Ontstaan islam

Inleiding - Ontstaan islam

De Ka’aba is het centrale heiligdom van de islam. Volgens de islamitische overlevering is de Ka'aba gebouwd door Adam en herbouwd door Abraham en Ismaël. Het heiligdom, een zwarte meteoriet, werd al ver voor het ontstaan van de islam door plaatselijke stammen aanbeden. Al voor de opkomst van de islam was Mekka een heilige plaats.

Mekka was een goede plek om te handelen omdat de religie geweld verbood en omdat er vele handelswegen samenkwamen. Het centrum van Mekka was vreedzaam en tolerant en vormde een vruchtbare voedingsbodem voor de opkomst van de islam.

De oorsprong van de islam - Schema

Bekijk het schema hieronder en lees over de oorsprong van de islam op de volgende pagina´s.

Standenmaatschappij

Rond het eind van de zevende eeuw in het gebied waar nu de landen Saudi-Arabië, Irak, Jemen en Oman zich bevinden, leefden verschillende Arabische stammen die elkaar naar het leven stonden. De loyaliteit aan de eigen stam en de vijandschap ten opzichte van andere stammen was groot. Het alledaagse bestaan was hard en gericht op overleven. Het gebrek aan voldoende vruchtbare grond maakte het leven nog moeilijker.

In barre omstandigheden is een hecht verband tussen de leden van een stam noodzakelijk om te overleven. Elke stam had zijn eigen vormen van wetgeving die meestal was gebaseerd op het principe oog om oog, tand om tand.

Handelskaravaan

Mekka

Mekka als handelscentrum
Mekka was een goede handelsplek omdat de religie voorschreef dat op de heilige plaats van de Ka’aba geen geweld mocht plaatsvinden.

De Ka’aba was een zwarte meteorietensteen die door alle stammen werd aanbeden. Het centrum van Mekka was daarom vreedzaam en tolerant.

Mohammed

Mohammed, de grondlegger van de islam, kwam voort uit een stam die handel dreef in en rond Mekka. Mohammed werd al op zijn zesde jaar wees en opgevoed door familieleden. In zijn jonge jaren was hij schaapherder, maar ruilde dat beroep in voor een succesvol bestaan als koopman.

In Mekka kwam Mohammed in aanraking met tal van godsdiensten en op zijn reizen ontmoette hij christenen en joden. In zijn 25e levensjaar trouwde hij met een vijftien jaar oudere rijke weduwe. Mohammed had als rijke koopman voldoende tijd om over andere zaken van het leven na te denken. Hij werd gegrepen door de sociale ongelijkheid en het onrecht om hem heen.

De profeet onderwijst

Politieke en religieuze crisis

Politiek
Mekka groeide in een eeuw tijd uit tot een zeer welvarende stad met een rijke elite die geld en materiële goederen voorop stelden. De strijd tussen de verschillende stammen werd intussen alleen maar heviger. Mohammed zag dit alles met lede ogen aan.

Mohammed dacht veelvuldig na over de situatie in zijn streek. Hij maakte zich zorgen over de sociaal onbewogen rijke elite die geen rekening hield met de armen en zwakkeren in de samenleving.

 

 

Religieus
Mohammed was door zijn beroep al vaak in contact gekomen met joden en christenen die één God aanbaden en geleid waren door een profeet. Mohammed raakte ervan overtuigd dat de komst van een profeet de problemen van de Arabische stammen zou oplossen.

 

 

Mohammeds visioen

Volgens de overlevering trok Mohammed zich in 610 tijdens de ramadan terug in een grot waar hij een visioen kreeg van een engel. Deze zou de volgende woorden tot hem hebben gericht: ‘Draag voor’ (Ikra). Mohammed antwoordde: ‘Ik ben geen voordrager!’. De engel hield vol en herhaalde: ‘Draag voor (Ikra)!’ Na enkele malen merkte Mohammed dat de woorden die uit zijn mond rolden, woorden uit het heilige schrift waren. Vanaf dit moment was Mohammed wanhopig, radeloos en onzeker wat hij met deze ervaring moest doen. In een poging zich van de berg af te werpen kreeg hij nogmaals een visioen, ditmaal van de aartsengel Gabriel. Een stem uit de hemel zei: ‘Mohammed!, Gij zijt de gezant van God en ik ben Gabriel’.

