Inleiding - Het streven van vorsten naar absolute macht
De 17e eeuw is de periode van staatsvorming en het streven naar absolute macht. Vorsten streefden naar een sterke staat die centraal werd bestuurd en waarover zij de absolute macht hadden. De uitkomst van dat streven kon heel verschillende resultaten opleveren. In Frankrijk kreeg koning Lodewijk XIV een haast goddelijke status maar in Engeland en De Republiek zegevierde de republikeinse staatsvorm.
Staatsvorming 17e eeuw
De belangrijkste Europese landen in de 17e eeuw waren:
- de Oostenrijkse en Spaanse erflanden van de Habsburgers
- Engeland
- Frankrijk
- de Republiek der Nederlanden
Deze vier grootmachten vochten in de 17e eeuw vele godsdienstoorlogen en handelsoorlogen uit.
Huwelijkspolitiek
Vorsten probeerden huwelijken te sluiten met vrouwen uit bepaalde families. Zo konden ze hun macht versterken en hun grondgebied vergroten.
Elizabeth I (1533 - 1603) van Engeland trouwde juist niet, omdat dat niet goed zou zijn voor het land.
Door een 'onhandig' huwelijk kon een land gemakkelijk in oorlog raken.
Oorlogsvoering
De manier van oorlogsvoering veranderde. Er kwamen professionele, (permanente) legers en nieuwe wapens. De permanente legers vervingen de samengeraapte huurlegers.
De legers werden groter en er was steeds meer geld voor nodig. De professionele legers konden beter strijden. Daardoor duurden oorlogen langer. Dat kostte ook meer geld.
Om sterk te staan tegen vijandige staten moest een vorst de macht centraliseren. Om zeker te zijn van inkomsten stelde hij een ambtenarenapparaat in.
De ambtenaren moesten de belasting innen.
De vorst probeerde de macht naar zich toe te trekken. Verzet tegen de centralisatie werd bestreden.
Absolutisme
In de 17e eeuw vergrootten de vorsten hun macht door sterkere legers en een gecentraliseerd bestuur. Het absolutisme bereikte een hoogtepunt in Frankrijk, tijdens de regeerperiode van Lodewijk de XIV (1638 - 1715).
De centralisatie van het bestuur en de belastingmaatregelen gingen in tegen de belangen van de adel. Lodewijk XIV nam persoonlijk alle belangrijke beslissingen. Hij vond zichzelf de verpersoonlijking van de staat. Hij stond boven de wet. Hij vond dat God hem zijn macht gegeven had.
De grootheidswaan van Lodewijk XIV zag je aan een uitbundige hofhouding. Ook waren er veel grote bouwprojecten. Zo liet hij het paleis van Versailles uitbreiden tot een enorm gebied van 800 hectare.
Het paleis had honderden kamers. Daar logeerden vaak adellijke mensen. Dat was erg slim van Lodewijk. Zo kon hij bestuderen wie misschien een gevaar voor hem was.
Vorsten willen de absolute macht
Koning Karel I van Engeland (1600 - 1649)
Het koningschap is door god gegeven. Net als andere koningen in Europa zag ik mezelf als plaatsvervanger van God.
Ik wilde de absolute macht krijgen. Maar het parlement (de ministers) zat me dwars.
De ruzies met het parlement heb ik niet kunnen winnen. Het lukte me niet om nieuwe belastingen in te voeren. Daardoor kon ik het land niet goed besturen.
Ik had een conflict met Schotland. Het parlement wilde mij toen afzetten.
Ik liet toen enkele parlementsleden arresteren. Dat had ik misschien beter niet kunnen doen. Er ontstond een burgeroorlog tussen mijn Koninklijke troepen en de aanhangers van het parlement. Ik werd gearresteerd en onthoofd.
Ferdinand II,
Habsburgse vorst en keizer van het Heilige Roomse Rijk in de periode 1620 - 1637.
Van het machtige rijk van mijn voorvader Karel V bleef in de 17e eeuw weinig meer over. Ik had geprobeerd dat te voorkomen, maar dat was niet gelukt.
Als katholiek keizer van het Heilige Roomse Rijk had ik veel moeite met een aantal protestante Duitse vorsten binnen mijn rijk. Ik wilde ze graag een kopje kleiner maken.
Ruim dertig jaar lang woedde een wrede oorlog tussen de protestante vorsten en mijn troepen.
Pas elf jaar na mijn dood, in 1648, werd de vrede van Münster getekend.
Het Rijk was een samenraapsel van kleine staatjes geworden.
Lodewijk XIV (1638 - 1715)
In mijn ogen is een koning de plaatsvervanger van God.
Ik was de grootste en machtigste koning die Frankrijk ooit heeft gehad.
Toen ik koning was liet ik de wereld zien hoe belangrijk ik was door mijn grote hofhouding en mijn dure kunstverzameling. En vergeet ook al mijn veroveringen niet!
Ik wilde van Frankrijk het sterkste land van Europa maken. Daarom was het belangrijk om het land vanuit Parijs krachtig te besturen. Ik liet het Paleis van Versailles verbouwen tot een landgoed van 800 hectaren groot. Daar draaide alles om mij, ik was als de zon waar de planeten omheen draaiden. Ze noemden me niet voor niets de Zonnekoning!
Het liefst had ik mijn edelen zo dicht mogelijk bij me zodat ik ze goed kon controleren.
Het parlement? Dat heb ik opgeheven. Inspraak was niet nodig. Ik was de baas!