AOC Oost Burgerschap: Sociaal en Maatschappelijk

AOC Oost Burgerschap: Sociaal en Maatschappelijk

Sociaal en Maatschappelijk Arie

Hoe werkt dit arrangement?


Beschrijving arrangement

  • klik op het bruine blokje waarin de titel van het onderwerp staat. Je krijgt aan de hand van de tekst en bijbehorende filmpje(s) een introductie op het onderwerp dat behandeld gaat worden.
    - Lezen/kijken/discussiëren en begrijpen.

     
  • Vervolgens klik je op het blokje "Informatie" Daarin staat de informatie met bijbehorende links die je nodig hebt voor het maken van de eerstvolgende opdracht.
    - Lezen en begrijpen.

     
  • Vervolgens klik je op het blok met de opdrachten.
    - Maken - reproduceren en reflectie

     
  • Alle antwoorden verzamel je in een digitaal portfolio. Gebruik hiervoor het programma WORD.

Verantwoording

Loopbaan en Burgerschap in het mbo:

Het wettelijke document "Loopbaan en Burgerschap in het mbo" bepaalt dat de volgende dimensies worden behandeld tijdens de mbo-opleiding:
- de politiek-juridische dimensie
- de economische dimensie
- de sociaal-maatschappelijke dimensie

- de dimensie van het vitaal burgerschap
- de dimensie van wereldburgerschap


Portfolio:
In dit arrangement behandelen we de sociaal maatschappelijke dimensie. Met de opdrachten uit dit arrangement vul je een portfolio. Dit portfolio lever je digitaal of schriftelijk in bij je coach of je docent burgerschap.
De opleiding bepaalt het aantal contacturen die beschikbaar zijn voor deze dimensie. Een groot deel van de opdrachten kan ook in eigen tijd uitgevoerd worden.


Wanneer een toets?
Pas als je coach of de docent burgerschap het portfolio gecheckt heeft op volledigheid en de gemaakte opdrachten heeft goedgekeurd kan een afsluitende toets gemaakt worden.

Hoe maak je een portfolio?

Hoe maak je een portfolio?
De sociaal maatschappelijke dimensie bestaat uit 22 opdrachten en eventuele aanvullingen van de docent.

  1. Maak een map aan op de laptop of usb-stick met de titel: Sociaal en Maatschappelijk.
  2. Gebruik de link onder aan deze pagina en sla deze op onder map Burgerschap Sociaal Maatschappelijk
  3. Soms moet je een printscreen maken, deze moet je ook toevoegen aan je portfolio
  4. Wanneer alle opdrachten gemaakt zijn is het portfolio klaar
  5. Dit portfolio lever in, volgens de onderstaande eisen.
  6. Inleveren via de ELO

Portfolio eisen:
Gebruik een voorpagina met daarop je naam, naam van de coach en de titel "Sociaal en Maatschappelijk. De volgende portfolio opdrachten moeten uitgevoerd zijn en opgenomen in het portfolio tenzij de docent het anders aangeeft:


1. Voorpagina
2. Inhoudsopgave met paginanummering
3. Antwoorden van onderstaande opdrachten

H1. Introductie en opstart
- Opdracht 1: Waarden en Normen

- Opdracht 2: Omgangsregels
H2. Burgerschap
- Opdracht 3:
Burgerschap in Nederland
- Opdracht 4: Universele verklaring van de rechten van de mens
H3. Mijn eigen identiteit
- Opdracht 5: Mijn identiteit

- Opdracht 6: Collega's
H4. De samenleving

- Opdracht 7: Onze samenleving
- Opdracht 8: Bevolkingsgroepen
- Opdracht 9: Leefgewoonten
- Opdracht 10: Vergrijzing
H5. Veiligheid
- Opdracht 11: Veiligheid
- Opdracht 12: Misdaden
- Opdracht 13: Cybercrime
- Opdracht 14: Terrorisme
- Opdracht 15: Sociale veiligheid
H6. Vrijetijdsbesteding

- Opdracht 16: Lidmaatschappen
- Opdracht 17: Soorten organisaties
- Opdracht 18: Vrijwilligerswerk
H7. Communicatie en netwerken
- Opdracht 19: De media
- Opdracht 20: Netwerken werkt
- Opdracht 21: Social Media
- Opdracht 22: Lichaamstaal
H8. Wat doe jij er aan?
- Opdracht 23: Wat doe jij er aan?

Dit portfolio wordt gecontroleerd op volledigheid. Indien het portfolio volledig is mag je het onderdeel afronden met een digitale toets.

Start portfolio


Open het onderstaande Word document. Klik hiervoor op de onderstaande link.

Open bestand Portfolio Sociaal en Maatschappelijk

LET OP:

Sla dit Word document op als: Sociaal en Maatschappelijk (en zet je eigen naam er achter)
Door de antwoorden van de opdrachten in dit document op te slaan ontstaat er vanzelf een portfolio.

Wanneer je alle opdrachten af hebt lever je het in via de studieroute in de ELO.
De docent checkt je portfolio op volledigheid.

De beoordeling moet minimaal Voldoende zijn.

Beoordeling en cijfer

Beoordeling Burgerschap:

De toets mag pas gemaakt worden nadat het portfolio op volledigheid door de docent is goedgekeurd

Burgerschaps dimensies Portfolio eis Toets resultaat
     
 1. Sociaal-maatschappelijke dimensie voldoende cijfer (>4,5)

 Het burgerschap, wie ben ik en wat wil ik, de samenleving,
 politie/justitie, vrijetijdsbesteding,
communicatiemiddelen

   
 2. Dimensie vitaal burgerschap voldoende cijfer (>4,5)
 Gezonde voeding, sport en bewegen, verzekeren, relaties en
 seksualiteit, alcohol en drugs, levensbeschouwing 
 (wereldburgerschap)
   
 3. Politiek-juridische dimensie voldoende cijfer (>4,5)
 Democratie en rechtsstaat, verkiezingen en stemmen, keuzes
 maken en mee beslissen, bestuur van Nederland, de
 rechtspraak, politiek en het buitenland (wereldburgerschap)
   
 4. Economische dimensie voldoende cijfer (>4,5)
 Het belang van werken, het vinden van werk, rechten en
 plichten, integer handelen, Fair Trade, consumentengedrag,
 klachten en geschillen
   
 5. Wereldburgerschap   Deelname  
 Excursie buitenland (met bijbehorende opdrachten) , stage  
 buitenland (verslag), buitenregiostage (verslag). Bij alle 
 dimensies is ook extra aandacht besteed aan wereldburgerschap
 --> EU, globalisering, fairtrade, multiculturele samenleving, 
 religies, etc
   
 Gemiddelde toetscijfer (dimensies 1 t/m 4)   cijfer > 5,5

Hieronder vind je een printbaar totaaloverzicht van LoopBaan en Burgerschap. Het traject LoopBaan bespreek je met je coach. Voor burgerschap dien je alle onderdelen te behalen.

Open bestand Aftekenlijst portfolio Loopbaan en Burgerschap

H1. Introductie en opstart


Introductie
Ter introductie staan hieronder opdrachten die tijdens de les behandeld kunnen worden. De andere onderwerpen in dit arrangement worden in overleg met de docent gemaakt. Indien noodzakelijk met een planning.


Opdracht: Stel jezelf voor.
Wat mag of moet een ander van mij weten, hoe presenteer ik mijzelf en waar sta ik voor? Gebruik als hulpmiddel het onderstaande document: "Stel jezelf voor".

Open bestand Stel jezelf voor

Sla het ingevulde formulier op en voeg deze toe aan je portfolio.


Opdracht: Persoonlijke kenmerken.
Werkvorm: groepsgesprek eventueel ondersteund met opdracht A en B. Gebruik hiervoor het werkblad:


Opdracht A: Maak een groep van ongeveer drie personen of meer. Sla de antwoorden op en plaats deze in je portfolio.

LET OP: selecteer de groep op basis van:


  1. Feitelijke kenmerken (wat je ziet), bijvoorbeeld
    lengte, haarkleur, geslacht, afkomst, gezichtsbeharing, wel/geen bril, gewicht, etc
    en/of
  2. Gedrag en interesses (denk ook aan de opdracht "stel jezelf voor"), bijvoorbeeld
    hobby's, kleding, muzieksoort, sport, geloof, humor, talent, etc
  • Welke voordelen heeft deze selectie?
  • Welke nadelen heeft deze selectie?

Opdracht B: Bekijk het filmpje door op de onderstaande link te klikken en maak daarna de vragen. Sla de antwoorden op en voeg deze toe aan je portfolio. 


LENGTE?  klik hier

  1. Waar gaat dit filmfragment over?
  2. Wat vind jij daarvan?
  3. Op basis waarvan kies je een partner, wat vind jij?
    -
    waar moet hij/zij aan voldoen en waarom?
    - wat vind jij belangrijk aan het uiterlijk?
    - welke karaktereigenschappen zijn voor jou belangrijk?
  4. Wanneer is een goede vriend een goede vriend?
  5. Wat zijn de verschillen of overeenkomsten in opvattingen binnen je groep?

 

Informatie: Identiteit

Onderdelen van je Persoonlijkheid
Misschien heb jij het idee of gevoel dat jij jezelf heel goed kent.Wat is nu je eigen persoonlijkheid of identiteit en is dat belangrijk? Je naam, huidskleur, lengte, gewicht of nationaliteit zeggen iets over jouw iden­titeit. Je ouders zien uiterlijke kenmerken van zichzelf in jou terug of je ziet bij je eigen kinderen bepaalde karaktereigenschappen terug, een teken dat je 'bij elkaar hoort'. En je vriend of vriendin valt op je mooie groene ogen of je gitzwarte haar. Deze 'harde feiten' van jou zeggen iets over de groep waar jij bij hoort, en over jouw positie binnen die groep.

 Volgens sommige psychologen bestaat de 'persoonlijk­heidsstructuur' van de mens uit verschillende onderdelen:

  1. ons 'instinct': onze biologische driften, zoals seksuele lust, angst, agressie, intuïtie (voorgevoel);
  2. ons 'verstand' en de mogelijkheid tot 'waarne­ming' (niet alleen iets kunnen zien, maar ook een betekenis kunnen geven aan datgene wat je ziet;
  3. ons 'geweten' en ons 'ideaal': regels, geboden en doelstellingen die we ons eigen maken in de loop van ons leven.

ledereen heeft een eigen persoonlijkheid. Bovendien beïnvloedt je omgeving de ontwikkeling van je persoonlijkheid. Ons ver­standelijk vermogen en ons geweten moeten worden gevoed door onze omgeving. Vanaf je eerste levensdag begint de ontwikke­ling van je persoonlijkheid.

Wie zijn persoon­lijkheid ontwikkelt, krijgt een eigen identiteit.

Omgeving:

  1. ouders en de opvoeding
  2. familie, vrienden, kennissen, collega's, etc
  3. straat, wijk, buurt, streek, stad, dorp, land
  4. school, stage, werk, hobby's, sport, etc
  5. (social) media, radio en tv, internet, etc

Opdracht 1: "Waarden en Normen"


Opdracht 1: Doe de persoonlijke waardentest.

Vanuit je identiteit vind je bepaalde waarden heel belangrijk.


Welke waarden zijn eigenlijk belangrijk voor jouw?

a. Klik HIER voor de persoonlijke waardentest.
Maak een printscreen of screendump van de uitslag van de waarden en normen test en sla deze op. Voeg deze toe aan je portfolio.

b. Ben jij het eens met de uitslag? geef een toelichting en voeg dit toe aan je portfolio?

Hieronder zie je waarden met daarbij een mogelijke norm.

Waarden

Normen

Eerlijkheid

Niet liegen

Beleefdheid

Met twee woorden spreken

Netheid

Geen vuil achter laten

Verdraagzaamheid

Anderen niet kwetsen

Redelijkheid

Niet ‘muggenziften’

Betrouwbaarheid

Afspraken nakomen

Gehoorzaamheid

Niet stiekem je zin doordrijven

Vrijheid

Geen verplichtingen aangaan

Gezondheid

Niet roken

Opdracht 2. "Omgangsregels in de groep"


Doel:

De sfeer in de klas is prettig wanneer er gezamenlijke regels en manieren zijn. Dat geeft namelijk duidelijkheid, stabiliteit en groepsgevoel. Hiermee weet ik als groepslid hoe ik me moet gedragen en voelt iedereen zich veilig.

Normen en waarden van de groep, de beroepsgroep waar ik mij thuis voel (bijvoorbeeld; Groenvoorziening, loonwerk, veehouderij, paardenhouderij, voeding, bloemendetailhandel, vormgever, dierverzorger of paraveterinaier)  en de rol van de docent en de student zelf bepalen dus de sfeer in een klas.

Waarden en normen
Waarden en normen bepalen de gedragsregels en de richting van een groep.


  • Waarden zijn de idealen en motieven:
    Dit vinden wij belangrijk;
    hier staan wij voor.
  • Normen zijn hierbij de regels:
    Zo doen wij;
    zo gedragen we ons;
    dit doe je wel,
    dat doe je niet.

De normen en waarden bepalen dus grote mate hoe ik mij in de klas of groep gedraag. Samen met de docent bepalen jullie de gedragsregels in de klas.

De opdracht:

  1. Maak een groep van 4 of 5 personen
  2. Bedenk als groep 3 waarden die jullie belangrijk vinden in de klas
  3. Bedenk daarna als groep 6 normen (regels) die jullie belangrijk vinden in de klas
  4. Nabespreken en de belangrijkste afspraken vastleggen in 5 regels.
  5. Iedereen houdt zich hier aan

Voeg de 3 waarden en 6 normen toe aan je portfolio. Gebruik hiervoor het onderstaande werkblad. klik op de link.

H2. Burgerschap.


In de introductie hebben we het gehad over persoonlijke kenmerken en waarom je bepaalde zaken belangrijk of onbelangrijk vindt.
Als inwoner van Nederland ben je onderdeel van de maatschappij. Jouw persoonlijke normen en waarden kunnen soms in strijd zijn met die van de maatschappij.


klik op de onderstaande afbeelding:


 


Wat is volgens jou "de Nederlandse identiteit?"

Het burgerschap in Nederland, wat betekent dat? Wie of wat is "de Nederlander"?
Welke rechten en plichten hebben we gezamenlijk?

 


Is de onderstaande afbeelding een standaard zoals de wereld de gemiddelde Nederlander ziet?


Informatie : "Burgerschap"


Deze informatie heb je nodig om opdracht 3 te kunnen maken.

Mbo-studenten worden niet alleen opgeleid voor een beroep, maar ook tot burgers die hun rol in de maatschappij en politiek kunnen spelen. Dat klinkt misschien logisch, maar wat houdt die rol dan in? Burgerschap heeft onder andere te maken met het land waarin je woont. Daar horen rechten en plichten bij, maar ook vrijheid. Deze zijn vertaald in de universele verklaring van de rechten van de mens. Informatie is verdeeld over 4 onderwerpen:
1. Zelf mogen beslissen
2. Wetten en regels zijn nodig
3. Rechten maar ook plichten
4. Rechten van 'de mens'


 

1. Zelf mogen beslissen

Vrijheid
ledere inwoner van Nederland is een burger. Je hebt als burger in Nederland veel vrijheid. Vrijheid betekent dat je zelf kunt beslissen wat je wel en wat je niet doet. Je bent vrij om te kiezen wie je vrienden zijn, op welke politieke partij je stemt en welke opleiding je gaat doen.
Veel mensen vinden het heel belangrijk om in vrijheid te leven. Wat mensen bedoelen als ze zeggen dat ze vrijheid belangrijk vinden, kan sterk verschillen. Sommige mensen vinden dat vrijheid betekent dat je mag zeggen wat je wilt .Voor anderen betekent vrijheid dat je genoeg geld hebt om niet afhankelijk te hoeven zijn van andere mensen. Voor veel mensen betekent vrijheid ook dat je zelf je tijd kan indelen.
Leven in vrijheid biedt veel mogelijkheden, maar betekent ook dat je voortdurend keuzes moet maken. Hoe gedraag je je tegenover je vrienden? Welke kleding draag je? Hoeveel uur wil je werken per week? Vaak zijn er meerdere opties waaruit je kunt kiezen. Je moet zelf afwegen welke optie voor jou de beste is.

Vrijheid van meningsuiting
In een vrij land leven betekent dat je de vrijheid hebt om een eigen mening te hebben en deze te uiten. Jouw mening is je persoonlijke opvatting over iets of iemand. Je mag bijvoorbeeld je  mening uitspreken, opschrijven  of op je weblog zetten.  De vrijheid om je  mening te geven, noem je de vrijheid van meningsuiting.
In Nederland heeft iedereen vrijheid van meningsuiting. Het kan zijn dat mensen een andere mening over een bepaald onderwerp hebben dan jij. Het kan zelfs zo zijn dat jij je beledigd of ongelukkig voelt vanwege de mening die anderen uitdragen. Toch mogen ook zij hun mening geven.
Er zijn wel grenzen aan de vrijheid van meningsuiting. Je kunt niet zomaar alles zeggen. Als je een klasgenoot uitscheldt , kun je daarvoor een straf krijgen. Schelden en beledigen wordt meestal niet geaccepteerd. Je kunt ruzie krijgen als je zomaar mensen beledigt. Als je iemand bedreigt of andere mensen oproept om geweld te gebruiken, kun je zelfs worden vervolgd.

Feiten en meningen
Dankzij de vrijheid van meningsuiting kun je in discussie gaan met anderen. In een discussie geef je jouw mening over een onderwerp. Het is belangrijk om in een discussie meningen en feiten te kunnen onderscheiden. Een feit is iets waarvan je weet dat het waar is, omdat je het kunt waarnemen of aantonen. Feiten zijn controleerbaar. 'De aarde draait om de zon', is een voorbeeld van een feit. Van een mening kun je niet aantonen of die waar is of niet. 'Appels zijn lekker', is een voorbeeld van een mening.
Je kunt jouw mening onderbouwen met argumenten. Als jou w argumenten op feiten zijn gebaseerd, wordt je mening betrouwbaarder. Anderen zullen dan eerder geneigd zijn om jouw mening te accepteren of over te nemen. Je kunt ook een mening van iemand anders overnemen. Het is belangrijk om goed en kritisch naar de meningen en argumenten van anderen te luisteren. Door goed te luisteren en kritisch na te denken kun je tot een weloverwogen mening over een onderwerp komen.
 

Begrippen

Betekenis

Feit

Iets waarvan je weet dat het waar is, omdat je het kunt waarnemen of aantonen.

Mening

Een persoonlijke opvatting over iets of iemand.

Vrijheid

De situatie waarin je zelf kunt beslissen wat je wel en wat je niet doet.

Vrijheid van meningsuiting

De vrijheid om je mening te geven.


 

2. Wetten en regels zijn nodig

Regels
Ook al leef je in een vrij land, je kunt niet altijd doen waar je zin in hebt. Alles wat je doet en elke keuze die je maakt, heeft gevolgen. Bij het nemen van al je beslissingen , moet je rekening houden met jezelf en je omgeving. Als je thuis de muziek heel hard zet, kan je buurman daar last van heb­ ben. Als je je afval op straat gooit, is dat slecht voor het milieu. Als je elke dag rookt, kun je ernstig ziek worden. Om ervoor te zorgen  dat mensen  rekening houden  met elkaar en hun omgeving,  gel­ den in elk land regels. Die regels geven aan wat je wel en wat je niet mag. Regels zorgen ervoor dat het geen chaos wordt in een land.
De belangrijkste regels in Nederland worden door de overheid gemaakt. De overheid is het hoogste gezag van een land of gebied . Soms beperken overheidsregels je vrijheid. Je mag in Nederland zeg­ gen wat je vindt, maar je mag niemand bedreigen. Je mag zelf weten of je een opleiding gaat doen, maar je bent verplicht om naar school te gaan tot je een startkwalificatie hebt. Je mag zelf weten hoe je je geld uitgeeft, maar je moet wel belasting betalen als je iets koopt.
Een aantal belangrijke regels die in een land gelden , staan in wetten. Een wet i s een regel die door de overheid  is opgesteld en in een wetboek staat. Wet­ ten gelden voo r alle burgers van een land. Als je je niet aan de wet houdt, kun je een straf krijgen. Naast wetten zijn er nog vele andere regels, zoals huisregels op het werk, op school of in de trein.

