Belangrijke financiële kengetallen in de varkenshouderij zijn voerwinst en saldo. In deze kengetallen zijn alleen variabele kosten meegenomen waardoor ze goed onderling te vergelijken zijn. In de leereeheid behandelen wij de voerwinst en saldo vam de vermeerdering.
2. Weten
Opbrengsten en ontvangsten
Het productieproces is een continu proces. Net zomin als bij de kosten, kun je zomaar spreken over "de opbrengsten". Je spreekt altijd over de opbrengsten in een bepaalde periode, meestal een jaar. Ook spreek je over de opbrengsten per eenheid. De opbrengst per zeug per jaar. De opbrengst per vleesvarkens.
Je kunt de opbrengst van iets in euro’s weergeven, maar ook in eenheden product zoals biggen per zeug per jaar.
Vorderingen
Wil je tot een exacte berekening komen van de opbrengst per periode, dan moet je opletten dat je alles wat in een bepaalde periode geproduceerd wordt, ook meetelt. Zo zal er op het eind van een jaar biggen geleverd zijn die nog niet betaald is. Het geld dat men nog moet ontvangen, is de vordering. Dit houdt tevens in dat geld dat je in een bepaalde periode ontvangt, niet altijd van de productie van die periode hoeft te zijn. Dit kan een vordering uit de vorige periode zijn.
Interne opbrengsten
Op een veehouderijbedrijf heb je ook te maken met interne opbrengsten. Dit zijn opbrengsten die niet in geld worden uitgedrukt omdat ze weer op het bedrijf zelf gebruikt worden. Toch is het voor het beoordelen van de bedrijfsvoering zinvol om deze te berekenen. Als veehouder moet je weten wat het gemiddelde is om te kunnen beoordelen of je het goed of slecht doet.
Opbrengsten varkenshouderij
Prijzen van varkens en varkensvlees worden niet door subsidies beïnvloed. Zij zijn vrij! Daardoor is er in de varkenshouderij nog handel mogelijk. Valt er dan helemaal niets over te zeggen?
Omzet en aanwas
Varkensbedrijven verhandelen alleen maar dieren. Anders dan in de melkveehouderij en de pluimveehouderij produceren varkens naast vlees geen andere dierlijke producten die verkocht kunnen worden. We spreken hier voor wat opbrengsten betreft dus alleen over omzet en aanwas.
Die post wordt als volgt berekend: Omzet = veeverkopen - vee-aankopen
Aanwas = waarde vee einde periode - waarde vee begin periode
Vlees
De opbrengsten op een vleesvarkensbedrijf komen volledig voor rekening van de verkoop van vlees. De totale opbrengst per jaar kan berekend worden uit de aantallen kilo’s vlees die verkocht zijn maal de prijs per kg.
De aantallen kilo’s die verkocht kunnen worden, hangen voornamelijk af van:
de groei per dag van de dieren;
de bezettingsgraad in de hokken.
Naarmate de groei per dag hoger is, kan er per jaar per plaats vaker een varken worden vetgemest. Het aantal mestrondes neemt toe. Tevens is het belangrijk dat elke plaats bezet blijft. Dit kan niet altijd omdat men meestal all-in, all-out toepast. Daardoor wordt een afdeling vleesvarkens vaak in twee of drie keren afgeleverd. De plaatsen van afgeleverde dieren worden niet opgevuld. Daarnaast vallen er misschien dieren uit gedurende de mestperiode. Ook deze plaatsen worden niet opgevuld. Tenslotte zal een afdeling eerst schoongemaakt moeten worden voordat er nieuwe dieren in komen. Ook daardoor is er leegstand.De prijs die uitbetaald wordt per kg vlees, is afhankelijk van tal van factoren. De varkens worden op de slachterij geclassificeerd. Dit wil zeggen dat met een prikpistool (HGP-apparaat) het magervleespercentage van de varkens wordt vastgesteld. Naast het vleespercentage worden de karkassen beoordeeld op hun bespiering. Varkens met een uitzonderlijke bespiering krijgen de aanduiding AA. Een normale bespiering verdient de aanduiding A. De wat minder bespierde varkens classificeren B of nog minder, C.
De slachterijen maken elke week een zogenaamde basisprijs of roepprijs bekend. Dit is de prijs per kg vlees voor een varken met een magervleespercentage van 54 % en een type-aanduiding A. De uitbetaalde prijs (nettoprijs) komt uiteindelijk als volgt tot stand. nettoprijs = basisprijs + toeslagen - kortingen en inhoudingen
Toeslagen
De toeslagen bestaan uit:
Kwaliteitstoeslag mager vlees. Per procent mager vlees méér wordt een toeslag gegeven op de basisprijs.
Kwaliteitstoeslag type. Dieren die een typebeoordeling krijgen van AA krijgen een toeslag.
Kwantumtoeslag. Om leveranciers van vleesvarkens aan zich te binden geven slachterijen toeslagen wanneer men veel varkens per jaar levert aan de slachterij.
Directe toeslag. Om wekelijks de slachthaken vol te krijgen zijn slachterijen soms genegen om boven de genoemde toeslagen nog een extra toeslag te geven. Door deze toeslagen wordt het vergelijken van de uitbetaalde prijs van verschillende slachterijen vrij ondoorzichtig.
Nabetaling. (Bij coöperatieve varkensslachterijen). Ook hier wordt eerst een zogenaamde voorschotprijs betaald. Op het eind van het jaar wordt bekeken of er winst is gemaakt. Is dit het geval, dan kan een deel van deze winst alsnog in de vorm van een nabetaling aan de varkenshouders worden uitbetaald.
IKB-toeslag. Steeds meer wil de consument verzekerd zijn van een veilig stukje vlees. Om dat te garanderen kunnen varkenshouders meedoen in een zogenaamde keten. In deze keten zijn alle bedrijven die aan dat stukje vlees werken, vertegenwoordigd. Zij hebben afgesproken om hun inbreng in de keten op een bepaalde manier uit te voeren. Zo moet de varkenshouder voldoen aan bepaalde hygiënische maatregelen en de dieren huisvesten en behandelen volgens bepaalde regels. Wanneer aan de eisen voldaan wordt, leveren de geleverde varkens een toeslag op.
