Lessenserie Facilitaire Dienstverlening HAN - Deel 2. Textielbeheer
Lessenserie Facilitaire Dienstverlening HAN - Deel 2. Textielbeheer
Voorwoord
De lessenserie Facilitaire Dienstverlening is een onderdeel uit een reeks lessen, samengesteld door docenten van de deeltijdopleiding Gezondheidszorg & Welzijn van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN). Met deze lessen kan de student zich online verdiepen in de Kennisbasis voor de tweedegraads leraar Zorg en Welzijn, het onderwerp "Facilitaire Dienstverlening". Daarnaast zijn de lessen zijn geschikt bij het voorbereiden, verdiepen of opfrissen van het onderwerp.
Voor meer informatie over de deeltijdopleiding Docent Gezondheidszorg & Welzijn:
In deel 0 ("Inleiding Facilitaire Dienstverlening") van de lessenserie, heb je kennis gemaakt met de termen Facilitaire Dienstverlening, Facilitair Management, het Facilitair bedrijf en diverse benamingen en ontwikkelingen binnen Nederland en Europa op het gebied van facilitair management. Dit hoofdstuk gaat over textielbeheer.
Textielbeheer is de aanschaf en het onderhoud van diverse soorten textiel, zoals platgoed, persoonsgebonden goed (pgg), dienstkleding en overig linnengoed. Het onderhoud van textiel bestaat uit het reinigen, drogen, repareren en verder behandelen van textiel. Textielbeheer is een onderdeel van facilitaire dienstverlening en daarmee een onderdeel van veel instellingen en bedrijven. Vanwege de omvang van het textiel, ook wel wasgoed genoemd, wordt dit in veel gevallen uitbesteed aan externe (gespecialiseerde) wasserijen. Textielbeheer is een complex proces; naast reiniging vindt er ook een logistiek proces plaats. In het gehele proces zijn diverse partijen betrokken en zullen dus op elkaar moeten afgestemd om bij te dragen aan kwaliteit en tevredenheid. Ook tijd en prijs spelen in een dergelijk proces een belangrijke rol.
In de kennisbasis Gezondheidszorg en Welzijn zijn de volgende doelen opgenomen:
De student kan:
De textielcyclus in de sector GW uitleggen binnen een instelling:
- Diverse vormen van bewassing (stomen, chemisch reinigen, nat reinigen, nanotechnologie)
- Soorten textiel
- Kwaliteitszorg (Certex)
Kan de cirkel van Sinner tekenen, uitleggen en toepassen.
Opdracht 1.
2.1 Organisatie textielbeheer
In de sectoren van zorg en welzijn is het ziekenhuis en sprekend voorbeeld van een organisatie of instelling waar textielbeheer plaatsvindt. Textielbeheer wordt ook wel linnendienst genoemd. De linnendienst is verantwoordelijk voor textielbeheer. De manier waarop textielbeheer wordt uitgevoerd hangt af van de organisatie. Enkele voorbeelden: een ziekenhuis zal in veel gevallen de was uitbesteden en een eigen (kleine) linnenkamer hebben zonder wasserij; een verzorgingshuis kiest ervoor om de was per afdeling in eigen beheer uit te voeren en heeft een instelling voor geestelijke gezondheidszorg een (grote) linnenkamer voor het verstellen van wasgoed, zowel platgoed als persoonsgebonden goed.
In grote organisaties zoals ziekenhuizen kan de linnendienst opgedeeld worden in 4 afdelingen. Elke afdeling heeft in dat proces een specifieke taak:
De linnenkamer: Taak: vouwen van textiel, verdelen van textiel over de textielwagens, uitgeven van textiel of beroepskleding, bevoorrading textiel, afkeuren textiel en bestellen textiel.
De wasserij: Taak: ontvangst vuil wasgoed, sorteren vuil wasgoed, reinigen van textiel, eventueel afwerken textiel en transport van textiel.
De reparatie/ merkkamer: Taak: repareren en het merken van textiel. Dit kan op naam of op nummer, met een chip of barcode.
De beddencentrale: Taak: bedden afhalen, bedden en matrassen reinigen, bedden opmaken, bedden afleveren en kapotte bedden repareren. Deze afdeling kan ook onder de schoonmaakdienst vallen.