Het recht van de sterkste
De Nederlandse overheid maakt wetten en regels waar iedereen in Nederland zich aan moet hou­ den. Ook zorgt de overheid ervoor dat deze wetten en regels worden gehandhaafd. In landen waar wetten en regels niet zorgvuldig worden gehandhaafd, geldt het recht van de sterkste. De me  sen met de meeste macht en het meeste geld kunnen dan de rest van de bevolking onderdrukken. Wet­ ten beschermen burgers tegen het recht van de sterkste. Wetten beperken soms jouw vrijheid, maar zorgen er ook voor dat jij in vrijheid kunt leven. Als er geen regels waren, zouden anderen jou w vrijheid kunnen afnemen.

Vrijheid en gelijkheid
De Nederlandse wetten zorgen ervoor dat iedereen in vrijheid kan leven. Maar de wetten moeten er ook voor zorgen dat iedereen gelijk wordt behandeld. Iedereen in Nederland is gelijk voor de wet. Dat betekent dat verschillende mensen in gelijke gevallen niet anders mogen worden behandeld.
Vrijheid en gelijkheid hebben veel met elkaar te maken. Gelijkheid is nodig om de vrijheid van alle burgers te garanderen. Als  mensen worden achtergesteld, hebben zij minder vrijheid dan anderen.


 

3. Rechten maar ook plichten

Rechten en plichten
Rechten geven aan wat je mag doen en wat je mag hebben. In elke situatie heb je bepaalde rechten. Op school heb je het recht om lessen te volgen en op je werk heb je het recht op loon. Ook als burger van  Nederland  heb je rechten. Je hebt bijvoorbeeld  recht op gezondheidszorg, op inspraak in  het bestuur van het land en op voldoende geld om van te leven. De overheid  moet rekening houden met de rechten van alle burgers. Een  bepaalde groep burgers  mag niet meer rechten  hebben  dan een  andere  groep.
Naast rechten heb je ook plichten. Plichten geven aan wat voor verplichtingen jij hebt: wat je moet doen of moet nakomen. Dat kunnen verplichtingen  zijn tegenover de overheid, maar ook verplichtingen tegenover andere mensen. Je hebt bijvoorbeeld  de plicht om je aan de verkeersregels te hou­ den. Ook heb je de plicht om belasting te betalen  over het geld dat je verdient en heb je de plicht  om voor je kinderen te zorgen tot ze volwassen zijn. Plichten moet je nakomen.

De Nederlandse Grondwet
De rechten die alle mensen in Nederland hebben, staan in de Nederlandse Grondwet. De Nederlandse Grondwet is de belangrijkste wet van Nederland. Wetten en regels mogen niet in strijd zijn met de Grondwet. Ook mag de overheid geen beslissing nemen die in strijd is met de Grondwet.
In de Nederlandse Grondwet staan de rechten beschreven die alle burgers in Nederland hebben. Het zijn rechten die ervoor zorgen dat iedereen zijn eigen leven kan inrichten. In de Grondwet-staat onder meer dat alle mensen recht hebben op gelijke behandeling. Ook het recht op de vrijheid van meningsuiting staat in de Grondwet.
De overheid mag de rechten van burgers niet afnemen. Alleen in bijzondere gevallen mogen rechten worden ingeperkt, bijvoorbeeld als iemand een bedreiging vormt voor anderen. In dat geval mag de overheid ingrijpen, maar dat moet dan wel volgens strenge regels gebeuren.
In de Nederlandse Grondwet staat ook wie de macht heeft in Nederland en hoe die macht mag worden gebruikt. De Grondwet regelt bijvoorbeeld hoe wetten moeten worden gemaakt, wat de taak is va n rechters en wat de rol is van de koningin. Bovendien staat in de Grondwet op welke manier Nederlandse burgers inspraak kunnen hebben in het bestuur van het land.
 

Begrippen

Betekenis

De Nederlandse Grondwet

De belangrijkste wet van Nederland.

Plicht

iets wat aangeeft welke verplichtingen je hebt.

Recht

Iets wat aangeeft wat je mag doen of mag hebben.


 

4. Rechten van de mens

Universele verklaring van de rechten van de mens.
De rechten die in de Nederlandse Grondwet staan, gelden alleen binnen de grenzen van Nederland. Er zijn ook rechten die voor iedereen in de wereld gelden. Deze rechten noem je mensen­ rechten. De mensenrechten staan beschreven in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM).
In de UVRM staat onder meer dat alle mensen vrij zijn en gelijk behandeld moeten worden. Ook mag volgens de UVRM niemand vermoord worden, gemarteld worden of zonder proces worden opgesloten. Veel landen die lid zijn van de VN, waaronder Nederland, hebben de UVRM ondertekend. Ze hebben daarmee verklaard dat ze de rechten die in de verklaring staan zullen waarborgen.
De UVRM heeft nieuwe oorlogen niet kunnen voorkomen. Er zijn verschillende landen die zich niet aan de verklaring houden, zelfs landen die de verklaring wel hebben ondertekend. In deze landen worden mensenrechten geschonden.

Het Europees verdrag voor de Rechten van de mens
Europese landen hebben ook met elkaar afspraken gemaakt om de rechten van alle mensen te beschermen. Deze afspraken staan in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het EVRM is in 1950 opgesteld. Bijna alle Europese landen, waaronder Nederland, hebben het verdrag ondertekend. Eén van de belangrijkste zaken die in het EVRM geregeld is, is het verbod op de doodstraf. In alle landen die het verdrag hebben ondertekend, mag de doodstraf niet worden uitgevoerd.
In het EVRM zijn een aantal rechten vastgelegd die voor alle inwoners van de deelnemende landen gelden. Dit zijn onder andere het recht op leven, het recht op bescherming tegen marteling en onmenselijke behandeling en het recht op een eerlijk proces.
Het EVRM is bindend voor alle landen die lid zijn van de Raad van Europa. De naleving van het EVRM wordt gecontroleerd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Alle burgers van landen die het EVRM hebben ondertekend, kunnen een klacht indienen bij het Hof. Een burger van Nederland kan bijvoorbeeld een klacht indienen bij het Europees Hof als hij vindt dat de Nederlandse overheid zijn mensenrechten heeft geschonden. Ook kunnen burgers een klacht indienen als zij vinden dat een land in Europa de mensenrechten van een persoon of van een groep mensen heeft geschonden.

Begrippen

Betekenis

Europees Verd rag voor de Rechten van de Mens (EVRM)

Het verdrag waar in Europese landen hebben afgesproken om de rechten van alle mensen te bescherm en.

Mensenrechten

Rechten die voor iedereen in de wereld gelden.

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)

De verklaring waarin de mensenrechten staan beschreven.

 

Opdracht 3: "Burgerschap"


Download de onderstaande link. Maak de vragen en opdrachten Burgerschap in Nederland en sla deze op in je portfolio.


Open bestand Vragen over burgerschap in Nederland


Kopieer de onderstaande vragen direct in je portfolio en maak dan de vragen. De antwoorden kun je vinden in het informatieblokje.

Thema 1. Zelf mogen beslissen

1. Leg in je eigen woorden uit wat vrijheid betekent.
2.
Leg uit wat vrijheid en het maken van keuzes met elkaar te maken hebben.
3.
In Nederland heeft iedereen vrijheid van meningsuiting.
a. Leg uit wat vrijheid van meningsuiting inhoudt.
b. Schrijf een voordeel op van vrijheid van meningsuiting.
c. Schrijf een nadeel op van vrijheid van meningsuiting.
4. Het is belangrijk om in een discussie meningen en feiten va n elkaar te kunnen onderscheiden.
a. Leg uit wat een feit is.
b. Leg uit wat een mening is.
c. Waarom is het belangrijk om feiten en meningen van elkaar te onderscheiden?
d. Waarom is het verstandig om je mening met feiten te onderbouwen?

Thema 2. Wetten en regels zijn nodig
1. De Nederlandse overheid maakt wetten en regels waar iedereen in Nederland zich aan moet houden.
a. Hoe kunnen wetten en regels je vrijheid beperken ?
b. Geef een voorbeeld van een wet of regel die je vrijheid beperkt.
2. Wetten zijn er om mensen met weinig macht te beschermen tegen mensen met veel macht. Leg voor elk voorbeeld uit welke van de twee partijen moet worden beschermd.
a. De werkgever of de werknemer.
b. De consument  of de verkoper.
c. De huurder of de verhuurder.
d. De arts of de patiënt.
e. Het kind of de ouders.

Thema 3. Rechten maar ook plichten
1. Als burger van Nederland heb je verschillende rechten. Geef va n elk recht een voorbeeld.
a. Het recht op gezondheidszorg.
b. Het recht op inspraak in het bestuur van het land.
c. Het recht op voldoende geld om van te leven.
2. Naast rechten heb je ook plichten
a. geef een voorbeeld van een verplichting die jij hebt tegenover de overheid
b. geef een voorbeeld van een verplichting die jij hebt tegenover andere mensen
3. Leerplichtambtenaren controleren op luxeverzuim., vooral rond vakanties en feestdagen
a. Waarom is luxeverzuim een overtreding van de leerplichtwet?
b. Leg uit hoe de leerplicht het recht op onderwijs garandeert.
4.
Lees de uitspraak.
In Nederland zou niet alleen stemrecht moeten gelden, maar ook stemplicht.
Leg uit of jij het met deze uitspraak eens bent.
5.
De Nederlandse Grondwet is de belangrijkste wet van Nederland. Hoe worden de rechten van burgers beschermd in de Grondwet?

Thema 4. Rechten van de mens

1. Leg uit wat mensenrechten zijn.
2.
Lees het artikel.

a. Over welk  mensenrecht  gaat dit artikel ?
b.
Welk bezwaar heeft de Chinese afgezant met betrekking tot dit mensenrecht?
c.
Leg uit wat dit bezwaar voor gevolgen zal hebben voor de effectiviteit van dit mensenrecht.

 

LEERPLICHT AMBTENAAR
LEERPLICHT AMBTENAAR

Opdracht 4: "Universele Verklaring van de Rechten van de Mens"


Grondrechten.

Naast regels, plichten, waar we ons aan moeten houden hebben we ook rechten. Onze belangrijkste rechten zijn de grondrechten.
Bekijk het onderstaande filmpje om erachter te komen wat grondrechten eigenlijk zijn.


 


Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

Naast onze grondwet zijn er ook rechten die voor alle mensen over de gehele wereld gelden. Deze UVRM; de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt helaas niet overal op de wereld nageleefd. De onderstaande lijst bevat een samenvatting van de UVRM. Lees deze door en maak vervolgens de opdracht onderaan deze pagina.


De belangrijkste rechten van de Universele Verklaring:

  1. Het recht op vrijheid en gelijkheid voor iedereen
  2. Het recht niet gediscrimineerd te worden
  3. Het recht op leven, in veiligheid en vrijheid
  4. Het recht op “geen slavernij of slavenhandel”
  5. Het recht niet gefolterd te worden
  6. Het recht op door de wet erkend te worden
  7. Het recht op gelijke bescherming door de wet
  8. Het recht op hulp van een rechter bij overtreding van mensenrechten
  9. Het recht op niet willekeurig in de gevangenis gestopt te worden
  10. Het recht op een openbaar en eerlijk proces
  11. Het recht op als onschuldig beschouwd te worden tot de schuld bewezen is
  12. Het recht op bescherming van de privacy
  13. Het recht op vrijheid van verplaatsing
  14. Het recht op asiel in een ander land als iemand gevaar loopt
  15. Het recht op een nationaliteit
  16. Het recht op trouwen en een gezin te stichten
  17. Het recht op eigendom
  18. Het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst
  19. Het recht op vrijheid van meningsuiting
  20. Het recht op vrijheid van vereniging en vergadering
  21. Het recht op deelname aan de politiek
  22. Het recht op sociale zekerheid
  23. Het recht op arbeid, een eerlijk loon en lid mogen zijn van een vakbond
  24. Het recht op rust en vrije tijd
  25. Het recht op onderdak, voedsel, kledij, medische verzorging
  26. Het recht op onderwijs
  27. Het recht op genieten van kunst en wetenschap
  28. Het recht op een organisatie van de wereld die ieder van alle rechten laat genieten
  29. De plicht om voor de rechten van anderen zorg te dragen
  30. Het recht op bescherming tegen misbruik van rechten om mensenrechten te vernietigen

Opdracht 4.

Open de onderstaande link en geef bij elk voorbeeld aan welk artikel geschonden wordt en/of welk artikel moet worden toegepast. Soms zijn er meerdere artikelen bij een voorbeeld van toepassing.

Voeg het invulblad toe aan je portfolio.

Open bestand Invulblad Universele verklaring van de rechten van de mens: NIVEAU 3/4

Open bestand Invulblad Universele verklaring van de rechten van de mens. NIVEAU 2

H3. Mijn eigen identiteit.


Wat zijn mijn eigenschappen? Welke genen heb ik meegekregen?
Waar ben ik goed en minder goed in?
Welke waarden en normen vind ik belangrijk?
Waar liggen mijn interesses, welke passie heb ik?
Waar ben ik allergisch voor? Waar word ik vrolijk van?

Zomaar wat vragen die van belang zijn om goed te kunnen functioneren in de maatschappij, of niet?


Groepsopdracht of individueel en bespreken in de klas:

  1. Noem 5 uiterlijke eigenschappen op die jou zo uniek/leuk/bijzonder maken.
  2. Noem 5 positieve karaktereigenschappen van jezelf op. Eigenschappen waarbij jij je prettig voelt, maar ook wat anderen in jou kunnen waarderen.
  3. Noem 5 eigenschappen waar jijzelf wel eens last van hebt en/of wat anderen ook niet echt in jou kunnen waarderen.
  4. Waar ben jij goed in?

klik op de onderstaande link. Vul de gegevens in en sla deze op in je portfolio

Open bestand Eigenschappen


Kom je er niet uit of vind je het lastig? Maak dan gebruik van onderstaande hulpformulieren/links.

Open bestand Lijst met eigenschappen waarvan ik vind dat het mijn kwaliteiten zijn

Open bestand Lijst met eigenschappen waarvan ik vind dat ik er "last" van heb.

Ik ben geweldig test.



Hieronder een filmpje ter illustratie.

Informatie : "Mijn Identiteit"


Deze informatie heb je nodig om opdracht 5 te kunnen maken.

Bij de sociaal maatschappelijke dimensie gaat het vooral om het bewustzijn. Wat motiveert mij en waarom doe ik de dingen die ik doe. In het onderdeel mijn identiteit zoomen we in op jou als persoon. Hieronder informatie over 2 thema's; 
1. Identiteit en gedrag
2. Tradities en gewoonten


 

1. Identiteit en gedrag

Identiteit
leder mens is een individu. Een individu is een uniek persoon met een eigen identiteit. Identiteit is het geheel van eigenschappen van een persoon. Een eigenschap is iets waar je iemand aan herkent of iets wat bij die persoon hoort. Voorbeelden van eigenschappen zijn de kleur van je ogen, je gevoel voor humor of je talent voor roeien.
Iedereen heeft andere eigenschappen. Mensen zien er allemaal anders uit, ze zijn in verschillende dingen goed of minder goed en ze vinden verschillende dingen leuk of belangrijk. Maar een groep mensen heeft ook bepaalde gemeenschappelijke eigenschappen. Het is geen toeval dat veel inwoners van een land van dezelfde sporten en dezelfde feesten houden. De identiteit van mensen wordt gedeeltelijk gevormd door invloeden uit de omgeving.

leder individu is onderdeel van verschillende groepen mensen, zoals je vriendengroep, je familie en je collega's. Alle mensen in die groepen hebben invloed op je. Elke groep heeft bepaalde regels en gewoonten. Je neemt deze regels en gewoonten zowel bewust als onbewust over. Het bewust aangeleerd krijgen van regels en gewoonten van je ouders, school en omgeving noem je opvoeding. Hoe, waar en door wie jij wordt opgevoed, heeft grote invloed op jouw identiteit.
Bepaalde eigenschappen worden niet aangeleerd, maar staan al vast bij je geboorte. Dit geldt bijvoorbeeld voor je huidskleur, aanleg voor bepaalde ziektes en je vingerafdrukken. Deze eigenschappen geven ouders automatisch door aan hun kinderen. Eigenschappen die worden doorgegeven aan nakomelingen, noem je erfelijke eigenschappen.
Sommige eigenschappen zijn deels erfelijk bepaald, maar worden verder gevormd door je omgeving. De ene persoon is driftiger, vriendelijker of slimmer dan de ander. Dat kan met een natuurlijke aanleg te maken hebben, maar de omgeving heeft ook invloed op de ontwikkeling van eigenschappen.

Gedrag
Gedrag geeft aan hoe iemand zich in een bepaalde situatie gedraagt. Hoe je je gedraagt, is onderdeel van je identiteit.
Net als je identiteit wordt je gedrag door zowel erfelijke eigenschappen als door invloeden uit je omgeving gevormd. Er zijn verschillende opvattingen over wat de meeste invloed heeft op het gedrag van mensen: erfelijke eigenschappen of opvoeding en scholing. De discussie hierover wordt het nature-nurture-debat genoemd.
Aanhangers van het nature-standpunt denken dat gedrag voornamelijk wordt bepaald door erfelijke eigenschappen. Aanhangers van het nurture-standpunt denken  dat  menselijk gedrag voornamelijk wordt bepaald door opvoeding en scholing.

Gedrag aanleren
Mensen leren vanaf hun geboorte hoe zij zich moeten gedragen. Er zijn grofweg drie manieren om gedrag aan te leren:
-           door  herhaling;
-           door te belonen of te straffen;
-           door imitatie.
Je leert vanaf je geboorte nieuwe dingen doordat bepaalde regels en gewoonten steeds worden herhaald. Door steeds opnieuw te oefenen, kun je gedrag aanleren.
Als iemand consequent wordt beloond  als hij  iets goed doet en consequent wordt gestraft als hij iets verkeerd doet, leert die persoon wat wel en niet mag. Door te belonen of te straffen, kun je iemand regels en gedrag aanleren.
Je kunt ook gedrag leren door imitatie. Imitatie betekent dat je andere mensen nadoet. Mensen kopiëren het gedrag van anderen en nemen door imitatie regels, ideeën, uitdrukkingen en woorden van anderen over.

Het aanleren van gedrag is noodzakelijk om met anderen om te kunnen gaan. Het aanleren van de ideeën, regels en gewoonten van een groep noem je socialisatie. Socialisatie zorgt ervoor dat verschillende mensen zich op een manier gedragen die wordt geaccepteerd. Socialisatie is zowel een bewust als een onbewust proces en vindt op allerlei manieren plaats. Veel mensen leren veel over omgaan met anderen in het gezin waarin ze opgroeien. Daarnaast vindt socialisatie plaats op school, bij vrienden, op het werk of op de stage.
 

Eigenschap                          Iets waar je iemand aan herkent of iets wat bij die persoon hoort.
Erfelijke eigenschappen        Eigenschappen die worden doorgegeven aan nakomelingen
Gedrag                                De manier waarop iemand zich in een bepaalde situatie gedraagt.
Identiteit                             Het unieke geheel van eigenschappen van een persoon.
Imitatie                               Het nadoen van andere mensen.
Individu                               Een uniek persoon met een eigen identiteit.
Opvoeding                           Het bewust aangeleerd krijgen van regels en gewoonten van je ouders, school en omgeving
Socialisatie                          Het aanleren van de ideeën, regels en gewoonten van een groep.


 

2. Tradities en gewoontes

Normen en waarden
Welk gedrag in een groep wordt geaccepteerd, wordt bepaald door de ideeën en regels die in die groep belangrijk zijn. In jouw familie, op jouw school of op jouw werk gelden bepaalde ideeën en regels. Deze ideeën en regels worden waarden en normen genoemd.
Elke groep gaat uit van een aantal ideeën over wat mensen in die groep belangrijk vinden. Deze ideeën worden waarden genoemd. Voorbeelden van waarden zijn vrijheid, gelijkheid , eerlijkheid, respect, solidariteit, vaderlandsliefde en rechtvaardigheid.
Waarden vormen de basis voor de gedragsregels die binnen een groep gelden. Deze gedragsregels worden normen genoemd. Bij de waarde eerlijkheid hoort bijvoorbeeld de norm dat je niet mag liegen en niet mag stelen. Bij de waarde respect hoort bijvoorbeeld de norm dat je naar de argu­ menten van iemand luistert en andere mensen niet beledigt.

