Inleiding - De Griekse beschaving
In het gebied dat nu Griekenland heet, ontstonden tussen 800 en 500 jaar voor Chr. vele stadstaten (polis = stadstaat, poleis = meervoud), zo’n 700 in totaal. De machtigste stadstaten waren Athene en Sparta.
De macht in een stadstaat lag meestal bij enkele adellijke families. In enkele poleis waren ook volksvergaderingen. Daar mochten alle vrije mannen van boven de 18 jaar aan deelnemen. Ze hadden inspraak bij besluiten. Dat was het begin van de democratie.
Het gebied van de Griekse poleis werd later deel van het Romeinse rijk.
De Romeinen namen veel van de Griekse cultuur over.
Geboorte democratie
De staatsvorm 'democratie' ontstond in Athene.
Athene was de machtigste stadstaat van het oude Griekenland.
In Athene waren veel mensen rijk geworden van de handel.
Ze waren belangrijk en wilden politieke invloed hebben.
Maar ook de arme boeren en burgers eisten politieke invloed.
In 509 v. Chr. werd daarom een belangrijke politieke regel ingevoerd. Alle vrije mannen van 18 jaar en ouder mochten meebeslissen in de politiek. Ze kregen stemrecht.
Zo kregen ze invloed bij de besluitvorming in de stad.
Voor het eerst was er een democratie ontstaan.
Vrouwen, kinderen, slaven en mensen van buiten Athene hadden geen stemrecht.
De Acropolis
De Acropolis, 'de bovenstad', was het bestuurlijke en godsdienstige centrum van de stad Athene.
Het gebouw ligt hoog op een heuvel boven Athene.
Zo kon men de vijand op het land en op de zee goed zien aankomen.
De Acropolis werd in 480 v. Chr. verwoest in een oorlog met de Perzen.
In ongeveer 450 v. Chr. werd begonnen met de herbouw.
Men herbouwde eerst het Parthenon.Dit was een tempel.
Het Parthenon is een heel goed voorbeeld van de oude Griekse bouwkunst.
In de beelden (zonder geluid) zie je hoe het gebouw eruit moet hebben gezien.
Het gebouw heeft 46 zuilen. Elke zuil is 2 meter breed en 10 meter hoog.
De gevels van de tempel waren vroeger prachtig versierd.
Een deel van deze versieringen zijn te zien in het British Museum in Londen.
Video: De polis van de oude Grieken
De polis van de oude Grieken: leven in de stad
Vele oorlogen
De grootste vijand van de Griekse stadstaten was het Perzische rijk. Het was vooral de vijand van de stadstaat Athene.
Tussen 490 - 479 v. Chr. werden er veel oorlogen gevoerd.
In 480 v.Chr. versloeg de machtige vloot van Athene de Perzische vloot.
De samenwerking tussen de Griekse poleis was niet goed. Veel poleis waren bang dat Athene in hun gebied de macht zou overnemen.
Tussen Athene en de stadstaat Sparta ontstond een hevige concurrentiestrijd. In de periode 431 v. Chr. tot 404 v. Chr. voerden de steden oorlog. Tenslotte won Sparta de oorlog van Athene.
Sparta kon niet lang van de overwinning genieten.
Sparta werd samen met andere poleis veroverd door Alexander de Grote en zijn machtige rijk, Macedonië.
Athene
Kenmerken:
- Democratie met volksvergadering.
- Stemrecht voor alle vrije mannen boven de 18 jaar.
- Geen stemrecht voor vrouwen, slaven, buitenlanders, kinderen onder de 18 jaar.
- Stichting van vele koloniën.
- Belangrijke rol van de handel.
- Grote handelsvloot.
- Grote militaire vloot.
- Cultuur en kunst hoog ontwikkeld.
Sparta
Kenmerken:
- Aristocratie (bestuur in handen van een adellijke familie) .
- Oorlogszuchtig en agressief.
- Zeer sterk leger.
- Geen koloniën, maar veroveringen.
- Mensen in veroverde gebieden werden tot slaaf gemaakt.
- Cultuur minder ontwikkeld.
Een rationeel wereldbeeld
Mythologisch wereldbeeld
De oude Grieken hadden een mythologisch (goddelijk) wereldbeeld.
Een wereldbeeld is het idee dat iemand heeft over de wereld waar hij in leeft.
Volgens de oude Grieken beheersten de goden het water, het vuur, de aarde en de lucht. De oude Grieken hadden dus een mythologische verklaring voor alle natuurverschijnselen in de wereld.
Van mythologie naar onderzoek met verstand.
Uiteindelijk zochten de Grieken andere verklaringen voor de verschijnselen in de wereld om hen heen. Ze gingen met hun verstand (ratio) overal over nadenken.
