Positie van de kaliefen
Ali, de neef van Mohammed werd vermoord door Muawiyah, de stichter van de Omajjaden-dynastie. Muawiyah werd kalief en kreeg daarmee de machtige positie van de Omajjaden-clan. Deze clan behoorden tot de rijke Mekkaanse elite die machtige posities in de stad bekleedde. De kaliefen zagen in de afstammelingen van Ali en de leiders (imams) hun natuurlijke vijanden. De sjiitische interpretatie van de islam zagen zij als afvallig en daarom verklaarden zij hen tot vijanden van de staat. De moord op Ali en de claim van de Omajjaden-dynastie op het kaliefschap betekende naast religieus leiderschap een politieke machtsgreep van de soennieten.
Positie van de imams
De sjiieten kozen religieuze leiders ofwel imams (vertaling: gids). Deze werden gezien als onfeilbaar aangezien zij directe afstammelingen waren van Ali. Het woord imam is in de loop van de tijd vooral bekend geworden in de Soennitische betekenis, die van gebedsvoorganger in de moskee. Voor de sjiieten betekent de imam de geestelijk leider van de gehele moslimgemeenschap, die beschikt over de waarachtige kennis.