Het arrangement Zelfvoorzienende agrarische cultuur is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
- Auteur
- Laatst gewijzigd
- 2025-08-21 13:07:35
- Licentie
-
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
- het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
- het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
- voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
- Toelichting
- De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
- Leerinhoud en doelen
- Geschiedenis;
- Eindgebruiker
- leerling/student
- Moeilijkheidsgraad
- gemiddeld
Het einde van het Romeinse rijk in West-Europa had ingrijpende gevolgen. De Romeinse infrastructuur van wegen en bruggen die snelle verbindingen mogelijk maakte, verloor aan betekenis. Gebieden raakten geïsoleerd en reizen werd een hachelijke onderneming met de talloze gewapende bendes die de dienst uitmaakten. De hoogstaande agrarisch-urbane cultuur van de Romeinen maakte plaats voor de primitieve zelfvoorzienende agrarische cultuur van de Middeleeuwen. Zo tekende zich omstreeks het jaar 500 een nieuw productie- en consumptiesysteem af. De handel kwam zowat stil te liggen en de rol van de snel in verval tredende steden was voorlopig uitgespeeld.
Het einde van de agrarisch-urbane samenleving
Vroonland en hoeveland
De economie van de Middeleeuwen draaide om het bezit van grond. De koning of keizer stond aan de top van de hiërarchie en beleende zijn grond als leenheer aan leenmannen. Deze leenmannen zwoeren bij de aanvaarding dat zij hun leen in naam van de koning of keizer goed zouden besturen. Een leenman was van adel, wat inhield dat hij een hoge functie had in het leger. Zij voerden titels als hertog, graaf of ridder maar kwamen ook voort uit de kerkelijke hiërarchie zoals bisschoppen. Als grootgrondbezitters beheerden zij in naam van de koning een landgoed. Op grond die werd uitgeleend aan een kloosterorde, was het klooster de centrale plek van waaruit het domein of landgoed werd bestuurd.
Naast de horigen waren er ook vrije boeren. Bij die status hoorden specifieke plichten en rechten. Vrije boeren die een stuk land van de leenman pachtten, voldeden hun pacht meestal met een deel van de oogstopbrengst.
Het drieslagstelsel (zie afbeelding) was een verbetering van het tweeslagstelsel waarbij landbouwgrond in drieën werd opgedeeld. Het drieslagstelsel was een populaire landbouwmethode in de Middeleeuwen en werd actief door Karel de Grote gepropageerd. Op een stuk grond werd in het eerste jaar wintergraan (tarwe of rogge) verbouwd, het jaar erna zomergraan (gerst of haver) en het derde jaar lag de grond braak. Dit grondgebruik werd op alle drie stukken toegepast waardoor er meerdere oogsten mogelijk waren en er telkens een stuk grond braak lag. In daaropvolgende eeuwen werd de vruchtwisseling door een toename van het aantal gewassen en de toepassing van bemesting steeds ingewikkelder. De bemesting zorgde voor een betere bodem en meer opbrengst.
Horige boeren waren gebonden aan hun grond en behoorden in feite toe aan hun leenman. Dat wil niet zeggen dat zij rechteloos waren. De grond die zij gebruikten gaf hen bepaalde gebruiksrechten en bovendien had hun heer de formele plicht hen te beschermen tegen geweld.