Opdracht 2
2.2 Soorten textiel
In instellingen wordt gebruik gemaakt van diverse soorten textiel. Het onderhoud kan in eigen beheer zijn, maar wordt ook vaak uitbesteed.
2.2.1 Platgoed
Platgoed
Onder Platgoed vallen de lakens, tafellakens, linnen servetten, theedoeken en handdoeken en washandjes. Een andere benaming voor platgoed is bulkgoed. De instelling kan dit linnengoed aanschaffen, maar ook huren. Het onderhoud (wassen, reparatie) kan in eigen beheer gedaan worden, maar ook uitbesteed worden. Vanwege de grote aantallen, de bulk, en de efficiënte werkwijze van een externe wasserij is het vaak goedkoper dit onderdeel uit te besteden. Bijna alle grote instellingen kiezen hiervoor. Door het platgoed pakket te huren heeft de instelling geen omkijken naar het op peil houden van de voorraad en is inzet van personeel niet noodzakelijk.
Opdracht 3.
2.2.2 Persoongebonden goed
Persoonsgebonden goed
Persoonsgebonden goed (pgg) is kleding of ander textiel wat eigendom is van cliënten die opgenomen zijn in een instelling voor zorg of welzijn. Dit wasgoed is complex in onderhoud en arbeidsintensief wanneer het wordt vergeleken met andere soorten wasgoed. In ziekenhuizen is er nauwelijks sprake van pgg. Het wasgoed wordt door familieleden gewassen. Reden hiervoor is dat de opname meestal van korte duur is. In verzorgings- en verpleeghuizen is er wel sprake van pgg. Op drie verschillende manieren wordt er in het onderhoud van wasgoed voorzien:
(1) uitbesteden,
(2) in eigen beheer houden, soms per afdeling zoals bij kleinschalige woonprojecten in verpleeghuizen
(3) op locatie van het verpleeg-verzorgingshuis wordt het pgg door een extern bedrijf onderhouden.
Wat zijn voordelen en nadelen van de genoemde opties?
Uitbesteden van PGG.
Eigen Beheer PGG.
Uitbesteden op eigen locatie.
Voordelen:
1. Er hoeft geen personeel
aangenomen te worden voor
het wassen en afwerken van
het wasgoed.
2. Er hoeven geen
investeringen gedaan te
worden voor apparatuur.
3. Professionele aanpak van
het wasgoed.
Voordelen:
1. Korte communicatie lijnen.
2. Betrokkenheid groter van
personeel.
3. Flexibiliteit groter, bijvoor-
beeld als er iets met spoed
gewassen moet worden.
4. Geen transportkosten
Voordelen:
Alle voordelen genoemd bij de twee vorige opties.
Nadelen:
1. Transportkosten.
2. Wasgoed verlaat het huis
waardoor kans op zoek
raken vergroot.
3. Het aangeleverde textiel moet vaak aan bepaalde voor-waarden voldoen.
4. Kosten zijn hoog omdat het bewerkelijk textiel is voor de wasserij.
Nadelen:
1. Dure aanschaf apparatuur.
2. Personeel in dienst nemen
en aansturing geven.
3. Kost ruimte in het gebouw.
Nadelen:
1. Personeel van buiten de
organisatie werkt binnen
de eigen locatie wat een
gevoel van indringer/ of er
niet bij horen kan geven.
2. Kost ruimte in het gebouw.
In alle gevallen wordt van de zorgvrager een financiële bijdrage gevraagd. Wanneer je een verpleeghuis zou vragen wat de grootste klacht is van het textielbeheer, dan zijn dat meestal klachten over het pgg-goed. De logistiek is uitermate bepalend voor een tevreden cliënt. De volgende vragen spelen een belangrijke rol bij klantteveredenheid:
Hoelang is het wasgoed onderweg? Als het vandaag in de was gaat, wanneer komt het dan terug?
Wie doet de kleding in de was?
Wie haalt de kleding op en brengt de kleding terug?
Wie sorteert, wast en doet de afwerking?
Hoe weet de wasserij van wie de kleding is?
Later in dit hoofdstuk wordt hier antwoord op gegeven.
Opdracht 4.
