De Romeinen hebben consequent een politiek van romanisering gevolgd: ze hebben de overwonnen bevolking als het ware ‘verromeinst’; geïntegreerd in de Romeinse samenleving zouden we nu zeggen. De bestuurslaag van de overwonnen volken bleef veelal in functie, ze kwam alleen onder de Romeinse ‘rijksoverheid’ te vallen. De lokale elite paste zich daarom al snel aan, verwierf het burgerrecht en gebruikte Latijn als voertaal.
Ook het leger verspreidde de Romeinse manier van doen. Provincies leverden hulptroepen om de Romeinse legioenen (van burgers) bij te staan. Veteranen van deze hulptroepen kregen als beloning voor hun dienst het burgerrecht. Dat gold ook voor hun vrouwen en kinderen. Zo werden veel provinciebewoners Romeins burger.
Het wegennet, primair bedoeld om het leger gemakkelijk van de ene naar de andere kant van het rijk te transporteren, vormde ook een enorme impuls voor het handelsverkeer. Latijn werd het Engels van de klassieke wereld. Overal werd hetzelfde Romeinse recht gesproken.