Cultuur
Mensen begrijpen elkaar vaak beter als ze bepaalde gewoonten delen. Een gewoonte is iets wat je vaak op dezelfde manier doet, omdat je dat zo gewend bent. Gedeelde gewoonten kunnen mensen het gevoel geven dat ze met elkaar verbonden zijn.
Een groep mensen kan een gemeenschappelijke cultuur hebben. Een cultuur is een verzameling van waarden, normen en gewoonten die bij een groep mensen hoort. De waarden van een cultuur zijn de ideeën die door de groep worden gedeeld. Om belangrijke waarden in een groep te beschermen, houden de meeste mensen zich aan dezelfde normen.
Toch zijn waarden en normen niet voor iedereen binnen een groep hetzelfde. Mensen die zich met dezelfde cultuur verbonden voelen, kunnen verschillende waarden en normen belangrijk vinden. Naast waarden, normen en gewoontes bestaat een gemeenschappelijke cultuur uit tradities, symbolen en rituelen.

Een traditie is een gewoonte of een gebruik dat van de ene op de andere generatie wordt doorgegeven. Tradities kunnen heel belangrijk zijn in een gemeenschappelijke cultuur. Tradities kunnen mensen het gevoel geven dat ze bij een bepaalde cultuur horen. Een voorbeeld van een traditie is het vieren van Sinterklaas.
Symbolen zijn tekens die een specifieke betekenis hebben binnen de tradities en gewoonten van een cultuur. Ook kunnen mensen door middel van symbolen duidelijk maken bij welke culturele of godsdienstige groep ze horen. Een voorbeeld hiervan is het dragen van een kruisje om aan te geven dat die persoon christen is.
Rituelen zijn handelingen die een bepaalde betekenis hebben in een cultuur. Zo zijn er rituelen die horen bij een speciaal moment of bij een belangrijke gebeurtenis. Ook in het dagelijkse leven bestaan er veel rituelen, bijvoorbeeld de manier waarop mensen elkaar begroeten.

Cultuur heeft een doel
Cultuur speelt op verschillende manieren een belangrijke rol in het leven van mensen. Veel mensen begrijpen het gedrag van andere mensen beter als ze tot een gemeenschappelijke cultuur behoren. Hoe meer waarden en normen verschillende mensen met elkaar delen, hoe beter ze elkaar begrijpen.
Daarnaast zorgt cultuur voor samenhang binnen een groep. Een gemeenschappelijke cultuur vormt een verbinding tussen mensen. Mensen delen iets gemeenschappelijks, bijvoorbeeld hun gewoon ten. Rituelen en tradities kunnen belangrijke gemeenschappelijke gewoonten zijn.
Ten slotte speelt cultuur een rol bij het onderscheiden van verschillende groepen mensen. Cultuur kan duidelijk maken bij welke groep iemand hoort. Een groep kan zich bijvoorbeeld onderscheiden door een eigen kledingstijl, een eigen begroetingsritueel of eigen fatsoensnormen.

Dominante cultuur, subcultuur en tegencultuur
De cultuur die in een gebied door de grootste groep mensen wordt gedeeld, wordt de dominante cultuur genoemd. In de meeste landen bestaat een dominante cultuur. Veel mensen in dat land delen bepaalde normen, waarden en gewoonten.
De aanwezigheid van een dominante cultuur betekent niet dat iedereen die zich onderdeel van die cultuur voelt, zich ook hetzelfde gedraagt. Binnen een dominante cultuur bestaan namelijk weer verschillende subculturen.
Een subcultuur is een cultuur die verschilt van de dominante cultuur, maar die niet in strijd is met de dominante cultuur. Veel jongeren voelen zich onderdeel van een of meerdere subculturen. Deze jongeren onderscheiden zich bijvoorbeeld door hun kledingstijl, muziekkeuze, taalgebruik of dansstijl.

Er zijn ook subculturen waarvan de normen, waarden en gewoonten botsen met de dominante cultuur. Zo'n subcultuur noem je een tegencultuur. Mensen die zich onderdeel voelen van een tegencultuur hebben opvattingen die in strijd zijn met de dominante cultuur. Zij gaan bijvoorbeeld tegen de regels in die in een land gelden.

 

Begrippen

 

Betekenis

Cultuur

Een verzameling van waarden, normen en gewoonten die een groep mensen karakteriseert.

Gewoonte

Iets  wat je vaak op dezelfde manier doet, omdat je dat zo gewend bent.

Norm

Een gedragsregel die binnen een groep geldt.

Ritueel

Een handeling die een bepaalde betekenis heeft in een cultuur.

Symbool

Een teken dat een specifieke betekenis heeft binnen de tradities en gewoonten van een cultuur.

Traditie

Een gewoonte of een gebruik dat van de ene op de andere generatie wordt doorgegeven.

Waarde

Een idee over wat mensen in een groep belangrijk vinden.

Dominante cultuur

De cultuur die in een gebied door de grootste groep mensen wordt gedeeld.

Nationale identiteit

Een identiteit die door de meeste inwoners van een land wordt gedeeld.

Rol

De manier waarop er van je wordt verwacht dat je je gedraagt binnen een groep.

Rolconflict

Een conflict dat ontstaat als de verwachting over je gedrag in de ene rol niet samengaat met de verwachting over je gedrag in de andere rol.

Subcultuur

Een cultuur die verschilt van de dominante cultuur, maar die niet in strijd

is met de dominante cultuur.

Tegencultuur

Een subcultuur waarvan de normen, waarden en gewoonten botsen met de dominante cultuur.

 

Opdracht 5: "Mijn Identiteit"


Download de onderstaande link. Hierin staan de opdrachten over cultuur en identiteit


Open bestand Vragen over Mijn Identiteit

of kopieer onderstaande direct in je portfolio en maak dan de vragen.

Thema 1. Persoonlijkheid en gedrag

1. Vul elk begrip in de juiste zin in. Individu / identiteit / eigenschap / opvoeding / imitatie
a.
Veel mensen vinden structuur tijdens de ________ heel belangrijk.
b.
Harm en Marissa hebben die _______van hun vader geërfd.
c.
Als een moeder lacht naar haar baby en de baby lacht terug, dan is dat____
d.
Je opvoeding vormt een belangrijk deel van je_____
e. I
eder________heeft unieke eigenschappen.
2.
Er zijn verschillende manieren waarop gedrag kan worden aangeleerd. Schrijf drie manieren op en geef van elke manier een voorbeeld.
Lees de uitspraak.
Als kinderen zich crimineel gedragen, komt dat door hun opvoeding.
Leg uit of jij het met deze uitspraak eens bent.

3. Tekst:
Overgewicht (obesitas) is in veel landen een groot gezondheidsprobleem. Vaak komt obesitas bij meerdere personen uit één familie voor. Omgevingsfactoren, zoals de voedings-en  bewegingsgewoonten van een familie, kunnen hierbij een rol spelen. Daarnaast speelt erfelijkheid een rol, want sommige mensen hebben meer aanleg voor overgewicht dan andere mensen.
Leg uit wat deze tekst met het nature-nurture te maken heeft.

Thema 2. Tradities en gewoontes
1. Elke groep mensen heeft eigen waarden en normen.
a. Leg uit wat waarden zijn.
b. Leg uit wat normen zijn.
c. Leg uit wat waarden en normen met elkaar te maken hebben.
d. Leg uit wat waarden en normen met gedrag te maken hebben.
2. Schrijf bij de tradities een bijbehorend symbool en ritueel op. Vul ook de ontbrekende tradities in .
a. Traditie:Sinterklaasavond
    
Symbool : 
   
Ritueel :
b.
Traditie: 
   
Symbool : Oliebollen
   
Ritueel: Vuurwerk   afsteken
c.
Traditie: Trouwen
    
Symbool :
    
Ritueel:
d.
Traditie:
    
Symbool:
   
Ritueel : Twee minuten stil zijn
3.
Binnen elk bedrijf is er sprake van een bedrijfscultuur.
a.
Waarom is het voor veel mensen belangrijk om zich verbonden te voelen met de cultuur van het bedrijf waar ze werken?
b.
De cultuur van het ene bedrijf kan sterk verschillen van de cultuur van het andere bedrijf. Geef twee voorbeelden van hoe bedrijfsculturen van elkaar kunnen verschillen.
c.
Schrijf twee normen op die in de bedrijfscultuur gelden van het bedrijf of de organisatie waar jij werkt of waar je hebt gewerkt.
4.
Naast de dominante cultuur van een samenleving bestaan er subculturen en tegenculturen .
a.
Leg uit wat een dominante cultuur is.
b.
Leg uit wat een subcultuur is.
c.
Leg uit wat een tegencultuur is.
5. Leg bij elke groep uit of jij vindt dat die groep een voorbeeld is van een subcultuur of van een tegencultuur.
a.
Een groep mensen die een gothic-muziekfestival bezoekt.
b.
De Occupy-beweging die demonstreert tegen de bankenwereld en de overheid.
c.
De hackersgroep Anonymous die opkomt voor internetvrijheid door websites plat te leggen.
d.
De carnavalsvereniging van een stad in Limburg.
6.
Kun je de supportersvereniging van een voetbalclub als een subcultuur beschouwen? Leg je antwoord uit.
7.
Kun je hooligans als een tegencultuur  beschouwen? Leg je antwoord uit.

Opdracht 6: "Collega's"


Een belangrijke sociale groep waar jij je in beweegt, zijn bijvoorbeeld je klasgenoten. Maar ook je collega's op je stagebedrijf, baan of bijbaantje.
Op school, tijdens je werk of stage ga je een groot deel van de dag met hen om. Je maakt dezelfde dingen mee, doet dezelfde werkzaamheden en je trekt veel met elkaar op.

  • Hieronder staan 10 situaties beschreven. Geef bij elke situatie aan voor welk antwoord jij kiest.

     Hoe reageer jij?

  1. Je krijgt tijdens een werkbespreking instructie van de leidinggevende. Je leidinggevende chef heeft haast en legt het daardoor niet erg duidelijk uit, waardoor jij niet goed snapt wat hij bedoelt.
    a. Je zegt niets en je denkt: Ik zoek het zelf wel uit.
    b. Je stelt net zolang vragen tot je het snapt.
    c. Je zegt tegen jouw chef dat hij het duidelijker moet uitleggen en niet zo snel
      moet praten.

     
  2. Een aardige collega vraagt je of jij volgende week woensdag voor haar wilt overwerken. Jij kunt op die woensdag niet.
    a. Je vraagt de collega om een ander te vragen omdat jij op die dag niet kunt.
    b. Je geeft aan niet te kunnen en zegt dat die collega zelf maar een oplossing
        moet proberen te vinden.

    c. Je zegt dat je er nog even over moet nadenken.
     
  3. Een klasgenoot vraagt jou een boek te leen. Deze klasgenoot heeft heel vaak zijn boeken niet bij zich en eigenlijk wil jij zelf uit het boek werken.
    a. Je stelt voor om samen uit het boek te werken.
    b. Je zegt dat je het boek zelf nodig hebt.
    c. Je zegt 'nee' omdat hij altijd zijn spullen vergeet mee te nemen.
     
  4. Een collega waarmee jij vaak moet samenwerken, ruikt regelmatig erg onfris.
    Deze collega heeft bijna altijd dezelfde kleren aan.

    a. Je zegt niets en probeert niet te dicht in de buurt te komen.
    b. Je stapt op de collega af en bespreekt onder vier ogen het probleem met de
        collega.

    c. Je bespreekt het met anderen en hoopt dat iemand er wat van zegt.
     
  5. Een klasgenoot vraagt jou tijdens een toets om een antwoord.
    a. Je reageert niet en doet of je de vraag niet hebt gehoord.
    b. Je geeft het antwoord, maar maakt duidelijk dat dit de eerste en laatste
        keer is.
    c. Je geeft het antwoord niet en na de toets leg je uit dat je niet van spieken
      houdt.

     
  6. Een collega heeft €10,00 van jou geleend en het na twee dagen nog niet teruggegeven.
    a. Je vraagt er na een week om.
    b. Je zegt dat je nooit meer iets leent aan deze collega omdat het zo lang duurt.
    c. Je wacht tot die collega er zelf over begint.
     
  7. Een collega maakt er een gewoonte van om een andere collega altijd op dezelfde manier in de klas/gang/schoolplein/via socialmedia te pesten.
    a. Je doet niets, maar je lacht ook niet mee om de 'grappen'.
    b. Je zegt dat het afgelopen moet zijn omdat het niet leuk is om al tijd maar
     
    dezelfde persoon belachelijk te maken.
    c. Je zegt dat die zogenaamde grapjas moet ophouden.
  8. Een collega die vroeger naar huis wil, levert slecht werk af.

    a. Je zegt tegen de collega d at hij zijn werk goed moet doen en je biedt aan
        hem te helpen.

    b. Je doet niets, het komt toch wel uit.
    c. Je bespreekt het met een andere collega en jullie lossen het samen op.
     
  9. Een klasgenoot geeft toe dat hij tijdens school tijd of op het werk wel eens wiet rookt. Wat doe je?
    a. Niets, dat moet die persoon zelf weten.
    b. Je stapt op de persoon af en vertelt dat blowen op school of op het werk
       onverantwoord is.

    c. Je vertelt aan anderen dat jij dat stom vindt.
     
  10. Jij rijdt met een collega mee naar school of naar het werk. Deze collega komt nooit op tijd, waardoor jullie altijd te laat komen. Op het werk en op school krijg je daar last mee.
    a. Je gaat voortaan op eigen gelegenheid naar school en werk.
    b. Je bespreekt het met de collega en belt hem 's ochtends vroeg wakker, zodat
       jullie altijd op tijd zijn.

    c. Je rijdt in het vervolg met een andere collega mee.

Open bestand 10 werksituaties


  • Als je de antwoorden hebt gegeven kijk dan op het scoreformulier. Klik daarvoor op de onderstaande link

Open bestand Scoreformulier werksituaties


Ben je het eens met de uitslag? Waarom wel/niet? Bewaar de uitslag en sla deze op in je portfolio.

H4. De samenleving.


klik op de onderstaande afbeelding om een film te bekijken over de Nederlandse multiculturele samenleving. Gaan we intergreren of gaan we groepen isoleren? De film duurt 15 minuten.

De overheid schrapt het woord allochtoon. Het besluit komt van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) en de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WWR), want het woord is onduidelijk en kwetsend. Daarom wordt de term vervangen door ‘inwoners met een migratieachtergrond’.

allochtoon?

Onder allochtonen worden personen verstaan van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren (CBS-definitie).

Nederlands bekenste allochtonen

Afbeeldingsresultaat voor willem alexander   Afbeeldingsresultaat voor amalia



De Nederlandse samenleving is de laatste vijftig jaar sterk veranderd. Eén van die veran­deringen heeft te maken met de samenstelling van de Nederlandse bevolking. Vijftig jaar geleden had Nederland een 'blanke' bevolking. Nu hebben we een multiculturele samen­leving waar mensen met verschillende huidskleur en verschillende afkomst wonen. Wie de geschiedenis van Nederland bestudeert, komt tot de ontdekking dat er door de eeuwen heen altijd al buitenlanders naar ons land zijn gekomen. Vaak waren dat men­sen die moesten vluchten. Nederland stond erom bekend dat het gastvrij en verdraag­zaam was. Die vele buitenlandse invloeden heeft Nederland veel economisch voordeel opgeleverd.

 

multiculturele samenleving ligt in de geschiedenis van Nederland
multiculturele samenleving ligt in de geschiedenis van Nederland

Etnische samenstelling in Nederland.
De film is achtergrondinformatie voor een groepsgesprek over onze Nederlandse samenleving. In de onderstaande link vind je nog meer informatie. Een printbare versie die gebruikt kan worden om met de klas naar feiten en definities te kijken. Bron CBS.

Open bestand De Etnische samenstelling van Nederland


Onderstaande links bieden feitelijke ondersteuning m.b.t. etniciteit

Etniciteit: definitie en gegevens?

Etniciteit: wat is de huidige situatie

Etniciteit; Wat waren de belangrijkste ontwikkelingen in het verleden?

Etniciteit; Wat zijn de verwachtingen voor de toekomst?

Informatie : "Onze samenleving"


Zodra jij 's ochtends op straat en naar school of naar je werk gaat, neem je deel aan het maatschappelijke leven. Je wordt onderdeel van een proces waarin iedereen een bepaalde rol speelt. Met wie je samenleeft en samenwerkt, kun je niet altijd zelf bepalen. Wie zijn die anderen? In dit onderdeel behandelen we 3 thema's:

Thema 1. De maatschappij
Thema 2. Migratie en integratie
Thema 3. Vooroordelen 

Deze informatie heb je nodig om opdracht 7 te kunnen maken


 

1. De maatschappij

De maatschappij
Met alle mensen die je thuis, op straat, op school en op je werk tegenkomt, vorm je de maatschappij. Een maatschappij bestaat uit een groep mensen die in hetzelfde gebied of hetzelfde land wonen, werken en leven.

In elke maatschappij speelt een aantal waarden een belangrijke rol. Veel mensen vinden respect een belangrijke waarde in de samenleving. Respect betekent waardering hebben voor een ander en rekening houden met anderen. In een samenleving waar in veel verschillende mensen met elkaar samenleven, is het belangrijk om respect te hebben voor een ander, ook als diegene heel anders is dan jij. Tolerantie is het accepteren van mensen die anders zijn dan jij. In elke maatschappij is een zekere mate van tolerantie nodig om met elkaar te kunnen samenleven

Een maatschappij bestaat uit individuen met een eigen identiteit. Om goed te kunnen samenleven, moet het gedrag van al deze mensen op elkaar worden afgestemd. Hierbij spelen fatsoensnormen een belangrijke rol. Fatsoensnormen zijn normen die aangeven hoe mensen vinden dat ze in bepaalde situaties met elkaar moeten omgaan. Binnen een groep kunnen mensen verschillende fatsoensnormen  belangrijk vinden.

Mensen die afwijken van de norm, kunnen zaken in een samenleving ter discussie stellen. Ze kunnen met hun gedrag andere mensen laten zien dat het ook anders kan. Als afwijkend gedrag wordt overgenomen door groepen mensen kan dat verandering in de samenleving teweegbrengen.
Afwijkend gedrag kan ook een negatieve rol spelen in de samenleving. Als afwijkend gedrag anderen overlast bezorgt, noem je dat asociaal gedrag. Iemand vertoont asociaal gedrag als hij weinig of geen rekening houdt met de mensen om hem heen.
Gedrag dat voor een groot gedeelte wordt bepaald door de normen en waarden van een specifieke groep noem je groepsgedrag. Groepsgedrag wordt vaak binnen een groep van mensen vereist. Het kan lastig zijn om je binnen een groep anders te gedragen dan andere mensen. Als jouw gedrag afwijkt van de rest, kan jouw gedrag door de groep worden veroordeeld. De groep kan jou onder druk zetten om je net zo te gedragen als de rest van de groep. Dat noem je groepsdruk.


Multiculturele maatschappij
In Nederland leven mensen uit verschillende culturen met elkaar samen. Je noemt de Nederlandse maatschappij daarom een multiculturele maatschappij of samenleving.
In een multiculturele samenleving bestaan vaak verschillen tussen de opvattingen en gewoonten van mensen. Deze verschillen kunnen leiden tot conflicten. Als de normen, waarden of gewoonten van verschillende groepen in de samenleving erg van elkaar afwijken, begrijpen mensen elkaar vaak minder goed. Bovendien zijn wetten en regels in een samenleving vaak gebaseerd op de waarden van een dominante culturele groep. Als de waarden van andere groepen afwijken van deze waarden, kunnen zij in conflict komen met de regels in de samenleving.
Er zijn een aantal manieren om met verschillen en problemen in een multiculturele samenleving om te gaan. Voorbeelden daarvan zijn segregatie, integratie en assimilatie.

Segregatie
Er is sprake van segregatie als verschil lende culturen niet met elkaar, maar naast elkaar leven. De culturen in zo'n samenleving leven gescheiden van elkaar. Elke cultuur heeft dan bijvoorbeeld eigen winkels en scholen en mensen uit de ene cultuur hebben nauwelijks contact met mensen uit een andere cultuur.

Integratie
Er is sprake van integratie als verschillende culturen met elkaar samenleven en elkaars gewoonten overnemen. A ls een culturele groep zich aanpast aan de dominante cultuur, maar ook kenmerken van haar eigen cultuur behoudt, noem je dat integratie. Integratie betekent ook dat de dominante cultuur kenmerken van andere culturele groepen overneemt. De culturen raken met elkaar verweven.

Assimilatie
Bij assimilatie past een groep zich zo volledig mogelijk aan een andere cultuur aan. Die aanpassing gaat zover dat de originele cultuur na verloop van tijd helemaal is verdwenen. Soms wordt binnen een samenleving verwacht dat iedereen zich volledig aan de dominante cultuur aanpast. Dat is een vorm van assimilatie.

Begrippen                Betekenis
Asociaal gedrag        Gedrag waarbij iemand weinig of geen rekening houdt met de mensen om zich heen.
Assimilatie               De situatie waarbij een groep zich zo volledig mogelijk aan een andere cultuur aanpast.
Fatsoensnorm          Een norm die aangeeft hoe mensen vinden dat ze in een bepaalde situatie met elkaar om
                              moeten gaan.
Groepsgedrag          Gedrag dat voor een groot gedeelte wordt bepaald door de normen en waarden van een
                              groep in de samenleving.
Integratie                Een vorm van samen leven waarbij verschillende culturen met elkaar samenleven en elkaars
                              gewoonten  overnemen.
Multiculturele           Een samenleving waarin mensen uit verschillende culturen
Samenleving            Met elkaar samenleven.
Respect                   Waardering hebben voor een ander en rekening houden met anderen.
Maatschappij            Een groep mensen die in hetzelfde gebied of hetzelfde land wonen, werken en leven.
Segregatie               Een vorm van samenleven waarbij verschillende culturen niet met elkaar, maar naast elkaar
                              leven.
Tolerantie                Het accepteren van mensen die anders zijn dan jij.


2. Migratie en integratie

Migranten
Migratie betekent dat je naar een andere plek verhuist. Iemand die migreert noem je een migrant. Het begrip migratie wordt meestal gebruikt als iemand naar een ander land verhuist. Iemand die zich in een ander land of gebied vestigt, noem je in dat land een immigrant.
Mensen kunnen verschillende redenen hebben om naar een ander land te verhuizen. De redenen die mensen hebben om naar een ander land te gaan noem je pushfactoren en pullfactoren. Pushfactoren zijn redenen om het land waar je woont te verlaten. Pullfactoren zijn redenen om je in een bepaald land te willen vestigen .

Elk land heeft te maken met immigratie, ook Nederland. Sommige Nederlanders besluiten uit Nederland te vertrekken om ergens anders te gaan wonen. Ook zijn er mensen die vanuit het buitenland naar Nederland zijn gekomen om hier voor langere tijd te gaan wonen. Mensen va n wie beide ouders Nederlands zijn, noem je autochtonen. Mensen die in Nederland wonen en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren noem je allochtonen. Het gebruik van de termen allochtoon en autochtoon staat ter discussie.

Vluchteling of asielzoeker
Voor sommige mensen is het niet veilig om in het land te blijven wonen waar zij zich bevinden. Ze vluchten dan naar een ander land. Een vluchteling is iemand die buiten zijn land of regio verblijft en niet kan terugkeren, omdat hij daar kan worden vervolgd op grond van zijn ras, religie, nationaliteit of politieke mening.
Een vluchteling kan asiel aanvragen in het land waar hij naartoe vlucht. Asiel aanvragen in een land betekent dat je vraagt of het land jou wil beschermen en of je daar mag blijven. Een asielzoeker is iemand die asiel aanvraagt in een ander land.
Niet alle mensen die asiel aanvragen, worden erkend als vluchteling. Iemand wordt alleen als vluchteling erkend als hij niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst, omdat hij daar kan worden vervolgd of omdat het daar te gevaarlijk is. Hij heeft de status van vluchteling gekregen van het land waar hij naartoe is gegaan. Als iemand om economische redenen vlucht en ergens anders asiel aanvraagt, krijgt hij deze status niet. Zo iemand noem je daarom asielzoeker en geen vluchteling.

Toelatingsbeleid
Niet iedereen die naar Nederland komt, mag in Nederland blijven. Iemand mag alleen in Nederland blijven als:
-           hij of zij de Nederlandse nationaliteit heeft;
-           hij of zij een geldige verblijfstitel heeft;
-           hij of zij is erkend als vluchteling.
Je hebt de Nederlandse nationaliteit als je in Nederland bent geboren. Je kunt de Nederlandse nationaliteit ook aanvragen.

Om de Nederlandse nationaliteit te kunnen krijgen, moet je aan de volgende voorwaarden voldoen:

>  Je bent 18 jaar of ouder.
>  Je woont minimaal vijf jaar onafgebroken en met een geldige verblijfsvergunning  in Nederland, Aruba,
    Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Maarten of Sint-Eustatius.
>  Je hebt ten tijde van de aanvraag een verblijfsvergunning voor onbepaalde of voor bepaalde tijd voor
    een niet-tijdelijk doel.
>  Je bent voldoende ingeburgerd.
>  Je  hebt  de  laatste  vier  jaar  geen  gevangenisstraf  uitgezeten, leer-  of  taakstraf uitgevoerd of een
    hoge geldboete betaald of opgelegd gekregen.
>  Je moet afstand doen van je huidige nationaliteit.
>  Je moet de verklaring van verbondenheid met Nederland afleggen.

Integreren in de Nederlandse maatschappij
De Nederlandse samenleving bestaat uit veel verschillende groepen mensen. Mensen die naar Nederland komen, moeten vaak wennen aan de waarden en gewoonten in Nederland. Andersom moeten Nederlanders ook vaak wennen aan groepen die in Nederland komen wonen. Na verloop van tijd wennen deze groepen aan elkaar en nemen ze vaak gebruiken van elkaar over. Er is dan sprake van integratie.

De Nederlandse overheid probeert ervoor te zorgen dat alle inwoners van Nederland integreren in de samenleving. De plannen die de regering maakt voor de integratie van mensen uit verschillende culturen noem je het integratiebeleid. Het integratiebeleid in Nederland heeft twee hoofddoelen. Het beleid is erop gericht dat iedereen in Nederland meedoet in de samenleving. Dat je bijvoorbeeld naar school gaat of werkt, de Nederlandse taal spreekt en weet waar je hulp kunt krijgen als je problemen hebt. Daarnaast is het beleid erop gericht dat iedereen de belangrijkste waarden van de Nederlandse samenleving respecteert.

Allochtoon                 Iemand die in Nederland woont en van wie ten minste één ouder in het buitenland is
                                geboren.
Asielzoeker                Iemand die in een ander land aanvraagt of dat land hem wil beschermen en of hij tijdelijk in
                                dat land mag blijven.
Autochtoon                Iemand van wie beide ouders Nederlands zijn.
Immigrant                 Iemand die zich in een ander land of gebied vestigt.
Integratiebeleid         De plannen die de regering maakt voor de integratie van mensen uit verschillende culturen.
Migrant                     Iemand die naar een andere plek ver huist.
Migratie                     Het verhuizen naar een andere plek.
Pullfactoren               Redenen om je in een bepaald land te willen vestigen.
Pushfactoren             Redenen om het land waar je woont te verlaten.
Vluchteling                Iemand die buiten zijn land of regio verblijft en niet kan terugkeren, omdat hij daar kan
                                worden vervolgd op grond van zijn ras, religie, nationaliteit of politieke mening.


3. Vooroordelen

Discriminatie
In de Nederlandse Grondwet staat dat je niet mag discrimineren. Discriminatie is het ongelijk behandelen en het achterstellen van mensen op basis van kenmerken zoals huidskleur, sekse of religie. Het eerste artikel van de Grondwet luidt: 'Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan'.

De eerste zin van dit artikel is het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat de Nederlandse overheid gelijke gevallen niet verschillend mag behandelen. Het gelijkheidsbeginsel in de Nederlandse Grondwet geldt voor iedereen die zich in Nederland bevindt. Het maakt niet uit of iemand Nederlander is of niet. Ook maakt het niet uit of iemand illegaal of legaal in Nederland verblijft.

De tweede zin van het artikel is het verbod op discriminatie. Het discriminatieverbod verbiedt de overheid om onderscheid te maken tussen burgers op basis van kenmerken, zoals huidskleur, sekse of religie. Ook burgers mogen elkaar niet discrimineren .

Een ernstige vorm van discriminatie is racisme. Racisme is het discrimineren van mensen vanwege hun huidskleur of het volk waartoe zij behoren.

Stereotypen of vooroordelen
Discriminatie kan het gevolg zijn van stereotypen en vooroordelen. Een stereotype is een versimpeld beeld dat mensen van een andere groep mensen hebben . Een stereotype bevat meestal karaktereigenschappen  of persoonskenmerken. Vaak kloppen stereotypen niet helemaal of zelfs helemaal  niet met de werkelijkheid.

Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen. Een vooroordeel is een mening over een individu of over een groep mensen die niet op feiten is gebaseerd. Vaak is een vooroordeel een negatief oordeel. Vooroordelen leiden daarom in veel gevallen tot misverstanden. Een voorbeeld van een voor­ oordeel is dat vrouwen niet kunnen autorijden of dat kinderen van rijke ouders verwend zijn.
Sommige mensen veroordelen andere groepen in de samenleving op basis van stereotypen en vooroordelen. Dit leidt ertoe dat zij hun eigen cultuur als beter zien dan de groepen waar zij een vooroordeel over hebben . Stereotypen en vooroordelen kunnen tot discriminatie in een samenleving leiden. Daar kunnen grote maatschappelijke problemen uit voortkomen.

Emancipatie
Dat alle burgers een gelijke positie in een samenleving hebben, is niet vanzelfsprekend. Ook in de Nederlandse samenleving zijn er groepen die zich achtergesteld of gediscrimineerd voelen. In de loop van de geschiedenis hebben verschillende van die groepen gestreden voor gelijke rechten en een volwaardige plaats in de samenleving. Het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving noem je emancipatie.

In Nederland is iedereen gelijk voor de wet. Toch kan niet iedereen op dezelfde manier opkomen voor zijn rechten. Om ervoor te zorgen dat groepen die niet goed voor hun rechten kunnen opkomen toch dezelfde kansen hebben, zijn er regels om hun positie te versterken. Werkgevers worden bijvoorbeeld door de overheid aangemoedigd om mensen met een beperking in dienst te nemen. Zonder deze regels zouden deze mensen moeilijker aan een baan komen. Maatregelen nemen waarbij bepaalde groepen anders worden behandeld om hun positie in de samenleving te verbeteren, noem je positieve discriminatie.

Begrippen                    Betekenis
Discriminatie                Het ongelijk behandelen en het achterstellen van mensen op basis van kenmerken zoals
                                   huidskleur, sekse of religie.
Emancipatie                 Het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving.
Gelijkheidsbeginsel       Het principe dat de overheid gelijke gevallen niet verschillend mag behandelen.
Positieve discriminatie   Het nemen van maatregelen waarbij bepaalde groepen anders worden behandeld om hun
                                   positie in de samenleving te verbeteren.
Racisme                       Het discrimineren van mensen vanwege hun huidskleur of het volk waartoe zij behoren.
Stereotype                   Een versimpeld beeld dat mensen van een andere groep mensen hebben.
Vooroordeel                  Een mening over een individu of over een groep mensen die niet op feiten is gebaseerd.

Opdracht 7: "Onze samenleving"


Download de onderstaande link om de vragen te maken over: "Onze samenleving"

Open bestand Vragen "Onze samenleving"


of kopieer onderstaande direct in je portfolio en maak dan de vragen.
 

Thema 1: De Maatschappij
1. Met alle mensen die je thuis, op straat, op school en op je werk tegenkomt, vorm je de maatschappij
    a. Leg uit wat de maatschappij is.
    b. Waarom vinden veel mensen respect en tolerantie belangrijke waarden in de samenleving?
2. Nederland is een multiculturele samenleving.
    a. Waarom is Nederland een multiculturele samenleving?
    b. Waarom kunnen er in een multiculturele samenleving conflicten ontstaan?
    c. Schrijf drie manieren op waarop een land met verschillen in een multiculturele samenleving om kan gaan.
3. Bekijk de poster.

                          NEDERLANDSE TOLERANTIE
 

                                 ALS JIJ JE AANPAST
 

                         WIL IK WEL TOLERANT ZIJN
 

                               

    a. Schrijf op wat de maker van de poster duidelijk wil maken.
    b. Leg uit wat deze poster met integratie te maken heeft.
    c. Leg uit of jij h et met de tekst op d e poster eens bent.
4. Wat is het verschil tussen groepsgedrag en groepsdruk?
5. Geef een voorbeeld van groepsdruk waarmee jij te maken hebt gehad.

 

Thema 2: Migratie en integratie
1. Lees de tekst.

Immigratie Oost-Europeanen blijft hoog

In de afgelopen vijftig jaar heeft Nederland te maken gehad met stromen immigranten uit ver­ schillende landen. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw kwamen de meeste immigranten uit Zuid-Europa en Marokko. Tegenwoordig komen veel immigranten uit Oost-Europa.

Van de 64 duizend EU-burgers die in 2011 naar Nederland kwamen, kwam de helft uit Oost-Europa. Tegenover deze instroom staat het vertrek van 39 duizend EU-onderdanen, van wie 15 duizend Oost-Europeanen. Van de klassieke immigratie landen (Turkije, Marokko, Suriname en de Nederlandse Antillen) staan alleen Turkije en de Antillen in 2011 in de top tien.

De immigranten die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw naar Nederland kwamen , waren voor een groot deel arbeidsmigranten uit Zuid-Europa en Marokko. Na de fase van gezinshereniging en gezinsvorming onder deze arbeidsmigranten had in de jaren negentig vooral de asielmigratie uit Afrika en Azië een groot aandeel in de immigratie.

Tekst naar: Cbs.nl.

 

    a. Leg uit wat immigranten zijn.
    b. In de tekst wordt gesproken over arbeidsmigranten. Leg uit wat met deze term wordt bedoeld.
    c. De herkomst van immigranten in Nederland is in de afgelopen vijftig jaar veranderd. Welke verandering
       wordt in het artikel beschreven?
    d.Geef een verklaring voor de toename van het aantal immigranten uit de Oost- Europese landen .
5. Lees de uitspraak.

Alle asielzoekers zijn vluchtelingen.

    a. Leg uit waarom deze uitspraak niet juist is.
    b. Iemand die in Nederland asiel aanvraagt, krijgt de status van vluchteling als hij aan één van vier eisen
        voldoet. Schrijf deze vier eisen op.

 

Thema 3: Vooroordelen
1. In artikel 1 van de Grondwet staat het gelijkheidsbeginsel.
    a. Leg uit wat het gelijkheidsbeginsel inhoudt.
    b. Waarom is het gelijkheidsbeginsel heel belangrijk in de Nederlandse samenleving?
2. Leg uit wat vooroordelen en stereotypen met discriminatie te maken hebben.
3. Wat is het doel van positieve discriminatie?
    Leg je antwoord met een voorbeeld uit.

Opdracht 8: "Bevolkingsgroepen"


Integratie
Klik op de onderstaande afbeelding voor een fragment uit de video "pluriforme samenleving" van Nederland. Dit fragment gaat over het naast elkaar leven in Nederland.
 

Lees het onderstaande artikel en maak daarna de vragen.


Aantal inwoners Nederland in 2016 gestegen tot bijna 17 miljoen

DEN HAAG - De natuurlijke aanwas van de Nederlandse bevolking - geboorte minus sterfte- is vorig jaar blijven steken op 35.000 mensen. Sinds 1871 was dit aantal niet meer zo laag.  
Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek die donderdag zijn gepubliceerd. Het totaal aantal inwoners van Nederland steeg vorig jaar met 48.000 zielen tot 16,9 miljoen op 1 januari 2016. Er kwamen 156.000 immigranten naar Nederland en 143.000 emigranten verlieten het land..

Immigranten
Het aantal immigranten daalde vorig jaar met 7000 mensen. Zo kwam aan de stijging van Midden- en Oost-Europese migranten van de laatste jaren een einde. Per saldo kwamen er vorig jaar 12.000 Midden- en Oost-Europeanen bij, maar dat waren er 6000 minder dan in 2011. De immigratie uit landen in Zuid-Europa nam toe, vermoedelijk als gevolg van de economische crisis.
Het aantal immigranten uit Turkije, Marokko, Suriname en de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba is verder gedaald. Er vertrokken uit deze groep in 2012 iets meer mensen dan er naar Nederland toe kwamen.

Door: ANP/NU.nl  


Opdracht 8:
Binnen onze maatschappij onderscheiden we verschillende etnische minderheden. Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) heeft een website waarop je cijfers kunt vinden over deze groepen. klik op deze link CBS en maak de onderstaande vragen

  1. Hoeveel autochtone Nederlanders zijn er in 2017
  2. Hoeveel niet-Westerse allochtonen zijn er in 2017
  3. hoeveel Westerse allochtonen zijn er 2017
  4. Benoem de 5 grootste etnische minderheden die in Nederland leven in 2017
  5. Geef met een lettercode aan of deze groep tot de westerse (w) of niet westerse allochtonen (n-w) worden gerekend. Hoe weet je het verschil? klik op deze link nationaal compas

Bovenstaande is landelijk. Hoe zit het eigenlijk in je eigen provincie of gemeente? Met andere woorden hoe ziet daar de samenstelling eruit? Klik op deze link CBS om de onderstaande vragen te beantwoorden.

  6. Hoeveel autochtone Nederlanders zijn er in jouw gemeente/provincie?
  7. Hoeveel niet-Westerse allochtonen zijn er in jouw gemeente/provincie?
  8. hoeveel Westerse allochtonen zijn er in jouw gemeente/provincie?

Sla de antwoorden op in je portfolio


Opdracht 9: "Leefgewoonten"


Niet iedereen is hetzelfde. Het is daarom goed om iets te weten van de mensen waarmee je samenleeft en samenwerkt. Hun afkomst bepaald hoe zij zich in onze samenleving bewegen. Maak de onderstaande opdracht om van de 4 belangrijkste bevolkingsgroepen in Nederland meer te weten te komen.

Als hulpmiddel zou je deze link kunnen gebruiken: http://www.wereldinformatie.nl/


Vul het schema in en voeg dit toe aan je portfolio.


De vier grootste bevolkingsgroepen in Nederland

 

Autochtone Nederlanders

Allochtone
Turken

Allochtone
Surinamers

Allochtone
Marokkanen

1. Wat is de landstaal?

 

 

 

 

 

2. Hoe heet de hoofdstad van het land van herkomst?

 

 

 

 

3. Wat is de regeringsvorm?

 

 

 

 

 

4. Wat is de officiële godsdienst?

 

 

 

 

5. Wanneer en wat zijn de belangrijkste feestdagen?

 

 

 

 

6. Wat is de munteenheid?

 

 

 

 

7. Wat is de oppervlakte van het land in (km2)?

 

 

 

 

8.Hoeveel inwoners telt het land?

 

 

 

 

9. Wat zijn toeristische trekpleisters?

 

 

 

 

10. Wat is het nationale gerecht?

 

 

 

 

11. Hoe is het klimaat?

 

 

 

 

 

 

Opdracht 10: "Vergrijzing"

Vergrijzing

De bevolking vergrijst niet alleen in Nederland, maar ook in Europa en in de wereld als geheel. Vergrijzing is de stijging van het aandeel van 65-plussers in de totale bevolking. Het is echter geen nieuw verschijnsel.De huidige periode van vergrijzing in Nederland is al in 1924 begonnen. Toen was 6% van de bevolking 65 jaar of ouder. Sinds 1924 stijgt in Nederland het aandeel 65-plussers voortdurend. Op 1 januari 2005 was 14% al 65 jaar of ouder. Bijna twee en een half keer zoveel als tachtig jaar tevoren. Volgens de huidige CBS-prognose bereikt de vergrijzing rond 2040 zijn top met 24% 65-plussers. Daarna volgt eren periode van 'ontgrijzing'. Het aantal ouderen blijft echter groot, de ontgrijzing gaat maar langzaam.