2.2.3. Dienstkleding / beroepskleding
Dienstkleding is vaak gemaakt van een combinatie van polyester en katoen. Hierdoor is het sterk, ventilerend en eenvoudig te reinigen. Door een cooling down van de kleding (een soort antikreukprogramma) hoeft de kleding ook niet gestreken te worden. Wanneer er voldoende ruimte is, wordt de dienstkleding vaak hangend aangeboden en is vouwen overbodig. Ondanks de eenvoudige reiniging wordt dienstkleding vaak uitbesteed. Wasserijen doen dit efficiënt en kunnen ook een huur of lease contract aanbieden. Voor de instelling is er dan geen sprake van aanschafkosten van dienstkleding.
Lease-contract
Huren per contract voor een bepaalde tijd, dat kan bijvoorbeeld 3 jaar zijn maar ook 120 wasbeurten. Na de huurtermijn is er een koopoptie.
Dienstkleding wordt door diverse medewerkers in instellingen gedragen. In veel grote instellingen voor Zorg en Welzijn is steeds vaker een Kleding Uitgifte Automaat (KUA) geplaatst. Medewerkers kunnen met een persoonlijke pas bij een automaat dienstkleding ophalen. De kaart is opgewaardeerd met een aantal kledingstukken. Als er een kledingstuk uit de automaat wordt gehaald gaat er krediet af. Wanneer de dienstkleding wordt ingeleverd voor reiniging, wordt er krediet aan de pas toegevoegd. De dienstkleding is voorzien van een chip zodat bij uitgifte en inname afgelezen kan worden door scanners. De dienstkleding wordt op maat verstrekt, niet per persoon. Hierdoor hoeft er minder te worden aangeschaft of gehuurd. Een nadeel kan zijn dat broek en jasje in kleur verschillen doordat het een vaker gewassen is dan het ander. Als dienstkleding op naam wordt verstrekt, is er meer textiel nodig. Dat kan een nadeel zijn. Een voordeel is dat een medewerker ‘eigen’ dienstkleding heeft, niemand anders draagt dit. Problemen in het logistieke proces kunnen ontstaan bij het draaien van extra diensten, ‘ongelukjes’ in het werk en bij het wisselen van maat. Ook voor invalkrachten moet er kleding op maat aanwezig zijn.
Figuur 3.3 Kledinguitgifte apparaten. Bron: www.elis.com en www.vematex.nl
Een andere mogelijkheid die in enkele instellingen wordt gehanteerd is het in eigen beheer hebben van kleding door medewerkers. Medewerkers wassen thuis zelf hun kleding, hiervoor ontvangen ze een kleine vergoeding. Een voordeel is dat de instelling niet betrokken is bij het reinigingsproces. Nadeel kan zijn dat er kleur en soortverschillen ontstaan waardoor er geen eenheid is. Om het herkenbaar te houden en af te stemmen op de specifieke werkzaamheden wordt soms per afdeling kleur en model bepaald.
Opdracht 5.
2.2.4 Overig textiel
Onder overig textiel vallen de gordijnen, vitrage, vezeldoeken en moppen. Gordijnen en vitrage worden vaak opgenomen in het periodiek onderhoud dat terug te vinden is bij de taken van de schoonmaak. Periodiek wil zeggen, eens in de zoveel tijd, bijvoorbeeld eens in de drie maanden. Veelal is er een roulatiesysteem, zodat de ramen gelijk weer van nieuwe gordijnen worden voorzien. Om als wasserij niet alle gordijnen in 1 keer te hoeven behandelen wordt vaak voor een jaar gepland wanneer welke gordijnen aan de beurt zijn. Het afhalen en ophangen van de gordijnen wordt als een zware klus ervaren en niet zelden gaat er wat mis met de bewassing, zoals krimp. Het is belangrijk bij de aanschaf van gordijnen alvast rekening wordt gehouden met de bewassing.
Gordijnen in zorginstellingen moeten verder:
Het doel dienen (verduisteren, afscheiden of licht doorlatend zijn).
Gemaakt zijn van brandvertragende stof.
Passen in de huisstijl en/ of inrichting.
