Zodra jij 's ochtends op straat en naar school of naar je werk gaat, neem je deel aan het maatschappelijke leven. Je wordt onderdeel van een proces waarin iedereen een bepaalde rol speelt. Met wie je samenleeft en samenwerkt, kun je niet altijd zelf bepalen. Wie zijn die anderen? In dit onderdeel behandelen we 3 thema's:
Thema 1. De maatschappij
Thema 2. Migratie en integratie
Thema 3. Vooroordelen
Deze informatie heb je nodig om opdracht 7 te kunnen maken
1. De maatschappij
De maatschappij
Met alle mensen die je thuis, op straat, op school en op je werk tegenkomt, vorm je de maatschappij. Een maatschappij bestaat uit een groep mensen die in hetzelfde gebied of hetzelfde land wonen, werken en leven.
In elke maatschappij speelt een aantal waarden een belangrijke rol. Veel mensen vinden respect een belangrijke waarde in de samenleving. Respect betekent waardering hebben voor een ander en rekening houden met anderen. In een samenleving waar in veel verschillende mensen met elkaar samenleven, is het belangrijk om respect te hebben voor een ander, ook als diegene heel anders is dan jij. Tolerantie is het accepteren van mensen die anders zijn dan jij. In elke maatschappij is een zekere mate van tolerantie nodig om met elkaar te kunnen samenleven
Een maatschappij bestaat uit individuen met een eigen identiteit. Om goed te kunnen samenleven, moet het gedrag van al deze mensen op elkaar worden afgestemd. Hierbij spelen fatsoensnormen een belangrijke rol. Fatsoensnormen zijn normen die aangeven hoe mensen vinden dat ze in bepaalde situaties met elkaar moeten omgaan. Binnen een groep kunnen mensen verschillende fatsoensnormen belangrijk vinden.
Mensen die afwijken van de norm, kunnen zaken in een samenleving ter discussie stellen. Ze kunnen met hun gedrag andere mensen laten zien dat het ook anders kan. Als afwijkend gedrag wordt overgenomen door groepen mensen kan dat verandering in de samenleving teweegbrengen.
Afwijkend gedrag kan ook een negatieve rol spelen in de samenleving. Als afwijkend gedrag anderen overlast bezorgt, noem je dat asociaal gedrag. Iemand vertoont asociaal gedrag als hij weinig of geen rekening houdt met de mensen om hem heen.
Gedrag dat voor een groot gedeelte wordt bepaald door de normen en waarden van een specifieke groep noem je groepsgedrag. Groepsgedrag wordt vaak binnen een groep van mensen vereist. Het kan lastig zijn om je binnen een groep anders te gedragen dan andere mensen. Als jouw gedrag afwijkt van de rest, kan jouw gedrag door de groep worden veroordeeld. De groep kan jou onder druk zetten om je net zo te gedragen als de rest van de groep. Dat noem je groepsdruk.
Multiculturele maatschappij
In Nederland leven mensen uit verschillende culturen met elkaar samen. Je noemt de Nederlandse maatschappij daarom een multiculturele maatschappij of samenleving.
In een multiculturele samenleving bestaan vaak verschillen tussen de opvattingen en gewoonten van mensen. Deze verschillen kunnen leiden tot conflicten. Als de normen, waarden of gewoonten van verschillende groepen in de samenleving erg van elkaar afwijken, begrijpen mensen elkaar vaak minder goed. Bovendien zijn wetten en regels in een samenleving vaak gebaseerd op de waarden van een dominante culturele groep. Als de waarden van andere groepen afwijken van deze waarden, kunnen zij in conflict komen met de regels in de samenleving.
Er zijn een aantal manieren om met verschillen en problemen in een multiculturele samenleving om te gaan. Voorbeelden daarvan zijn segregatie, integratie en assimilatie.
Segregatie
Er is sprake van segregatie als verschil lende culturen niet met elkaar, maar naast elkaar leven. De culturen in zo'n samenleving leven gescheiden van elkaar. Elke cultuur heeft dan bijvoorbeeld eigen winkels en scholen en mensen uit de ene cultuur hebben nauwelijks contact met mensen uit een andere cultuur.
Integratie
Er is sprake van integratie als verschillende culturen met elkaar samenleven en elkaars gewoonten overnemen. A ls een culturele groep zich aanpast aan de dominante cultuur, maar ook kenmerken van haar eigen cultuur behoudt, noem je dat integratie. Integratie betekent ook dat de dominante cultuur kenmerken van andere culturele groepen overneemt. De culturen raken met elkaar verweven.
Assimilatie
Bij assimilatie past een groep zich zo volledig mogelijk aan een andere cultuur aan. Die aanpassing gaat zover dat de originele cultuur na verloop van tijd helemaal is verdwenen. Soms wordt binnen een samenleving verwacht dat iedereen zich volledig aan de dominante cultuur aanpast. Dat is een vorm van assimilatie.
Begrippen Betekenis
Asociaal gedrag Gedrag waarbij iemand weinig of geen rekening houdt met de mensen om zich heen.
Assimilatie De situatie waarbij een groep zich zo volledig mogelijk aan een andere cultuur aanpast.
Fatsoensnorm Een norm die aangeeft hoe mensen vinden dat ze in een bepaalde situatie met elkaar om
moeten gaan.
Groepsgedrag Gedrag dat voor een groot gedeelte wordt bepaald door de normen en waarden van een
groep in de samenleving.
Integratie Een vorm van samen leven waarbij verschillende culturen met elkaar samenleven en elkaars
gewoonten overnemen.
Multiculturele Een samenleving waarin mensen uit verschillende culturen
Samenleving Met elkaar samenleven.
Respect Waardering hebben voor een ander en rekening houden met anderen.
Maatschappij Een groep mensen die in hetzelfde gebied of hetzelfde land wonen, werken en leven.
Segregatie Een vorm van samenleven waarbij verschillende culturen niet met elkaar, maar naast elkaar
leven.
Tolerantie Het accepteren van mensen die anders zijn dan jij.
2. Migratie en integratie
Migranten
Migratie betekent dat je naar een andere plek verhuist. Iemand die migreert noem je een migrant. Het begrip migratie wordt meestal gebruikt als iemand naar een ander land verhuist. Iemand die zich in een ander land of gebied vestigt, noem je in dat land een immigrant.
Mensen kunnen verschillende redenen hebben om naar een ander land te verhuizen. De redenen die mensen hebben om naar een ander land te gaan noem je pushfactoren en pullfactoren. Pushfactoren zijn redenen om het land waar je woont te verlaten. Pullfactoren zijn redenen om je in een bepaald land te willen vestigen .
Elk land heeft te maken met immigratie, ook Nederland. Sommige Nederlanders besluiten uit Nederland te vertrekken om ergens anders te gaan wonen. Ook zijn er mensen die vanuit het buitenland naar Nederland zijn gekomen om hier voor langere tijd te gaan wonen. Mensen va n wie beide ouders Nederlands zijn, noem je autochtonen. Mensen die in Nederland wonen en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren noem je allochtonen. Het gebruik van de termen allochtoon en autochtoon staat ter discussie.
Vluchteling of asielzoeker
Voor sommige mensen is het niet veilig om in het land te blijven wonen waar zij zich bevinden. Ze vluchten dan naar een ander land. Een vluchteling is iemand die buiten zijn land of regio verblijft en niet kan terugkeren, omdat hij daar kan worden vervolgd op grond van zijn ras, religie, nationaliteit of politieke mening.
Een vluchteling kan asiel aanvragen in het land waar hij naartoe vlucht. Asiel aanvragen in een land betekent dat je vraagt of het land jou wil beschermen en of je daar mag blijven. Een asielzoeker is iemand die asiel aanvraagt in een ander land.
Niet alle mensen die asiel aanvragen, worden erkend als vluchteling. Iemand wordt alleen als vluchteling erkend als hij niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst, omdat hij daar kan worden vervolgd of omdat het daar te gevaarlijk is. Hij heeft de status van vluchteling gekregen van het land waar hij naartoe is gegaan. Als iemand om economische redenen vlucht en ergens anders asiel aanvraagt, krijgt hij deze status niet. Zo iemand noem je daarom asielzoeker en geen vluchteling.
Toelatingsbeleid
Niet iedereen die naar Nederland komt, mag in Nederland blijven. Iemand mag alleen in Nederland blijven als:
- hij of zij de Nederlandse nationaliteit heeft;
- hij of zij een geldige verblijfstitel heeft;
- hij of zij is erkend als vluchteling.
Je hebt de Nederlandse nationaliteit als je in Nederland bent geboren. Je kunt de Nederlandse nationaliteit ook aanvragen.
Om de Nederlandse nationaliteit te kunnen krijgen, moet je aan de volgende voorwaarden voldoen:
> Je bent 18 jaar of ouder.
> Je woont minimaal vijf jaar onafgebroken en met een geldige verblijfsvergunning in Nederland, Aruba,
Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Maarten of Sint-Eustatius.
> Je hebt ten tijde van de aanvraag een verblijfsvergunning voor onbepaalde of voor bepaalde tijd voor
een niet-tijdelijk doel.
> Je bent voldoende ingeburgerd.
> Je hebt de laatste vier jaar geen gevangenisstraf uitgezeten, leer- of taakstraf uitgevoerd of een
hoge geldboete betaald of opgelegd gekregen.
> Je moet afstand doen van je huidige nationaliteit.
> Je moet de verklaring van verbondenheid met Nederland afleggen.
Integreren in de Nederlandse maatschappij
De Nederlandse samenleving bestaat uit veel verschillende groepen mensen. Mensen die naar Nederland komen, moeten vaak wennen aan de waarden en gewoonten in Nederland. Andersom moeten Nederlanders ook vaak wennen aan groepen die in Nederland komen wonen. Na verloop van tijd wennen deze groepen aan elkaar en nemen ze vaak gebruiken van elkaar over. Er is dan sprake van integratie.
De Nederlandse overheid probeert ervoor te zorgen dat alle inwoners van Nederland integreren in de samenleving. De plannen die de regering maakt voor de integratie van mensen uit verschillende culturen noem je het integratiebeleid. Het integratiebeleid in Nederland heeft twee hoofddoelen. Het beleid is erop gericht dat iedereen in Nederland meedoet in de samenleving. Dat je bijvoorbeeld naar school gaat of werkt, de Nederlandse taal spreekt en weet waar je hulp kunt krijgen als je problemen hebt. Daarnaast is het beleid erop gericht dat iedereen de belangrijkste waarden van de Nederlandse samenleving respecteert.
Allochtoon Iemand die in Nederland woont en van wie ten minste één ouder in het buitenland is
geboren.
Asielzoeker Iemand die in een ander land aanvraagt of dat land hem wil beschermen en of hij tijdelijk in
dat land mag blijven.
Autochtoon Iemand van wie beide ouders Nederlands zijn.
Immigrant Iemand die zich in een ander land of gebied vestigt.
Integratiebeleid De plannen die de regering maakt voor de integratie van mensen uit verschillende culturen.
Migrant Iemand die naar een andere plek ver huist.
Migratie Het verhuizen naar een andere plek.
Pullfactoren Redenen om je in een bepaald land te willen vestigen.
Pushfactoren Redenen om het land waar je woont te verlaten.
Vluchteling Iemand die buiten zijn land of regio verblijft en niet kan terugkeren, omdat hij daar kan
worden vervolgd op grond van zijn ras, religie, nationaliteit of politieke mening.