Het werd Mohammed uiteindelijk duidelijk dat hij was aangewezen om Gods boodschap te verspreiden onder het Arabische volk. In de jaren die volgden tekende hij met hulp van geleerden Gods boodschap op in de koran. De boodschap van de koran is: Allah (Arabisch woord voor God) is de enige en almachtige God. Hij heeft de mens geschapen en hem goede zaken zoals voedsel en kleding gegeven. Ook heeft Allah regels vastgelegd die dienen als richtsnoer voor het menselijk handelen (Sharia). In ruil daarvoor vraagt hij van de mens dankbaarheid in de vorm van het gebed, ofwel de Salat en de zorg voor armen. Samen vormt dit de islam, ofwel ‘overgave aan Allah’.

De koran wordt door de moslims gezien als het rechtstreekse woord van God en de eerste bron van de islam.

Oprichting van de Oemma

Naast zijn literaire arbeid voor de koran, was Mohammed ook bezig met de sociale en politieke problemen in zijn streek. De traditionele vijandigheden tussen de verschillende Arabische stammen probeerde hij te elimineren door instelling van de Oemma, ofwel de wereldwijde gemeenschap van moslims.

Het bevorderen van eenheid d.m.v. de Oemma hield onder meer in dat moslims elkaar zouden bijstaan in geval van conflicten met niet-moslims.

Van Mekka naar Medina (Hidjra): begin jaartelling

Het begin van jaartelling van de islam
De jaartelling in de islam begint bij het jaar van de Hidjra of emigratie naar Medina. De rijke stammen in Mekka zagen de opkomst van de islam als een ongunstige ontwikkeling voor hun handel en voor de aantrekkingskracht van de stad. Mohammed werd niet gewaardeerd en trok daarom in het jaar 622 met zijn volgelingen naar Medina: de Hidjra (migratie). In Medina was een stammenstrijd gaande. Niet-moslims in en om die stad waren bereid zich te bekeren tot de islam als daarmee de stammentwisten werden opgelost. De bereidheid van deze stammen zich te bekeren tot een monotheïstisch geloof is mogelijk te verklaren door de invloed van joodse stammen in de omgeving. Medina is voor moslims naast Mekka en Jeruzalem een heilige stad en een belangrijk bedevaartsoord.

Verovering van Mekka
Mohammed besloot na vestiging van zijn macht in Medina tot een jihad (heilige oorlog) tegen de machthebbers in Mekka. Door middel van bondgenootschappen met stammen in de omgeving van Mekka verzwakte hij de positie van de stad. Na jarenlange strijd gaven de Mekkanen zich over. Mohammed verwijderde alle afgodsbeelden en de Ka’ba werd het centraal heiligdom van de islam.

Naast voorschriften uit de Koran die gelovigen aanspoorde om te werken aan een rechtvaardige en eerlijke samenleving bood de islam een zeer strijdbare theologie die zolang de onderlinge solidariteit stand hield, kon uitgroeien tot een politieke machtsfactor van formaat.

Sjiieten en Soennieten

Na de dood van Mohammed in het jaar 632 ontstond er een politiek en religieus machtsvacuüm. Het was niet duidelijk wie de profeet kon opvolgen als leider van de moslims. Kandidaten waren zijn bloedverwanten en zijn meest trouwe dienaren.

Deze laatste groep, de kaliefen, vormden een machtige groep binnen de Oemma en zagen zichzelf als logische voortzetters van het gedachtegoed van Mohammed. De aanhangers van de kaliefen, ook wel soennieten genaamd, kwamen lijnrecht tegenover de aanhangers van erfopvolging te staan, ook wel sjiieten genaamd.

