2017 Exameneenheid 3 (ontwikkelingsgerichte opdrachten)

2017 Exameneenheid 3 (ontwikkelingsgerichte opdrachten)

Inleiding

Ontwikkelingsgerichte gedeelte van Exameneenheid 3 - Verzorgend handelen in complexe situaties in de branche Kraamzorg (KZ)
Looptijd: tot eind april 2018

Om EE3 te kunnen starten maak je eerst ontwikkelingsgerichte opdrachten, welke in dit wikiwijsarrangement zijn beschreven.

Op het moment dat je deze hebt afgerond, krijg je een 'GO' voor de Examens.

Werkprocessen en competenties

Werk proces
Competentie
Welk werkproces
Examenvorm

1.1

D, H, J, K, M

Je stelt (mede) het zorgplan op

Een zorgleefplan dat jij mede hebt opgesteld en besproken
Het verantwoordingsverslag, ondersteund door een casus

1.3

K, L, T

Je voert verpleegtechnische handelingen uit

Gedragsbeoordeling

Een verantwoordingsverslag van de uitgevoerde verpleegtechnische handeling(en) en de daarbij gebruikte materialen en middelen

1.4 K, L, T Je voert partusassistentie uit (kraamzorg)

Gedragsbeoordeling

Een verslag van de begeleiding die je hebt gegeven aan de kraamvrouw en haar partner en de assistentie die je hebt verleend aan de verloskundige en/of arts tijdens de bevalling

1.8

I, L

Je geeft voorlichting, advies en instructie

Gedragsbeoordeling (bij het geven van voorlichting)

Een Instructieplan met onderbouwing

1.10

E, Q

Je stemt de zorgverlening af

Beoordeling van jouw coördinerende werkzaamheden

1.11

D, J, M

Je evalueert de zorgverlening

Beoordeling van de evaluatie van de zorgverlening in de praktijk

Verslag over de verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn binnen het proces van zorgverlening

P9 School

WP 1.8 Verslag BV

Deze opdracht lever je in (digitaal) op 29 november 2017. Dat betekent dat je hier in P9 al mee zult moeten starten. SBU van deze opdracht 10 uren

De begeleiding bij het geven van borstvoeding is erg belangrijk in het werk van een kraamverzorgende. Vandaar deze individuele opdracht.
Schrijf een verslag over het geven van borstvoeding. Gebruik bij het schrijven van dit verslag de criteria

Tevens moeten de bronnen vermeld zijn. Het document wordt gescreend op plagiaat. Bekijk hiervoor de bijlage over bronvermelding

De opdracht:

  1. Beschrijf de anatomie van de vrouwelijke borst
  2. Beschrijf hoe de borsten zich voorbereiden op het produceren van borstvoeding
  3. Beschrijf wat de voor- en nadelen van borstvoeding zijn
  4. Beschrijf welke hormonen een rol spelen en hoe deze werken
  5. Beschrijf het principe van vraag en aanbod en hoe vaak dit is
  6. Beschrijf in welke houdingen de kraamvrouw borstvoeding kan geven en wat de voor- en nadelen zijn van elke houding
  7. Een kraamvrouw is vaak ongerust of het kind voldoende heeft gedronken. Hoe kun je dit vaststellen?
  8. Zijn er redenen waardoor een kraamvrouw geen borstvoeding kan/ mag geven?
  9. Beschrijf wat regeldagen zijn en wanneer deze optreden

P9 BPV

BPV kennismaking

In de week van 6 november wordt een introductie gepland bij de instelling. Hierin maak je kennis met de praktijkopleider en de instelling. Daarvoor gebruik je onderstaande opdracht. 

Deze opdracht werk je uit en lever je digitaal in, in de eerste lesweek.

Werkplan en PAP

1. Voordat je start met de stage lever je een werkplan aan. Dit schrijf je volgens de criteria in de BPV wijzer.

2. Voor ieder gezin schrijf je een pap, zie kopje BPV

 

 

 

P10 School

Kennismaken met je coach/SLB-er

Voordat je het eerste gesprek met je coach of SLB-er hebt stuur je onderstaand formulier ingevuld op (per mail)

Instaptoets

Als start van de brancheverbijzondering maak je een instaptoets. Wat weet jij al van kraamzorg?

Je ontvangt van de docent een link naar deze toets.

 

Afbeeldingsresultaat voor instaptoets

 

WP 1.1 Rode lopers

Tijdens je stage kom je bij verschillende kraamvrouwen en pasgeboren baby's met allerlei ziektebeelden die verband houden met de zwangerschap, bevalling en kraambed. Deze ziektebeelden ga je uitwerken aan de hand van rode lopers.

moeder
baby

Je werkt in P10 2 rode lopers van de moeder uit. Veel voorkomende ziektebeelden (of ziektebeelden waar kans op bestaat) bij de kraamvrouw zijn:

  • stuwing (verplicht als eerste)
  • sectio/ pijn
  • spruw (kans op)
  • endometritis (kans op)
  • blaasontsteking
  • borstonsteking

Je werkt in P10 ook 2 verschillende rode lopers uit van ziektebeelden die bij de baby zijn ontstaan. Veel voorkomende ziektebeelden bij de baby zijn bijvoorbeeld:

  • geel zien (verplicht als eerste)
  • spruw
  • ontstoken navelstomp
  • tekort tongriempje
  • darmkrampen

 

Maak hierbij gebruik van de informatie in het dossier van de cliënt en bronnen zoals schoolboeken, protocollen instelling en KCKZ. Check de inhoud van de rode loper bij de werkbegeleider.

