Vroonland en hoeveland

Van agrarisch-urbane maatschappij naar landbouwsamenleving - 2

Vroonland en hoeveland
Een edelman kreeg land in leen van zijn koning of hogere edelman. Een edelman die op dergelijke wijze grond leende noemen we een leenman. Het land van een leenheer bestond uit twee delen: het vroonland en het hoeveland.

Het vroonland was het domein waarvandaan de leenman het domein of het landgoed bestuurde. Het vroonland bestond uit bouwland, weideland en onontgonnen gebieden zoals bossen en heidevelden.

De rest van een landgoed bestond uit het hoeveland. Daar woonden de horige boeren op kleine boerderijen met een kleine lap grond. De leenman ontving inkomsten uit de opbrengsten die het land opleverde. Boerengemeenschappen specialiseerden zich in landbouw- en veeteeltproducten. Daarnaast werkte een klein aantal leden van de gemeenschap in ambachten als smid, wever of leerbewerker. De productie in een boerengemeenschap was zelfvoorzienend. Praktisch alles wat er nodig was aan voedsel, kleding, gereedschap en andere gebruiksvoorwerpen werd binnen de gemeenschap voortgebracht. Overschotten die verhandeld konden worden, waren er nauwelijks.