Uitgaven van het gezin van een sigarenmaker en een schoonmaakster uit Amsterdam in 1886. Gezinssamenstelling: man, vrouw en vier dochtertjes van dertien, acht, zes en twee jaar.
Het loon dat een gezin ontving voor hard werken in fabrieken was in gunstige tijden net genoeg voor de meest basale aankopen. Zonder ondersteuning van de particuliere armenzorg redde dit gezin het echter niet.
Het gezin ontvangt in de winter, wanneer de inkomsten tot ver beneden het aangegeven bedrag dalen, ondersteuning van ‘particuliere zijde’ tot een bedrag van f 2,50 *.
Loon
De man (sigarenmaker) verdient gemiddeld f 5 à f 7, de vrouw (schoonmaakster) f 2,40 à f 3.
Het gezinsinkomen bedraagt over de periode maart - oktober (waarover de budgetopgaven zijn) f 7,40 à f 10 per week. Kennelijk wordt uit het ondersteuningsbedrag ook iets voor kleding en schoeisel gereserveerd: in de acht maanden waarover dit budget is bijgehouden, werd geen cent voor kleding of schoeisel uitgegeven (trouwens ook niet voor boter, suiker, scheren, bier of tabak, die toch op bijna alle budgets een — bescheiden — plaats innemen.
*f = gulden