Thema: Bevolking en ruimte - vmbo12

Thema: Bevolking en ruimte - vmbo12

Thema Bevolking en ruimte

Inleiding

In dit thema kom je meer te weten over:

  • Bevolkingsopbouw en bevolkingsgroei
    De opbouw en de groei van de bevolking.

  • Emigratie en immigratie
    Mensen emigreren of immigreren naar een gebied of land om bepaalde redenen.

  • Spreiding bevolking
    Bevolkingsdichtheid geeft aan hoeveel mensen er in een bepaald gebied wonen.
    Bevolkingsspreiding geeft aan hoe mensen verspreid wonen in een gebied, land of over de wereld.

  • Mauro
    Mauro dreigde na jarenlange procedures het land te worden uitgezet.
    Dankzij bepaalde kinderrechten kan hij blijven.
    Mensenrechten en ook kinderrechten zijn in verdragen vastgelegd.
    In Nederland geldt het Kinderpardon.

 

Introductie - opdracht

Je ziet een wereldkaart.
Op deze kaart kun je zien waar veel of weinig mensen wonen.
Soms wonen mensen heel dicht bij elkaar, soms is er veel ruimte tussen mensen.

Kijk goed naar de kaart en naar de uitleg (de legenda). Beantwoord dan deze vragen:

  1. Welk land of gebied heeft de meeste mensen op een kleine plek (per km²)?

  2. Hoe kun je dat zien op de kaart?

  3. Noem een gebied waar weinig mensen wonen.

  4. Waarom wonen daar zo weinig mensen, denk je?

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van dit thema kan ik:

  Opdracht
  • uitleggen wat in een bevolkingspiramide te zien is.
  • uitleggen waarom de bevolkingspiramide (in veel arme landen) op een piramide lijkt.
  • omschrijven wat de begrippen geboortecijfer en sterftecijfer betekenen. 
  • uitleggen wanneer er sprake is van een geboorteoverschot of van een sterfteoverschot.
  • uitleggen dat er een verband is tussen welvaart (rijkdom) en bevolkingsgroei.
  • omschrijven wat het begrip demografische transitie betekent. 
Bevolking(sgroei)
  • uitleggen wat emigratie en immigratie betekenen. 
  • uitleggen wat emigratie en immigratie met bevolkingsgroei te maken hebben.
  • Als er meer mensen immigreren dan emigreren, groeit de bevolking. Dit verschil noem je het migratiesaldo.
  • uitleggen wat economische, politieke en persoonlijke redenen zijn om te emigreren.
  • benoemen wat twee vestigingsfactoren (pullfactoren) zijn om naar Nederland te verhuizen.
  • benoemen wat twee vertrekfactoren (pushfactoren) zijn om Nederland te verlaten.
  • benoemen wat drie groepen immigranten zijn die naar Nederland zijn gekomen.
Emigratie en immigratie
  • uitleggen wat de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding inhouden. 
  • benoemen welke natuurlijke factoren de spreiding van de bevolking over de wereld verklaren. 
  • benoemen welke sociaal-economische factoren de spreiding van de bevolking over de wereld verklaren. 
Spreiding bevolking

Wat ga ik doen?

De module: Bevolking en ruimte 1 bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5  
Opdracht: Bevolking(sgroei) 2 à 3 Toets en/of A4-poster
Opdracht: Emigratie-Immigratie 2 Toets
Opdracht: Spreiding bevolking 2 à 3 Toets en/of wereldkaart
Opdracht: Mauro 2 Kort verhaal schrijven
Afsluiting 1 Verslag
Totaal 10 à 12  

 

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Bevolking(sgroei)

Bevolking(sgroei)

Intro

Bevolkingsopbouw gaat over geslacht, leeftijd, inkomen, religie (wat je gelooft) en nationaliteit.

Kijk eens naar deze: bevolkingspiramide met gegevens over de bevolking van Nederland.

In arme landen ziet zo’n piramide er vaak anders uit dan in rijke, westerse landen.
Weet jij misschien waarom?

Bevolkingsgroei ontstaat door natuurlijke groei: er worden kinderen geboren, er gaan mensen dood, mensen verhuizen naar een ander land of er komen juist mensen in een land wonen.

