In de 17e eeuw vergrootten de vorsten hun macht door sterkere legers en een gecentraliseerd bestuur. Het absolutisme bereikte een hoogtepunt in Frankrijk, tijdens de regeerperiode van Lodewijk de XIV (1638 - 1715).
De centralisatie van het bestuur en de belastingmaatregelen gingen in tegen de belangen van de adel. Lodewijk XIV nam persoonlijk alle belangrijke beslissingen. Hij vond zichzelf de verpersoonlijking van de staat. Hij stond boven de wet. Hij vond dat God hem zijn macht gegeven had.
De grootheidswaan van Lodewijk XIV zag je aan een uitbundige hofhouding. Ook waren er veel grote bouwprojecten. Zo liet hij het paleis van Versailles uitbreiden tot een enorm gebied van 800 hectare.
Het paleis had honderden kamers. Daar logeerden vaak adellijke mensen. Dat was erg slim van Lodewijk. Zo kon hij bestuderen wie misschien een gevaar voor hem was.