Vezeldoeken, ook wel microvezeldoeken genoemd, en moppen worden vaak in eigen beheer gewassen, omdat deze eenvoudig te wassen zijn en vochtig moeten blijven bij gebruik (bij microvezel doeken is het niet nodig een schoonmaakmiddel toe te voegen). Moppen zijn zwaar en dat is relatief duur om uit te besteden, omdat er vaak gerekend wordt met een kiloprijs.
2.2.5. Uitbesteden, ja of nee?
In de paragraaf over persoonsgebonden goed werden enkele vragen gesteld die voor cliënten een belangrijke rol spelen als het om client tevredenheid gaat. En indirect kunnen aan sturen op wel of niet uitbesteden. Voor alle textiel geldt dat de voor- en nadelen van uitbesteden zorgvuldig geanalyseerd dienen te worden alvorens een besluit te nemen (Schaatsbergen, 2008):
Inventarisatie van welke werkzaamheden in aanmerking komen voor uitbesteding;
Welke activiteiten vinden binnen de muren (intramuraal) plaats en welke daarbuiten ( extramuraal)?
Kostenoverzicht, huidige kosten, te verwachte kosten;
Prioriteiten stellen;
Offertes bij betrouwbare bedrijven aanvragen;
Eindverantwoording, keuze maken op basis van het hele pakket, niet alleen op basis van de kosten.
Redenen om het textiel zelf te onderhouden kunnen zijn:
Veel “probleemwas” zoals PGG, bang dat het niet goed gaat;
Het idee hebben dat wasserijen geen verstand hebben van bepaald soort textiel;
Onafhankelijk willen zijn;
Niet overtuigd zijn van de kostenbesparing;
Gehecht zijn aan de samenstelling en kwaliteit van het pakket;
Textiel moet snel beschikbaar zijn;
Negatieve ervaringen met uitbesteden;
Gering aantal textiel nodig, wel snelle omloop;
Redenen om het textiel uit te besteden kunnen zijn:
Geen personeel nodig;
Ruimtebesparing (geen wasruimte en linnenkamer nodig, voorraadruimte minder groot);
Expertise wasserij. Je hoeft niet zelf te voldoen aan wet- en regelgeving, (milieu)eisen.
Geen grote investeringen in apparatuur;
Constante kwaliteit.
Vaak wordt er binnen instellingen in de sector van zorg en welzijn gekozen voor een combinatie van uitbesteden en in eigen beheer onderhouden van textiel.
Opdracht 6.
2.3 Textielverzorging
De textielverzorging, textielonderhoud, is een logistiek proces dat volgens een vast roulatieschema werkt:
Sorteren van textiel is een complexe taak. Sorteren gaat op kleur, temperatuur en wasprogramma. Informatie hierover is te vinden op het wasetiket en / of het stofsamenstellingsetiket.
Figuur 4.2.Professioneel wasetiket (topstof, 2008)
In de etiketten staat:
Het advies over het was- en afwerkproces, veelal door symbolen weergegeven.
De samenstelling van de stof.
In het onderstaande schema zijn alle wassymbolen opgenomen
Figuur 3.5. Wassymbolen. Bron:topstof.nl
Wassen is vrij eenvoudig en gebeurt machinaal. Om het juiste wasprogramma te kiezen is het goed te weten wat de eigenschappen zijn van een stofsoort. Er zijn:
Natuurlijke stoffen zoals katoen, zijde, linnen, jute, wol enzovoorts
Synthetische stoffen zoals polyester en viscose.
En stoffen die een combinatie zijn van natuurlijk en synthetisch.
Voordat textiel in de wasmachine wordt gedaan, dient het eerst te worden uitgeschud. Achtergebleven voorwerpen kunnen schade aanrichten aan het textiel en de apparatuur. Vanuit milieu oogpunt is het advies om de trommel goed te laden en de hoeveelheid wasgoed, de mate van bevuiling af te stemmen op de hoeveelheid reinigingsproduct. Een goed gevulde trommel benut het water evenals het gebruik van elektra.
Om verantwoord te reinigen zal er steeds nauwkeurig bekeken moeten worden wat het reinigingsprobleem is en welke middelen er ingezet moeten worden om de opdracht zo efficiënt en verantwoordelijk mogelijk uit te voeren binnen het kader van de Arbowetgeving en de overig geldende voorschriften.
