Inleiding
Planten zijn over het algemeen plaatsgebonden en dat betekent dus vluchten kan niet meer!
Planten moeten het hoofd bieden aan de moeilijke omstandigheden:
- ziekteverwekkers zoals bacteriën, schimmels en virussen.
- planteneters(herbivoren en omnivoren) zoals grazers en insecten.
- klimatologische omstandigheden zoals extreme kou of droogte.
- een omgeving met een hoge zoutconcentratie (zeewater) of vol zware metalen (bijvoorbeeld zink).
Afweer
In deze paragraaf gaan we verder in op twee verschillende vormen van afweer bij planten. De afweer tegen ziekteverwekkers behandelen we eerst en daarna bekijken we de afweer van planten tegen planten eters.
Afweer tegen ziekteverwekkers
Alleen al de tomaat kent meer dan honderd verschillende ziektes. Tomaten worden aangevallen door bacteriën, virussen, schimmels en eencelligen. Plant en ziekteverwekker staan in wisselwerking met elkaar. Planten kunnen mechanisch en chemisch op een ziekteverwekker reageren. In tegenstelling tot dieren repareren ze geen aangetast weefsel. Ze sluiten aangetaste delen af of offeren die op.
Wat kan een plant bij een aanval doen?
Wat kan een plant bij een aanval doen?
- afzetten van suikers tegen de aangetaste celwand.
- afsluiten van de verbindingen tussen de cellen (tegengaan transport van ziekteverwekkers).
- houtstof (lignine) afzetten als barrière.
- maken van stoffen die bacteriën en schimmels doden.
- maken van eiwitten die als enzym de celwand van de ziekteverwekker afbreken.
- enzymen maken die het RNA van virussen tegen houdt om zich te vermenigvuldigen.
Afweer tegen planteneters
Planteneters (herbivoren), alleseters (omnivoren) en parasieten belagen planten. Voor hen zijn de plantendelen een bron van energie en voedingsstoffen. De afweer kan zowel direct als indirect zijn. Bij de directe afweer treft de plant de eter zelf. Bij de indirecte afweer is de vijand van je vijand jouw vriend.
Om je eters direct te treffen kun je als plant moeilijk eetbaar worden. (Brand)haren, stekels en een gladde of dikke cuticula maken het opeten van bladeren niet makkelijk. Planten kunnen ook bittere(spruitjes) of giftige stoffen (amandelpit) maken. Dat zijn secundaire metabolieten en sommige kunnen het zenuwstelsel van de eter verlammen of een schimmelplaag ontregelen.
Wanneer de plant de aanval niet heeft kunnen afslaan en er toch eenmaal gegeten wordt, dan kan de plant vijanden van zijn eters lokken.
Tarwe en katoenplanten maken lokstoffen voor insecten die de aanvallers doden of opeten.