De soennieten kozen Aboe Bakr, Mohammed’s trouwste vriend, als leider van de Oemma.
De Sjiieten zagen Ali Talib, de neef van Mohammed, als logische opvolger.
Nadat eerst vier gekozen kaliefen de macht in handen kregen was het de beurt aan neef Ali. Voor de Sjiieten was de bloedband van Ali met Mohammed van cruciaal belang. Alleen de leden van Mohammed’s familie konden naar hun overtuiging dragers zijn van waarachtige goddelijke kennis. Zij waren dus bij uitstek geschikt om leiding te geven aan de Oemma. De tevredenheid over het feit dat Ali inderdaad werd gekozen sloeg om in ontzetting toen Ali werd vermoord. Het leiderschap kwam opnieuw in handen van de zogenaamde ‘Omajjaden-clan’. De broederstrijd tussen de eerste generaties moslims, tussen soennieten en sjiieten, duurt voort tot op de dag van vandaag.

Positie kaliefen en imams

Positie van de kaliefen
Ali, de neef van Mohammed werd vermoord door Muawiyah, de stichter van de Omajjaden-dynastie. Muawiyah werd kalief en kreeg daarmee de machtige positie van de Omajjaden-clan. Deze clan behoorden tot de rijke Mekkaanse elite die machtige posities in de stad bekleedde. De kaliefen zagen in de afstammelingen van Ali en de leiders (imams) hun natuurlijke vijanden. De sjiitische interpretatie van de islam zagen zij als afvallig en daarom verklaarden zij hen tot vijanden van de staat. De moord op Ali en de claim van de Omajjaden-dynastie op het kaliefschap betekende naast religieus leiderschap een politieke machtsgreep van de soennieten.

Positie van de imams
De sjiieten kozen religieuze leiders ofwel imams (vertaling: gids). Deze werden gezien als onfeilbaar aangezien zij directe afstammelingen waren van Ali. Het woord imam is in de loop van de tijd vooral bekend geworden in de Soennitische betekenis, die van gebedsvoorganger in de moskee. Voor de sjiieten betekent de imam de geestelijk leider van de gehele moslimgemeenschap, die beschikt over de waarachtige kennis.

Uitbreiding van de islam in de 7e en 8e eeuw

Legenda

Islam onder Mohammed en Aboe Bakr (622-634)

Islam onder eerste kaliefen (634-656)

Islam onder Omajjaden-dynastie (634-656)

 

Mohammed (622-632)

In de periode dat Mohammed nog leeft breidt de islam zich vanuit de plekken Mekka en Medina. Tijdens Mohammeds leiderschap werd het grootste deel van het Arabisch Schiereiland vrij snel onder islamitisch bestuur gebracht. Mohammed wist de verschillende stammen door militaire campagnes bij elkaar te brengen. Hij trad daadkrachtig op en dit trok veel Arabieren aan.

Door zijn beloften van redding voor hen die stierven tijdens de strijd voor de islam, kreeg hij mensen achter zich. Door overvallen op karavanen in de vroege jaren van de islam en daarna oorlogen op volle schaal, was er een aantrekkelijk vooruitzicht op rijke buit voor hen die succesvol waren in de strijd. Binnen 20 jaar na de dood van Mohammed in 632 was de basis voor een islamitisch rijk al gelegd. Sommige wetenschappers wijten de snelle uitbreiding aan de verzwakking van zowel het Perzische als het Byzantijnse rijk. De verzwakte positie van beide grootmachten maakte het gemakkelijker voor de islam om militaire overwinningen te boeken.

Na de dood van Mohammed in 632 werd Aboe Bakr kalief en daarmee de opvolger van Mohammed. In de twee jaar tot zijn dood in 634 wist hij het gehele Arabisch Schiereiland te veroveren.

Islam onder de eerste kaliefen (634-656)

Omar ibn al-Khattab (634-644)
Omar ibn al-Khattab regeerde tien jaar (van 634 tot 644). In zijn leven veroverde hij zowel delen van het Byzantijnse Rijk als grote delen van Perziė. Hij veroverde de ook voor de islam heilige stad Jeruzalem. Ook het huidige Egypte en Syriė vielen betrekkelijk vlug in Arabische handen door de daar heersende onvrede met het Byzantijnse bestuur.