Inhoudingen
De inhoudingen bestaan uit:
Kwaliteitskorting mager vlees. Per procent mager vlees beneden de 54 % vindt een korting op de basisprijs plaats.
Kwaliteitskorting type. Voor de karkassen die een beoordeling B of C voor type krijgen, wordt een korting toegepast op de prijs per kg.
Korting op afwijkend gewicht. Slachterijen verwerken graag uniforme varkens van een gelijk gewicht. De slachtlijn is daarop ingesteld. De afzet van karkassen met een afwijkend gewicht verloopt moeilijker. Binnen bepaalde gewichtsgrenzen (bijvoorbeeld 79 kg tot en met 99 kg geslacht gewicht) worden geen kortingen berekend. Zwaardere of lichtere varkens worden gekort.
Inhoudingen PVE en dergelijke. Diverse organisaties regelen en begeleiden de afzet van het varkensvlees. Deze organisaties rekenen een bepaald bedrag per varken voor hun inspanningen.
Uitgaven en kosten
Kosten
Je kunt zomaar niet spreken over kosten. Als we over kosten spreken, dan moet daar altijd een eenheid bij. Je spreekt over, de kosten per zeug of de kosten per big. Zo ook wordt gesproken over de kosten per tijdseenheid. De kosten in een bepaalde periode. Meestal spreken we over de kosten per jaar.
Uitgaven
Niet alles wat je uitgeeft, hoeft direct een kostenpost te zijn. Je zult vast wel eens geldgeleend hebben aan iemand. Dit geld geef je wel uit, maar dit zijn geen kosten voor jou. Zo ook op een varkensbedrijf. Er wordt bijvoorbeeld geld van een lening terugbetaald aan de bank (aflossen). Dit geld wordt uitgegeven, maar is geen kostenpost. Ook wanneer er in een bepaald jaar nieuwe kraamhokken gekocht worden voor bijvoorbeeld€80.000,-, geef je dat geld uit. Je kunt niet zeggen nu zijn dit jaar mijn kosten€80.000,- . De kraamhokken gaat veel langer mee dan alleen dit jaar. Het bedrag zal over meerdere jaren verdeeld moeten worden. Wanneer je rekent met kosten per tijdseenheid, dus per jaar, dan moet je goed in de gaten houden, dat wat je betaalt, je in datzelfde jaar ook verbruikt. Betaal je nu voor iets dat je volgend jaar pas verbruikt, dan moet je die kosten ook voor het volgend jaar rekenen. Het omgekeerde kan ook: goederen kunnen dit jaar aangevoerd en verbruikt zijn, terwijl je ze pas volgend jaar betaalt. De kosten tellen dan toch voor dit jaar, het jaar van verbruik. Dus om de kosten per jaar uit te kunnen rekenen, moet je dus bijhouden hoeveel voorraad er is.
Geldstroom
Constant is er een goederenstroom van en naar het bedrijf. Producten worden aangevoerd en afgevoerd. Daartegenover staat natuurlijk een geldstroom. Wat aangevoerd wordt, moet in de meeste gevallen betaald worden. Voordat er opbrengsten gemaakt kunnen worden, moeten er kosten gemaakt worden.
Vlottende productiemiddelen
Er moeten productiemiddelen worden aangeschaft. Sommige productiemiddelen, zoals kunstmest en veevoer, zijn spoedig verbruikt en geven tamelijk direct resultaat; men noemt ze de vlottende productiemiddelen. Zij worden verbruikt gedurende een productieproces. De kosten hiervan noemen we variabele kosten.
Hieronder een overzicht van vlottende productiemiddelen.
Aankoop dier (inc. Transport)
Voer
Gezondheid
Uitval
Mestafzet
Energie en water
Heffingen
Overig (strooisel,destructie)
Duurzame productiemiddelen
Andere productiemiddelen, zoals grond, gebouwen en werktuigen, kan men jarenlang gebruiken. Het zijn de duurzame of vaste productiemiddelen. De kosten moeten over meerdere jaren verdeeld worden. De kosten van deze middelen behoren tot de vaste kosten. Daarnaast moet op elk bedrijf arbeid worden verricht. De arbeidskosten nemen vanwege hun eigen aard een aparte plaats in. Zij worden meestal tot de vaste kosten gerekend. gewichten van de dieren schatten. Ook groei van dieren is een opbrengst, hoewel deze nog niet in geld is omgezet. In de varkenshouderij zijn verschillende bedrijfssystemen. We kennen topfokbedrijven, subfokbedrijven, vermeerderingsbedrijven en vleesvarkensbedrijven. Tot de laatste twee zullen we ons hier beperken.
Betaald loon
Pacht/huur
Onderhoud
Algemene kosten
Rentelasten
Aflossingen
Privé-uitgaven
Overige kosten
Tenslotte zijn er nog kosten die vaak van te geringe omvang zijn om afzonderlijk te worden genoemd als een kostensoort. Deze kosten worden samen aangeduid als overige kosten. Dit zijn b.v. autokosten, telefoonkosten, abonnementen, contributies, heffingen, administratiekosten, verzekering en onroerend zaak belasting. In begrotingen en eventueel in saldoberekeningen worden voor de algemene kosten vaak normen gehanteerd. Dit houdt niet in dat de algemene kosten voor alle bedrijven even hoog zullen zijn. Er zijn zeer vele factoren welke de hoogte van de algemene kosten op een bedrijf beïnvloeden.
Kosten varkenshouderij
Rare jongens die varkenshouders! Ze betalen eerst geld voor het afval van anderen bedrijven. Voeren met dat afval hun varkens, die er mest van produceren. Vervolgens wordt er flink geld betaald om de mest kwijt te raken. Het kost wat om kosten te kunnen maken!