 

Leeftijdsopbouw bevolking

Veel inwoners tussen 38 en 64 jaar oud

Op 1 januari 2011 bestond de bevolking van Nederland voor een groot deel uit mensen met leeftijden tussen 38 en 64 jaar. Dit zijn 6,5 miljoen inwoners (39% van de bevolking). Deze mensen vormen voor het grootste deel de naoorlogse babyboom, geboren tussen 1946 en 1970. 16% van de bevolking was 65 jaar of ouder. 4% van de bevolking was tachtig jaar of ouder. In 2011 was 24% van de bevolking jonger dan 20 jaar. Vanwege het relatief lage aantal jongeren heeft de bevolkingsopbouw niet de vorm van een piramide maar van een peer (zie figuur 1).

Mensen van 41 jaar grootste leeftijdsgroep

Op 1 januari 2011 vormden de 41-jarigen de grootste leeftijdsgroep, 268.000 personen. Zij zijn groter in aantal dan de babyboomers die vlak na de Tweede Wereldoorlog zijn geboren; het aantal 64-jarigen bedraagt ruim 234.000. Weliswaar werden in hun geboortejaar, 1946, meer kinderen geboren dan in 1969, het geboortejaar van de 41'ers van nu. Maar van de geboortegeneratie uit 1946 is inmiddels een aantal mensen overleden of geëmigreerd. Bovendien is het aantal 41-jarigen groter als gevolg van immigratie.

Figuur 1: klik op de link CBS Bevolkingsstatistiek voor een interactieve bevolkingspyramide

Bevolking van Nederland naar leeftijd en geslacht, 1 januari 2011

De bevolkingspiramide laat de bevolkingsopbouw van Nederland op 1 januari zien voor de periode 1950-2060.

 


 
 

Opdracht 10: Vergrijzing

Beantwoord de onderstaande vragen:

  1. Wat is volgens jou de belangrijkste oorzaak van de vergrijzing? Leg dit ook uit.
  2. Wat is het verband tussen de groeiende welvaart en de toenemende ouderdom van de mensen?
  3. Noem twee gevolgen van de vergrijzing voor de gezondheidszorg.
  4. Waarom kan er in de toekomst een tekort aan arbeidskrachten ontstaan?

H5. Veiligheid.


Klassengesprek:

Wat als er geen regels zouden zijn......

Stel je voor: Er zijn geen regels in het verkeer. Hoe ziet het leven er op straat dan uit?
Kies zelf een situatie waarin normaal regels zijn, laat deze regels vervolgens weg. Schrijf voor jezelf op hoe jij denkt dat dat er uit zou zien. Het antwoord wordt besproken in de groep.

Waarom maken we regels en afspraken?

- Hoe zit het met de schoolregels?
- Welke regels zijn beslist nodig?
- Wie moet deze regels controleren?
- Als een regel overtreden wordt, moet er dan gestraft worden?
- Wat als er niet gecontroleerd wordt?


In onze samenleving kennen we regels en wetten om het leven in goede banen te leiden. Naleving van de regels en wetten en de controle daarop zijn daarom van belang. In het Nederlands strafrecht worden twee soorten strafbare feiten behandeld: misdrijven en overtredingen. De wet geeft geen exacte omschrijving van beide begrippen, maar geeft wel aan welke strafbare feiten misdrijven zijn en welke overtredingen. Ze worden ook wel aangeduid met het begrip 'delict'. Een strafbaar feit is dus hetzelfde als een delict.

In onderstaand overzicht worden in het kort de verschillen weergegeven tussen misdrijven en overtredingen:

          Misdrijf
          Overtreding
          Meestal opzet
          Opzet speelt geen rol
          Poging is strafbaar
          Poging niet strafbaar
          Medeplichtigheid strafbaar
          Medeplichtigheid niet strafbaar
          Rechtbank
          Kantongerecht
          Rechtsdelict
          Wetsdelict

Wel eens een rechtbank van binnen gezien, wie is wie, wat is wat? Ben je nieuwsgierig klik dan op deze link Rechtbank


Open bestand PPP samenvatting leerstof


Bekijk de onderstaande video.
Wat is hier het probleem en wat is de oplossing?

Informatie : "Veiligheid"


Stel je het eens voor; geen regels in het verkeer, geen spelregels bij sportwedstrijden, geen belasting betalen en geen wet die stelen verbiedt. Dat zal eventjes leuk zijn, maar voor je het weet is het chaos. Uit ervaring weten we dat regels noodzakelijk zijn.
We hebben besloten dat iedereen zich aan normen moet houden. Deze zijn vastgelegd in wetten en verordeningen. Er is controle nodig en wanneer men zich niet aan de regels houdt maak je kans in aanraking te komen met politie en justitie.
We behandelen in dit onderdeel 3 thema's:

Thema 1. Veiligheid
Thema 2. Criminaliteit
Thema 3. Straffen

Deze informatie heb je nodig om opdracht 11 te kunnen maken.


1. Veiligheid

Veiligheid; Mensen vinden het heel belangrijk om veilig te zijn en zich veilig te voelen. Veiligheid is een situatie waar in je niet in gevaar bent. Het is vaak lastig om te meten hoe veilig een situatie is. Daarom wordt het woord veiligheid ook vaak gebruikt om een gevoel aan te geven. Je kunt je veilig voelen, terwijl de situatie waarin je je bevindt juist onveilig is. Dit wordt ook wel schijnveiligheid genoemd. Je kunt je omgekeerd ook onveilig voelen in een veilige situatie.

Veiligheidsmaatregelen ; In elke samenleving worden maatregelen genomen die de veiligheid moeten bevorderen en verbeteren. Er zijn wetten en regels die ervoor moeten zorgen dat het vei lig is in Nederland. Die wetten en regels kunnen over verschillende onderwerpen gaan. Zo heb je wetten en regels die te maken heb­ ben met veiligheid in het verkeer, veiligheid op het werk en voedselveiligheid.

De politie
De politie controleert of wetten en regels worden nageleefd. De politie heeft hierbij een aantal bevoegdheden die gewone burgers niet hebben. Zo kan de politie in bepaalde gevallen een huiszoeking doen of telefoongesprekken afluisteren. Daarnaast mag de politie in sommige gevallen geweld gebruiken. Het gebruik van geweld door de politie is aan strenge regels gebonden. Er mag alleen geweld worden gebruikt als er geen andere mogelijkheden zijn om de regels hand te haven. Ook mag er niet meer geweld worden gebruikt dan noodzakelijk is.

Het leger
Het Nederlandse leger is er voor de nationale veiligheid. Daarnaast wordt het leger ingezet bij internationale missies. Het leger wordt ook wel de krijgsmacht genoemd. Het Nederlandse leger bestaat uit de Koninklijke Marine, de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee: de militaire politie.

Veiligheid en privacy
Sommige wetten en regels die er zijn om de veiligheid te vergroten, zorgen voor een inperking van de vrijheid en privacy van burgers. Privacy is het recht om dingen voor jezelf te houden of om zaken geheim te houden. Er is de laatste jaren in Nederland veel aandacht gekomen voor de aanpak van terrorisme. Er zijn veel maatregelen genomen om te voorkomen dat er terroristische aanslagen worden gepleegd.  Niet iedereen is het met al die maatregelen eens. Sommige mensen vinden het recht op vrijheid of privacy belangrijker dan veiligheidsmaatregelen.

Geweld; In elke samenleving komt geweld voor. Met geweld worden alle handelingen bedoeld die schade of verwondingen aanrichten. Geweld heeft vaak te maken met agressie. Er bestaan verschil lende vormen van geweld:

-           verbaal geweld: vloeken of schelden;

-           lichamelijk geweld: slaan, schoppen of het gebruik van wapens;

-           psychisch geweld: pesten, bedreigen of chanteren;

-           seksueel geweld: verkrachting of aanranding.

Geweld is een groot maatschappelijk probleem. De aanwezigheid van geweld en agressie kunnen ervoor zorgen dat mensen zich onveilig voelen. Geweld in het uitgaansleven komt veel voor. Het meeste uitgaansgeweld speelt zich af op straat, meestal in de buurt van een café of discotheek. In uitgaansgelegenheden is meer controle en wordt er sneller ingegrepen als er iets mis lijkt te gaan.

Alcohol en drugs spelen vaak een grote rol bij uitgaansgeweld. Het gebruik van alcohol en drugs zorgt ervoor dat je remmingen wegvallen en je situaties minder goed kunt inschatten. Iemand die drinkt, overschat zichzelf sneller dan iemand die niet drinkt.

Het gebruik van alcohol en drugs zijn niet de enige factoren die ervoor zorgen dat iemand geweld gebruikt. Ook iemands persoonlijkheid kan een rol spelen. Bepaalde persoonlijkheidskenmerken en -stoornissen kunnen ervoor zorgen dat iemand zich eerder agressief gedraagt. Daarnaast spelen geslacht en leeftijd een rol. Mannen zijn vaker betrokken bij agressie en geweld dan vrouwen. Ook zijn jongeren vaker gewelddadig dan ouderen.

Niet elke vorm van geweld is zichtbaar voor de samenleving. Huiselijk geweld wordt gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer. Er is sprake van huiselijk geweld wanneer iemand thuis wordt geslagen, uitgescholden of tegen zijn zin seks moet hebben. Huiselijk geweld komt relatief vaak voor, maar is lang niet altijd bekend. Een groot probleem van huiselijk geweld is dat de buitenwereld vaak niet doorheeft wat er aan de hand is. Hierdoor wordt in veel gevallen niet op tijd ingegrepen.

Iemand die zich schuldig maakt aan huiselijk geweld, kan een huisverbod krijgen. Een huisverbod is een periode waarin de dader zijn eigen woning niet in mag en geen contact mag opnemen met zijn partner of met zijn kinderen.

Er is sprake van seksueel geweld als iemand door één of meerdere personen wordt gedwongen om tegen zijn wil seksuele handelingen te verrichten. Aanranding, verkrachting en incest zijn voorbeelden van seksueel geweld. Seksueel geweld komt soms niet aan het licht, omdat slachtoffers het moeilijk vinden om te praten over wat er is gebeurd. Ze schamen zich voor de ervaring en denken soms zelfs dat het hun eigen schuld is. Seksueel geweld is voor de meeste slachtoffers heel traumatisch.

 

Uitwerking begrippen

Geweld                      Alle handelingen die schade of verwondingen aanrichten en die vaak met agressie gepaard gaan.

Privacy                      Het recht om dingen voor jezelf te houden of om zaken geheim te houden.

Schijnveiligheid          Een situatie waarin je je veilig voelt, terwijl de situatie juist onveilig is.

Veiligheid                  Een situatie waarin je niet in gevaar bent of je het gevoel hebt dat je veilig bent.


2. Criminaliteit

Overtredingen en misdrijven; Crimineel gedrag is gedrag dat volgens de wet strafbaar is. Criminelen zijn mensen die crimineel gedrag vertonen. Niet elke vorm van crimineel gedrag is even ernstig. Je kunt onderscheid maken tussen overtredingen en misdrijven.

Als je een overtreding begaat, overtreed je een wet of regel. Voorbeelden van overtredingen zijn door rood licht fietsen, bellen tijdens het autorijden en wildplassen. Als je een overtreding begaat, kun je daar een geldboete voor krijgen. Een geldboete is een bedrag dat je aan de overheid moet betalen.

Een misdrijf is een ernstige overtreding. Voor het plegen van een misdrijf kun je een zware straf krijgen. Een bank beroven of een moord plegen zijn voorbeelden van misdrijven. Voor het plegen van een misdrijf kun je een lange gevangenisstraf krijgen. De rechter bepaalt of je schuldig bent en welke straf je krijgt.

Aangifte doen; Als je slachtoffer bent van crimineel gedrag kun je aangifte doen bij de politie. Dat betekent dat je officieel meldt wat jou is overkomen. De dader kan dan makkelijker worden gestraft. Je kunt aangifte doen op het politiebureau. Je kunt ook telefonisch of via het internet aangifte doen.

Het is belangrijk om aangifte te doen als je iets ernstigs hebt meegemaakt. Als je geen aangifte van het misdrijf doet, is het voor de politie veel moeilijker om de dader of daders op te sporen en te straffen.

Je kunt ook anoniem een misdaad melden. Dat kan via de meldlijn Meld Misdaad Anoniem. Je kunt dit nummer bellen met informatie over een misdaad, zonder dat je je naam hoeft te zeggen.

Waarom wordt iemand crimineel?; Criminaliteit kan een groot probleem zijn in een samenleving. Daarom wordt er veel nagedacht over verklaringen voor criminaliteit. Criminologen zijn wetenschappers die criminaliteit in de samenleving bestuderen en zoeken naar verklaringen voor crimineel gedrag. Veel criminologen kijken naar meerdere aspecten om het criminele gedrag van een persoon te ver­ klaren. Ze kijken onder meer naar:

-           de werking van de hersenen;

-           de opvoeding;

-           het ontbreken van sociale relaties;

-           maatschappelijke ongelijkheid;

-           discriminatie en uitsluiting.

 

Werking hersenen
De werking van de hersenen kan volgens sommige criminologen een rol spelen bij het ontstaan van crimineel gedrag. De hersenen van criminelen werken volgens die criminologen anders dan de hersenen van niet-criminelen. Mensen die crimineel gedrag vertonen, zouden minder gevoelig zijn voor angst en minder nadenken over de gevolgen van hun handelingen. Deze karaktereigenschappen zouden gedeeltelijk worden veroorzaakt door de manier waarop de hersenen werken .

Opvoeding
Crimineel gedrag wordt door andere criminologen verklaard door te kijken naar de opvoeding van criminelen. Criminologen die de nadruk op opvoeding leggen , denken dat crimineel gedrag is aan­ geleerd. Volgens deze verklaring vertonen jongeren die worden opgevoed in een omgeving waar veel crimineel gedrag voorkomt, zelf ook sneller crimineel gedrag.

Ontbreken sociale relaties
Een derde verklaring is dat mensen crimineel gedrag vertonen als ze weinig te ver liezen hebben. Mensen zonder baan, partner of huis hebben meer kans om crimineel gedrag te vertonen. Ze heb­ ben minder te ver liezen dan mensen die wel een baan, partner of huis hebben.

Maatschappelijk ongelijkheid
Volgens de vierde verklaring komt crimineel gedrag voort uit grote verschillen in de samenleving. Verschillen tussen arm en rijk en ongelijke arbeidskansen kunnen ertoe leiden dat mensen uit noodzaak, frustratie of jaloezie crimineel gedrag gaan vertonen.

Discriminatie en uitsluiting
Ten slotte kan crimineel gedrag worden verklaard door te kijken naar de manier waarop mensen worden behandeld . Als bepaalde groepen mensen worden gediscrimineerd of zich buitengesloten voelen, vertonen zij volgens aanhangers van deze theorie eerder crimineel gedrag. A ls mensen als crimineel wo rden gezien, gaan zij zich daar ook naar gedragen .

Uitwerking begrippen
Aangifte doen            Officieel melden wat jou is overkomen als je het slachtoffer bent van criminaliteit.
Crimineel                  Iemand die crimineel gedrag vertoont.
Crimineel gedrag       Gedrag dat volgens de wet strafbaar is.
Criminoloog               Een wetenschapper die criminaliteit in de samenleving bestudeert en zoekt naar verklaringen voor crimineel
                               gedrag.
Misdrijf                      Een ernstige overtreding waarvoor je een zware straf kunt krijgen.
Overtreding               De situatie dat je een wet of regel hebt overtreden.


3. Straffen

Soorten Straf
Als je iets hebt gedaan dat in strijd is met de wet, kun j e een straf krijgen. In Nederland  kunnen voor overtredingen en misdrijven verschil lende soorten straffen worden gegeven . De drie meest voorkomende zijn:

een geldboete. Een geldboete i s een bedrag d at de dader van een overtreding of misdrijf aan de overheid moet betalen. Het hangt van de overtreding of het misdrijf af hoe hoog de geldboete is. Voor diefstal geldt bijvoorbeeld  een boete van maximaal  19.500 euro.

een celstraf. Bij een cel straf wordt een d ader van een overtreding of misdrijf opgesloten  in een gevangenis of in een huis van bewaring.

een taakstraf. Een taakstraf is een straf waar bij je werkzaam heden moet uitvoeren die vaak nuttig zijn voor de samenleving.

Straffen kunnen onvoorwaardelijk of voorwaardelijk zijn. Een onvoorwaardelijke straf is een straf d ie in principe altijd wordt uitgevoerd . Een voorwaardelijke straf is een straf die al leen wordt uitgevoerd al s de veroordeelde tijdens zijn proeftijd  opnieuw in de fout gaat of zich niet aan bepaalde voorwaarden  houdt.

Halt; Als jongeren  een  strafbaar feit  plegen,  kunnen  zij naar Halt worden  gestuurd. Halt is een  instantie die jongeren  tus sen  twa alf en  achttien j aar een  taakstraf geeft. Halt  staat voor  'Het alternatief'. Jaarlijks worden  er in  Nederland  ongeveer  18.000 jongeren  naar  Halt verwezen. Voorbeelden  van  straf­ bare feiten  waarvoor j e  n aar  Halt gestuurd  kunt worden, zijn:  vernieling, openbare  dronkenschap  en winkeldiefstal.

Het idee achter Halt is dat jongeren hun fouten kunnen rechtzetten zonder dat zij n aar de rechter hoeven. Ze voeren een taakstraf uit, bieden hun excuses aan de slachtoffers aan en vergoeden de gemaakte schade .

Een straf van H alt kan een werkstraf of een leerstraf zijn. Er kan ook een combinatie van een werkstraf en een leerstraf word en gegeven. Bij een werkstraf moet de d ader bijvoorbeeld  in een ziekenhuis of voor een gemeente werken , zond er dat hij hiervoor wordt betaald. De werkstraf mag maxi­ maal 240 uur duren. Bij een leerstraf moet de dader een cursus vol gen, om zo i ets te leren van zijn gedrag. Een  leerstraf kan  maximaal 480 uur  duren.

Taakstraffen hebben voor zowel de dader als voor de samenleving voordelen. De dader hoeft niet naar de gevangenis en loopt daardoor niet het risico zijn werk, huis en vrienden te verliezen. Daarnaast zet de dader zich in voor de samenleving en is een taakstraf goedkoper dan een gevangenisstraf.


Het doel van straffen; Het straffen van mensen heeft altijd een bepaald doel. De belangrijkste doelen van straffen zijn preventie, heropvoeding, vergelding en bescherming van  de samenleving.

Preventies
Preventie houdt in dat wordt voorkomen  dat een misdrijf opnieuw wordt gepleegd. Door te straffen benadruk je dat mensen  die een misdrijf plegen, dit niet ongestraft kunnen doen. Dit schrikt andere mensen hopelijk af om een misdaad te plegen. De dader zelf wordt bovendien gewaarschuwd  het niet opnieuw te proberen.

Toch gaan criminelen na het uitzitten van hun straf soms opnieuw in de fout. Ze worden voor een bepaald misdrijf gestraft, maar enige tijd later maken ze zich weer schuldig aan een misdrijf. Dit verschijnsel heet recidive.

Heropvoeding
Heropvoeding betekent dat de crimineel iets moet leren van zijn straf. De straf moet ertoe leiden dat de crimineel zijn leven betert. Heropvoeding is een belangrijk doel bij de maatregel terbeschikkingstelling (tbs). Tbs wordt vaak opgelegd aan mensen  die een ernstig misdrijf hebben  gepleegd  en een psychiatrische  stoornis heb­ ben. De psychiatrische  stoornis zorgt ervoor dat deze mensen  een gevaar kunnen  zijn voor de samenleving . De rechtbank  verklaart deze mensen  ontoerekeningsvatbaar.  Iemand  die tbs heeft gekregen wordt in een tbs-kliniek behandeld  voor zijn stoornis. Tbs kan worden verlengd, totdat de veroordeelde niet langer wordt gezien als een gevaar voor de maatschappij. Iemand  die volledig toerekeningsvatbaar  is, maar volgens  de rechter toch een gevaar zal blijven vormen voor de samenleving, kan een levenslange  gevangenisstraf  krijgen.

Vergelding
Een ander doel van straffen is vergelding. Met vergelding wordt bedoeld  dat het leed van  slachtoffers  van  een  misdaad  door een  straf wordt  gecompenseerd. Slachtoffers  van  misdrijven kunnen nog  lang l ast hebben van het  leed  dat hen  is aangedaan.  Het straffen van de daders,  kan het leed va n de slachtoffers mogelijk verlichten.

Bescherming samenleving
Iemand die een misdrijf pleegt, vormt een bedreig in g voor d e samenleving. Door deze persoon op te sluiten in de gevangenis, wordt hij tijdelijk buiten de samenleving geplaatst. Een opgesloten crimineel vormt in die periode geen gevaar voor de samenleving. Het straffen van mensen heeft dus ook als doel om de samenleving te beschermen.

Strafblad; Als je de wet hebt overtreden, kun je een strafblad krijgen. Een strafblad is een document waarin staat dat je de wet hebt overtreden. Een strafblad heet officieel een uittreksel justitiële documentatie.

Als je ouder bent dan twaalf  jaar en een misdrijf pleegt, krijg je altijd een strafblad. Je krijgt ook een strafblad als je slechts verdacht bent van een misdrijf.  Bij een overtreding hangt het af van het soort overtreding en de opgelegde straf. Je krijgt een strafblad als je een overtreding hebt begaan en hiervoor een celstraf, een voorwaardelijke celstraf of een boete van minimaal honderd euro hebt gekregen. Ook bij overtredingen geldt dat een verdenking meetelt.

Verklaring Omtrent gedrag (VOG)
Een strafblad kan grote gevolgen hebben bij het vinden van werk of het volgen van een opleiding. Voor allerlei beroepen en functies is een verklaring van goed gedrag nodig. De officiële naam voor deze verklaring is de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Een VOG vraag je aan bij de gemeente en wordt afgegeven door de minister van Justitie. Als je een strafblad hebt, kan de minister besluiten om je geen VOG te geven.

Of je een VOG krijgt terwijl je een strafblad hebt, hangt onder andere af van:

-           de hoogte van de straf op je strafblad;

-           het soort misdrijf of overtreding op je strafblad;

-           hoe oud je was toen je het misdrijf of de overtreding beging;

-           de functie waarop je solliciteert.

Uitwerking begrippen
Halt                       Een instantie die jongeren tussen twaalf en achttien jaar een taakstraf geeft als zij een strafbaar feit hebben
                            gepleegd.
Heropvoeding         Het idee dat een crimineel iets moet leren van zijn straf en daardoor zijn leven betert.
Onvoorwaardelijke  Een straf die in principe altijd wordt uitgevoerd.
straf  
Preventie                Het idee dat door te straffen wo rdt voorkomen dat een misdrijf opnieuw wordt gepleegd.
Recidive                 Het verschijnsel waarbij een crimineel na zijn straf opnieuw in de fout gaat.
Strafblad                Een document waarin staat dat je de wet hebt overtreden.
Terbeschikking-      Een maatregel die wordt opgelegd aan mensen die een ernstig misdrijf hebben gepleegd  en een
stelling (tbs)           psychiatrische stoornis hebben.
Vergelding              Het idee dat het leed van slachtoffers van een misdaad door een straf wordt gecompenseerd .
Verklaring Omtrent  Een officiële verk laring van goed gedrag die nodig is om bepaalde beroepen en functies te mogen uitoefenen.
het Gedrag (VOG)  
Voorwaardelijke       Een straf die alleen wordt uitgevoerd als de veroordeelde tijdens zijn proeftijd opnieuw in de fout gaat of
straf                       zich niet aan de door de rechter bepaalde voorwaarden houdt.

Opdracht 11: "Veiligheid"


Klik op de onderstaande link om de vragen over Politie en Justitie te kunnen maken

Open bestand Vragen Politie en Justitie


of

Thema 1. Veiligheid

1.   Veiligheid geeft zowel een situatie als een gevoel aan. Leg uit wat hiermee wordt bedoeld .

2.   Schrijf bij elke krantenkop op om welke geweldsvorm het gaat.

a.         Stomdronken Groninger slaat agenten en portier

b .        Meisje (18) aangerand op schoolfeest

c.         Politicus bedreigd door extremisten

d.         Scheidsrechter legt wedstrijd stil na spreekkoren

3.  Schrijf twee redenen op waarom huiselijk geweld vaak moeilijk op te sporen is.

 

 

Thema 2. Criminaliteit

 

1.         Wat is het verschil tussen crimineel gedrag en ander ongewenst gedrag in de samenleving?

2.         Wat is het verschil tussen een overtreding en een misdrijf?

3.         Als je slachtoffer wordt van crimineel gedrag, kun je aangifte doen bij de politie.

a.         Waarom is het belangrijk om aangifte te doen?

b.         Op welke manieren kun je aangifte doen?

4.         Verbind elk voorbeeld met de juiste verk laring voor crimineel gedrag.

 

Voorbeeld

 

verklaring

Suzie is vaak eenzaam. Uit verveling hangt ze op straat en steekt ze fietsbanden lek.

De opvoeding

Sietze heeft een zonnebril gestolen van een rijke klant. Hij vindt dit geen probleem: het is oneerlijk dat die klant veel meer geld verdient dan hij.

Het ontbreken van sociale relaties

 

Achmed is vaak geweigerd bij een discotheek vanwege zijn afkomst. Uit frustratie is hij ruzie gaan zoeken in de kroeg.

Maatschappelijke ongelijkheid

Frank steelt scooters. De vader van Frank zit in de gevangenis en zijn moeder was vroeger weinig thuis .

Discriminatie en uitsluiting

 

5.         Lees de uitspraak .

"Je kunt crimineel gedrag voorkomen door het verschil tussen arm en rijk te verkleinen".

a.         Op welke verklaring voor crimineel gedrag heeft deze uitspraak betrekking?

b.         Waarom is het belangrijk om te weten hoe crimineel gedrag ontstaat?

c.         Wat is volgens jou de beste verklaring voor crimineel gedrag?

Leg je antwoord uit.

 

Thema 3. Straffen

 

1.         Als je iets hebt gedaan dat in strijd is met de wet, kun j e straf krijgen.

a.         Schrijf de drie soorten straf op die in Nederland worden gegeven.

b.         Wat is het verschil tussen een voorwaardelijke en een onvoorwaardelijke celstraf?

 

2.         Jaarlijks worden ruim 20.000 jongeren door een opsporingsambtenaar naar bureau HALT verwezen.

a.         Schrijf op wat Halt doet.

b.         Welke straffen kan Halt opleggen .

c.         Waarom is het voor zowel jongeren als voor de samenleving vaak beter dat Halt een straf oplegt dan dat de
            jongeren voor de rechter komen?

 

3.         Het straffen van mensen heeft altijd een bepaald doel.

a.         Schrijf de vier belangrijkste doelen van straffen op.

b.         Leg uit wat er met preventie wordt bedoeld.

c.         Leg uit wat er met recidive wordt bedoeld .

 

4.         Leg onder elke krantenkop  uit wat het doel van deze straf zal zijn .

a .        Tbs voor aanvaller met hakbijl

b.         Werkstraf en boetes voor vervalsen diploma

c.         Schutter Rotterdams partycentrum 15 jaar de cel in

 

5.         Een strafblad  is een document waarin staat dat je de wet hebt overtreden.

a.         In welke gevallen krijg je een strafblad ?

b.         Wat  kunnen de gevolgen van een strafblad zijn?

 

6.         Om bepaalde beroepen te mogen uitoefenen, heb je een Verklaring Omtrent het Gedrag nodig.

a.         Schrijf twee beroepen op waarvan jij denkt dat een Verklaring Omtrent het Gedrag nodig is. 
            Leg je antwoord  uit.

b.         Vind jij  het terecht dat mensen  voor bepaalde beroepen een VOG nodig hebben?

Opdracht 12: "Misdaden"


In Nederland worden dagelijks strafbare feiten gepleegd. Ook bij jou in de buurt worden overtredingen en misdaden gepleegd. Hoe veilig is jou buurt, wat doet de politie en welke bijdrage kun je zelf leveren aan de veiligheid?


12 a: Zoek met behulp van de misdaadkaart op hoeveel inbraken (en pogingen tot) er onlangs in jouw woonplaats hebben plaatsgevonden. Gebruik hiervoor deze link: Misdaadkaart politie.
- Noteer het aantal inbraken en pogingen tot inbraken
- Noteer het aantal vermiste personen
- Noteer het aantal gezochte personen

 

Inbraak/gezocht/vermist/

Aantal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12 b: Zoek via de misdaadmap het aantal overtrededingen en misdaden op die bij jou in de buurt hebben plaatsgevonden. Gebruik hiervoor de volgende link: de misdaadmap
 

Inbraak/gezocht/vermist/

Aantal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12.c: Welk nut hebben deze informatievoorzieningen volgens jou?
 



Voeg de uitkomsten toe aan je portfolio.

 

Opdracht 14: "Terrorisme"

 

OPDRACHT 14. (kan klassikaal)
Bekijk het onderstaande filmpje en lees de teksten en geef antwoord op de volgende 2 vragen.
1. Wat is terrorisme?
2. Wat is het doel van terrorisme?
3. Wat is radicalisering?
4. Wat heeft radicalisering met terrorisme te maken?
5. Wat willen moslimterroristen bereiken?

Wat is terrorisme?

Terrorisme is van uit je eigen gedachtegoed dreigen met, voorbereiden van of plegen het plegen van ernstig geweld op mensen. Ook rekenen we daden die de maatschappij verstoren tot terrorisme. Je kunt hierbij denken aan de bevolking ernstig bang maken. Terrorisme heeft het doel om maatschappelijke veranderingen door te voeren en de politiek te beïnvloeden. Deze definitie is opgesteld door de Nationale Coördinator Terrorisme en Veiligheid in 2004. In de hoofdstukken hierna staan voorbeelden die deze definitie verduidelijken.  

Bij de term terrorisme gaat het om 3 elementen:

  • Er is een dreiging van geweld of het plegen van geweld tegen mensen of tegen de samenleving.
  • Er worden mensen bang gemaakt.
  • De terroristen dwingen regeringen iets te veranderen of juist niet te veranderen.

Radicalisering

Aan terroristische daden gaat een proces van radicalisering vooraf. Dit wil zeggen dat iemand grotere veranderingen wil, iets wat hij/zij belangrijk vindt . Zo heb je bijvoorbeeld tegenwoordig jongeren van jouw leeftijd die naar de moskee gaan. In het begin zijn zij van mening dat je in Nederland mag geloven wat je wilt. Als zij gaan radicaliseren dan wordt hun opvatting extremer. Zij zullen dan gaan vinden dat iedereen moslim zou moeten worden. Enige tijd daarna hebben zij weer hun mening bijgesteld en willen zij niets meer te maken hebben met niet-moslims. Dit kan uitlopen op geweld. Radicalisatie kan bij iedereen gebeuren: skinheads, christenen, dierenactivisten en ga zo maar door!


 

“Ik ben 16 jaar. Wat ik na deze school ga doen weet ik nog niet, maar ik wens jullie allemaal het beste.” Dit citaat komt uit het vmbo-jaarboek van Victor Droste. In 2004 was hij toen 16 jaar. Op de foto draagt Victor Droste een shirt van zijn favoriete Amerikaanse band, Nirvana. Voor Victor begon na het vmbo een zoektocht naar wat hij wilde gaan doen met zijn leven. Hij kwam uit bij de Islam, radicaliseerde en vertrok naar Syrië om te vechten voor een islamitische staat.


Zakariya al-Hollandi, beter bekend als Victor Droste

Zakariya al-Hollandi, beter bekend als Victor Droste

Opdracht 15: "Sociale veiligheid"

OPDRACHT:
Leg naar aanleiding van deze les het volgende uit
1. Hoe werkt het pestmechanisme?
2. Wie kan het pesten laten stoppen?
3. Wat kan het slachtoffer zelf doen om het pesten te laten stoppen?


Lessuggestie; Bekijk de film 'SPIJT' uit 2013 naar het boek van Carry Slee.

Pesten is een groepsmechanisme, daarbij zijn vijf 'rollen' aan te wijzen:

1. Slachtoffer

2. Pester

3. Meeloper(s) --> Assistent en versterkers

4. Helper of verdediger

5. Toeschouwer(s) of buitenstaanders


Opdracht bij de film: Probeer er achter te komen hoe het werkt, wat is de oorzaak. Vul de rollen in met de namen maar ook met hoe ze zich gedragen en hoe het komt dat ze zich zo gedragen. De PPP kan helpen bij het nabespreken.

Open bestand PPP over pesten en digitaal pesten.

Wie overigens denkt dat pesten alleen op school voorkomt, heeft het mis. Pesten komt overal voor, op het werk, op de sport tot zelfs in het bejaardenhuis aan toe! Pesten is een groepsmechanisme en dat kan alleen gestopt worden door "de meerderheid" ofwel de "toeschouwers" door het als groep niet de accepteren.

Er is een aantal factoren, waardoor je slachtoffer kunt worden:

  • Anders zijn; bijvoorbeeld andere huidskleur, andere kleding, culturele achtergrond, religie, etc
  • Bereikbaar zijn; de zondebok is het slachtoffer van het afreageren van de frustratie, omdat voor de pestkop de bron van de frustratie niet bereikbaar is
  • Weerloos zijn (niet weerbaar zijn); alleen degenen die niets terug durven te doen of kunnen, worden tot slachtoffer uitgekozen
  • Eerder zondebok geweest zijn; wie eenmaal als zondebok bestempeld is, kan deze cyclus maar moeilijk doorbreken.

Drie mechanismen
Als er in een groep gepest wordt, waar niemand vat op kan krijgen, is het belangrijk om na te gaan welke groepsmechanismen onder de zichtbare oppervlakte spelen.

  1. Het eerste psychologisch mechanisme.
    Het feit dat bijna alle betrokkenen op de hoogte zijn van pesten in de groep, maar daar niet met anderen over praten, wordt 'samenzwering om te zwijgen' genoemd.
  2. Het tweede mechanisme wordt het 'omstandersdilemma' genoemd. Dit is de tweestrijd waarin omstanders terechtkomen als ze worden geconfronteerd met pesten. Er bestaan twee soorten van dit soort 'ja-maarmechanismen'. Een voorbeeld van het eerste meer persoonlijke soort is "Ik heb geen tijd", een voorbeeld van het tweede, meer groepsverbonden soort "Het komt bij ons niet voor".
  3. Het derde mechanisme bestaat uit 'het schuldig achten van het slachtoffer'. Deze drie mechanismen zijn er mede de oorzaak van dat keidinggevenden het zondebok-fenomeen in de groep niet opmerken.

'Tharukshan was beleefd, altijd aardig en nooit gemeen tegen iemand'

'Tharukshan was beleefd, altijd aardig en nooit gemeen tegen iemand'
 

'Heel erg beleefd, altijd aardig en nooit gemeen tegen iemand.' Dat zegt een groepje oud-klasgenoten over Tarukshan Selvam. De 15-jarige jongen uit Heerlen pleegde zelfmoord omdat hij op school gepest werd.

'Vreselijk', zeggen de meisjes over wat er met Tarukshan is gebeurd. Ze waren met hem bevriend op de basisschool, tot twee jaar geleden. Ze zitten nu op een andere school, maar zagen Tarukshan nog best vaak.

'Erger dan hij vertelde'

"Hij voelde zich niet op zijn gemak", vertelt een van de meisjes aan RTL Nieuws. "We wisten ook dat hij gepest werd. Maar het was veel erger dan hoe hij het vertelde."

Tharukshan werd online uitgescholden. Op sociale media werden er door anonieme accounts foto's geplaatst onder zijn naam. Voor de kerstvakantie is het nog in de klas besproken door een juf. Maar volgens zijn familie hield het daarmee niet op.


Verslaggever van RTL Nieuws in gesprek met oud-klasgenoten van Tarukshan.

Hulp afgeslagen

Zijn school, het Grotius College in Heerlen, heeft ook met Tarukshan gesproken over zijn problemen. Hij sloeg een aanbod voor hulp vorige maand af. Maar de school had meer moeten aandringen, zegt zijn zus. "Het is maar een jongen van 15. Als hij nee zegt, laat je hem toch niet zomaar gaan?"

Een tweede gesprek is er nooit gekomen. Want het lijden in eenzaamheid werd de puber te veel. Tharukshan stapte zondagavond, de dag voordat school weer zou beginnen, uit het leven.

Heb jij vragen over zelfmoord?

Stichting 113Online: 0900 0113
Openingstijden: 24 uur, 7 dagen per week

 

H6. Vrijetijdsbesteding

Als we het hebben over vrije tijd, stelt iedereen zich er wel iets bij voor. Een groot deel van je leven bestaat uit vrije tijd. Wat doe je met die vrije tijd en wat zou je nog meer kunnen gaan doen?

Zou jij vrijwillgerswerk willen doen? Waarom wel/niet?


 

Informatie : "vrijetijdsbesteding"


Wat doen Nederlanders in hun vrije tijd?

Meeste vrije tijd gaat naar mediagebruik

Nederlanders besteden het grootste deel van hun vrije tijd aan mediagebruik. Het tijdsbudget voor media bedraagt in 2011 bijna 21 uur per week. Daarbinnen zijn vooral televisiekijken, internet en computergebruik populair. Naar het onderhouden van sociale contacten - bij elkaar op visite gaan, zo maar wat met elkaar praten en telefoneren - gaat ruim 7 uur per week. Wel daalt de tijd daarvoor al geruime tijd. Na mediagebruik zijn de recreatieve activiteiten de tweede grootste vorm van vrijetijdsbesteding. Hieronder vallen onder meer uitgaan, uitstapjes, sport- en cultuurdeelname en het beoefenen van hobby's. Hiervoor is 13,5 uur per week gereserveerd. Naar vrijwilligerswerk, informele hulp en religieuze praktisering (samen maatschappelijke participatie) gaat ruim 2 uur per week. Per week zijn Nederlanders ruim 3,5 uur voor hun vrije tijd onderweg.

Figuur 1 Vrije tijd: verdeling van de vrije tijd over typen vrijetijdsbesteding en vrijetijdsmobiliteit, bevolking 12 jaar en ouder, 2011 (in uren per week)

fig-vt-alg-1

 

Bron: SCP en CBS (TBO’11)

Meer en minder vrije tijd

Ouders met een jongste kind tot 4 jaar hebben de minste vrije tijd. Mensen ouder dan 40 jaar en zonder kinderen tot 18 jaar hebben de meeste vrije tijd. Mannen beschikken over meer vrije tijd dan vrouwen. Dat betekent niet dat vrouwen meer tijd kwijt zijn aan verplichtingen. Vrouwen besteden meer tijd aan persoonlijke verzorging, waaronder langer slapen. Mensen die voltijds werken (35 uur of meer per week) hebben minder vrije tijd dan gemiddeld. Laagopgeleiden hebben de meeste vrije tijd, hoogopgeleiden de minste.

Figuur 2 Vrije tijd: bevolking 12 jaar en ouder, naar achtergrondkenmerken, 2011 (in uren per week)

fig-vt-alg-2

 

 

Bron: SCP en CBS (TBO’11)

vrijetijd.gif
vrijetijd.gif

Opdracht 16: "Lidmaatschappen"


Niet iedereen vult zijn vrije tijd op dezelfde manier in. Sla de uitkomsten op in je portfolio.

  1. Maak een top 10 van activiteiten waarmee jij je vrije tijd vult. Op de eerste plaats staat dan de activiteit waaraan je de meeste vrije tijd besteed aflopend naar 10. Bijvoorbeeld; bankhangen, netflixen, radio luisteren, gamen, sporten, hond uitlaten, boodschappen doen voor oma, ontbijt klaarmaken, eten koken, wassen, strijken, tuinieren, etc
  2. Zit hier ook vrijwilligerswerk bij?
    Zo ja, waarom doe je dat werk?
    Zo nee, welke reden kun je hiervoor geven?
  3. Van welke organisatie(s)/vereniging(en) ben jij lid?
  4. Wat is het doel van die organisatie(s)/vereniging(en)?
  5. Waarom ben je er lid van geworden?
  6. Bestaat er een website van? Noteer in het kort welke informatie er gegeven wordt
  7. Hieronder staat een lijst met organisaties/verenigingen.
    Kies er 3 uit die jijzelf de moeite waard vindt om lid van te zijn. Geef aan waarom (Je mag natuurlijk ook een organisatie kiezen die niet in deze lijst staat)
  • Dierenbescherming
  • Politieke partij
  • IVN (instituut voor natuureducatie en duurzaamheid)
  • Consumentenbond
  • Jong Breeders
  • Geloofsgemeenschap
  • Jongerenvereniging Friesland campina
  • Buurtvereniging
  • Plattelandsjongeren
  • Fleurop
  • WNF Wereld Natuur Fonds
  • Milieuorganisatie (bijv. Greenpeace)
  • Agrarisch jongeren contact
  • Scouting
  • Nederlandse Hartstichting
  • Bibliotheek
  • Carnavalsvereniging
  • Kookclub voor mannen
  • Motorclub voor vrouwen
  • Biljartvereniging
  • Dansschool
  • Muziekvereniging
  • Theater/toneelvereniging
  • Gymnastiekvereniging
  • Sportclub
  • Museumclub
  • Dartclub
  • Rijvereniging
  • Menvereniging
  • anders namelijk......

Opdracht 17: "Organisaties"


Hieronder zie je namen van verschillende organisaties. Geef aan waar ze volgens jou bij horen. Sla de uitkomsten op in je portfolio.

Organisatie

Levensbe-

schouwelijk

Maat-schappelijk

Kunst en cultuur

Welzijn

Sport

natuur en milieu

Vakbond

 

 

 

 

 

 

Greenpeace

 

 

 

 

 

 

Theater/cultuurhuis

 

 

 

 

 

 

Islamitische gemeenschap

 

 

 

 

 

 

Thuiszorg

 

 

 

 

 

 

UNICEF

 

 

 

 

 

 

Museum

 

 

 

 

 

 

Politieke partij

 

 

 

 

 

 

Protestantse gemeente

 

 

 

 

 

 

Fotoclub

 

 

 

 

 

 

Leger des Heils

 

 

 

 

 

 

Wijkraad-dorpsraad

 

 

 

 

 

 

Wereld Natuur Fonds

 

 

 

 

 

 

Oppascentrale

 

 

 

 

 

 

Fitnesscentrum

 

 

 

 

 

 

ANWB

 

 

 

 

 

 

Voetbalvereniging

 

 

 

 

 

 

Tafeltennisclub

 

 

 

 

 

 

EHBO-vereniging

 

 

 

 

 

 

Woningbouwvereniging

 

 

 

 

 

 

Carnavalsvereniging

           

Amnesty International

 

 

 

 

 

 

Nederlandse Hartstichting

 

 

 

 

 

 

Scoutinggroep

 

 

 

 

 

 

Bureau Slachtofferhulp

 

 

 

 

 

 

Opdracht 18: "Vrijwilligerswerk en mantelzorg"


Waarom doen mensen vrijwillgerswerk en/of mantelzorg? Het kost een hoop vrije tijd en het wordt ook nog niet betaald. Er is op internet veel te vinden over vrijwillgerswerk. Bekijk via de volgende link vrijwilligerswerk en beantwoord de volgende vragen. Sla de uitkomsten op in je portfolio;

  1. Mag of moet je vrijwilligerswerk doen als je een uitkering ontvangt? Hoe is dat geregeld?
  2. Geldt voor vrijwillgers ook de arbowet?
  3. Kan een vrijwillger aansprakelijk worden gesteld voor fouten die hij maakt?
  4. Hoe zit dit bij mantelzorg?
  5. Zoek 2 vrijwilligersklussen op die je wel zou willen doen
  • welke bestemming?
  • welke voorwaarden?
  • welke kosten zijn er aan verbonden?
  • waaruit bestaat het werk?
  • hoe ziet de begeleiding eruit?

H7. Communicatie en netwerken


We kunnen ons eigenlijk geen leven meer voorstellen zonder 'massa'media. Bekijk de onderstaande film, hoeveel 'media' tel jij?


klassengesprek over de onderstaande tekst;

Je hebt een nieuwe oplader voor je telefoon nodig omdat je op vakantie gaat. Via Google kom je bij een webshop terecht waar een aantal merken worden aangeboden. Je oog valt op één model dat je aanspreekt - omdat de prijs aantrekkelijk is, maar ook omdat deze maar liefst 32477 Facebook ‘likes’ heeft. Dat moet wel een goed product zijn. In de winkelwagen ermee!

De volgende dag zie je op TV een reclame van een zonne-energie oplader, die door mensen op het strand wordt gebruikt. Dit lijkt een handige aanvulling op je net gekochte oplader. Die was toch niet erg duur én je gaat binnenkort op vakantie. Je ziet dat leuke mensen - net zoals jij - het product met veel plezier gebruiken! Je gaat twijfelen. Je kijkt op internet en ziet ook hier een aantal positieve reviews van de duizenden mensen die de oplader reeds gekocht hebben. Resultaat: je tweede online aankoop binnen twee dagen is een feit.

Wat is volgens jou de rol van de media bij (online)aankoop van producten?

Informatie : "De media"


We leven in een informatiemaatschappij. Wil jij je ontwikkelen dan is het belangrijk dat je genoeg weet over de samenleving waarin je woont. Die samenleving wordt steeds groter en de grenzen steeds minderer belangrijk.
Er bestaan vele communicatiemiddelen die ons informeren over nieuws, sport, entertainment, gezondheid, economie, school, etc. In dit onderdeel van de sociaal maatschappelijke dimensie gaan we verder in het gebruik van Media:

Thema 1. Functies van media
Thema 2. Invloed van de media

Je hebt deze informatie nodig om opdracht 16 te kunnen maken.


Thema 1. Functies van media

Communiceren
Communiceren is het geven en ontvangen van informatie. Communiceren doe je de hele dag. Als je met iemand praat, een e-mail verstuurt of een telefoongesprek voert, communiceer je. Bij communicatie is er altijd een zender. De zender is degene die een bepaalde boodschap wil overbrengen of verspreiden. De zender kan een persoon of een groep zijn. De ontvanger is de persoon of de groep die de boodschap binnen krijgt. Als de communicatie goed verloopt, pakt de ontvanger de boodschap op zoals de zender de boodschap bedoeld heeft.

 

 

Communicatie kan veel verschillende vormen hebben. De bekendste vorm is verbale communicatie. Verbale communicatie is communicatie via taal. Men uit zich daarbij met woorden. Verbale communicatie kan op directe wijze plaatsvinden in een gesprek, via telefoon, schriftelijk via een brief of e-mail. Ook gebarentaal valt onder verbale communicatie.

Verbale communicatie gaat vrijwel altijd samen met non-verbale communicatie zoals handgebaren en gezichtsuitdrukkingen. De inhoud van onze boodschap vertellen we vaak in woorden. Het relationele gedeelte echter vertellen we vaak via  non-verbale communicatie. Als verbale en non-verbale boodschappen elkaar tegenspreken wint de non-verbale. Non-verbale communicatie is communicatie waarbij geen woorden worden gebruikt. De informatie wordt bijvoorbeeld overgedragen door signalen, tekens of lichaamstaal.  je duim opsteken of knikken naar iemand zijn voorbeelden van non-verbale communicatie.

Massacommunicatie is communicatie die is gericht op een groot publiek van ontvangers. De zender kent de ontvangers meestal niet en de ontvangers kunnen vaak niet direct reageren op de zender. Massacommunicatie vindt bijna altijd plaats met behulp van technische hulpmiddelen, zoals internet, radio of televisie.

Functies van massamedia
In veel gevallen wordt er met behulp van media gecommuniceerd. Media zijn middelen die je gebruikt bij het overbrengen van informatie. Massamedia zijn communicatie middelen waarmee een groot aantal mensen tegelijkertijd kan worden bereikt. Voorbeelden van massamedia zijn radiozenders, televisiezenders , kranten, tijdschriften en internetsites.
Massamedia hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken:
-     de informatie die wordt overgebracht is bedoeld voor een groot publiek;
-     de informatie is voor veel mensen toegankelijk;
-     er is geen persoonlijke relatie tussen de zender en de ontvanger;
-     de ontvanger kan vaak niet direct reageren .

Informatiefunctie
Massamedia worden gebruikt om informatie te verspreiden. Massamedia houden je op de hoogte van wat er in Nederland en in de rest va n de wereld gebeurt. In dit verband spelen massamedia een belangrijke rol in de samenleving. Bijvoorbeeld als via massamedia bepaalde problemen of misstanden in de samenleving worden getoond.

Commentaarfunctie
Massamedia verspreiden informatie, maar voorzien de informatie vaak ook van commentaar. Dit commentaar kan je helpen om je mening te vormen over een onderwerp. Zo worden bij veel actualiteitenprogramma's deskundigen uitgenodigd die commentaar leveren op gebeurtenissen.

Spreekbuisfunctie
Massamedia kunnen ook een platform voor allerlei groepen in de samenleving zijn. Deze groepen gebruiken de massamedia om hun mening te verkondigen en deze te verspreiden. Je kunt massamedia gebruiken om aandacht te vragen voor bepaalde zaken en zo een grote groep mensen te bereiken.

Entertainmentfunctie
Massamedia zijn er ook om je te amuseren en te zorgen voor ontspanning. Massamedia zijn een bron van entertainment. Voor veel mensen is het bijvoorbeeld ontspannend om televisie te kijken of om te internetten.

Sociale functie
Massamedia helpen mensen ook om in contact te komen met elkaar. Via massamedia kun je praten met anderen , vrienden ontmoeten of nieuwe vrienden maken. Ook komen groepen in de samenleving via de massamedia in contact met elkaar.

Soorten massamedia
Er bestaan drie verschillende groepen massamedia.
-           gedrukte media;
-           audiovisuele media;
-           digitale of nieuwe media.

Gedrukte media
Kranten en tijdschriften zijn voorbeelden van gedrukte media. Veel mensen lezen elke dag een krant. Kranten verspreiden het nieuws en de achtergronden bij het nieuws. Elke dag verschijnen er landelijke dagbladen en regionale dagbladen.
Tijdschriften verschijnen minder vaak dan kranten. Tijdschriften richten zich meestal op een specifieke doelgroep. Kranten en tijdschriften hebben tegenwoordig een website of een digitale editie.

Audiovisuele middelen
Televisie en radio zijn voorbeelden van audiovisuele media. Radio- en televisieprogramma's worden in Nederland uitgezonden door publieke omroepen en commerciële omroepen. Er zijn landelijke publieke en commerciële omroepen, maar ook lokale en regionale omroepen. Publieke omroepen krijgen geld van de Nederlandse overheid om programma 's te maken. Publieke omroepen mogen geen winst maken.

Commerciële omroepen maken radio- en tv-programma's voor een breed publiek. Ze verdienen geld door reclamezendtijd te verkopen aan adverteerders. Adverteerders betalen veel geld voor reclames die te zien zijn tijdens goed bekeken tv-programma 's. Hoe meer kijkers een programma trekt, hoe duurder de reclamezendtijd in de reclameblokken.

Alle publieke en commerciële omroepen hebben tegenwoordig een website. Veel radio- en tv-programma's kun je op internet beluisteren of terugkijken.

Digitale of nieuwe media
De digitale of nieuwe media zijn de nieuwste vorm van massamedia. Het internet is één van de belangrijkste vormen van nieuwe media. Internet is de verzamelnaam van het wereldwijde netwerk van aan elkaar gekoppelde computers. Net als in de traditionele media kun je op het internet nieuws, achtergrondinformatie, beelden en muziek vinden. Maar het internet is veel directer, sneller en interactiever dan de traditionele media.

Binnen de nieuwe media zijn de sociale media heel populair. Via de sociale media kunnen mensen online met elkaar in contact komen. Voorbeelden van sociale media zijn Facebook, Twitter, Instagram en MySpace.

Sociale media hebben een aantal kenmerken. Sociale media zijn interactief.  Je bent zowel zender als ontvanger. Dat maakt sociale media anders dan bijvoorbeeld televisie of kranten. Gebruikers van sociale media kunnen zelf nieuws maken en verspreiden.
Als iets populair wordt onder veel gebruikers van sociale media, wordt dit vanzelf een belangrijk onderwerp. Ook bevorderen sociale media contacten tussen mensen.

Kennischeck

Communiceren                  

Het geven en ontvangen van informatie.

Massacommunicatie        

Communicatie dat is gericht op een groot publiek van ontvangers.

Massamedia

Communicatiemiddelen waarmee een groot aantal mensen tegelijkertijd kan worden bereikt.

Media                                  

Middelen die je gebruikt bij het overbrengen van informatie.

Non-verbale communicatie                     

Communicatie waarbij geen woorden worden gebruikt.

Ontvanger    

De persoon of de groep die een bepaalde boodschap binnenkrijgt.

Verbale communicatie      

Communicatie waarbij gebruik wordt gemaakt van gesproken of geschreven woorden.

Zender          

De persoon of de groep die een bepaalde boodschap wil overbrengen of verspreiden.

Doelgroep    

Een groep mensen die een bepaalde belangstelling met elkaar deelt en waar media zich op richten.

Internet        

De verzamelnaam van het wereldwijde netwerk van aan elkaar gekoppelde computers.

Sociale media        

Digitale media waarmee mensen online met elkaar in contact kunnen komen.

 

Thema 2. Invloed van de media

Invloed van de media
Er bestaan verschillende theorieën over de invloed van de media in de samenleving, waaronder:
-           de injectienaaldtheorie;
-           de theorie van de selectieve waarneming;
-           de agendatheorie.

Injectienaald\theorie
Volgens de injectienaaldtheorie hebben de media veel invloed op mensen. De invloed van de media is volgens deze theorie te vergelijken met het geven van een injectie. De media zijn in staat om mensen via 'injecties' bepaalde denkbeelden op te dringen. Volgens de injectienaaldtheorie nemen mensen bepaalde ideeën over als ze maar vaak genoeg met die ideeën worden geconfronteerd.

Theorie van selectieve waarneming
Volgens de theorie van de selectieve waarneming is de invloed van de media beperkt. Gebruikers van media nemen alleen standpunten over als deze aansluiten bij hun eigen opvattingen. Media zijn wel in staat bestaande opvattingen te versterken. Wat je al dacht wordt versterkt, omdat je uit de media alleen die argumenten oppikt die jouw mening ondersteunen. Naar meningen die in strijd zijn met je bestaande opvattingen, luister je volgens deze theorie niet of je neemt die argumenten niet serieus.

Agendatheorie
Volgens de agendatheorie bepalen de media niet hoe mensen denken, maar over welke onderwerpen ze nadenken en waarover ze met elkaar praten. Doordat de media aandacht aan bepaalde onderwerpen besteden, wordt er over deze onderwerpen op school of op het werk gesproken. Maar het omgekeerde is ook het geval. Media geven aan bepaalde onderwerpen geen aandacht. Deze onderwerpen zijn dan ook geen onderwerp van gesprek in de samenleving.

Kwaliteit van informatie
Je komt elke dag in aanraking met grote hoeveelheden  informatie. Via massamedia  wordt informatie heel snel doorgegeven. Als er aan de andere kant van de wereld iets belangrijks gebeurt, kun je dat binnen enkele seconden te weten komen. Je moet altijd kritisch om gaan met de informatie die je via de media ontvangt. Je moet op een aantal dingen letten bij het beoordelen van informatie.
-           Hoe objectief is de informatie?
-           Hoe geloofwaardig is de zender van de informatie?
-           Wordt er een bron vermeld?
-           Wordt er hoor- en wederhoor toegepast?
-           Welk belang heeft de zender van de informatie?

Subjectief en objectief
Informatie in de media is gebaseerd op feiten en meningen. Iets is objectief als het gebaseerd is op feiten. Objectieve informatie  is informatie die is gebaseerd  op feiten: je  kunt aantonen  dat de boodschap juist is. Iets is subjectief al s het wordt beïnvloed door een mening of een gevoel. Subjectieve informatie bevat een mening. Het kan lastig zijn om erachter te komen of informatie in de massa­media objectief of subjectief is. Soms wordt iets namelijk als feit gepresenteerd, terwijl het eigenlijk een mening is.

Geloofwaardigheid
Niet alle zenders van informatie zijn geloofwaardig. Een zender is geloofwaardig als die persoon of organisatie zorgvuldig heeft onderzocht wat er is gebeurd en alle gegevens heeft gecontroleerd. De zender heeft daarbij geprobeerd de informatie zo veel mogelijk op feiten te baseren.

Bronvermelding
Een bron is de persoon of de organisatie van wie bepaalde informatie afkomstig is. Anonieme bronnen zijn onbekende bronnen. Deze bronnen kun je niet controleren. je weet niet wie het bericht de wereld in heeft gebracht. Als de bron niet wordt vermeld , kun je vaak niet controleren of de informatie waar is.

Hoor- en wederhoor
Hoor- en wederhoor  betekent dat de informatie  is gecontroleerd en dat verschillende opvattingen naast of tegen over elkaar zijn gezet. De lezer, luisteraar afkijker kan dan zelf bepalen aan welke opvatting hij de meeste waarde hecht.

Belangen
De zender van informatie kan belang hebben bij de verspreiding van informatie. De zen der wil dan iets bereiken door de informatie via de massamedia te verspreiden. Je moet kritisch kijken naar het belang dat de zender van de informatie heeft.
Als een bedrijf bijvoorbeeld een persbericht uitgeeft, zal dit bericht het belang van het bedrijf vertegenwoordigen. Een andere kant van het ver h aal wordt door het  bedrijf misschien niet benoemd.

De risico’s van media
Het gebruik van massamedia biedt veel voordelen. Maar er zijn ook risico's aan verbonden. Bijna alles wat je op internet doet, wordt opgeslagen en bewaard. Als je op internet surft, laat je sporen na. Foto's of filmpjes die je op internet zet, kunnen jaren  later nog worden teruggevonden. Ook wordt alles wat je op internet doet, gevolgd en geregistreerd. Die gegevens zijn heel interessant voor bedrijven. Als ze veel over jou weten, kunnen bedrijven jou heel specifiek benaderen met reclame voor hun producten.

Een andere bedreiging voor de privacy vormt het lP-adres van je computer. Het lP-adres is een digitaal adres van een computer of netwerk. Een IP-adres bevat informatie over waar de computer of het netwerk staat. Het IP-adres wordt doorgegeven bij elke e-mail en bij elk bezoek van een website. Al deze gegevens worden voor zes maanden opgeslagen. Iemand die deze gegevens kan inzien, weet dus welke websites jij hebt bezocht. De politie kan onder bepaalde voorwaarden toegang krijgen tot deze informatie.

Massamedia zijn belangrijke middelen om informatie te verspreiden. Maar via de massamedia kan ook onjuiste informatie gemakkelijk worden verspreid. Niet iedereen kan even goed inschatten of informatie  klopt.

Massamedia kunnen ook worden misbruikt om mensen aan te zetten tot crimineel of asociaal gedrag. Via de media kun je snel veel mensen bereiken. Bovendien kun je via veel media redelijk anoniem blijven. Dat maakt de drempellager voor sommige mensen om anderen aan te sporen tot crimineel of asociaal gedrag. Het is bijvoorbeeld veel laagdrempeliger om iemand v ia internet uit te schelden dan op straat.

Massamedia kunnen heel handig zijn om in contact te komen met andere mensen. Dit kan ook een keerzijde hebben. Digitaal pesten komt regelmatig voor. Digitaal pesten gebeurt bijvoorbeeld via chatboxen of internetforums. Voorbeelden van digitaal pesten zijn ongevraagd vreemde foto's van iemand op internet zetten, iemand uitschelden of bedreigen per e-mail of iemand stalken via een sociaal netwerk.

Massamedia kunnen ook gebruikt worden om grote groepen mensen te manipuleren en om propaganda te verspreiden. Manipulatie is het bewust verdraaien of weglaten van bepaalde informatie om een bepaald doel te bereiken. Een ernstige vorm van manipulatie is propaganda. Propaganda is het geven van uitsluitend eenzijdige informatie om aanhangers voor een bepaald standpunt of voor een bepaalde zaak te winnen. Degene die propaganda maakt, wil dat zoveel mogelijk mensen het met zijn standpunt eens zijn. Bepaalde informatie of meningen structureel weglaten of verbieden, noem je censuur. Propaganda en censuur kunnen ervoor zorgen dat grote groepen mensen niet of verkeerd geïnformeerd zijn over belangrijke gebeurtenissen .

Uitwerking begrippen

Bron                        De persoon of organisatie van wie bepaalde informatie afkomstig is.

Censuur                   De situatie waarbij bepaalde informatie of meningen structureel worden weggelaten of
                              verboden.