De "De Cirkel van Sinner" ook wel de "Sinner Cirkel" genoemd is in de algemeen professionele schoonmaak een 'tool' om vast te stellen welke verhoudingen nodig zijn om een bepaald oppervlak, object, onderdeel te reinigen. De vier functievariabelen tijd, temperatuur, chemie en mechanische arbeid, zijn hierbij essentieel.
De vier functievariabelen staan met elkaar in verband. De temperatuur waarop je wast, de tijd die het programma draait, het aantal bewegingen dat gemaakt wordt (mechanische arbeid) en de hoeveelheid schoonmaakmiddel bepalen de prestatie. Huishoudmachines hebben al keuzes op de machine staan, handmatig kun je dit vaak aanpassen op de vier variabelen. Als er een variabel verandert, dan heeft dat invloed op de andere variabelen.
Opdracht 8.
2.4 Technologie als hulpmiddel bij textielbeheer
Al eerder is gesproken over de logistiek. Aan het begin van dit hoofdstuk wordt de vraag gesteld: “Hoe weet de wasserij van wie de kleding is?” Er zijn technologische middelen bedacht die helpen het textielverzorgingsproces te beheren. Een aantal voorbeelden:
Dienstkleding kan worden voorzien van een microchip. Deze chip bevat informatie over het kledingstuk en van wie het is. Wanneer de kleding in de wasserij komt, wordt deze gescand. Zo is bekend wanneer welk kledingstuk in de wasserij is. Op het moment dat het kledingstuk de wasserij verlaat, wordt het uitgescand. Bij de aflevering bij de instelling of afdeling wordt het kledingstuk weer ingescand en op het moment dat het kledingstuk de was in gaat weer uitgescand. Op deze wijze is te traceren waar een kledingstuk is en bijkomend voordeel is dat het aantal wasbeurten bijgehouden wordt, evenals de totale hoeveelheid die gewassen wordt.
Pgg-goed kan worden voorzien van een barcode. Bovenstaand verhaal geldt dan ook voor deze kleding. Nadeel: het is een behoorlijke klus om overal barcodes in te zetten. Sommige bewoners vinden het onpersoonlijk en willen dit niet.
Pgg-goed kan ook worden gemerkt met een naam of een nummer. Zo is bekend naar wie het terug moet als het in de was geweest is. Indien de instelling een eigen wasserij heeft, is het handig ook een wascode in te sealen. Voorbeeld: code 1 is het witte was programma en code 2 het bonte wasprogramma. Zo hoeft er niet veel tijd verloren te gaan bij het sorteren van de was. Indien het nummer dan ook met het wasprogramma correspondeert, is dit nog eenvoudiger. Als het wasprogramma voorgeprogrammeerd is en voorzien is van een automatisch doseringssysteem voor wasmiddel, is de kwaliteit altijd constant.
2.4.1. Nanotechnologie
Nanotechnologie is de techniek die het mogelijk moet maken te werken met deeltjes in de grootte van een nanometer (een miljardste van een meter). Door deze technologie kunnen eigenschappen van producten, zoals textiel, veranderd worden. Een voorbeeld is de ontwikkeling van zelfreinigende coatings. Hierbij breken nanodeeltjes (titaniumoxide) het vuil af waardoor het gemakkelijk wegspoelt. Bacteriedodende deeltjes zijn ook in ontwikkeling. Kortom de technologie zal ook voor textiel in de toekomst voordelen kunnen opleveren. Nog meer voorbeelden zijn:
- hemdjes die je op kleur kan instellen.
- kleding die lichaamsfuncties registreert, hartslag bijvoorbeeld.
- rompertjes die waarschuwen als een kind koorts heeft.
Nanotechnologie is nog volop in ontwikkeling en men weet momenteel niet wat op langere termijn de gevolgen zullen zijn van deze ontwikkeling. Het nut, de markt en behoefte zijn nog niet uitgekristalliseerd.
In 2.2.2 zijn vier vragen gesteld, die betrekking hebben op het transport van textiel (logistiek). De mogelijke antwoorden worden in deze paragraaf gegeven.. Er wordt uitgegaan van de situatie in een zorginstelling.