Uthman ibn Affan (644-656)
Deze kalief regeerde van 644 tot 656. Hij breidde het rijk tenslotte uit tot geheel Perziė en delen van Noord-Afrika. Ook veroverde hij Cyprus.

Ommajjaden Dynastie (661-750)

De periode daarna veroverde de Omajjaden-dynastie grote delen van Spanje. In de jaren van 661 tot 750 behoorde Spanje tot het Islamitische Rijk. Het Arabisch werd de officiële taal in het hele Islamitische Rijk. Er werden Arabische munten ingevoerd: gouden dinars, zilveren dirhams, voorzien van Koranverzen. Bijna 90 jaar (661-750) regeerden de Omayaden kaliefs vanuit hun hoofdstad Damascus. Zij regeerden het land meer dan wereldlijke vorsten, dan als godsdienstige leiders.

Het Midden-Oosten kende in deze periode een grote culturele bloei. Waar Europa na de val van het Romeinse Rijk in een diepe crisis kwam, met een dalende bevolking, invasies en opkomende armoede, kwamen steden als Alexandrië, Basra, Damascus en vooral Bagdad tot grote bloei. De bevolking van deze steden groeide en op gebieden als literatuur, architectuur, geneeskunde en wetenschap kwam de regio mijlenver voor te liggen op Europa. Arabische legers veroverden steeds meer gebieden in Noord-Afrika en Spanje. Ook voeren Arabische handelsschepen naar India, Indonesië en langs Oost-Afrika.

De vijf zuilen van de islam

1. Uitspreken van de geloofsbelijdenis (sjahadah)
Dit is een kort credo waarin het bestaan van de enige God wordt erkend en Mohammed wordt erkend als zijn profeet:
Er is geen godheid dan Allah en Mohammed is zijn boodschapper
اشهد ان لا اله الا الله, اشهد انّ محمّدا رسول الله
Deze geloofsbelijdenis wordt de sjahadah genoemd en wordt dagelijks door elke vrome moslim meermalen opgezegd.

2. Vijf maal per dag bidden (salat of salah)
Moslims worden geacht tenminste vijf maal per dag de rituele gebeden uit te voeren:

  • 's ochtends vroeg, voor zonsopgang;
  • tussen de middag;
  • tussen het tweede gebed en zonsondergang in;
  • in de vroege avond, tussen schemer en donker;
  • na de volledige zonsondergang.

3. Geven van aalmoezen (zakat of zakah)
Binnen de islam bestaat de overtuiging dat alle aardse zaken toebehoren aan God. Het woord zakat betekent zowel loutering als groei. Elke moslim berekent zijn of haar zakat persoonlijk. In de meeste gevallen betekent dit een jaarlijkse donatie van twee en een half procent van het gespaarde privékapitaal. Deze aalmoes kan gebruikt worden om armen bij te staan maar ook om een nieuwe moskee te financieren.

4. Vasten tijdens de ramadan (saum of siyam)
De ramadan is een jaarlijks terugkerende verplichte periode van vasten die voorschrijft dat er gedurende een groot deel van het etmaal niet wordt gegeten, gedronken en gerookt. Ook dient een moslim zich gedurende die uren te onthouden van seksuele gemeenschap. Het vasten is voorgeschreven in de Koran en geldt vanaf de dageraad tot de zonsondergang. Tijdens de nacht zijn deze beperkingen opgeheven.

5. De pelgrimstocht naar Mekka (hadj, hajj of haj)
Elke moslim wordt geacht tenminste eenmaal in zijn leven een pelgrimstocht te maken naar de heiligste stad Mekka in Saoedi-Arabië. Deze moet plaatsvinden tijdens de twaalfde maand van de islamitische kalender. De pelgrims dragen speciale, eenvoudige kleding. Zo valt het onderscheid in rangen en standen weg, is de gedachte.

  • Het arrangement Ontstaan islam is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-05-20 09:44:03
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
    Leerinhoud en doelen
    Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld