Het arrangement Afweer is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
- Auteur
- Laatst gewijzigd
- 2021-04-29 10:19:03
- Licentie
-
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
- het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
- het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
- voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
- Toelichting
- De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
- Leerinhoud en doelen
- Biologie;
- Eindgebruiker
- leerling/student
- Moeilijkheidsgraad
- gemiddeld
Iedereen heeft wel eens een wondje in de huid. Zo’n wond biedt schimmels, bacteriën en andere ziekteverwekkers een kans om bij de voedingsstoffen in ons lichaam te komen. Er is in ons lichaam voortdurend een afweersysteem actief. De aangeboren, a-specifieke afweer is de eerste barrière die lichaamsvreemde stoffen tegenkomen.


De aangeboren, aspecifieke afweer is de eerste barrière die lichaamsvreemde stoffen tegenkomen. Een groot deel wordt onschadelijk gemaakt voordat ze ons lichaam binnenkomen. Denk erom dat biologen je lichaam zien als een buis (maag-darmkanaal) in een buis. Alles wat ’in’ onze ademhalingsorganen, spijsverterings- en voortplantingsorganen zit is dus eigenlijk nog ‘buiten’.
De huid is maar 1-2 mm dik, maar bestaat toch uit verschillende lagen.
Aan de binnenkant van ons lichaam bedekken slijmvliezen de plaatsen die in aanraking komen met het externe milieu. Slijmvliezen zijn in feite een voortzetting van de huid naar binnen toe. Bij je lippen gaat de huid bijvoorbeeld over in de slijmvliezen van de mondholte. Andere plekken in je lichaam die met slijmvlies bedekt zijn, zijn: ogen, neus, keelholte, voorhoofdholtes, ademhalingsstelsel (luchtpijp, longen), spijsverteringsstelsel (maag, darmen), uitscheidingsstelsel (blaas, urineleider) en voortplantingsstelsel (vagina, baarmoeder). Slijmvlies produceert slijm (mucus). In het slijm zitten antistoffen en enzymen die bacteriën doden. Voor veel ziekteverwekkers is de dikke slijmlaag moeilijk doordringbaar. Op de slijmvliescellen bevinden zich bovendien afweercellen die ziekteverwekkers ‘opeten’.
Wanneer een ziekteverwekker toch door de verdediging van huid en slijmvliezen heen breekt, antwoordt het lichaam met een ontstekingsreactie.
De verworven specifieke afweer wordt verzorgd door een grote groep verschillende witte bloedlichaampjes (leukocyten). B-lymfocyten en T-lymfocyten hebben elk een eigen functie.

Zodra een bepaalde ziekteverwekker het lichaam is binnengedrongen, komt onze afweer in actie. Er worden dan antistoffen geproduceerd. Het lichaam beschikt over meerdere typen afweerstoffen voor meerdere typen ziekteverwekkers. Van elk type antistof zijn er ook weer veel varianten, die allemaal uniek zijn. Als een arts bepaalde antistoffen in het bloed aantreft, kan hij dus vaak meteen zeggen om welk antigen en dus om welke ziekteverwekker het gaat.
B-lymfocyten worden gemaakt in het rode beenmerg van platte beenderen zoals ribben en bekken. Ze bezitten moleculen in hun celmembraan die passen op de antigenen van bepaalde ziekteverwekkers.
Omdat er verschillende antigenen zijn, zijn er ook verschillende antistoffen ofwel immunoglobulinen (Ig’s) nodig. Dit is mogelijk doordat immunoglobulinen een plaats op hun molecuul bezitten waarvan de bouw kan variëren. De plaats waar de verschillen optreden, heet de variabele regio.
Een T-lymfocyt heeft, net als een B-lymfocyt, specifieke receptoren die passen op antigenen van een bepaalde ziekteverwekker. T-lymfocyten worden gemaakt uit stamcellen in het rode beenmerg. Daarna verhuizen ze naar de thymus, waar ze zich verder ontwikkelen.
De aspecifieke ofwel aangeboren immuniteit beschermt de mens tegen de gebruikelijke aanvallen van ziekteverwekkers. Deze vorm van immuniteit is echter niet altijd afdoende. Daarom beschikken we over nog een ander immuunsysteem: de specifieke ofwel verworven immuniteit. Dit systeem ‘slaapt’ normaal gesproken en wordt pas geactiveerd als het lichaam wordt belaagd door een ziekteverwekker die te sterk is voor het aspecifieke immuniteitsysteem.
De stamcellen uit het beenmerg produceren lymfocyten.
De thymus ofwel zwezerik is een orgaan dat actief is tot in de puberteit. In de thymus wordt bepaald welke T-lymfocyten mogen blijven bestaan en welke niet.
Selectie van de juiste stam? Ziektekiemen zoals bacteriën en virussen bevatten antigenen. Bacteriën worden dan ook verzwolgen door fagocyten zoals macrofagen. De macrofaag breekt de ziekteverwekker af en plaatst stukken daarvan op zijn celmembraan. Door virussen geïnfecteerde cellen kunnen ook stukjes van het antigeen op hun celmembraan plaatsen. In beide gevallen ontstaan een Antigeen Presenterende Cel (APC). Deze stukken werken als antigenen en worden ingebouwd in glycoproteïnen. Bij ons heten die glycoproteïnen deHLA’s (Human Leucocyte antigens). De taak van die glycoproteïnen is om de antigene determinant zo op de T-celreceptoren te krijgen dat er een verschil kan worden gemaakt tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd. De code voor de glycoproteïnen zit in het deel van het genoom dat Major Histocompatibility Complex wordt genoemd (MHC). De algemene naam voor deze moleculen is dan ook MHC-eiwitten.
T-lymfocyten en B-lymfocyten reageren op een antigen waarvoor zij de receptoren bezitten. T-lymfocyten reageren daarbij niet alleen op ziekteverwekkers, maar ook op APC’s. B-lymfocyten kunnen zelfstandig reageren op een antigen door het maken van antistoffen.
Als er voldoende T-Lymfocyten en B-Lymfocyten zijn gemaakt, wordt de ziekteverwekker onschadelijk gemaakt. De lymfocyten zijn nu overbodig geworden en verdwijnen langzaam uit het bloed. Er zijn echter cellen die worden opgeslagen als geheugen, de geheugencellen. Deze cellen kunnen snel in actie komen als er weer een infectie met passende antigenen langskomt. Geheugencellen zorgen dus voor blijvende immuniteit.