 

 

 

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat in een bevolkingspiramide te zien is.
  • uitleggen waarom de bevolkingspiramide (in veel arme landen) op een piramide lijkt.
  • omschrijven wat de begrippen geboortecijfer en sterftecijfer betekenen. Het geboortecijfer zegt hoeveel baby’s er geboren worden, en het sterftecijfer zegt hoeveel mensen er sterven in een jaar.
  •  uitleggen wanneer er sprake is van een geboorteoverschot of van een sterfteoverschot.
  • uitleggen dat er een verband is tussen welvaart (rijkdom) en bevolkingsgroei.
  • omschrijven wat het begrip demografische transitie betekent. Demografische transitie is de verandering van veel geboortes en sterfgevallen naar weinig geboortes en sterfgevallen in een land.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt uitleggen welke factoren te maken hebben met bevolkingsgroei en -opbouw.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Lees in de kennisbank over bevolkingsopbouw en hoe je een bevolkingspiramide bekijkt.

Beantwoord vragen over bevolkingsopbouw.

Stap 2

Leer over de factoren die de omvang van de bevolking bepalen. Zoals sterfte en geboorte.

Bekijk met een tabel hoe het geboortecijfer, sterftecijfer en overschot in een bepaalde periode wordt vastgesteld.

Stap 3 en

Vergelijk twee bevolkingspiramides in twee landen.

Beantwoord er vragen over.

Stap 4

Lees de Kennisbank over de groei van de Nederlandse bevolking.

Lees een tekst over hoe die groei tot stand komt.

Beantwoord vragen aan de hand van een bevolkingsgrafiek.

Stap 5

Lees over de kind-politiek in China en de invloed van de Chinese overheid daarop.

Bekijk filmpjes en beantwoord vragen.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst bevat begrippen over bevolkingsgroei en - opbouw.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: maak de toets Bevolkingsopbouw.
Eindopdracht B

en

Kies je voor opdracht B: dmaak een A4-poster over bevolkingspiramides. Verzamel informatie hiervoor op internet.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 à 3 lesuren nodig.
Tijd hangt af de keuze van het eindproduct.

Aan de slag

Stap 1: Bevolkingsopbouw

Als je de bevolking van een land beschrijft, beschrijf je verschillende kenmerken.

Je beschrijft de bevolking van een land met kenmerken zoals:

  • geslacht (aantal mannen en vrouwen),
  • leeftijd (hoeveel mensen in verschillende leeftijden),
  • inkomen (hoeveel mensen verdienen),
  • religie (welke geloven er zijn),
  • nationaliteit (waar mensen vandaan komen).

De leeftijdsverdeling zie je vaak in een bevolkingspiramide.
Links staan de mannen per leeftijd, rechts de vrouwen.

De piramide heet zo omdat het in arme landen vaak de vorm van een echte piramide heeft: veel jonge mensen en weinig ouderen.

In rijke landen lijkt de piramide meer op een smalle toren, met minder jongeren en meer ouderen.

In Nederland in 2025 zie je dat er relatief weinig jongeren zijn en veel ouderen.

Het steeds groter worden van het aantal ouderen noem je vergrijzing.

 

Lees in de Kennisbank allebei de pagina's over Bevolkingsopbouw.
Bekijk ook het filmpje in de Kennisbank. Je leert hoe een bevolkingspiramide is opgebouwd.

Bevolkingsopbouw

In de oefening beantwoord je een aantal vragen over bevolkingsopbouw.

Stap 2: Bevolkingsgroei

In Nederland wonen ruim 18 miljoen mensen. Iedere dag verandert dit. Er worden mensen geboren, sterven mensen en er verhuizen mensen naar een ander land.  
Hoe het aantal inwoners van de bevolking verandert, hangt af van natuurlijke groei en migratie. Migratie betekent verhuizen. 

Lees in de Kennisbank de pagina's Omvang bevolking 1-3.

Omvang bevolking

 

In de tabel staan gegevens over geboorte en sterfte in Nederland in 2000, 2005, 2010, 2015, 2020. Er wordt een schatting gedaan vanaf 2025.
Je gaat bekijken hoe snel de bevolking is gegroeid, of het sterftecijfer is gestegen en het migratiecijfer.

Stap 3: Twee bevolkingspiramides

Een bevolkingspiramide laat zien hoe oud mensen in een land zijn.
Je kunt er soms ook zien hoeveel mensen er geboren worden en hoeveel mensen overlijden.

