)

2. Er ontstaan 2 kernen met elk 46 chromosomen

3. Uit de ene cel ontstaan 2 nieuwe cellen

4. Na de celdeling vindt plasmagroei plaats. De dochtercellen worden groter doordat de hoeveelheid cytoplasma toeneemt.

 

- ? - Maak opdracht 6 in je werkboek

4.3 Praktische opdracht

Je krijgt van de docent een opdracht op papier waarmee je de werking van de gewone celdeling gaat oefenen.

Het werkblad is ook te downloaden via de onderstaande link:

Open bestand Opdracht Mitose

Antwoorden hoofdstuk 4

Opdracht 6: Chromosomen

  1. Waar liggen de chromosomen bij mensen?
    In de celkern
  2. Bevat ieder chromosoom 1 of meerdere genen?
    meerdere
  3. Hoeveel chromosomen bevat de kern van een huidcel van een mens?

46 Chromosomen

  1. En een cel in de lever?

46 Chromosomen

5. Een biologisch onderzoek

Bij biologie doen we vaak een practicum. In dit hoofdstuk gaan we kijken hoe je een biologisch onderzoek moet voorbereiden, uitvoeren en beoordelen.

Leerdoelen

In dit hoofdstuk leer je:

- Hoe je een biologisch onderzoek moet voorbereiden, uitvoeren en beoordelen

- Hoe je een goed verslag schrijft van een biologisch onderzoek

 

5.1 Onderzoeksopzet

Biologisch onderzoek gaat altijd volgens dezelfde stappen. Dit doen we, zodat iedereen, waar ook ter wereld, kan beoordelen of een onderzoek goed is uitgevoerd en of de conclusies die er uit worden getrokken ook terecht zijn.

In een biologisch verslag zitten dan ook altijd dezelfde hoofdstukken, in dezelfde volgorde en met dezelfde inhoud.

 

Voor je begint aan het onderzoek bestudeer je de regels voor onderzoek op de volgende pagina:

http://biologiepagina.nl/verslagbiologieonderbouw.htm

Maak nu de volgende opdracht:

- ? - regels voor onderzoek

 

- ? - Maak opdracht 7 in je werkboek

5.2 Practicum tuinkers

De opdracht:

Een onderzoek bestaat uit 3 delen:

1. De voorbereiding

2. De uitvoering

3. De verslaglegging

 

Alle 3 deze stappen worden uitgelegd in de practicumhandleiding die je hieronder kunt downloaden:

Open bestand Practicumhandleiding onderzoek Tuinkers

Voor het verslag van het practicum krijg je een cijfer.

Hoe dit cijfer tot stand komt kun je lezen in het beoordelingsformulier dat je hieronder kunt downloaden:

Open bestand Beoordeling onderzoek tuinkers

Antwoorden hoofdstuk 5

Opdracht 7: De stappen in een onderzoek

Bedenk nu eerst je onderzoeksvraag:

Wat is de invloed van water op de ontkieming van zaden?

 

Je kijkt dus alleen naar de invloed van water op de ontkieming. Niet naar de groei van de plantjes als ze al ontkiemd zijn.

Alle omstandigheden zijn hetzelfde, alleen geef je de ene water en de andere niet.

Extra stof

De cel als dorp

Open bestand Wat zijn cellen

Je hebt in hoofdstuk 2 de onderdelen van een plantaardige en dierlijke cel geleerd.

In de onderstaande Powerpoint wordt een vergelijking gemaakt tussen een plantaardige cel een een Middeleeuws dorp.

Start de Powerpoint op. Zet hem in de presentatiemodus en blader de Powerpoint door.

Als je bij het plaatje komt waar een vergelijking wordt gemaakt tussen de gebouwen in het dorp en de onderdelen van een plantaardige cel, probeer dan voordat er komt te staan wat het is te bedenken wat het moet zijn.

Verrijkingsfilmpjes

Via de onderstaande links kom je bij 2 filmpjes.

De ene over de dierlijke cel en de andere over de plantaardige cel.

Je hoeft niet alles te weten wat er in de filmpjes wordt gezegd, maar het zorgt er wel voor dat je beter begrijpt wat er in een cel allemaal gebeurd.

Meer examenopgaven

Extra examenvragen om te oefenen:
VMBO GLTL 2009-1 Vraag 25
VMBO GLTL 2009-1 Vraag 26

 

VMBO GT 2010-2 Vraag 3
VMBO GT 2004-1 Vraag 11

VMBO GT 2012-2 Vraag 17

 

VMBO GT 2010-2 Vraag 34

 

Diagnostische Toets

De diagnostische toets doen we klassikaal via de website Socractive.com

1. Ga naar de website socrative.com

2. Kies rechtsboven voor: STUDENT LOGIN

3. Vul bij kamernummer in: ALC2232

De docent bepaald het tempo van de vragen.

Begrippenlijst

Levenskenmerken/Levensverschijnselen
De kenmerken die levende organismen vertonen, zoals; bewegen, waarnemen, reageren, voortplanten, groeien, ontwikkelen, eten/voeden, ademhalen en uitscheiden.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen/levenskenmerken.
 
Dood
Een organisme is dood als het geen levenskenmerken meer vertoont.
Levenloos
Iets dat nooit geleefd heeft is levenloos.
 
Biotisch
Biotisch betekend 'levend'
Abiotisch
Abiotisch betekent 'niet levend'
Metamorfose
Ook wel volledige gedaanteverwisseling genoemd; overgang van larve of rups via een popstadium naar volwassen stadium. De larve lijkt niet op het volwassen dier. Bij een vlinder of kever kent deze metamorfose de volgende fases: ei, rups/larve, pop en volwassen dier (imago).
Organische stoffen
Stoffen die voornamelijk uit koolstof- (C), zuurstof- (O) en waterstof- (H) atomen bestaan. Organismen zijn opgebouwd uit organische stoffen.

 
Anorganische stoffen
Stoffen die geen koolstof- (C) atomen bevatten, bijvoorbeeld zouten en water.


 
Pop
Levensfase waarbij de larve zich ontwikkelt tot een volwassen dier. Verpoppen is een proces bij de volledige metamorfose van veel insecten, zoals vlinders, vliegen en kevers. Het dier eet niet, beweegt niet, terwijl van binnen nieuwe organen ontwikkelen (bijvoorbeeld vleugels).

Levend-dood-levenloos

Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Tussenwervelschijven
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.
Ledematen
Benaming voor armen en benen.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

 

 

 

 

 

 

 

Samenvatting

Door op de onderstaande link te klikken download je een samenvatting van het thema Stevigheid & Beweging.

In deze samenvatting staan ook de leerdoelen van dit thema. Ga voor jezelf na of je deze ook daadwerkelijk beheerst. Heb je nog vragen stel ze dan tijdens de les.

Open bestand Samenvatting Thema Organen & Cellen

  • Het arrangement Thema 1: Organen en Cellen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Biologie ALC Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-09-05 10:40:01
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Thema 1: Organen en Cellen
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    http://biologiepagina.nl/1/Organenencellen/tekenregels.htm
    http://biologiepagina.nl/1/Organenencellen/tekenregels.htm
    Link
    https://www.bioplek.org/techniekonderbouw/techniekonder5.1.html
    https://www.bioplek.org/techniekonderbouw/techniekonder5.1.html
    Link