3. Vooroordelen
Discriminatie
In de Nederlandse Grondwet staat dat je niet mag discrimineren. Discriminatie is het ongelijk behandelen en het achterstellen van mensen op basis van kenmerken zoals huidskleur, sekse of religie. Het eerste artikel van de Grondwet luidt: 'Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan'.
De eerste zin van dit artikel is het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat de Nederlandse overheid gelijke gevallen niet verschillend mag behandelen. Het gelijkheidsbeginsel in de Nederlandse Grondwet geldt voor iedereen die zich in Nederland bevindt. Het maakt niet uit of iemand Nederlander is of niet. Ook maakt het niet uit of iemand illegaal of legaal in Nederland verblijft.
De tweede zin van het artikel is het verbod op discriminatie. Het discriminatieverbod verbiedt de overheid om onderscheid te maken tussen burgers op basis van kenmerken, zoals huidskleur, sekse of religie. Ook burgers mogen elkaar niet discrimineren .
Een ernstige vorm van discriminatie is racisme. Racisme is het discrimineren van mensen vanwege hun huidskleur of het volk waartoe zij behoren.
Stereotypen of vooroordelen
Discriminatie kan het gevolg zijn van stereotypen en vooroordelen. Een stereotype is een versimpeld beeld dat mensen van een andere groep mensen hebben . Een stereotype bevat meestal karaktereigenschappen of persoonskenmerken. Vaak kloppen stereotypen niet helemaal of zelfs helemaal niet met de werkelijkheid.
Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen. Een vooroordeel is een mening over een individu of over een groep mensen die niet op feiten is gebaseerd. Vaak is een vooroordeel een negatief oordeel. Vooroordelen leiden daarom in veel gevallen tot misverstanden. Een voorbeeld van een voor oordeel is dat vrouwen niet kunnen autorijden of dat kinderen van rijke ouders verwend zijn.
Sommige mensen veroordelen andere groepen in de samenleving op basis van stereotypen en vooroordelen. Dit leidt ertoe dat zij hun eigen cultuur als beter zien dan de groepen waar zij een vooroordeel over hebben . Stereotypen en vooroordelen kunnen tot discriminatie in een samenleving leiden. Daar kunnen grote maatschappelijke problemen uit voortkomen.
Emancipatie
Dat alle burgers een gelijke positie in een samenleving hebben, is niet vanzelfsprekend. Ook in de Nederlandse samenleving zijn er groepen die zich achtergesteld of gediscrimineerd voelen. In de loop van de geschiedenis hebben verschillende van die groepen gestreden voor gelijke rechten en een volwaardige plaats in de samenleving. Het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving noem je emancipatie.
In Nederland is iedereen gelijk voor de wet. Toch kan niet iedereen op dezelfde manier opkomen voor zijn rechten. Om ervoor te zorgen dat groepen die niet goed voor hun rechten kunnen opkomen toch dezelfde kansen hebben, zijn er regels om hun positie te versterken. Werkgevers worden bijvoorbeeld door de overheid aangemoedigd om mensen met een beperking in dienst te nemen. Zonder deze regels zouden deze mensen moeilijker aan een baan komen. Maatregelen nemen waarbij bepaalde groepen anders worden behandeld om hun positie in de samenleving te verbeteren, noem je positieve discriminatie.
Begrippen Betekenis
Discriminatie Het ongelijk behandelen en het achterstellen van mensen op basis van kenmerken zoals
huidskleur, sekse of religie.
Emancipatie Het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving.
Gelijkheidsbeginsel Het principe dat de overheid gelijke gevallen niet verschillend mag behandelen.
Positieve discriminatie Het nemen van maatregelen waarbij bepaalde groepen anders worden behandeld om hun
positie in de samenleving te verbeteren.
Racisme Het discrimineren van mensen vanwege hun huidskleur of het volk waartoe zij behoren.
Stereotype Een versimpeld beeld dat mensen van een andere groep mensen hebben.
Vooroordeel Een mening over een individu of over een groep mensen die niet op feiten is gebaseerd.