De inhoud van de rode loper kun je gebruiken bij het geven van voorlichting aan de kraamvrouw en haar partner.

WP 1.1 Witte lopers

Opdracht:

In P10 werk je 1 zorgprobleem van de moeder en 1 zorgprobleem van het kind volgens de witte loper uit. Dit wordt max. 1 A4 per zorgprobleem.

Het meest voorkomende zorgprobleem bij moeder is stuwing. Bij de de baby is dit geelzien.

  • Dit zijn de eerste zorgproblemen die je daarom (verplicht) gaat uitwerken.

Veel voorkomende problemen bij moeder zijn: stuwing, onzekerheid bij geven bij BV, pijn aan de hechtingen, pijnlijke wond van keizersnede, kans op … Veel voorkomende problemen bij de baby zijn: veel afvallen, spruw, misselijkheid, gele baby, kans op …..

Natuurlijk zorg je ervoor dat er zoveel mogelijk verschillende zorgproblemen zijn.

WP 1.4 Partusassistentie

In deze lessen op school ga je je voorbereiden op het geven van assistentie bij de partus. Hoe begeleid je een barende bij haar weeen?

De kraamverzorgende is aanwezig gedurende de laatste fase van de ontsluiting, de fase van uitdrijving, het nageboortetijdperk en het postplacentair tijdperk tot 2 uur na de geboorte van de placenta.

De kraamverzorgende biedt de noodzakelijke begeleiding en ondersteuning aan de zwangere, zodat er voldoende rust is om binnen de daarvoor gestelde termijnen de verloskundige te assisteren tijdens de bevalling en de geboorte van de placenta.

Na de geboorte van de baby geeft de kraamverzorgende de noodzakelijke zorg en begeleiding aan de kraamvrouw en verzorgt en controleert de baby.  Zie ook het protocol van KCKZ

 

Opdracht:

Je schrijft tijdens een werkcollege een PAP specifiek voor het geven van partusassistentie

Je speelt in een rollenspel de rol van kraamverzorgende die de zwangere en haar partner begeleidt tijdens de weeen en de partus

 

 

WP 1.8 GVO geven

Binnen de kraamzorg is het geven van GVO erg belangrijk. Vandaar dat je daar direct mee gaat beginnen. Je hebt al twee rode lopers uitgewerkt (stuwing bij de moeder en de gele baby), dus die kennis heb je al.

In deze periode krijg je een (herhalings-) college over het geven van GVO.

Nu gaan we een stap verder: je gaat de voorlichting geven.

In een rollenspel laat je zien dat je een cliënt informatie, advies en instructie geeft. Het moet dus gaan om een kraamvrouw en haar partner die bepaalde kennis nodig hebben, behoefte hebben aan advies en een handeling moeten leren (instructie).

Gebruik hierbij de sleutel voor het schrijven van een voorlichtingsplan. Werk de GVO aan de hand van deze sleutel uit

Laat je bij het uitspelen observeren aan de hand van het observatieformulier informatie- en instructiegesprek en het observatieformulier adviesgesprek.

Wat is de opdracht:

Je gaat voorlichting geven aan de kraamvrouw. Je kiest 1 van bovenstaande onderwerpen. Deze voorlichting of  instructie heb je eerst uitgewerkt volgens de richtlijnen voor het geven van GVO en volgens de protocollen van de instelling.

De volgende stap is het geven van GVO over deze beide onderwerpen. Dit wordt uitgespeeld in de klas met de docent in de rol van kraamvrouw.

  • Het rollenspel wordt uitgespeeld zonder hulpmiddelen (dus geen tekst op papier)
  • De beoordeling vindt plaats via de formulieren voor het geven van een voorlichtingsgesprek/ instructiegesprek.
  • Er zijn gedurende de verschillende periodes terugkomende beoordelingsmomenten.

 

terug laten komen in P11

zodat iedere student 2x op school heeft laten zien en twee bewijzen uit de praktijk

 

WP 1.8 Omgaan met de baby

De taak van een kraamverzorgende is de ouders voorlichting te geven om beter en sneller hun baby te leren kennen. Ouders zullen zelfverzekerder worden in de omgang met hun baby. Ze krijgen hierbij ook een stukje bevestiging terug van hun baby doordat de baby rustiger en tevreden is.

De baby's over de hele wereld spreken één taal, dezelfde taal, hun lichaamstaal.
Jij als kraamverzorgenden hebt hier veel ervaring mee doordat je veel baby's "ziet".
Vertel de ouders wat je ziet bij de baby en begeleidt ze in hun ontdekkingsreis om hun baby goed te leren kennen.

Nu leer je en laat je de ouders zien wat je geleerd en ontdekt hebt!

Klik door naar de opdracht

WP 1.8 E-Learning

Deze e-learning gaat over meeroken door baby’s en jonge kinderen en de gesprekken hierover met ouders. Wat zijn de risico's van meeroken en hoe vaak wordt er door kinderen meegerookt?