Voer
De voerkosten zijn in de varkenshouderij een nog belangrijker kostenpost dan in de melkveehouderij. De totale kostprijs van een big of een kg varkensvlees bestaat voor ongeveer de helft uit voerkosten. Het gaat hier over het algemeen om aangekochte mengvoeders. Eigen geteelde krachtvoeders worden in Nederland weinig gebruikt. In de ons omringende landen is dat anders: daar worden veel eigen geteelde granen aan de varkens gevoerd. De teelt van Corn Cob Mix (CCM) is echter interessant geworden de laatste jaren. Zeker nu dit, in combinatie met andere bijproducten, op het bedrijf gemengd kan worden tot brijvoer. Veel bedrijven zoeken een verlaging van de voerkosten door te investeren in een brijvoerinstallatie, in combinatie met het gebruik van bijproducten.
Dieren
Op een veehouderijbedrijf werkt men met dieren die moeten produceren. Wanneer de dieren onvoldoende produceren, te oud zijn of ziek, worden ze vervangen. Daarvoor in de plaats komen jonge dieren, die of zelf gefokt of aangekocht worden. Een vleesvarkensbedrijf moet al de dieren waarmee het produceert aankopen. De aankoop van deze dieren is natuurlijk een kostenpost. In de economie tellen we deze toch vaak aan de opbrengsten kant. We spreken namelijk over de post omzet en aanwas. Met omzet bedoelen we dan de verkopen van dieren min de aankopen van dieren.
Mest
Varkenshouderijbedrijven zijn heel vaak bedrijven met geen of weinig grond. Men spreekt van de intensieve veehouderij of de niet-grondgebonden veehouderij. De mest die de dieren op de bedrijven produceren, moet afgezet worden.
Vroeger was mest een gewild product. Door mest te gebruiken werden gronden vruchtbaarder. De zandgronden profiteerden het meest van deze mest. Mest bracht geld op! Tegenwoordig worden er echter zoveel dieren gehouden, dat er een overproductie aan mest is. De overheid heeft de aanwending van organische mest aan regels gebonden. Dit om uitspoeling van mineralen tegen te gaan. De mest moet nu over grotere afstanden vervoerd worden, naar gebieden met weinig dieren en veel akkerbouwgronden. Zelfs moet er mest geëxporteerd worden. De afzet van mest kost geld. De mestkosten kunnen van bedrijf tot bedrijf zeer sterk verschillen afhankelijk van o.a.
- mestafzetmogelijkheden op het eigen bedrijf
- mestcontracten
- de kwaliteit van de mest
- evt. heffing
Overige kosten
Naast de hierboven genoemde kosten van voer en mest zijn er natuurlijk ook in de varkenshouderij tal van andere kostenposten die gemaakt moeten worden om biggen of varkensvlees te kunnen produceren. Ook hier is energie en water nodig. Ook hier leveren KI-vereniging en dierenarts diverse diensten. Dit zijn in verhouding tot de eerder genoemde posten, vrij kleine bedragen per dier. Dat wil niet zeggen dat zij daardoor minder belangrijk zijn. Zeker in de intensieve veehouderij, waar veel dieren gehouden worden, maken veel kleine een grote.
Voerwinst
De voerwinst is een cruciaal cijfer in de varkenshouderij. Met dit cijfer kunnen varkenshouders zich aan elkaar spiegelen. Een belangrijk kengetal dus. Banken en financiële instellingen leggen vaak een groet nadruk op dit kengetal. Banken en financiële adviseurs leggen een grote nadruk op de voerwinst van een bedrijf. Dit is begrijpelijk, omdat de voerwinst de basis is voor het rendement van een bedrijf. Natuurlijk moeten de gezondheidsen arbeidskosten die nog na de voerwinst komen, niet worden vergeten. Soms zijn de kengetallen niet goed vergelijkbaar, denk bijvoorbeeld aan het mesten van beren.
De voerwinst bij de vleesvarkens wordt bepaald door de omzet (verkoop van vleesvarkens en aankoop van biggen), de voerkosten en de aanwas. U kunt niet alle bedrijven met elkaar vergelijken. Zo wordt het gemiddelde gevormd door bedrijven die droogvoer en bedrijven die brijvoer verstrekken met bijproducten. Tot het gemiddelde behoren bedrijven die beren en gelten houden, evenals bedrijven die borgen en gelten houden. Bedrijven met beren en gelten scoren hogere groeicijfers en gunstigere voerkosten per kg groei. De bedrijfsomvang speelt ook een rol. In de kengetallenspiegel zijn tabellen opgenomen, waarin de bedrijven gesorteerd zijn naar bedrijfsomvang, voersysteem en dergelijke. Bij analyseren van voerwinstcijfers is het belangrijk ook naar deze tabellen te kijken. Dit geldt bijvoorbeeld voor welzijnsconcepten, waarbij u minder dieren per oppervlakte mag houden. Dit leidt tot een lagere stalbezetting en hogere vaste lasten per varken. Deelnemers aan deze concepten krijgen echter compensatie in de vorm van extra toeslagen. Zij realiseren een hogere opbrengstprijs per kg en betere technische resultaten.
In de resultaten van de vleesvarkenshouderij lopen de resultaten van de droogvoer- en brijvoerbedrijven met bijproducten door elkaar heen. Net als bij de zeugenbedrijven is het verschil tussen de meest- en de minstverdienende bedrijven groot. De technische resultaten bepalen vooral het verschil in voerkosten per kilogram groei. De bedrijfsomvang speelt een minder grote rol. In tabel 4 is de uitsplitsing naar bedrijfsomvang gemaakt. Naast het gemiddelde staat een categorie bedrijven met gemiddeld 803 vleesvarkens en een categorie met gemiddeld 4.004 vleesvarkens. In deze laatste categorie zitten met name vleesvarkensbedrijven die brijvoer met bijproducten voeren. Zij hebben lagere voerkosten die het verschil maken. De hogere prijs die zij ontvangen per kilogram geslacht gewicht wordt tenietgedaan door een hogere biggenprijs en een lagere groei.
Voerwinst per vierkante meter
De voerwinst per gemiddeld aanwezig vleesvarken is: de som van omzet en aanwas minus de voerkosten en deze uitkomst gedeeld door het gemiddeld aantal aanwezige vleesvarkens. Deze voerwinst is een goede graadmeter voor de capaciteiten van de varkenshouder. Het koppelt de technische resultaten aan de handelskunst van de ondernemer. Bij financieringsaanvragen is de voerwinst een belangrijk kengetal waar banken naar kijken. In de voerwinst per gemiddeld aanwezig vleesvarken is echter de bezettingsgraad niet opgenomen. Daarom biedt dit kengetal onvoldoende informatie over het rendement van de stal.
Voerwinst is graadmeter voor capaciteiten varkenshouder
In de tabel is een vergelijking gemaakt tussen een vleesvarkensstal met brijvoer en voertroggen en een vleesvarkensstal op droogvoer en brijbakken. De omzet en aanwas is in beide situaties gelijk. De voerwinst per aanwezig vleesvarken is in de brijvoerstal veertien procent hoger. Dit voordeel wordt bijna geheel tenietgedaan, doordat er minder varkens worden afgeleverd. De voerwinst per vierkante meter is daardoor slechts een fractie hoger. Oorzaak is dat de troggen in de brijvoerstal ruimte innemen, waardoor er minder dieren worden gehouden.
De voerkosten zijn een belangrijk onderdeel van de totale productiekosten in de varkenshouderij. De voerkosten worden berekend uit de voederconversie en uit de voerprijs. In dit voorbeeld is de voerprijs nog van enkele jaren terug.
De kosten van uitval
Deze kosten worden in de zeugenhouderij niet apart berekend. Bij de vleesvarkens worden ze wel apart berekend. Uitval kan de rentabiliteit flink omlaag brengen. Immers, een hoge uitval wijst op een slechte gezondheidstoestand van de varkensstapel.
Om de waarde van de uitval te berekenen, ga je uit van de waarde van een gemiddeld aanwezig dier.
De waarde van een gemiddeld aanwezig dier is:
de aankoopprijs van de big (incl transportkosten), vermeerderd met
de kosten van het opgenomen voer en reeds gemaakte overige kosten;
men gaat uit van: de helft van (voerkosten en de overige toegerekende kosten).
In het voorbeeld is dat:
big: € 40,- + € 1,00 = € 41,00
helft van voer+overige toeg.k.: (€ 43,10 + € 4,90)/2 = € 48,- / 2 = € 24,- Totaal: 41,00 + 24,- = € 65,- (dit is dus de gem. waarde van een uitgevallen varken)
Stel je hebt 100 biggen opgelegd; de uitval = 3; dus je kunt er 97 afleveren. Kosten van uitval zijn dan: (3,0 x 65,-) / 97 = € 2,- per afgeleverd varken.
Rentekosten
In de vleesvarkenshouderij wordt de gemiddelde waarde van een vleesvarken bepaald door:
Aankoopprijs big (bijv. € 41,-)
Helft van (voerkosten + overige toegerekende kosten): 0,5 x € 48,- = € 24,- De rente kosten zijn dan 4 % van € 65 = € 2,56 als het voor 1 jaar zou zijn.
Een ronde voor een vleesvarken duurt ongeveer 4 maanden = 1/3 jaar. Rentekosten per vleesvarken zijn dan € 2,56 / 3 = € 0,85 per afgeleverd varken. Bij 3 rondes per jaar is dat weer € 2,56 per gemiddeld aanwezig varken.
In de melkveehouderij bestaan de opbrengsten uit: melkgeld, omzet en aanwas en overige opbrengsten. Waaruit bestaan de opbrengsten in de vleesvarkenshouderij?
In de melkveehouderij is het melkquotum het maximale dat je mag produceren. Op welke manier is de productie in de vleesvarkenshouderij begrensd?
Om het saldo te berekenen en te beoordelen kijk je op de eerste plaats naar de opbrengsten. De opbrengst per vleesvarken is van een groot aantal factoren afhankelijk. Een aantal begrippen speelt hierbij een rol.
Begrippen
Uitgaande van een levend eindgewicht van een vleesvarken van 112,2 kg vind je een geslacht gewicht van 87 kg. De verhouding tussen het geslacht gewicht en het levend eindgewicht is 77,5%. Dit is het inslachtings-percentage. Wat overblijft is bruikbaar en niet-bruikbaar slachtafval.
Het opleggewicht van de biggen in de mesterijfase is 25 kg. De totale groei is dus 87,2 kilogram. De groei per afgeleverd vleesvarken is 770 gram per dag. De bijbehorende uitval is 2,1%.
De omzetsnelheid bereken je als het aantal groeidagen per vleesvarken (87,2 : 0,770 = 113,25) gedeeld door het aantal dagen per jaar: 365 : 113,25 = 3,22. De omzetsnelheid is dus het aantal maal het groeitraject van een vleesvarken per jaar.
Als je het aantal afgeleverde varkens per varken per jaar berekent, dan weet je hoeveel varkens er per jaarvarken afgeleverd worden. In dit voorbeeld is dit maximaal 3,22, bij een uitval van 0%.
De uitval is echter 2,1%. Deze uitval is gelijkmatig over een mestperiode verdeeld, dit is een uitgangspunt. In het begin is de uitval 0%, op het einde zie je een uitval 2,1%.
Dit betekent dat elke varkensplaats voor 98,95% benut wordt. Het aantal afgeleverde varkens per jaarvarken wordt dan 3,22 x 98,95% = 3,19.
Bereken het aantal afgeleverde varkens per jaarvarken als de omzetsnelheid 3,10 is en het uitvalpercentage van de vleesvarkens 6.
Opbrengst vleesvarkens
Bij vleesvarkens wordt de prijs per kg geslacht gewicht door een groot aantal factoren beïnvloed. De vleesprijs is hierdoor niet doorzichtig. Dat wil zeggen dat je niet op elk gewenst moment van de dag de juiste vleesprijs kunt achterhalen.
De omzet van een vleesvarkensbedrijf bestaat uit de waarde van verkoop verminderd met de waarde van aankoop. Als je een berekening maakt voor een jaar voor een heel bedrijf, dan reken je ook met de aanwas. Het verschil tussen de waarde van de dieren op de eindbalans en de waarde op de beginbalans reken je bij de opbrengsten.
Je rekent hier nu verder met een afgeleverd varken met een opbrengst van € 106,80.
Toegerekende kosten vleesvarkens
De toegerekende kosten per afgeleverd vleesvarken bestaan uit:
• aankoop big,
• voerkosten,
• kosten van uitval,
• overige toegerekende kosten,
• rentekosten.
Aankoopbig
De aankoopkosten worden door vraag en aanbod bepaald. Je kunt de prijs van de big afleiden uit de prijs die
de vleesvarkenshouder ontvangt voor zijn afgeleverde vleesvarkens. Een hogere prijs per kilogram varkensvlees vertaalt zich in hogere inkomsten voor de vleesvarkenshouder.
De prijs van de biggen is de laatste jaren zeer wisselend geweest. Je kunt uitgaan van een prijsniveau van ongeveer € 45,- per dier. Bij noteringen moet je van een bepaald gewicht uitgaan. Uitgangspunt is een gewicht van 23 kilogram.
Als je binnen het gewichtstraject 20-27 kilogram zit, ga je per kilogram verschil uit van € 1 prijsverschil.
Verwerkingsopdracht 3: Debiggenprijs
In de vakbladen vind je de zogenaamde biggenprijsnotering. Zoek zo’n notering op, geeft de verschillende noteringen weer. Waarom zijn er verschillen?
Devoerkosten
De voerkosten zijn voor een vleesvarkenshouder van groot belang. De prijs en de hoeveelheid bepalen een groot gedeelte van de rentabiliteit van het bedrijf. Rond de voeding en het voer kom je een aantal kengetallen tegen.
De voederconversie is het aantal verbruikte kilogrammen voer per kilogram groei. Er is sprake van een nettoen een brutoverbruik. Door vermorsing gaat voer verloren. Je gaat in je berekeningen uit van het brutovoerver- bruik.
Het aantal kilogrammen groei vind je door het eindgewicht te verminderen met het begingewicht. Hiervoor zijn voorgeschreven systemen, zodat iedereen op een vergelijkbare manier weegt. Ook het gewicht van de uitval en selectie wordt meegenomen in het registratiesysteem.
Met behulp van de berekende voederconversie en de voerprijs zijn op een eenvoudige manier de voederkosten per afgeleverd varken te berekenen. Voor de vleesvarkenshouder is dit een van de belangrijkste kengetallen.
Voor een groeitraject van 87,2 kg per varken is 231 kilogram voer nodig. Het voer kost € 0,17 per kilogram. Bereken de voederconversie.
Bereken de voerkosten per afgeleverd varken.
Veel uitval verhoogt de voederconversie. Leg uit hoe dit komt.
Kostenvanuitval
Uitval kan de rentabiliteit flink omlaag brengen. Immers, een hoge uitval wijst op een slechte gezondheidstoestand van de varkensstapel. Het resultaat van de gezonde dieren is dan ook aan de lage kant. Om de waarde van de uitval te berekenen moet je een aanname doen, te weten dat de waarde van de uitval gelijk is aan de waarde van een gemiddeld aanwezig dier.
De waarde van een gemiddeld aanwezig dier is de aankoopprijs van de big, vermeerderd met de helft van de voerkosten en de helft van de overige toegerekende kosten. In het voorbeeld is dat € 40,- vermeerderd met €22,60.
De kosten van uitval bij een uitvalspercentage van 2,1% zijn dan: (uitvalspercentage x waarde uitval dieren) :
(100 - uitvalspercentage), dus in het voorbeeld: (2,1 x 62,60) : (100 - 2,1) = € 1,34 per afgeleverd varken.
Verwerkingsopdracht 5: Kostenvanuitval
Bereken de kosten van de uitval per afgeleverd varken met behulp van de volgende gegevens.
Aan het einde van een aantal rondes is een uitval geconstateerd van 3,5%. De biggen zijn aangekocht voor een bedrag van € 45,- per stuk. De voerkosten en de overige toegerekende kosten zijn € 44,- per opgelegd varken.
Overigetoegerekendekosten
Deze zijn nauwkeurig te omschrijven. Om praktische redenen houden we dit simpel. Onder de overige toege- rekende kosten reken je de kosten van gezondheidszorg, de varkensheffing, verwarming en strooisel, water en elektriciteit. Per afgeleverd varken gaat het om een post van € 5,90 per afgeleverd varken.
Verwerkingsopdracht 6: Overigetoegerekendekosten
De overige toegerekende kosten zijn € 5,90 per afgeleverd varken. Hoe hoog zijn deze per opgelegde big bij een uitval van 5%?
Rentekosten
Biggen moeten aangekocht worden, daarnaast investeer je ook in biggen: voer en overige toegerekende kosten. De te berekenen rente is op de eerste plaats afhankelijk van de lengte van de productieperiode van het varken
van opleggen tot slachten. De hoogte van de rente speelt een rol, alsmede de gemiddelde waarde van het varken. Per gemiddeld aanwezig varken zijn de rentekosten bijvoorbeeld 6,5% van € 62,60 = € 4,07. Het aan- wezige voer en het kasgeld vragen ook rente. Samen een kostenpost van € 4,40 per jaar. Bij een omzetsnelheid van 3,19 zijn de rentekosten per afgeleverd vleesvarken dus: € 4,40 : 3,19 = € 1,38.
De voederwinst per afgeleverd varken is het verschil tussen opbrengsten en kosten van big, transport, voer en
uitval. Het aantal afgeleverde varkens per jaar per gemiddeld aanwezig varken is 3,19. Het saldo per gemiddeld aanwezig vleesvarken is dus 3,19 x € 17,82 = € 56,85. Dit ligt iets boven het niveau van 1999. Ditziejeinfiguurterug.
De voerkosten bestaan uit de voerhoeveelheid en de prijs per kilogram voer. Het voerverbruik per afgeleverd vleesvarken is 231 kilogram. De voerprijs is € 0,1682 per kilogram.