1. Hoelang is het wasgoed onderweg? Als het vandaag in de was gaat wanneer komt het dan terug?
Hoelang het wasgoed onderweg is, hangt af van de volgende factoren:
Waar gaat de was naar toe? Intern is de was misschien 10 minuten onderweg en extern is deze misschien pas een paar uur later op de bestemming.
Het tijdstip waarop het wasgoed behandeld wordt.
De duur van de was en de bewerkingen die de was moet ondergaan.
Het transport terug. Het is gebruikelijk afspraken te maken over hoelang wasgoed erover doet om schoon terug te keren.
Deze afspraken worden gemaakt met een hoofd van de facilitaire dienst en een hoofd van de verpleging. Bovenstaand verhaal geldt met name voor pgg-goed. Platgoed wordt anders georganiseerd. In wezen doet het er niet toe hoelang het platgoed wegblijft, als er maar schoon geleverd wordt. Hoe sneller het wasgoed retour kan komen, hoe minder inzet nodig is.
Voorbeeld:
Er zijn 10 lakens per dag nodig op een afdeling. De lakens komen de derde dag na het in de was doen retour. Het is gebruikelijk reserve in te bouwen indien zich een calamiteit voordoet of om een feestdag te overbruggen.
Afdeling
Verbruik op een afdeling
Retour
retour
Maandag
10 lakens in de was*
Dinsdag
10 lakens in de was
Woensdag
10 lakens in de was
Donderdag
10 *lakens van maandag komen gewassen terug.
Vrijdag
10 lakens van dinsdag komen terug
Zaterdag
10 lakens van woensdag komen terug
Zondag
10 lakens van donderdag komen terug
Totaal
30 lakens
Calamiteiten
10 lakens
Aanschaf
40 lakens
In bovenstaand voorbeeld zou je met een aanschaf van 40 lakens een week kunnen overbruggen.
Bij uitbesteding aan een professionele wasserij zal er niet elke dag geleverd worden. De hoeveelheid textiel die nodig is voor bijvoorbeeld een week zal dan ook groter zijn. Er is immers altijd ook een deel bij de wasserij.
De voorraad die nodig is om een afdeling/ instelling draaiende te houden noemen we ook wel roulatievoorraad, insteek of werkvoorraad. De voorraad kan per textielsoort verschillen. Dit heeft te maken met het verbruik, verbruikseenheid per keer en de transportfrequentie.
2. Wie doet de kleding in de was?
De medewerkers op de afdelingen zorgen er voor dat de was juist gesorteerd wordt en klaarstaat om afgehaald te worden. Er worden afspraken gemaakt tussen de facilitaire dienstverlening en de zorgafdeling over hoe er gesorteerd wordt. Een voorbeeld is:
Rode waszakken voor besmet wasgoed.
Doorzichtige waszakken voor pgg-goed.
Blauwe waszakken voor platgoed.
Zo kan de transportafdeling deze was gescheiden houden en op de juiste plaats afleveren.
3. Wie haalt de kleding op en brengt de kleding terug?
De afdeling transport, meestal onderdeel van de logistieke afdeling, zorgt voor het transport van textiel. Meestal combineert deze afdeling het halen en brengen van wasgoed. Op de heenweg wordt schone was meegenomen en de vuile was gaat mee retour. Textiel wordt veelal in een rolcontainer of duobox getransporteerd.
Figuur 3.7 Rolcontainer of duobox.
Het voordeel van deze container is dat op de schappen gevouwen schoon wasgoed gelegd kan worden. Daarna kunnen de schappen ingeklapt worden, zodat vuil wasgoed daarin verzameld kan worden. Een efficiënte werkwijze.
4. Wie sorteert, wast en doet de afwerking?
Wederom een kwestie van afspraken maken. Het kan voordelig zijn om alleen het wassen uit te besteden aan een wasserij. Dat betekent dat intern alles gesorteerd en afgewerkt wordt.
Vraag 5 is al beantwoord in de vorige paragraaf (3.4).
2.6 Textielbeheer
Centraal bij het beheren van het textielgoed staat het altijd op het juiste moment op juiste voorraad hebben van de juiste textiel. Dat betekent dat er op een verantwoorde manier omgegaan moet worden met de aanschaf van textiel. Per wassoort vraagt dit een andere benadering. Om tot een goede keuze te komen bij de aanschaf moet er eerst kennis zijn van de grondstoffen, fabricagemethoden en mogelijk nabehandelingen (M. Schaatsbergen, 2008).
