Koning Karel I van Engeland (1600 - 1649)
Het koningschap is door god gegeven. Net als andere koningen in Europa zag ik mezelf als plaatsvervanger van God.
Ik wilde de absolute macht krijgen. Maar het parlement (de ministers) zat me dwars.
De ruzies met het parlement heb ik niet kunnen winnen. Het lukte me niet om nieuwe belastingen in te voeren. Daardoor kon ik het land niet goed besturen.
Ik had een conflict met Schotland. Het parlement wilde mij toen afzetten.
Ik liet toen enkele parlementsleden arresteren. Dat had ik misschien beter niet kunnen doen. Er ontstond een burgeroorlog tussen mijn Koninklijke troepen en de aanhangers van het parlement. Ik werd gearresteerd en onthoofd.
Ferdinand II,
Habsburgse vorst en keizer van het Heilige Roomse Rijk in de periode 1620 - 1637.
Van het machtige rijk van mijn voorvader Karel V bleef in de 17e eeuw weinig meer over. Ik had geprobeerd dat te voorkomen, maar dat was niet gelukt.
Als katholiek keizer van het Heilige Roomse Rijk had ik veel moeite met een aantal protestante Duitse vorsten binnen mijn rijk. Ik wilde ze graag een kopje kleiner maken.
Ruim dertig jaar lang woedde een wrede oorlog tussen de protestante vorsten en mijn troepen.
Pas elf jaar na mijn dood, in 1648, werd de vrede van Münster getekend.
Het Rijk was een samenraapsel van kleine staatjes geworden.
Lodewijk XIV (1638 - 1715)
In mijn ogen is een koning de plaatsvervanger van God.
Ik was de grootste en machtigste koning die Frankrijk ooit heeft gehad.
Toen ik koning was liet ik de wereld zien hoe belangrijk ik was door mijn grote hofhouding en mijn dure kunstverzameling. En vergeet ook al mijn veroveringen niet!
Ik wilde van Frankrijk het sterkste land van Europa maken. Daarom was het belangrijk om het land vanuit Parijs krachtig te besturen. Ik liet het Paleis van Versailles verbouwen tot een landgoed van 800 hectaren groot. Daar draaide alles om mij, ik was als de zon waar de planeten omheen draaiden. Ze noemden me niet voor niets de Zonnekoning!
Het liefst had ik mijn edelen zo dicht mogelijk bij me zodat ik ze goed kon controleren.
Het parlement? Dat heb ik opgeheven. Inspraak was niet nodig. Ik was de baas!