Bereken de stijging van het saldo als het voerverbruik met 3% daalt.
Met welk bedrag moet de voerprijs dalen om hetzelfde effect te bereiken? Waardoor zijn de voerkosten hoger in de biologische vleesvarkenshouderij?
Verwerkingsopdracht 8: Vragen
Wat zijn de drie belangrijkste kostenposten voor de vleesvarkenshouder? Wat kan hij doen om deze kosten- posten te verlagen?
Hoe hoog is het bedrijfssaldo op een vleesvarkensbedrijf met 1500 gemiddeld aanwezige vleesvarkens?
Biggenprijzen kunnen sterk schommelen en zijn vaak afhankelijk van gemaakte afspraken met fokkerij-instellingen.
Zoek in de vakbladen (Boerderij) de huidige biggenprijzen op.
Van welke instellingen worden de biggenprijzen gepubliceerd?
Wat zijn dit voor een instellingen?
Tussen de diverse instellingen komen mogelijk verschillen voor. Wat kan daarvoor een verklaring zijn?
Zoek van dezelfde instellingen de prijzen op van een maand geleden. Doe dit vijf maal en maak een grafiek van het verloop van de prijzen.
Welke conclusies kun je trekken over het verloop van deze prijzen?
Vragen
Waardoor wordt de biggenprijs hoofdzakelijk bepaald?
Een aantal instellingen/organisaties "regelen" het verhandelen van biggen. Welke zijn dat?
Waarom hebben vleesvarkenshouders graag uniforme koppels biggen?
Waarom streeft men naar gesloten bedrijven?
Van welke twee kengetallen hangt de kg-opbrengst aan vlees van een vleesvarkensbedrijf per jaar hoofdzakelijk af?
Wat is het classificeren van slachtvarkens?
Wat verstaan we onder de basisprijs?
Welke toeslagen zijn mogelijk boven op de basisprijs?
Welke kortingen en inhoudingen zijn mogelijk bij de afrekening van een levering vleesvarkens?
Wat wordt bedoeld met IKB?
Opbrengst zeugenhouderij
Gegeven:
waarde van de varkensstapel op 1/1/2015: € 230.000,-;
uitgaven voor aankoop zeugen: € 50.800,-;
ontvangsten: € 425.000,-;
waarde van de varkensstapel op 31/12/2015: € 215.000,-.
Bereken de omzet.
Bereken de aanwas.
Bereken omzet en aanwas.
Opbrengst vermeerderingsbedrijf
Uit de boekhouding van onderstaande tabel van een vermeerderingsbedrijf kun je de aantallen vee en de waarde per dier aflezen.
Dieren
Aantal op 1/1/1996
Aantal op 31/12/1996
Waarde per dier
fokzeugen
180
175
600
opfokzeugen
17
17
450
dekberen
2
2
900
biggen 1 t/m 5 weken
450
460
70
biggen 6 t/m 12 weken
375
380
90
Verder blijkt:
gemiddeld aantal zeugen: 178;
aantal worpen: 391;
aantal geboren biggen: 4100;
aantal gestorven biggen: 452;
aangekochte opfokzeugen: 83 voor € 47.600,-;
aangekochte beer: 1 voor € 1200,-;
verkochte biggen: 3633 voor € 345.100,-;
verkochte slachtzeugen: 83 voor € 23.500,-;
verkochte opfokzeugen: 5 voor € 1.100,-;
verkochte beer: 1 voor € 800,-.
Ga na of de aantallen dieren kloppen.
Bereken de omzet en aanwas.
Bereken het aantal worpen per zeug per jaar.
Bereken het aantal levend geboren biggen per worp.
Bereken het sterftepercentage van de biggen.
Bereken het aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar.
Bereken de gemiddelde prijs van de verkochte en gekochte dieren.
Vleesvarkens
Een vleesvarkenshouder heeft voor een afdeling de volgende gegevens van een jaar verzameld:
Aanwezig 1 januari 2015: 90 dieren met een gewicht van 6300 kg.
Aanwezig 31 december 2015: 95 dieren met een gewicht van 7600 kg.
Aankopen: 290 biggen met een totaal gewicht van 7250 kg.
Verkopen: 282 varkens met een totaal gewicht van 30456 kg.
Gestorven: 3 varkens met een totaal gewicht van 180 kg.
Aantal vleesvarkensplaatsen: 100.
Gemiddeld aantal aanwezig: 94 varkens.
Ga na of de aantallen dieren kloppen.
Wat was het gemiddeld opleggewicht?
Wat is het gemiddeld aflevergewicht?
Bepaal de groei, in gram per varken per dag. e Hoe hoog is de bezettingsgraad?
Hoe groot was het aantal mestrondes per vleesvarkensplaats?
Bereken het uitvalspercentage.
Opdrachten en vragen "Uitgaven en kosten"
Voerkosten vermeerderingsbedrijf
Van een vermeerderingsbedrijf zijn de volgende gegevens bekend:
gemiddeld aantal aanwezige zeugen: 180;
aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar: 22;
uitvalspercentage zeugen: 45 %;
aankoop opfokzeugen op 25 kg;
aantal beren: 3.
Schat van dit bedrijf hoeveel kg voer jaarlijks aangekocht moet worden. Doe dit door de aanwezige dieren te vermenigvuldigen met het voerverbruik per jaar of per dier.
Zoek in de vakbladen de prijzen op van de varkensvoeders en de huidige biggenprijs.
Maak een schatting van de totale voerkosten op dit bedrijf. Doe dit door het voerverbruik per diercategorie te vermenigvuldigen met de huidige prijs van de bijpassende voersoort.
Bereken de voerkosten per grootgebrachte big.
Hoeveel procent van de opbrengstprijs van een big zijn voerkosten?
Welke andere kosten moeten betaald worden van de opbrengstprijs minus de voerkosten?