2.6.1 Inkoop textiel
De meeste textielproducten voor de facilitaire dienst moeten voldoen aan bepaalde eisen, beschreven in de NEN-norm 750. Deze norm gaat over doeken en beddengoed. Er worden eisen gesteld aan bijvoorbeeld breedte van de zomen, het aantal steken en lussen, de afmetingen en eisen t.a.v. krimp. De eisen aan doeken en beddengoed zijn dus genormaliseerd. Dit geldt ook voor handdoeken, droogdoeken en servetten.
Het invoeren van de NEN 750- norm zorgde ervoor dat er veel handelingen in de professionele wasserij geautomatiseerd konden worden.
Bij de aanschaf van textiel voor een instelling wordt verder gelet op:
Gebruikerscomfort
Duurzaamheid
Gedrag bij wassen, drogen, mangelen
Afmetingen
Prijs
Extra behandeling (antistatisch, brandwerend, krimpvrij, vuilwerend, waterdicht, rot-schimmelwerend, motwerend).
Opdracht 10.
2.6.2 Voorraad
Hoe groot de voorraad moet zijn hangt af van het verbruik, de transportfrequentie en de omloopduur. (zie voorbeeld lakens in 2.5). Zowel de wasserij als de instelling houdt een voorraad aan. Omdat voorraad geld kost wordt deze bij de klant zo minimaal mogelijk gehouden.
2.7 Inrichting van een wasserij
De inrichting van een wasserij wordt onder andere bepaald door het beschikbare budget en de beschikbare ruimte. Er dient ruimte te zijn voor sorteren, wassen, afwerken en opslag. Andere eisen die gesteld worden zijn:
Mogelijkheid om schoon en vuil te scheiden.
Aandacht voor vocht en warmte productie bij wassen en drogen.
Aandacht voor geluidsnormen.
Aanwezigheid van voldoende licht.
Werkhoogte apparatuur (ergonomische eisen).
Logische routing en plaatsing van apparatuur (gericht op ergonomie en veiligheid).
2.7.1 Apparaten en materialen
Textiel wordt eerst gewogen voordat het naar de wasserij gaat. Door ervaring en het gebruik van textiel met de NEN 750 norm weet men, zonder de textiel te tellen, hoeveel textielstukken er bij een bepaald gewicht horen. Hierdoor is het eenvoudiger om de kosten te bepalen.
Een wasserij gebruikt professionele apparatuur.
Wasstraten: hier gaat bijvoorbeeld 50 kilo was per keer in. Deze 50 kilo legt een route af door de wasstraat. Na de voorwas gaat de was automatisch door naar de volgende “kamer” waar de hoofdwas plaatsvindt. Nu kan er opnieuw 50 kilo in de eerste “kamer” achteraan. In elke “kamer” van de wasstraat is dan 50 kilo was aanwezig.
Figuur 3.8. Plaatsing van een wasstraat bij wasserij. Bron: Textielverzorging G. van der Kleij & Zn. Bv
Mangels: een mangel is een strijkmachine, geschikt voor platgoed. Het platgoed wordt op de hete rol gelegd en komt er gestreken weer af. Temperatuur en vochtigheid worden ingesteld voor een maximaal resultaat. In wasserijen zijn vaak vouw- en stapelmachines geïntegreerd in de mangel, zodat er mooie pakketjes schone lakens uitrollen.
Figuur 3.9 Mangel.
Hotbox: een hotbox is een droogapparaat voor kleding. Kleding wordt nat aan een kleerhanger gehangen en op de band van de hotbox gehangen. Het kledingstuk komt er vervolgens glad en droog uit en hoeft niet meer gestreken te worden.
Figuur 3.10 Hotbox
Diverse strijk- en vouwhulpen
Een strijkpop werkt als volgt: de 'pop' krijgt een overhemd aan. De pop blaast zich vol hete lucht en doordat het overhemd nu strak staat en er hete lucht onder geblazen wordt, gaat de kreuk er uit.
Een broekenpers werkt hetzelfde als de strijkpop, maar is speciaal voor het persen van broeken.