Wat kun je doen als kraamverzorgende als je merkt dat er in het kraamgezin wordt gerookt?

Wat is een goede manier om dit vaak gevoelige onderwerp met ouders te bespreken? In de cursus wordt een antwoord gegeven op deze vragen.

 

Opdracht:

Je maakt deze e-learning zelfstandig. Je maakt een foto van het eindresultaat en levert deze in, in de NELO

website van trimbos

website van stivoro

Kennistoetsen

Maak 1-malig een inlog voor drillster: ga hiervoor naar deze link www.drillster.com

Met deze inloggevens kun je inloggen als je klikt op een van de drillsters hieronder. Let op: de resultaten worden alleen bewaard als je ingelogd bent. Je kunt wel oefenen zonder inlog maar je resultaten worden niet bewaard.

Wil je meer weten over leren met Drillsters klik dan hier

Ook kun je een app downloaden op  je telefoon, zoek daarna in de DRILLstore op kraamzorg, de verschillende oefeningen. Klik op toevoegen van een oefening. Vervolgens kun je of op je laptop of op je telefoon oefenen en blijven de CIJFERS zichtbaar

Van bijna ieder college is een Drillster gemaakt. Deze oefen je na afloop van de colleges. Bij aanvang van de volgende lesdag laat je je score zien. Deze moet verplicht op 100% staan. Dit laat je zien op je telefoon.

Bij het BPV gesprek heb je alle drillsters op 100% staan. Deze worden dan afgetekend op je kaart.

 

P10 BPV

Werkplan (grote lijnen)

In een werkplan staan je

  • persoonlijke leerdoelen,
  • opdrachten en examens die jij in je BPV gaat doen.
  • Ook staat er een planning in.

Een werkplan maak je voordat je aan je BPV begint. Een docent van school helpt je bij de opzet, inhoud en de uitwerking.

Dit moet er minimaal in:

  • Jezelf voorstellen Beschrijf wie je bent: je persoonlijkheid, je sterke punten en ontwikkelpunten.
  • Opdrachten Maak een lijst met alle opdrachten die jij in deze BPV moet doen.
  • BPV-examens Maak een lijst met alle examens die jij in deze BPV moet doen.
  • Leerdoelen Beschrijf wat je in deze BPV wil leren en waar jij je in wilt ontwikkelen.
  • Planning Maak een overzicht wanneer jouw activiteiten, opdrachten en examens klaar moeten zijn.
Hoe gebruik je een werkplan?

Je werkplan is een hulpmiddel om je BPV te organiseren en te plannen. Als het nodig is, stel je tijdens je BPV de inhoud bij. Zorg ervoor dat je het werkplan goed bijhoudt en dat je tijdens voortgangsgesprekken met je BPV-begeleider altijd de laatste versie bij je hebt.

PAP (per kraamgezin)

In een PAP geef je aan, aan welke Exameneenheid en Werkproces/ competenties je gaat werken. Maar dat niet alleen. Beschrijf ook welke activiteiten je daarbij gaat uitvoeren.

In je PAP schrijf je aan welke opdracht je gaat werken. De BPV opdrachten vind je onder het kopje BPV van iedere periode. Je PAP stuur je, voor aanvang van de start van elk stagegezin, naar de praktijkopleider.

Binnen 3 dagen na afloop van elke stagegezin stuur je de pap, met daarin je reflectie en een FOTO van de feedback van de werkbegeleider, naar je praktijkopleider en lever je deze in in de NELO.

Een BPV opdracht kan alleen worden afgerond wanneer de werkbegeleider deze heeft beoordeeld.

hoe schrijf je een PAP?
hoe beoordeel je een PAP
welke wp en gedragsbeoordelingen?

 

WP 1.1 (Toepassen van WP 1.6/1.7) Huishouden

Als Verzorgende-IG ondersteun je de zorgvrager bij het voeren van de regie bij wonenen en stimuleer of activeer je waar nodig. Je overlegt met de zorgvrager en partner welke werkzaamheden zij zelf doen en welke door jou.

Indien van toepassing overleg je of de gemaakte afspraken tijdens de intake voldoende zijn of dat er uren bij geindiceerd moeten worden.

Opdracht:

Voer in minimaal twee gezinnen de huishoudelijke taken uit volgens veiligheidsregels en protocollen uit. Maak hiervoor een planning en voer deze daarna uit.

Neem deze opdracht op in je pap. Laat de werkbegeleider specifiek feedback geven op deze opdracht.

WP 1.1 Controles moeder en kind

Tijdens het verlenen van kraamzorg verzamel je gegevens over de gezondheidssituatie van moeder en baby.

Opdracht:

Je voert de controles bij moeder en baby uit in minimaal 2 gezinnen en legt deze controles vast in het zorgdossier

  • temp en pols moeder
  • uterusstand
  • ontlasting - urine
  • temp baby
  • gewicht
  • navel
  • kleur
  • meconium - urine

Je kunt uitleggen wat de normaal waarden zijn en wat afwijkend is en waarom.

Neem deze opdracht op in je pap. Laat de werkbegeleider specifiek feedback geven op deze opdracht.

 

 

WP 1.1 Zorgplannen

Als kraamverzorgende ben je dagelijks met de persoonlijke verzorging en de begeleiding bij huishouden, wonen en activiteiten van cliënten bezig. Dit doe je volgens plan.

Het plan is afgestemd op het einddoel:

  • de kraamvrouw en haar gezin kunnen na beëindiging van de kraamzorg de baby zelfstandig verzorgen en de dagelijkse bezigheden weer oppakken.

Voor veel cliënten is het erg moeilijk de zelfzorg en de zorg voor hun omgeving over te moeten laten aan de kraamverzorgende. Het is erg belangrijk om de cliënt hierin te begeleiden en optimaal gebruik te maken van de eigen deskundigheid en mogelijkheden tot zelfregie en zelfredzaamheid. Hiervoor observeer je de cliënt en de baby doorlopend en ben je veel met elkaar in gesprek. Om dit te kunnen heb je veel kennis en vaardigheden nodig en loop je tegen dilemma’s aan.

Opdracht

Je zorgt voor een zorgplan van je eigen instelling. Kopieer deze een aantal malen. Je kunt deze gebruiken als schaduwdossier: je oefent tijdens het verlenen aan kraamzorg aan verschillende gezinnen welke gegevens je op welke plaats invult. (Als je niet wilt kopiëren: typ de belangrijkste bladzijden over en gebruik deze om te oefenen en voor deze opdracht)

Rapportage: schrijf de dagelijkse rapportage in een schrift. Dus niet mondeling maar echt uitschrijven wat jouw rapportage is. Bespreek deze rapportage met de werkbegeleider. Bouw dit steeds verder uit totdat je zelfstandig de rapportage in de zorgwijzer kunt invullen.

 

WP 1.4 Partusassistentie

Een partus kun je niet plannen. Het geven van partusassistentie dus ook niet.

Op school heb je een PAP geschreven specifiek gericht op het verlenen van partusassistentie. Overleg met de instelling wanneer je op PARTUSWACHT kunt komen.

Bij een eerste partus heb je vaak nog geen actieve rol. Bij een tweede en volgende wel. Wees daarop voorbereid.

 

Opdracht partusassistentie

Voordat je op partus wacht gaat lees je de protocollen van de organisatie goed door.

Noteer in je PAP welke van de onderstaande taken je tijdens de partus wilt uitvoeren

Schrijf na afloop van de partus een reflectieverslag in je PAP

Laat de werkbegeleider je PAP voor zover mogelijk ondertekenen. Lukt dit niet dan bespreek je dit verslag met de praktijkopleider zodat zij dit kan ondertekenen.

  • Maak kennis met de barende en haar partner en informeer ( voor zover mogelijk) naar het verloop van de baring tot nu toe.
  • Overleg met de werkbegeleider / verloskundige over jouw hulp en de voortgang van de baring.
  • Maak de verlos- of kraamkamer en het verlosbed klaar voor de bevalling in overleg met de barende, haar partner en de verloskundige.
  • Leg de benodigde materialen klaar.
  • Informeer de barende en haar partner over de zorg die jij kunt bieden tijdens de bevalling en laat in je handelen zien dat je rekening houdt met de wensen en gewoonten van een barende en haar partner.
  • Volg de aanwijzingen van de verloskundige op: help de barende bij het opvangen van de weeën door haar te ondersteunen bij de ademhaling en bij het vinden van een comfortabele baringshouding.
  • Begeleid en verzorg de barende tijdens de bevalling en houd rekening met de intimiteit van deze gebeurtenis.
  • Bied hulp aan de barende bij hevige transpiratie.
  • Pas de juiste hygiënische maatregelen toe tijdens de baring.
  • Noteer de afspraken van de verloskundige en belangrijke gegevens over de bevalling in het zorgdossier / zorgwijzer
  • Bespreek met de werkbegeleider en / of verloskundige de manier waarop jij assistentie hebt verleend tijdens de bevalling.

 

WP 1.8 Geven van GVO

Op school heb je al 4 rode lopers uitgewerkt. Tevens heb je daar rollenspelen gespeeld over het geven van GVO.

De volgende stap is nu dat je dit ook in de praktijk gaat doen.

Opdracht:
  • Je werkt het onderwerp waar je instructie of advies over wilt geven uit op papier. Gebruik hiervoor de protocollen van de instelling of de KCKZ
  • Je geeft de kraamvrouw en haar partner
    • instructie over
      • baby in bad/ tummytub
      • temperaturen van de baby / normale temperatuur
    • advies over
      • de gele baby
      • stuwing

Neem deze opdracht op in je PAP. Laat de werkbegeleider specifiek feedback geven op deze opdracht.

WP 1.8 Cliëntcontact

De kraamzorginstelling waar je stage loopt legt op verschillende manieren contact met zijn clienten. Daarnaast verzorgt iedere kraamzorginstelling cursussen en voorlichting voor aanstaande ouders.

Opdracht

Om een goed beeld te hebben over wat jouw instelling de clienten te bieden heeft bezoek je/ loop je in P10 en P11 mee met

  • Intake gesprek
  • Planningsbureau (dagdeel)
  • Voorlichtingsavond of cursus (2x)
  • Stagiaire bijeenkomst (80% aanwezigheid) (niet iedere instelling verzorgt deze bijeenkomsten)

Je vraagt aan de medewerker van de kraamzorginstelling een naam en handtekening op onderstaande lijst.

WP 1.10 Afstemmen van zorg ( ketenzorg)

Inleiding

Voordat de kraamvrouw bij jou in beeld kwam, hadden zij (en haar partner) al een heel leven achter de rug. Wat is er eigenlijk gebeurd op het gebied van zorg (in de zwangerschap) en begeleiding? Hoe is de bevalling verlopen? Het is belangrijk dat je weet welke route een kraamvrouw heeft afgelegd voordat zij bij jou in beeld kwam.

Het traject dat de kraamvrouw heeft doorlopen waarbij verschillende zorgverleners verschillende acties ondernemen, noemen we een zorgpad. Meestal start dit traject bij de verloskundige. Bij een vrouw met suikerziekte heeft het daarna misschien een vervolg gekregen bij de gynaecoloog. Bij een vrouw die heel moeilijk zwanger is geworden kan dit een jarenlang traject geweest zijn. Welk pad hebben de kraamvrouwen in jouw stage-instelling zoal afgelegd?

Doel

Door het maken van de opdracht krijg je inzicht in de achtergronden van de zorg- of begeleidingsvraag van een kraamvrouw en haar gezin en het zorgpad dat is afgelegd, voordat jij als Verzorgende-IG-er kraamzorg en begeleiding gaat verlenen.

Zoek uit welke route door de zorg (het zorgpad) de cliënt al doorlopen heeft. Dit doe je bij twee kraamvrouwen:

1 kraamvrouw bevallen met een medische indicatie.

1 kraamvrouw bevallen zonder medische indicatie.

Deze opdracht kan tegelijk met een andere BPV opdracht uitgevoerd worden.

  • Met welke zorgprofessionals heeft de cliënt te maken gehad. Voordat ze zwanger werd.
  • Met welke zorgprofessionals heeft de cliënt te maken gehad tijdens de zwangerschap
  • Vanaf welk moment en hoe vaak? ( in de zwangerschap)
  • Welke onderzoeken heeft de cliënt evt. gehad en waarom?
  • Hoe is de financiering geregeld van het afgelegde traject?
  • Met welke zorginstellingen heeft de cliënt evt. te maken gehad? Is dit extramuraal, semi- of transmuraal en intramuraal.
  • Hoe werken de verschillende disciplines (zorginstellingen, zorgprofessionals) samen? 
  • Van welke hulpmiddelen wordt daarbij gebruik gemaakt?
  • Welke rol speelt de zorgverlener niveau 3 in de samenwerking?

 

P10-11-12 BPV Partusassistentie

WP 1.4 Voert partusassistentie uit

Tijdens een bevalling bied je ondersteuning aan de kraamvrouw en haar partner. Daarnaast assisteer je de verloskundige en / of arts door het organiseren en aanreiken van materialen en middelen.

Een partus kun je niet plannen, dus dit werkproces kun je behalen door in overleg met de planning van de instelling regelmatig op partuswacht te staan.

Zorg dat je een PAP hebt gemaakt speciaal gericht op dit werkproces.

Hoeveel partussen?

Je moet bij minimaal 2 partussen aanwezig geweest zijn. Eén partus bijgewoont en bij één partusassistentie uitgevoerd.

Resultaat / bewijsstukken

  • Ingevulde PAP's

P11 School

WP 1.1 Rode lopers

Dit is het vervolg van P10

Tijdens je stage kom je bij verschillende kraamvrouwen en pasgeboren baby's met allerlei ziektebeelden die verband houden met de zwangerschap, bevalling en kraambed. Deze ziektebeelden ga je uitwerken aan de hand van rode lopers.

Maak hierbij gebruik van de informatie in het dossier van de cliënt en bronnen zoals schoolboeken, protocollen instelling en KCKZ. Check de inhoud van de rode loper bij de werkbegeleider.

De inhoud van de rode loper kun je gebruiken bij het geven van voorlichting aan de kraamvrouw en haar partner.

moeder
baby

Je werkt in P11 2 rode lopers van de moeder uit. Veel voorkomende ziektebeelden (of ziektebeelden waar kans op bestaat) bij de kraamvrouw zijn:

  • sectio/ pijn
  • spruw (kans op)
  • endometritis (kans op)
  • blaasontsteking
  • borstonsteking

Je werkt in P11 ook 2 verschillende rode lopers uit van ziektebeelden die bij de baby zijn ontstaan. Veel voorkomende ziektebeelden bij de baby zijn bijvoorbeeld:

  • spruw
  • ontstoken navelstomp
  • tekort tongriempje
  • darmkrampen

 

WP 1.1 Witte lopers

Dit is het vervolg van P10

In P11 werk je 1 nogmaals een (ander) zorgprobleem van de moeder en 1 zorgprobleem van het kind volgens de witte loper uit. Dit wordt max. 1 A4 per zorgprobleem.

Veel voorkomende problemen bij moeder zijn: onzekerheid bij geven bij BV, pijn aan de hechtingen, pijnlijke wond van keizersnede, kans op …

Veel voorkomende problemen bij de baby zijn: veel afvallen, spruw, misselijkheid, kans op …..

 

WP 1.8 Geven van GVO

Vervolg van P10

In P10 heb je op school al geoefend in het geven van GVO. Daarmee gaan we nu verder.

Wat is de opdracht:

Je gaat voorlichting geven aan de kraamvrouw.

  • Deze voorlichting of  instructie heb je eerst uitgewerkt volgens de richtlijnen voor het geven van GVO en volgens de protocollen van de instelling.
  • De volgende stap is het geven van GVO over deze beide onderwerpen. Dit wordt uitgespeeld in de klas met de docent in de rol van kraamvrouw.
  • Het rollenspel wordt uitgespeeld zonder hulpmiddelen (dus geen tekst op papier)
  • De beoordeling vindt plaats via de formulieren voor het geven van een voorlichtingsgesprek/ instructiegesprek.​

Mogelijke onderwerpen:

  • dragen van de baby
  • vraag en aanbod bv
  • werking van het toeschietreflex
  • verschillende borstvoedingshoudingen
  • communiceren van de baby
  • huilen van de baby
  • oppakken en neerleggen
  • dragen en tillen
  • slaap- en waakgedrag (eenduidige aanpak)
  • indiceren van meer LIP uren

Open bestand Checklist adviesgesprek

Open bestand Checklist instructiegesprek

WP 1.11 Intervisie

vanaf  jan /februari / zoveel mogelijk zelfstandig laten doen

Voer tijdens de lesdag een intervisiegesprek over een dilemma dat te maken heeft met zelfregie en zelfredzaamheid behouden/bevorderen door jou als zorgverlener niveau 3.

Gebruik hierbij de incidentmethode. Bereid dit gesprek voor door een korte casus op te schrijven en mee te nemen.

Na de intervisie schrijf je een verslag. Deze lever je in in de electronische leeromgeving bij EE3

De incidentmethode volgt een duidelijke structuur. Deze structuur is nodig, omdat het ruimte en grenzen geeft, zodat de deelnemers voldoende openheid, rust en tijd hebben om mee te doen. Het is belangrijk ook flexibel te mogen omgaan met de structuur zodat het gesprek soepel verloopt. De incidentmethode helpt een groep door middel van deze structuur en tijdsplanning om doelmatig en effectief aan de oplossing van een probleem te werken. De kennis en ervaring van alle groepsleden kunnen worden benut, terwijl vrijblijvendheid wordt voorkomen.

De incidentmethode is een werkvorm, waarbij een groep zich intensief verdiept in een bepaalde situatie, door het bespreken en analyseren van een situatie van één van de groepsleden. De bijeenkomsten worden met regelmaat gehouden. De rollen van inbrenger, gespreksleider zijn tevoren bekend en worden door de studenten zelf uitgevoerd. De gespreksleider moet de tijd goed bewaken.

WP 1.8 E-Learning

In deze periode maak je 2x een E-learning

  • Borstvoeding
  • Kunstvoeding

Je kunt beide vinden via deze link

 

Aan het einde van de periode laat je tijdens de BPV - evaluatie een screenshot zien van het eindresultaat

 

Om zelf te oefenen

Ook in deze periode train je jezelf 

Per periode moet je met cijfers kunnen aantonen de verschillende onderdelen te beheersen

P11 BPV

WP 1.1 Zorgplannen

In P10 heb je gewerkt aan WP 1.1 de controles van moeder en baby en het schrijven van de rapportage.

Nu ga je weer een stap verder.

WP 1.1 en 1.2  Opdracht: opstellen van een zorgplan; bieden van persoonlijke zorg en ondersteuning

Kies tijdens je stage  twee kraamvrouwen uit met laag- tot midden- complexe zorg en stel een zorgplan voor deze twee kraamvrouwen en baby op.

Maak het plan aan de hand van de richtlijnen / het model van de instelling. Jij voert de observaties en controles uit, geeft hierover GVO en voegt de rapportage van deze twee  kraamgezinnen toe.

Bespreek het plan met je werkbegeleider en de cliënt en haar partner. Stel op basis van deze gegevens het plan eventueel bij.

Schrijf in je PAP heel duidelijk aan welke opdracht je werkt.

Deze opdracht kan pas worden goedgekeurd wanneer de werkbegeleider aantoonbaar feedback heeft gegeven en dit persoonlijk heeft ondertekend.

 

WP 1.3 Verpleegtechnische handelingen

Jij voert zoveel mogelijk verpleegtechnische handelingen uit

WP1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit

Inleiding

Als zorgverlener niveau 3 mag je verpleegtechnische handelingen uitvoeren. Het is vereist dat je hiervoor niet alleen op basis van het diploma bevoegd bent, maar ook bekwaam bent en blijft.

Je bent bekwaam als je niet alleen de praktische vaardigheden hebt, maar ook de theoretische kennis bezit van de handeling. Wat is het doel van de handeling? Wanneer wordt de handeling uitgevoerd? Hoe moet de handeling uitgevoerd worden? Wat zijn de risico’s van de handeling?

Tijdens de stage ga je je verdiepen in de theorie en protocollen, meekijken hoe de handelingen uitgevoerd worden en uiteindelijk onder begeleiding zelf handelingen uitvoeren, die dan afgetekend kunnen worden. Welke en hoeveel handelingen dit zijn, hangt af van de mogelijkheden in de instelling. Soms zijn de mogelijkheden om verpleegtechnische handelingen uit te voeren (zeer) beperkt. Daarom leer je alle handelingen ook op school en worden ze geëxamineerd via praktijkexamens in simulatie, zodat je op basis van je diploma in elk geval bevoegd bent.

Doelen

Door het werken aan deze opdracht word je bevoegd voor het uitvoeren van een aantal verpleegtechnische handelingen en leer je in de praktijk zorgvuldig te werken volgens regels, veiligheidsvoorschriften, instructies en protocollen en zorgvuldig om te gaan met materialen en hulpmiddelen.

Uitvoering in de branche Kraam

Tijdens je stage in de kraamzorg zullen veel verpleegtechnische handelingen niet uitgevoerd kunnen worden. Daarom voer je deze opdracht uit op  je eigen school en volg je de aanwijzingen van je eigen school.
Binnen deze stage kan je wel de handelingen;

  • verzorgen van een rode wond,
  • meten van vitale functies,
  • warmte-koude behandeling toepassen
  • en het toedienen van medicijnen uitvoeren.

Van deze handelingen zorg je dat je werkt volgens de beoordelingslijst/protocol van de instelling/ school.

Resultaat / Bewijstukken
  • Onderzoeksverslag over hoe het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen in de stage-instelling is geregeld.
  • Aftekenkaarten/aftekenboekje Verpleegtechnische handelingen

Kies twee verpleegtechnische handelingen die (vrij) veel voorkomen in de instelling/de branche waar jij stage loopt.
Beschrijf van deze twee verpleegtechnische handelingen:

  1. De reden(en) om deze handeling uit te voeren bij cliënten
  2. Aan welke (wettelijke) regels, veiligheidsvoorschriften en instructies je je in de instelling moet houden bij deze handelingen
  3. Hoe je in de instelling aan de middelen en materialen komt voor het uitvoeren van deze handeling
  4. Welk protocol de instelling gebruikt bij deze handeling; voeg zo mogelijk het kopie toe
  5. Hoe de instelling er voor zorgt dat de medewerkers bekwaam blijven voor deze handeling
  6. Wat het ondergaan van de handeling voor de cliënt betekent
  7. Hoe je de cliënt begeleidt bij het uitvoeren van deze handeling
  8. Hoe je op je eigen gezondheid let bij het uitvoeren van deze handeling

    Laat je BPV-begeleider het onderzoeksverslag lezen en voorzien van feedback.

Neem je aftekenkaarten of je aftekenboekje Verpleegtechnische handelingen, dat je op school hebt gekregen, mee naar stage.

Laat zoveel mogelijk handelingen aftekenen door je werkbegeleider of collega’s die hiervoor bevoegd zijn (dit bepaalt je praktijkopleider).

Voorwaarde voor aftekenen in stage is, dat de handeling vooraf op school is afgetekend.

WP 1.8 Geven van GVO

Op school heb je al 4 rode lopers uitgewerkt. Tevens heb je daar rollenspelen gespeeld over het geven van GVO.

De volgende stap is nu dat je dit ook in de praktijk gaat doen.

Opdracht:
  • Je werkt het onderwerp waar je instructie of advies over wilt geven uit op papier. Gebruik hiervoor de protocollen van de instelling of de KCKZ

Je geeft de kraamvrouw en haar partner advies en/of instructie over 4 van onderstaande onderwerpen

 

  • dragen van de baby
  • vraag en aanbod bv
  • werking van het toeschietreflex
  • verschillende borstvoedingshoudingen
  • communiceren van de baby
  • huilen van de baby
  • oppakken en neerleggen
  • dragen en tillen
  • slaap- en waakgedrag (eenduidige aanpak)
  • indiceren van meer LIP uren

Neem deze opdracht op in je PAP. Laat de werkbegeleider specifiek feedback geven op deze opdracht.

WP 1.8 Cliëntcontact

Dit is een vervolg van P10

De kraamzorginstelling waar je stage loopt legt op verschillende manieren contact met zijn clienten. Daarnaast verzorgt iedere kraamzorginstelling cursussen en voorlichting voor aanstaande ouders.

Opdracht

Om een goed beeld te hebben over wat jouw instelling de clienten te bieden heeft bezoek je/ loop je in P10 en P11 mee met

  • Intake gesprek
  • Planningsbureau (dagdeel)
  • Voorlichtingsavond of cursus (2x)
  • Stagiaire bijeenkomst (80% aanwezigheid) (niet iedere instelling verzorgt deze bijeenkomsten)

WP 1.10 Afstemmen van zorg

De meeste cliënten in de kraamzorg  hebben in meer of mindere mate zorg en begeleiding nodig. Hierbij zijn verschillende disciplines en zorgverleners betrokken. Als zorgverlener niveau 3 stem je de zorg en begeleiding af. Deze taak is erg veelzijdig.

Je maakt een planning en verdeling van je werkzaamheden en stelt prioriteiten die je kunt beargumenteren. Je stemt de hulpverlening af en overlegt zo nodig met andere disciplines.

Doelen

Door het maken van deze opdracht leer je zorgverlening op professionele wijze af te stemmen, zodat de cliënt op maat en ononderbroken de totale zorg ontvangt.