Voerkosten vleesvarkenshouderij
Van een vleesvarkensbedrijf zijn de volgende gegevens bekend:
aantal afgeleverde vleesvarkens per jaar: 3600;
groeitraject: 25 - 110 kg;
gemiddelde voederconversie: 2,7;
gemiddeld geslacht gewicht: 84,6 kg;
kg biggenvoer/vleesvarken: 42 kg.
Zoek in de vakbladen de huidige prijzen van babybiggenvoer, vleesvarkensvoer en de vleesprijs.
Bereken het totale voerverbruik per jaar op dit vleesvarkensbedrijf. c Bereken de totale voerkosten per jaar op dit vleesvarkensbedrijf.
Bereken de voerkosten per kg vlees.
Hoeveel procent van de opbrengstprijs van een kg vlees zijn voerkosten?
Welke andere kosten moeten betaald worden van de opbrengstprijs minus de voerkosten?
Mestkosten
De kosten van mestafzet kunnen voor sommige bedrijven hoog oplopen. Dit is vooral afhankelijk van de regio waarin men zijn bedrijf heeft. Ga bij de onderstaande sommen uit van de volgende bedrijven:
Vermeerderingsbedrijf
gemiddeld aantal aanwezige zeugen: 180;
aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar: 22;
uitvalspercentage zeugen: 45 %;
aankoop opfokzeugen op 25 kg;
aantal beren: 3.
Vleesvarkensbedrijf
aantal afgeleverde vleesvarkens per jaar: 3600;
groeitraject: 25 - 110 kg;
gemiddelde voederconversie: 2,7;
gemiddeld geslacht gewicht: 84,6 kg;
kg biggenvoer/vleesvarken: 42 kg.
Stel dat het vermeerderingsbedrijf uit schoolopdracht 2.9 en het vleesvarkensbedrijf uit schoolopdracht 2.10 geen van beide grond hebben.
Zoek in het handboek de normen voor de mestproductie op.
Bereken aan de hand van de normen de jaarlijkse mestproductie van het vermeerderingsbedrijf.
Zoek in de vakbladen op welke prijzen er bij jouw in de regio betaald worden voor de afzet van mest.
Bereken de jaarlijkse mestafzetkosten van het vermeerderingsbedrijf.
Hoeveel bedragen de mestafzetkosten per big? Hoeveel procent is dit van de opbrengstprijs van een big?
Bereken de jaarlijkse mestafzetkosten van het vleesvarkensbedrijf uit schoolopdracht 2.9.
Welke andere kosten worden er door de veehouderijbedrijven gemaakt met betrekking tot de productie van mest?
Welke regels gelden er voor het uitrijden van mest?
In de melkveehouderij bestaan de opbrengsten uit: melkgeld, omzet en aanwas en overige opbrengsten. Waaruit bestaan de opbrengsten in de vleesvarkenshouderij?
In de melkveehouderij is het melkquotum het maximale dat je mag produceren. Op welke manier is de productie in de vleesvarkenshouderij begrensd?
Om het saldo te berekenen en te beoordelen kijk je op de eerste plaats naar de opbrengsten. De opbrengst per vleesvarken is van een groot aantal factoren afhankelijk. Een aantal begrippen speelt hierbij een rol.
Begrippen
Uitgaande van een levend eindgewicht van een vleesvarken van 112,2 kg vind je een geslacht gewicht van
87 kg. De verhouding tussen het geslacht gewicht en het levend eindgewicht is 77,5%. Dit is het inslachtings-percentage. Wat overblijft is bruikbaar en niet-bruikbaar slachtafval.
Het opleggewicht van de biggen in de mesterijfase is 25 kg. De totale groei is dus 87,2 kilogram. De groei per afgeleverd vleesvarken is 770 gram per dag. De bijbehorende uitval is 2,1%.
De omzetsnelheid bereken je als het aantal groeidagen per vleesvarken (87,2 : 0,770 = 113,25) gedeeld door het aantal dagen per jaar: 365 : 113,25 = 3,22. De omzetsnelheid is dus het aantal maal het groeitraject van een vleesvarken per jaar.
Als je het aantal afgeleverde varkens per varken per jaar berekent, dan weet je hoeveel varkens er per jaarvarken afgeleverd worden. In dit voorbeeld is dit maximaal 3,22, bij een uitval van 0%.
De uitval is echter 2,1%. Deze uitval is gelijkmatig over een mestperiode verdeeld, dit is een uitgangspunt. In het begin is de uitval 0%, op het einde zie je een uitval 2,1%.
Dit betekent dat elke varkensplaats voor 98,95% benut wordt. Het aantal afgeleverde varkens per jaarvarken wordt dan 3,22 x 98,95% = 3,19.
Bereken het aantal afgeleverde varkens per jaarvarken als de omzetsnelheid 3,10 is en het uitvalpercentage van de vleesvarkens 6.
Opbrengst vleesvarkens
Bij vleesvarkens wordt de prijs per kg geslacht gewicht door een groot aantal factoren beïnvloed. De vleesprijs is hierdoor niet doorzichtig. Dat wil zeggen dat je niet op elk gewenst moment van de dag de juiste vleesprijs kunt achterhalen.
De omzet van een vleesvarkensbedrijf bestaat uit de waarde van verkoop verminderd met de waarde van aankoop. Als je een berekening maakt voor een jaar voor een heel bedrijf, dan reken je ook met de aanwas. Het verschil tussen de waarde van de dieren op de eindbalans en de waarde op de beginbalans reken je bij de opbrengsten. Je rekent hier nu verder met een afgeleverd varken met een opbrengst van € 106,80.
Toegerekende kosten vleesvarkens
De toegerekende kosten per afgeleverd vleesvarken bestaan uit:
• aankoop big,
• voerkosten,
• kosten van uitval,
• overige toegerekende kosten,
• rentekosten.
Aankoopbig
De aankoopkosten worden door vraag en aanbod bepaald. Je kunt de prijs van de big afleiden uit de prijs die
de vleesvarkenshouder ontvangt voor zijn afgeleverde vleesvarkens. Een hogere prijs per kilogram varkensvlees vertaalt zich in hogere inkomsten voor de vleesvarkenshouder.
