De steden waren niet berekend op een toestroom van grote aantallen nieuwkomers. Het woningaanbod was klein en daarom waren de prijzen erg hoog. Een groot deel van het lage inkomen ging op aan de huur van een schamele kamer of deel van een woning. De meeste arbeidersgezinnen leefden in zeer slechte omstandigheden: opeengepakt in kleine, donkere en tochtige woningen en kamers.
Enkele grote steden hadden nog te maken met beperkte uitbreidingsmogelijkheden vanwege omsluiting door de vestingmuren. Dat was het geval in Maastricht, waar elk huis rond 1870 gemiddeld 11,4 bewoners had. De hygiƫne was slecht, water kwam uit een enkele openbare waterpomp en het vuil stapelde zich op in de huizen en de straten. Het eenzijdige voedsel en het afmattende werk veroorzaakten uitputting, een slechte lichamelijke conditie en bevattelijkheid voor ziekten.
Er bestonden nog geen wetten die mensen konden beschermen tegen werkloosheid, armoe of ziekte.