Figuur 3.11. Strijkpop en broekenpers
Opdracht 11.
2.8 Kwaliteitszorg: Arbo, hygiëne en kwaliteit
Er wordt veel aandacht besteed aan ergonomische aspecten in een wasserij. Het werken met de diverse apparatuur mag niet belastend zijn voor de medewerkers. Wasmachines en drogers worden op stahoogte geplaatst, wasmanden hebben wielen en een verende bodem. Waszakken mogen niet te zwaar zijn, medewerkers wisselen staand en zittend werk af. Er zijn strijkstoelen en er wordt veel gewerkt met lopende banden. Vooral afwisseling van de werkzaamheden is van belang en draagt bij aan de ergonomie. De arbeidsomstandigheden dienen goed te zijn denk aan licht en lucht. Voor de transportafdeling geldt dat zoveel mogelijk het duwen en trekken aan rolcontainers vermeden moet worden. Vaak wordt gebruik gemaakt van een elektrokar. Rolcontainers kunnen daar achter gekoppeld worden.
Figuur 3.12 Voorbeeld van een elektrokar
Net als bij schoonmaak en onderhoud zijn er ook hygiëne maatregelen van toepassing op textielbeheer. Afspraak is dat instellingen in de sectoren van zorg en welzijn alleen zaken doen met gecertificeerde wasserijen. De stichting Certex (certificatie textielverzorging) geeft certificaten uit aan wasserijen die zich aan de ISO 9002 norm houden met daarbij enkele toevoegingen vanuit Certex. Het gaat om de totale kwaliteit van de wasserij: financiële-, arbotechnische-, hygiënische-, organisatorische en milieueisen. Een wasserij krijgt het certificaat alleen wanneer de totale kwaliteit in orde is. Regelmatig voert de Certex een audit uit naar de kwaliteit.
Een belangrijke hygiëneregel in een wasserij of instelling is het voorkomen van kruisbesmetting. Onderstaande maatregelen helpen kruisbesmetting in een wasserij te voorkomen:
Rolcontainers met schoon wasgoed zijn tijdens het transport voorzien van een beschermende hoes.
Besmet wasgoed wordt in aparte waszakken verzameld.
Karren worden schoongemaakt na vervoer van vuile was.
Een wasserij heeft een schone en vuile kant.
Schoon goed en vuile was mogen niet naast elkaar getransporteerd worden tenzij er een scheiding is aangebracht.
2.9 Controle
Kwaliteitscontrole in wasserijen worden door verschillende instanties gedaan. In het onderstaande schema enkele voorbeelden.
De wasserij zelf
Visuele controle op gaten, vlekken, scheuren.
Hygiëne monsters (petrischaaltjes)
TNO: instituut voor reinigingstechnieken voor de controle op reinigingskwaliteit.
Hardheid water, belading machines, tijdzones, dosering middelen, was en spoelproces, temperatuur, waterverbruik en waterpeil.
Arbeidsinspectie; navolging arbowet
Werkomstandigheden en ergonomie
De stichting certex; certificering textiel
Gebaseerd op iso 9001, speciaal voor textielverzorgingsbedrijven voor ziekenhuizen.
*hygiënische controle op herbesmetting.
*controle op uiterlijk en productkwaliteit.
*kwaliteit productiemiddelen.
*eisen wasproces.
*transport, verpakking en aanlevering.
*speciale eisen voor operatie kamer goed en persoonsgebonden goed.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement Lessenserie Facilitaire Dienstverlening HAN - Deel 2. Textielbeheer is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Marcel Caerteling
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-05-25 12:56:26
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Voor deze lessenserie heb ik gebruik gemaakt van de reader Facilitaire Dienstverlening, ontwikkeld door de gezamenlijke lerarenopleidingen Gezondheidszorg en Welzijn (GzW) in het kader van het project 10 voor de Leraar. Samengesteld door: José Akkermans Nicolien van Halem Jacqueline Heerooms Lies Kuperus Annemiek van Lith Cora Verhoeff Jaar van uitgave: 2014
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Lessenserie Facilitaire Dienstverlening HAN - Deel 2. Textielbeheer
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Toets textiel en linnenbeheer
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.