Van oorsprong waren arbeiders gezagsgetrouw en niet geneigd tot verzet. De verbeteringen van hun werk- en leefomstandigheden kwamen echter zeer langzaam op gang. Onder andere onder invloed van de ideeën van Karl Marx (1818-1883) organiseerden arbeiders zich in vakbonden en politieke partijen. De eerste socialistische partij in Nederland was de Sociaal - Democratische Bond (SDB,1881) onder leiding van Ferdinand Domela Nieuwenhuis.
Socialisten zagen de sociale kwestie in de eerste plaats als een gevolg van de onrechtvaardige verdeling van rijkdom en de rechteloze positie van de arbeidersklasse. Het was volgens socialisten hoog tijd om het heft in eigen handen te nemen en dat arbeiders zelf hun lot verbeterden.
Afbeelding boven: Bernard Heldt was de eerste ‘arbeider’ die in 1885 werd gekozen in de Tweede Kamer. Vlak voor zijn beëdiging heerste er een zenuwachtige stemming in de Tweede Kamer. Nu zou er dan eindelijk een echte arbeider binnen komen. Sommigen dachten dat een woeste kerel met rode vlag zou binnenstormen 'maar er verscheen een eenvoudige burgerman’ zoals een observator op de publieke tribune optekende.
Afbeelding onder: Spotprent over de verdeeldheid van linkse partijen: een debat tussen SDAP-ers en anarchisten.