Inleiding - De groei van het Romeinse imperium
Bekijk de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur, de Griekse invloed op de Romeinse cultuur en de romanisering.
Het Romeinse Rijk
Rome ontstond aan een doorwaadbare plaats in de Tiber.
Daar konden Grieken uit het zuiden en Etrusken uit het noorden de rivier oversteken. In de streek rondom Rome woonden – in de streek Latium - de Latijnen.
Rond 600 ontwikkelde de nederzetting die hier al eeuwen was zich tot een stad.
264 v. Chr.
Rome leverde regelmatig strijd met de stammen die zich in hun omgeving bevonden, onder meer om de schaarse landbouwgrond te bemachtigen en om de handel te kunnen beheersen. De Romeinen kwamen steeds als sterkste uit de strijd.
De overwonnen gebieden werden niet zomaar toegevoegd aan Romeins grondgebied. De Romeinen sloten meestal een bondgenootschap. De bondgenoten kregen ieder net weer andere burgerrechten en privileges (verdeel en heers), maar allemaal moesten ze trouw beloven aan Rome en soldaten leveren voor een volgende oorlog.
Langzaam maar zeker kwam zo heel het huidige Italië in de macht van de Romeinen.
218 v. Chr.
Rome was inmiddels uitgegroeid tot een ‘regionale grootmacht’. Dat moest wel leiden tot een botsing met de grootmacht aan de andere kant van de Middellandse Zee: Carthago in het huidige Tunesië, de basis van de Phoeniciërs (in het Latijn Puniërs, vandaar Punische oorlogen). Carthago had onder meer de Spaanse Middellandse Zeekust in handen en beheerste de handel over zee.
133 v. Chr.
Toen de Carthagers waren verslagen zagen de Romeinen kans vrijwel heel Spanje onder controle te krijgen.
Aan de andere kant van het Middellandse Zeegebied riepen de Grieken de hulp van Rome in tegen de Macedonische overheersing. Dat resulteerde er op termijn in dat ook de Griekse steden onder Romeins bestuur kwamen.
44 v. Chr.
Deze fase van de uitbreiding van het Romeinse rijk is vooral te danken aan Julius Caesar (100-44). Beroemd is met name zijn zevenjarige oorlog tegen de Galliėrs.
Inmiddels werden nieuw veroverde gebieden buiten het huidige Italië als provincies aan het Romeinse territorium toegevoegd. Een provincie stond onder bestuur van een gouverneur uit Rome.
14 na Chr.
Octavianus Augustus beslechtte de strijd om de opvolging van Caesar in zijn voordeel en werd Keizer Augustus. Onder zijn bewind (27 vC – 14 nC) ontstond de Pax Romana, de ‘Romeinse vrede’.
90 na Chr.
De keizers, opvolgers van Augustus, zorgden voor de laatste uitbreidingen van het Rijk. Zo werden onder keizer Claudius Engeland en Wales veroverd.
115-117 na Chr.
Onder keizer Traianus bereikte het Imperium Romanum zijn grootste omvang.
Griekse invloed
Griekenland heeft na zijn nederlagen
de onbeschaafde overwinnaar nog verslagen
en Latium, zo boers en ongecultiveerd,
de kunsten en beschaving aangeleerd.
Met deze dichtregels gaf de Romeinse dichter Horatius, een tijdgenoot van keizer Augustus, de verhouding tussen Grieken en Romeinen mooi weer: in politiek en militair opzicht waren de Romeinen de baas, maar op cultureel gebied oefende de Grieken een diepgaande invloed uit op de Romeinse samenleving.
Vanaf de eerste kennismaking, toen Rome nog slechts een regionale grootmacht in Italië was, waren de Romeinen onder de indruk van de Griekse cultuur. En naarmate ze meer met de Grieken in contact kwamen – door de verovering van Zuid-Italië en later Griekenland zelf – werden ze meer en meer beïnvloed. Griekse artsen, leraren en kunstenaars werden naar Rome gehaald. Griekse beelden werden gekopieerd. Griekse literaire werken dienden als inspiratiebron voor Romeinse schrijvers. De denkbeelden van de Stoa en het Epicurisme werden populair onder de Romeinen. Zo ontstond de cultuur die we met een terecht verbindingsstreepje aanduiden als Grieks-Romeins.
Romanisering
De Romeinen hebben consequent een politiek van romanisering gevolgd: ze hebben de overwonnen bevolking als het ware ‘verromeinst’; geïntegreerd in de Romeinse samenleving zouden we nu zeggen. De bestuurslaag van de overwonnen volken bleef veelal in functie, ze kwam alleen onder de Romeinse ‘rijksoverheid’ te vallen. De lokale elite paste zich daarom al snel aan, verwierf het burgerrecht en gebruikte Latijn als voertaal.
Ook het leger verspreidde de Romeinse manier van doen. Provincies leverden hulptroepen om de Romeinse legioenen (van burgers) bij te staan. Veteranen van deze hulptroepen kregen als beloning voor hun dienst het burgerrecht. Dat gold ook voor hun vrouwen en kinderen. Zo werden veel provinciebewoners Romeins burger.
Het wegennet, primair bedoeld om het leger gemakkelijk van de ene naar de andere kant van het rijk te transporteren, vormde ook een enorme impuls voor het handelsverkeer. Latijn werd het Engels van de klassieke wereld. Overal werd hetzelfde Romeinse recht gesproken.