Hoor- en Wederhoor  Het principe dat een verhaal is gecontroleerd en dat verschillende meningen naast of
                              tegenover elkaar zijn gezet.                        

Manipulatie              Het bewust verdraaien of weglaten van bepaalde informatie om een bepaald doel te bereiken.

Objectief                  Op feiten gebaseerd.

Propaganda             Het geven van uitsluitend eenzijdige informatie om aanhangers voor een bepaald standpunt
                             of bepaalde zaak te winnen.

Subjectief                Door je mening of je gevoel beïnvloed.

Opdracht 19: "De media"


klik op de onderstaande link voor vragen over communicatiemiddelen.

Open bestand Vragen over de media

of kopieer onderstaande in je portfolio. en maak de vragen

Thema 1. De functie van media

1. Communiceren doe je de hele dag.
a.        Schrijf op wat communiceren is.

b.         Wat wordt er met de zender bedoeld?

c.         Wat wordt er met de ontvanger bedoeld?

2.        Geef bij elke situatie aan of het gaat om verbale of non-verbale communicatie.

Zet een kruisje in de juiste kolom.

Situatie

Verbaal

Non-verbaal

Amy stuurt haar vriend een sms'je.

 

 

Sander fronst zijn wenkbrauwen bij het horen van het nieuws.

 

 

De spelers van een voetbalteam omhelzen elkaar na het maken van een doelpunt.

 

 

Harm schrijft een brief aan zijn oma

 

 

 

Op het verkeersbord staat een grote witte pijl.

 

 

 

 

3.         Radiozenders, kranten en internet zijn voorbeelden van massamedia.

a.         Leg uit wat massamedia zijn.

b.        Schrijf vier kenmerken  van  massamedia  op.

 

4.         Media hebben verschillende functies. Schrijf bij elk voorbeeld op wat de functie van het medium  is.

a. Functie:
   
Politie heropent tien jaar oude moordzaak
b. Functie:
    [20:00]  [Goede tijden slechte tijden]    [soap]

c. Functie:

Contact gezocht met een leuke man (30-40 jaar).

Ik (vrouw, 31) ben sportief, spontaan en gek op reizen.

Op zoek naar een serieuze relatie.

d. Functie:
   
"Kom naar Malieveld voor demonstratie #antibontprotest#stopdierenleed"
     3 minutes ago via web
e.
Functie:
 
 'Nieuwe wet funest voor ouderen'

5.         Veel media richten zich op een specifieke doelgroep.

a.         Leg uit wat er met een doelgroep wordt bedoeld.

b.         Waarom is het voor media  belangrijk om zi ch op een doelgroep te richten?

 

6.         Digitale of nieuwe media zijn de nieuwste soort massamedia.

a.         Schrijf op wat de belangrijkste vorm van nieuwe media is.

b.         Lees de uitspraak.

       "Alle nieuwe media zijn sociale media"

           Leg uit of deze uitspraak juist is.

c.         Welke kenmerken hebben sociale media?

d.        Nieuwe media verschillen van 'oude media', zoals kranten, televisie en radio.

          Schrijf een voordeel en een nadeel op van nieuwe media ten opzichte van 'oude media'.


7.         Lees de uitspraak .

     "Een samenleving zonder sociale media is ondenkbaar".

           Leg uit of je het met deze uitspraak eens bent.

 

Thema 2. De invloed van media

1          Bekijk de cartoon.

 

 

Welke theorie over de invloed van media wordt in deze cartoon afgebeeld?

Leg je antwoord uit.

2.         Geef voor elke krantenkop aan of het om objectieve of subjectieve informatie gaat.

a.         Oplages landelijke dagbladen opnieuw gedaald

b.         Als 65+ers niet meer willen werken moet je ze laten gaan

c.         Juist nu moeten we bezuinigen op ontwikkelingshulp

d.         Gratis wifi in op centraal station Utrecht

3.         Waarom is het vermelden van bronnen belangrijk in de journalistiek?

4.         Lees het artikel.

 

a.         Waarom is het voor een bedrijf zoals Twitter interessant om gegevens van gebruikers te hebben?

b.         In het artikel staat de zin: 'Op het web is alles eeuwig.'

Waarom is het belangrijk om hierop te letten bij het gebruik van nieuwe media?

5.         Massamedia kunnen worden gebruikt om grote groepen mensen te manipuleren en om propaganda te verspreiden.

a.         Leg uit wat manipulatie is.

b.         Leg uit wat propaganda is.

c.         Leg uit wat het gevaar is van censuur in een samenleving.

6.         Lees de tekst.

Persbericht  

Een organisatie, bedrijf of persoon kan zelf een concept voor een artikel aan de media aanbieden. Op die manier probeert de organisatie, het bedrijf of de persoon aandacht te krijgen voor een bepaald standpunt of feit. Dit wordt een persbericht genoemd . Het feit houdt verband met de belangen of de identiteit van de organisatie , het bedrijf of de persoon die het persbericht aanbiedt.

a.         Bedrijven geven vaak een persbericht uit als ze nieuws hebben over hun producten.

Welk belang hebben bedrijven bij het uitgeven van persberichten?

b.         Waarom is een persbericht geen objectieve informatie?

 

 

Opdracht 20: "Netwerken"

Breng je eigen netwerk in kaart

1. Zoek via internet op wat de definitie van netwerken is

2. Wat is het doel van netwerken, waarvoor kun je het gebruiken?

3. Wat heb jij wel eens voor elkaar gekregen dankzij jouw netwerk?

Opdracht:

- Schrijf een vraag of wens op

- Geef deze vraag of wens mee aan je buurman/buurvrouw

- Je gaat voor je buurman/buurvrouw in dit lokaal op zoek en komt terug met een concrete tip of contact 

4. Ben jij een goede netwerker?
    - Bekijk de onderstaande vragen over netwerken en vul ze voor jezelf in.
    - Maak daarna vraag 5, 6 en 7.


Inventarisatie eigen netwerk

•Hoeveel contacten heb jij? (mensen die jij kent)
 
0 = minder dan 10
 1 = 11 - 100
 2 = 101 - 200
 3 = meer dan 200

•Welke soorten relaties heb jij?
 
0 = met name zakelijk
 1 = vooral kennissen
 2 = veel persoonlijke contacten
 3 = combinatie van persoonlijke contacten en vrienden

•Hoe is jouw netwerk samengesteld?
 
0 = mijn netwerk is net een spiegelbeeld van mezelf
 1 = met beperkte diversiteit (verscheidenheid in leeftijd, interesses, huidskleur, karakter, afkomst, etc)
 2 = goede diversiteit (verscheidenheid in leeftijd, interesses, huidskleur, karakter, afkomst, etc)
 3 = mensen uit diverse sectoren en vakgebieden, leeftijden etc.


•Wat is de kwaliteit van jouw netwerk?
 
0 = vrienden, maar niet invloedrijk
 1 = sommigen hebben best wel belangrijke relaties
 2 = sommigen zijn behoorlijk invloedrijk
 3 = met mijn netwerk kan ik alles voor elkaar krijgen

•Beantwoord je telefoontjes, e-mail, sociale media en volg je een 1e ontmoeting op?
 
0 = geen tijd voor
 1 = ik probeer het wel
 2 = soms vergeet ik er wel een (of meer)
 3 = altijd

•Ben jij bewust bezig om je netwerk uit te breiden?
 
0 = nooit
 1 = alleen als ik uitgenodigd wordt
 2 = regelmatig
 3 = dagelijks

•Help jij wel eens anderen uit je eigen netwerk?
 
0 = nooit
 1= incidenteel
 2 = regelmatig
 3 = zo vaak ik kan en ook erg actief

•Gebruik je ook internet? (bijv. contacten toevoegen op LInkedin, twitter, facebook, instagram, etc)
 
0 = nooit
 1 = af en toe, maar niet structureel
 2 = regelmatig
 3 = altijd, ik gebruik beiden om elkaar te versterken

 


5. Hoeveel punten heb je gescoord?
    0   - 8   = niet of nauwelijks aandacht voor netwerken
    8   - 14 = redelijk aandacht voor netwerken
    14 - 20 = voldoende aandacht voor netwerken
    20 - 24 = goede aandacht voor netwerken

6. Breng je eigen netwerk in kaart. Gebruik de onderstaande afbeelding als voorbeeld hoe je dat zou
    kunnen doen. Schrijf er namen en aantallen bij en de belangrijkste talenten/hobby's/werk, etc.


 

Het vinden van een bijbaantje gaat heel vaak via via. Dat is dus ook netwerken. Bijvoorbeeld: Jij bent toe aan een bijbaantje maar je komt nergens tussen. Je moeder vraagt eens wat rond hoort in een gesprek met haar vriendin dat de dochter van haar buurvouw bij de supermarkt werkt. Deze dochter, Tanja, heeft gehoord dat ze nog iemand zochten voor de vulploeg. Je informeert bij Tanja om welke supermarkt het gaat en vraagt haar of ze jou wil introduceren.

7. Stel je wilt een bijbaantje, of je wilt informatie hoe je dolfijnentrainer wordt en zoekt een stageplek of,
    je bent op zoek naar 2 kaartjes voor een uitverkocht concert, of je wilt op de foto met een beroemde
    voetballer, of ..... bedenk iets anders wat je graag zou willen.
    Tijd voor je netwerk. Wie binnen jouw netwerk zou jou verder kunnen helpen met zijn/haar netwerk?


Sla de antwoorden op in je portfolio

Opdracht 21: "Social Media"

1 op de 15 jongeren online uit de kleren

6 februari 2017 ANP

Een op de vijftien jongeren heeft wel eens een pikante foto van zichzelf naar iemand anders gestuurd, blijkt uit een peiling onder jongeren van 12 tot 17 jaar. Sexting, het delen van seksueel getinte foto's via sociale media, is vooral populair onder jongeren van 16 en 17 jaar.
Van hen zegt bijna 40 procent wel eens het verzoek te hebben gekregen om een pikante foto van zichzelf te maken. Een op de zeven jongeren uit deze leeftijdscategorie is daar ook wel eens op ingegaan. Meisjes doen dit iets vaker dan jongens. "Maar ook jongens doen er geregeld aan mee", zegt Justine Pardoen van Bureau Jeugd & Media. "'Dick pics' worden dat dan genoemd."
Jongeren sturen de foto's naar hun vrienden, maar ook regelmatig naar mensen die ze alleen kennen via internet en nog nooit hebben ontmoet.

Binnen no time gaat zo'n foto door de hele school heen, met alle gevolgen van dien.

Justine Pardoen van Bureau Jeugd & Media

Jongeren delen de foto's volgens Pardoen zonder dat ze stilstaan bij de gevolgen. Ze benadrukt dat het sturen niet per se grensoverschrijdend gedrag hoeft te zijn. "Het hoort ook bij de seksuele ontwikkeling van jongeren."
Het wordt pas grensoverschrijdend als iemand die zo'n foto heeft gekregen die vervolgens doorstuurt naar anderen. "Daar ontstaat de schade." Er moet dus veel meer nadruk worden gelegd op de gevolgen van het delen van de foto's, zegt ze. "Binnen no time gaat zo'n foto door de hele school heen, met alle gevolgen van dien."
Van de ondervraagde 12- tot 17-jarigen zegt 6,4 procent wel eens een pikante foto van zichzelf te hebben gedeeld. Bij de 16- en 17-jarigen is dat 14,5 procent. De afbeeldingen gaan regelmatig rond onder scholieren. Bijna een kwart van de jongeren zegt wel eens iemands blootfoto te hebben gekregen.
Snapchat wordt het meest gebruikt om de plaatjes te delen, maar ook WhatsApp is populair. Snapchat is vaak in trek omdat jongeren denken dat de foto dan maar even te zien is, zegt Pardoen. Maar ze benadrukt dat er genoeg trucs zijn om die foto's toch te bewaren.De peiling is gedaan onder duizend jongeren in het kader van Safer Internet Day, morgen. Op deze jaarlijks terugkerende dag wordt wereldwijd aandacht gevraagd voor veilig internetgebruik.

Braver beeld

Opvallend is dat een tweede onderzoek, gericht op online veiligheid en uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam, een braver beeld laat zien. Daaruit blijkt dat het aantal jongeren dat aan sexting doet een stuk lager ligt: rond de 3 procent. Dat zou kunnen komen doordat er bij deze peiling ook ouders aanwezig waren.
Veel ouders zijn ongerust over het social media-gedrag van hun kinderen en praten daar ook over met tieners. Sexting is, naast roken, een veelbesproken onderwerp aan de keukentafel. Hoewel sexting volgens Bureau Jeugd & Media een normaal verschijnsel is dat hoort bij de seksuele ontwikkeling van kinderen in deze tijd, zien ouders dat anders: zij vinden sexting niet normaal.


Opdracht 21.

Social media is een verzamelnaam voor alle internet-toepassingen waarmee het mogelijk is om informatie met elkaar te delen op een gebruiksvriendelijke en vaak leuke wijze. Het betreft niet alleen informatie in de vorm van tekst (nieuws, artikelen). Ook geluid (podcasts, muziek) en beeld (fotografie, video) worden gedeeld via social media websites. Met andere woorden, social media staat voor 'Media die je laten socialiseren met de omgeving waarin je je bevindt'.

Hierin schuilen ook gevaren zoals in het artikel hierboven genoemd.

VRAGEN.

1. Noem alle social media platforms die je kent.

2. Van welk media platform maak je heel vaak gebruik, maak een top 3.

3. Wat vind jij, wat doe je wel en wat doe je niet op/met social media?

Voor de onderstaande vragen: Klik op de onderstaande link voor eventuele hulp

4. Wat is: cyberpesten
                Sexting
                Belediging/smaad/laster
                Stalking
5. Wanneer is het strafbaar?

6. Wanneer stap je naar de politie?

Open bestand Sportief met Sociale Media - Wat mag wel en niet.pdf


Socialmedia, de schaduwzijde:

https://www.youtube.com/watch?v=WeK0ErDC22c


 


 

Afbeeldingsresultaat voor landelijke top 3 social media

In 2016

Afbeeldingsresultaat voor landelijke top 3 social media

Opdracht 22: "Lichaamstaal"

Lichaamstaal:
Het effect van lichaamstaal is heel groot:
Misschien let je er niet zo op maar jouw lichaamstaal in de klas is vaak niet dezelfde als op je stage of thuis of bij het uitoefenen van je hobby. Mensen reageren onbewust op je lichaamstaal en andersom.
Tijdens ons contact vertellen we elkaar veel meer dan met alleen woorden. Zonder woorden zeggen we veel over de betrekking: wie ben ik, wat vind ik van jou, hoe is onze relatie en wat bedoel ik eigenlijk met wat ik zeg. Hier gaat het er dan niet meer om wat we precies zeggen, maar meer om wat we erbij voelen. Gevoelens zijn moeilijk onder woorden te brengen. Makkelijker dan met woorden maken we elkaar door middel van lichaamstaal duidelijk wat we precies bedoelen. Zo wordt het duidelijk of er bijvoorbeeld een onderliggende betekenis is bij wat we zeggen, en hoe we met de ander in relatie staan. Lichaamstaal is daarom belangrijk bij het leggen van alle soorten contacten.

Opdracht:

Maak de test op de onderstaande link. Maak een screenshot of foto van de uitslag en sla deze op in portfolio.

http://www.lichaamstaal.nl/quiz.html

 

 

 

H8. In de praktijk

De sociaal-maatschappelijke dimensie

De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft dus betrekking op jou bereidheid en je vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren. Het gaat er om dat je goed functioneert in je eigen woon- en leefomgeving, werkomgeving, in zorgsituaties en in de school. 

Je weet om te gaan met verschillen en culturele verscheidenheid.

In dit arrangement is het volgende aan bod gekomen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen tussen – verschillende (sub)culturen en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch en integer handelen, en het doel en de invloed van sociale en professionele netwerken.

Opdracht 23. "Wat doe jij er aan?"

  1. lees de onderstaande tekst; maak daarna de vragen.

    'Vrouwelijke medewerkers hogeschool vaker kans op te laag salaris'

    Foto: ANP
     
    Gepubliceerd: 18 januari 2016
    Vrouwelijke medewerkers van hogescholen in Nederland hebben twee keer zoveel kans op een onterecht te laag salaris als hun mannelijke collega's. Het misgelopen bedrag voor vrouwen is ook twee keer zo hoog als dat voor mannen, meldt het College voor de Rechten van de Mens in een maandag gepubliceerd rapport.

    Het mensenrechteninstituut onderzocht de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen en baseerde zich op salarisgegevens van 4.301 vrouwelijke en 3.218 mannelijke medewerkers van zes hogescholen.
    De mannen verdienden maandelijks gemiddeld 4.258 euro en de vrouwen 3.798 euro. Dat komt neer op een gemiddeld salarisverschil van 10,8 procent. Het verschil kan deels worden verklaard door verschillen in functieniveau, werkervaring of functioneren. Toch is niet het hele verschil daarmee uit te leggen.

    Valkuilen

    Hogescholen blijken meer dan dertig beloningsmaatstaven te hanteren die tot beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen kunnen leiden.
    Zo wordt bijvoorbeeld het startsalaris gebaseerd op een salarisonderhandeling in plaats van op relevante werkervaring. Ook het bieden van salarisgaranties en het salaris aanpassen naar het laatst ontvangen loon, maken de kans op beloningsverschillen groter.

    "Discriminatie van vrouwen bij de beloning past echt niet meer in deze tijd", stelt de voorzitter van het College Adriana van Dooijeweert.

    Verplicht

    Het is al meer dan 35 jaar lang wettelijk verplicht om het salaris van mannen en vrouwen die vergelijkbaar werk doen ook op gelijkwaardige maatstaven vast te stellen. "Gelijk belonen betekent niet dat alle werknemers hetzelfde salaris moeten krijgen. Er kunnen goede redenen zijn om iemand meer te betalen", benadrukt het instituut.

    "Als een goede verklaring voor het salarisverschil ontbreekt, is er echter sprake van beloningsonderscheid dat in strijd is met de wetgeving gelijke behandeling."

    Er zijn in Nederland 37 hogescholen. De zes onderzochte scholen zijn volgens de onderzoekers een goede afspiegeling van het totaal.
    Minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wil naar aanleiding van het rapport in gesprek gaan met hogescholen.
    Eerder deze maand werd bekend dat de PvdA ondernemingen een allerlaatste kans wil geven om in 2017 de bedrijfstop voor 30 procent uit vrouwen te laten bestaan. De partij bereidt al wel een wet voor die een vrouwenquotum verplicht stelt.

    Door: NU.nl
     
    a. Waar gaat deze tekst over?
    b. Welke onderdelen uit de opdrachten 1 t/m 22 komen hierin terug?
    c. Hoe zou de bovenstaande situatie, volgens jou het best opgelost kunnen worden?
  2. Zoek een foto (eventueel van jezelf) of afbeelding die iets van jou zelf laat zien, wat jij belangrijk vindt.
  3. Geef aan waarom je hiervoor gekozen hebt.
  4. Welke sociale activiteiten zijn voor jou belangrijk om naar toe te gaan, waar jij je thuis voelt? Denk aan festivals, lidmaatschap vereniging (sport, muziek, zang, dans, etc),  vakanties, buurthuis, tentoonstellingen, beurzen, musea, etc
    a. Noem 5 activiteiten waar je in het verleden aan hebt deelgenomen of nog aan deelneemt die belangrijk voor je zijn/waren of gewoon omdat je dat leuk vindt.
    b. Noem 2 activiteiten waar je in de toekomst graag nog een keer aan deel zou nemen.
  5. a. Welk nut heeft vrijwilligerswerk of mantelzorg volgens jou?
    b. Welke vrijwilligersactiviteiten vind jij belangrijk?
    c. Noem het vrijwilligerswerk wat jij doet, doe je geen vrijwilligerswerk schrijf je n.v.t. (niet van toepassing)
    d.  Stel je wilt vrijwilligerswerk uitvoeren, waarvoor zou jij dan kiezen?

Docent


Onderstaande zaken zijn gereed en te vinden in de ELO materialenbank burgerschap docentinformatie van AOC Oost - Groene Welle;
- Antwoordenmodel portfolio
- Toets
- Antwoordenmodel toets

Op dit moment is de digitale toets met een automatische correctie gereed

Vragen, opmerkingen, tips voor verbeteringen: fruiter@aoc-oost.nl