Knappe denkers (filosofen) bestudeerden de wereld.
Zij bestudeerden de natuur, de sterrenhemel, wiskunde, geneeskunde en nog veel meer.
Op die manier ontstond een rationeel wereldbeeld; een wereldbeeld waar met het verstand over na is gedacht.
Socrates (469 - 399 v. Chr.)
Socrates was een Griekse filosoof. Hij sprak vaak met andere filosofen en met zijn leerlingen.
Hij probeerde kennis te verzamelen over wat goed en slecht was. Hij dacht: 'Iemand die weet wat goed is zal het goede doen'.
Hij vond de democratie geen goed idee. Hij was bang dat politici niet 'het goede' zouden doen. En dat de 'domme' bevolking hen zou volgen bij slechte besluiten. Dat zou niet goed zijn voor het land.
De politici waren bang voor hem.
Stel je voor dat de bevolking Socrates zou geloven!
Dan was het gedaan met hun macht!
De machthebbers klaagden Socrates aan.
Hij zou de goden niet genoeg vereren en een slechte invloed hebben op de jeugd.
Veroordeeld tot de gifbeker stierf hij temidden van zijn leerlingen.
Plato (427 – 347 v. Chr.)
Plato was een leerling van Socrates.
Plato geloofde in een ideale wereld met vaststaande kennis. Wij mensen kunnen die wereld niet zien.
Door goed na te denken kunnen we die wereld leren kennen.
Dit wordt Plato’s ideeënleer genoemd.
Het beste, 'allerhoogste idee' over deze wereld noemde Plato
'het Goede'.
Alleen filosofen met kennis van de ideeënwereld konden volgens Plato de polis besturen. Zij weten wat 'goed' is. Plato vond net als Socrates dat de democratie gevaarlijk was.
Aristoteles (384 - 322 v. Chr.)
Aristoteles was een leerling van Plato.
Hij hield zich bezig met filosofie, psychologie, politieke en sociale wetenschappen, wiskunde en natuurwetenschappen en taal- en letterkunde.
De ideeën van Aristoteles hebben grote invloed gehad op de Westerse geschiedenis en het Westerse denken. Hij heeft bedacht dat in de natuur alles geordend is en met een bepaald doel gebeurt. De natuur doet niets 'zomaar'.
Niet alles wat Aristoteles bedacht was waar. Hij dacht bijvoorbeeld dat de aarde het middelpunt was van het heelal.
Dit geloofde men in West-Europa bijna tweeduizend
jaar lang.
Video: Aristoteles (384-321 v. Chr.)
Aristoteles: De grootste denker uit de Klassieke Oudheid
Onderwijs
De invoering van de democratie in Athene had niet alleen gevolgen voor het bestuur maar ook voor het onderwijs.
Om goede bestuurders te krijgen werd er veel aandacht besteed aan de opleiding. Ook werd het debat, iemand overtuigen van een politiek standpunt, een belangrijke vaardigheid.
Het onderwijs besteedde veel tijd aan het ordenen van gedachten (redeneren) en het geven van een mening (argumenteren).
De Poleis
Het oude Griekenland van zo'n 800 jaar geleden was geen eenheidsstaat. Het bestond uit ongeveer 700 onafhankelijke stadstaten (polis = stadstaat, poleis = meervoud). Elke stadstaat had een eigen bestuur.
In de meeste stadstaten was de politieke macht in handen van een paar rijke adellijke families. Zo'n regeringsvorm noemen we een aristocratie.
Naast aristocratie waren er nog andere bestuursvormen.
Zo waren er bijvoorbeeld enkele stadstaatjes die volksvergaderingen hielden. Alle vrije mannen van boven de 18 jaar mochten er meebeslissen bij politieke besluiten. In deze stadstaatjes was sprake van democratie.
De poleis leken op elkaar. De taal, de godsdienst, het onderwijs en de wetenschap waren ongeveer hetzelfde.
De Olympische spelen werden georganiseerd om de relaties tussen de stadstaten te verbeteren.
Bevolkingsgroei en kolonisatie
Rondom de stadstaten was niet genoeg vruchtbare grond.
Omdat de bevolking groeide zocht men naar mogelijkheden om het grondgebied uit te breiden.
Dat leidde tot veel onderlinge oorlogen. Ook wilden veel mensen emigreren. Daarom ging met overzees op zoek naar nieuwe woongebieden.
Rond de Zwarte Zee en in Zuid-Italië ontstonden Griekse koloniën. Tussen de koloniën en de oude Griekse poleis werd veel gehandeld.
Door emigratie verspreidden de Grieken en hun cultuur zich over het hele Middellandse Zeegebied.