Het arrangement Sociale kwestie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
- Auteur
- Laatst gewijzigd
- 2025-08-21 13:17:34
- Licentie
-
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
- het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
- het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
- voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
- Toelichting
- De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
- Leerinhoud en doelen
- Geschiedenis;
- Eindgebruiker
- leerling/student
- Moeilijkheidsgraad
- gemiddeld


De industriële revolutie betekende een ingrijpende verandering voor het dagelijks leven van mensen. Voor 1800 leefde een ruime meerderheid van de mensen op het platteland of hadden ze een beroep in een klein ambachtelijk bedrijf. Door de industriële revolutie kwam daar in snel tempo verandering in. Sindsdien verhuisden mensen in groten getale naar de steden, op zoek naar een beter leven.
In Engeland, het eerste land waar de industriële revolutie zich voltrok, werden vanaf het einde van de 18e eeuw in snel tempo fabrieken uit de grond gestampt. Op het platteland was de bevolking intussen sterk gegroeid als gevolg van een betere voedselproductie. Deze groeiende bevolking verarmde omdat de werkgelegenheid in de landbouw door allerlei technische vernieuwingen juist afnam. Daarom verhuisden mensen massaal van het arme platteland naar de grote steden om daar werk te zoeken in de fabrieken. Londen, de hoofdstad van Engeland, groeide uit tot een stad van ongekende omvang: 6,5 miljoen inwoners. De meeste nieuwkomers leidden een onvoorstelbaar armoedig bestaan.
Sociale wetgeving bestond voor 1870 nog niet. De staat had een zeer beperkte rol als het ging om het welzijn van haar burgers. Nederland was een nachtwakersstaat wiens taken niet verder ging dan het waarborgen van veiligheid en de handhaving van de rechtsorde. In geval van werkloosheid, invaliditeit of ouderdom stopten de inkomsten en sprong de overheid niet bij. Uitkeringen bestonden niet en armen waren afhankelijk van hulp van familie of de zorg van de kerkelijke liefdadigheid en particuliere armenzorg.
Door het zware leven en de geringe hoop op verbetering zochten arbeiders naar middelen om de werkelijkheid te ontvluchten. Alcoholisme was een belangrijk sociaal probleem in de krottenwijken.
Voor conservatieven (adel, grootgrondbezitters) en conservatief-liberalen (gegoede burgerij) was de sociale kwestie een voortzetting van het aloude armoedeprobleem. Armoede werd gezien als een ‘gebrek aan zedelijkheid’, een probleem voor de armenzorg of de Kerk. Volgens de traditionele politieke visie was ingrijpen in het armoedeprobleem geen taak van de overheid.
Afbeelding: Na eindeloze debatten in de Tweede Kamer was een meerderheid het er over eens: de positie van kinderen moest worden beschermd. Resultaat was het Kinderwetje van Van Houten dat in 1874 van kracht werd. Het werd fabrikanten verboden om kinderen jonger dan 12 jaar in dienst te nemen. Veel verbetering bracht deze wet nog niet nog niet want controle ontbrak en kinderen waren nog niet verplicht om naar school te gaan. Symbolisch was de wet echter van grote waarde.
Van oorsprong waren arbeiders gezagsgetrouw en niet geneigd tot verzet. De verbeteringen van hun werk- en leefomstandigheden kwamen echter zeer langzaam op gang. Onder andere onder invloed van de ideeën van Karl Marx (1818-1883) organiseerden arbeiders zich in vakbonden en politieke partijen. De eerste socialistische partij in Nederland was de Sociaal - Democratische Bond (SDB,1881) onder leiding van Ferdinand Domela Nieuwenhuis.
Vanuit de ellendige omstandigheden was verzet van arbeiders tegen het bestaande gezag waar ook de kerk deel van uitmaakte, niet denkbeeldig. Na 1870 brak het tijdperk aan van de arbeidersemancipatie. Arbeiders gingen zich organiseren en het socialisme en communisme waren in opkomst.