Via een verdeelsleutel kan de vermeerderaar hiervan profiteren door een hogere prijs voor zijn biggen.
De prijs van de biggen is de laatste jaren zeer wisselend geweest. Je kunt uitgaan van een prijsniveau van ongeveer € 45,- per dier. Bij noteringen moet je van een bepaald gewicht uitgaan. Uitgangspunt is een gewicht van 23 kilogram. Als je binnen het gewichtstraject 20-27 kilogram zit, ga je per kilogram verschil uit van € 1 prijsverschil.
Verwerkingsopdracht 3: Debiggenprijs
In de vakbladen vind je de zogenaamde biggenprijsnotering.
Zoek zo’n notering op, geeft de verschillende noteringen weer.
Waarom zijn er verschillen?
Devoerkosten
De voerkosten zijn voor een vleesvarkenshouder van groot belang. De prijs en de hoeveelheid bepalen een groot gedeelte van de rentabiliteit van het bedrijf. Rond de voeding en het voer kom je een aantal kengetallen tegen.
De voederconversieis het aantal verbruikte kilogrammen voer per kilogram groei. Er is sprake van een netto-
en een brutoverbruik. Door vermorsing gaat voer verloren. Je gaat in je berekeningen uit van het brutovoerver- bruik.
Het aantal kilogrammen groei vind je door het eindgewicht te verminderen met het begingewicht. Hiervoor zijn voorgeschreven systemen, zodat iedereen op een vergelijkbare manier weegt. Ook het gewicht van de uitval
en selectie wordt meegenomen in het registratiesysteem.
Met behulp van de berekende voederconversie en de voerprijs zijn op een eenvoudige manier de voederkosten per afgeleverd varken te berekenen. Voor de vleesvarkenshouder is dit een van de belangrijkste kengetallen.
Voor een groeitraject van 87,2 kg per varken is 231 kilogram voer nodig. Het voer kost € 0,17 per kilogram.
Bereken de voederconversie.
Bereken de voerkosten per afgeleverd varken.
Veel uitval verhoogt de voederconversie. Leg uit hoe dit komt.
Kostenvanuitval
Uitval kan de rentabiliteit flink omlaag brengen. Immers, een hoge uitval wijst op een slechte gezondheidstoestand van de varkensstapel. Het resultaat van de gezonde dieren is dan ook aan de lage kant. Om de waarde van
de uitval te berekenen moet je een aanname doen, te weten dat de waarde van de uitval gelijk is aan de waarde van een gemiddeld aanwezig dier.
De waarde van een gemiddeld aanwezig dier is de aankoopprijs van de big, vermeerderd met de helft van de voerkosten en de helft van de overige toegerekende kosten. In het voorbeeld is dat € 40,- vermeerderd met €22,60.
De kosten van uitval bij een uitvalspercentage van 2,1% zijn dan: (uitvalspercentage x waarde uitval dieren) : (100 - uitvalspercentage), dus in het voorbeeld: (2,1 x 62,60) : (100 - 2,1) = € 1,34 per afgeleverd varken.
Verwerkingsopdracht 5: Kostenvanuitval
Bereken de kosten van de uitval per afgeleverd varken met behulp van de volgende gegevens.
Aan het einde van een aantal rondes is een uitval geconstateerd van 3,5%. De biggen zijn aangekocht voor een bedrag van € 45,- per stuk. De voerkosten en de overige toegerekende kosten zijn € 44,- per opgelegd varken.
Overigetoegerekendekosten
Deze zijn nauwkeurig te omschrijven. Om praktische redenen houden we dit simpel. Onder de overige toege- rekende kosten reken je de kosten van gezondheidszorg, de varkensheffing, verwarming en strooisel, water en elektriciteit. Per afgeleverd varken gaat het om een post van € 5,90 per afgeleverd varken.
Verwerkingsopdracht 6: Overigetoegerekendekosten
De overige toegerekende kosten zijn € 5,90 per afgeleverd varken.
Hoe hoog zijn deze per opgelegde big bij een uitval van 5%?
Rentekosten
Biggen moeten aangekocht worden, daarnaast investeer je ook in biggen: voer en overige toegerekende kosten. De te berekenen rente is op de eerste plaats afhankelijk van de lengte van de productieperiode van het varken
van opleggen tot slachten. De hoogte van de rente speelt een rol, alsmede de gemiddelde waarde van het varken. Per gemiddeld aanwezig varken zijn de rentekosten bijvoorbeeld 6,5% van € 62,60 = € 4,07. Het aan- wezige voer en het kasgeld vragen ook rente. Samen een kostenpost van € 4,40 per jaar. Bij een omzetsnelheid van 3,19 zijn de rentekosten per afgeleverd vleesvarken dus: € 4,40 : 3,19 = € 1,38.
De voederwinst per afgeleverd varken is het verschil tussen opbrengsten en kosten van big, transport, voer en uitval. Het aantal afgeleverde varkens per jaar per gemiddeld aanwezig varken is 3,19. Het saldo per gemiddeld aanwezig vleesvarken is dus 3,19 x € 17,82 = € 56,85. Dit ligt iets boven het niveau van 1999. Ditziejeinfiguurterug.
De voerkosten bestaan uit de voerhoeveelheid en de prijs per kilogram voer. Het voerverbruik per afgeleverd vleesvarken is 231 kilogram. De voerprijs is € 0,1682 per kilogram.
Bereken de stijging van het saldo als het voerverbruik met 3% daalt.
Met welk bedrag moet de voerprijs dalen om hetzelfde effect te bereiken?
Waardoor zijn de voerkosten hoger in de biologische vleesvarkenshouderij?
Verwerkingsopdracht 8: Vragen
Wat zijn de drie belangrijkste kostenposten voor de vleesvarkenshouder? Wat kan hij doen om deze kosten- posten te verlagen?
Hoe hoog is het bedrijfssaldo op een vleesvarkensbedrijf met 1500 gemiddeld aanwezige vleesvarkens?
Het arrangement 10.5 Saldo en voerwinst vleesvarkens is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.