Vanaf het midden van de 19e eeuw brak ook in Nederland de industriƫle revolutie door. De opkomende industrialisering was in eerste instantie gericht op de bestaande grote steden. Dat waren de traditionele knooppunten van handel en bedrijvigheid en bovendien was daar een groot potentieel aan arbeidskrachten.
Ook ontstonden er nieuwe verstedelijkte gebieden rond Enschede en Tilburg waar de textielindustrie tot bloei kwam. De grote werkloosheid en bittere armoede op het platteland dreef de mensen naar de steden. De fabrieken boden immers voldoende werkgelegenheid.
Door het grote reservoir aan arbeidskrachten en het gebrek aan wettelijke bescherming bleven de lonen uiterst laag. Kinderen werkten mee want elke stuiver telde. Ondernemers hechtten aanvankelijk weinig belang aan verbetering van de leefomstandigheden van hun arbeiders.