In ieder kraamgezin wordt de zorg opgestart. Je maakt afspraken met de kraamvrouw en haar partner. Verwachtingen worden over en weer uitgesproken en vastgelegd.

In deze opdracht ga je in beeld brengen waar afspraken over worden gemaakt en op welke manier.

Maak in je pap vermelding van deze opdracht en laat de werkbegeleider hier specifiek feedback op geven en dit ondertekenen

Opdracht

Kies 1 cliënt met laag- tot midden-complexe zorg en stem  de totale zorg en begeleiding gedurende enkele dagen af, zodat zij op maat en ononderbroken zorg ontvangen:

  • Je overlegt met de cliënt over de zorg- en begeleidingsafspraken
  • Je overlegt met andere hulpverleners van de cliënt en verwerkt de afspraken
  • Je behartigt de belangen van de cliënt en stelt prioriteiten in de zorg en begeleiding
  • Je rapporteert de verleende zorg en begeleiding volgens de methodiek van de instelling
  • Je raadpleegt wanneer dit nodig is andere zorgverleners

Houd gedurende deze zorgdagen een logboek bij waarin je alle coördinatie-activiteiten per cliënt opsomt. Voeg een foto van je rapportages in het zorgplan / zorgwijzer toe aan je logboek.

 

WP 1.11 Evalueren van zorg

In de kraamzorg is het heel belangrijk om regelmatig te evalueren met de kraamvrouw en haar partner. Jij laat zien dat je uit de evaluaties belangrijke informatie kunt halen en daarmee tegemoet komt aan de wensen en verwachtingen van de client. De vragen die belangrijk zijn:

  • Zijn de verwachtingen en de gegeven zorg dezelfde?
  • Moet de zorg bijgesteld worden?
  • Meer of minder zorguren indiceren  
  • Zijn er onverwachte problemen met moeder en/of kind?

Opdracht

Je evalueert halverwege en op het einde de gegeven zorg. Dit doe je met de kraamvrouw en haar partner. Indien nodig wordt de zorg bijgesteld Je overlegt met andere disciplines.  Je schrijft de overdracht van zorg

  • Je vermeldt deze opdracht in je PAP en vraagt hier concreet feedback van de werkbegeleider.
  • Als bijlage bij je PAP :  Een logboek van de afstemmingsgesprekken en van je coördinatie-activiteiten
  • Ingevulde beoordeling met onderbouwing door de werkbegeleider

 

WP 1.1, 1.2, 1.3, 1.10, 1.11 Regie voeren

TOTAAL OPDRACHT  

Schrijf in je PAP dat dit een totaal opdracht is. Voer deze uit in twee kraamgezinnen

  • WP 1.1                 Opstarten van de zorg
  • WP 1.1                 Inschatten van de zorgbehoefte
  • WP 1.2                 Zorg verlenen op basis van het zorgplan
  • WP 1.3                 Verpleegtechnische vaardigheden
  • WP 1.8                 GVO geven
  • WP 1.10               Afstemmen / bijstellen
  • WP 1.11               Evalueren

In ieder kraamgezin wordt de zorg opgestart en maakt de kraamverzorgende een inschatting van de zorgbehoefte. Nu is het aan jou:

  • Jij maakt afspraken met de kraamvrouw en haar partner. Verwachtingen worden over en weer uitgesproken en vastgelegd.
  • Naar aanleiding van deze afspraken verleen jij de zorg die nodig.
  • Jij observeert, signaleert en rapporteert. Indien nodig schakel je overige zorgverleners in.
  • Je geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager.
  • Je laat zien dat je de zorgvrager ondersteunt in hun nieuwe gezinssituatie
  • Je evalueert de zorg en houd hierbij rekening met de richtlijnen van de organisatie

Om deze opdracht af te ronden heb je feedback met een handtekening van de werkbegeleider gekregen op bovenstaande werkprocessen En heb je foto’s toegevoegd van je rapportages. (van het zorgplan / zorgwijzer)

 

 

 

 

 

P12 School

WP 1.11 Werkcolleges

Om zelf te oefenen

EE3

Als je alle ontwikkelingsgerichte opdrachten hebt afgerond ontvang je een go voor Exameneenheid 3.

Deze bestaat uit een examengezin waarin je alle opdrachten gaat uitvoeren die beschreven staan in EXAMENEENHEID 3. Dit officiele document  heb je van je eigen school ontvangen.

Voordat je van start kunt gaan in het examengezin schrijf je een examenwerkplanning. Je hoeft nu GEEN PAP te schrijven.

Deze examenplanning wordt beoordeeld door de coach/BPV - docent en de praktijkopleider.

 

  • Het arrangement 2017 Exameneenheid 3 (ontwikkelingsgerichte opdrachten) is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2018-02-16 16:49:01
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Exameneenheid 3
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    website van trimbos
    http://https://www.trimbos.nl/themas/tabak
    Link
    website van stivoro
    http://http://www.stivoro.nl/
    Link

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Branche Kraamzorg. (2016).

    2016 Branche kraamzorg

    https://maken.wikiwijs.nl/81375/2016_Branche_kraamzorg

    Branche Kraamzorg. (2016).

    Exameneenheid 3

    https://maken.wikiwijs.nl/81028/Exameneenheid_3

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.