Je gaat nu twee bevolkingspiramides van twee landen bekijken.
Daarna beantwoord je vragen over wat je hebt gezien.

Stap 4: Demografische transitie

In Nederland wonen ruim 18 miljoen mensen. Dat verandert elke dag!
De bevolking groeit of krimpt door:

Natuurlijke groei

  • Als er meer baby’s geboren worden dan mensen overlijden, groeit de bevolking. Dit noemen we een geboorteoverschot.
  • Als er meer mensen overlijden dan geboren worden, krimpt de bevolking. Dit noemen we een sterfteoverschot.

Migratie

  • Als er meer mensen naar Nederland komen wonen (immigratie) dan vertrekken (emigratie), groeit de bevolking.
  • Als het aantal geboren baby’s en nieuwe inwoners groter is dan het aantal sterfgevallen en vertrekkers, groeit de bevolking.

Lees de drie pagina's van de Kennisbank over omvang van de bevolking.
Bekijk ook het filmpje in de Kennisbank.

Omvang bevolking

 

Opdracht

Lees de tekst en beantwoord daarna de vragen.

De situatie in Nederland

Tot halverwege de 20e eeuw leefden veel mensen in Nederland in armoede. Ze hadden vaak te weinig te eten en konden niet naar de dokter. Daardoor stierven veel mensen, vooral kinderen. Omdat kinderen ook werden gezien als een steun voor later, kregen gezinnen veel kinderen. Er waren nog geen sociale voorzieningen zoals nu, dus mensen kregen bijvoorbeeld geen uitkering als ze met pensioen gingen.

Vanaf 1950 gingen de leefomstandigheden, de gezondheidszorg en hygiëne sterk vooruit. Daardoor stierven minder mensen. Het aantal geboortes bleef hoog, waardoor de bevolking snel groeide.

Vanaf 1970 kregen gezinnen steeds minder kinderen. Waar vroeger vier of vijf kinderen normaal waren, kregen veel gezinnen nog maar twee kinderen. Daardoor groeide de bevolking minder snel.

Nederland maakte ook een algemeen pensioen voor ouderen (AOW). Daardoor hadden mensen minder kinderen nodig als oude dag-voorziening.

Een belangrijke verandering was de uitvinding van de anticonceptiepil in 1965. Hierdoor konden mensen zelf bepalen of ze wel of geen kinderen wilden en hoeveel.

 

Stap 5: China

Nergens wonen zoveel mensen als in China. Tot 1978 was China een land met een hoog sterftecijfer, maar met een nóg hoger geboortecijfer.
Het gevolg: de bevolking groeide zeer snel.

De overheid besloot hier iets tegen te doen, in 1979. Ze voerden de éénkindpolitiek in. Een streng beleid om de groei van de Chinese bevolking af te remmen. Echtparen mochten nog maar één kind krijgen.

Wie toch een tweede kind kreeg, moest een hoge boete betalen aan de overheid.

De gevolgen van deze politiek zie je terug in de bevolkingspiramide van 2013.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In 2013 werd het overheidsbeleid soepeler. Bekijk het filmpje over de voordelen van een tweekindpolitiek.
Sinds 2015 geldt in China een tweekindpolitiek.

In 2015 vertelde de overheid van China, dat het hele geboortebeleid volledig wordt afgeschaft.

Op 31 mei 2021 hebben de Chinese autoriteiten besloten, dat het voortaan is toegestaan om drie kinderen te krijgen. De overheid hoopt zo het geboortecijfer verder te laten stijgen.

Opdracht
Bekijk het filmpje: Ouders in China mogen voortaan drie kinderen krijgen.
Beantwoord daarna de vragen.

Afronding

Begrippen

Bevolkingspiramide

Een tekening (diagram) die laat zien hoeveel mensen er zijn per leeftijd en geslacht in een land.

Vergrijzing

Er komen steeds meer ouderen in een land, waardoor de gemiddelde leeftijd stijgt.

Natuurlijke bevolkingsgroei
Het verschil tussen hoeveel mensen er geboren worden en hoeveel mensen er sterven.

Geboortecijfer
Het aantal baby's dat per jaar wordt geboren per 1.000 mensen.
Sterftecijfer
Het aantal mensen dat per jaar sterft per 1.000 mensen.
Geboorteoverschot
Er worden in een jaar meer mensen geboren dan er sterven.
Sterfteoverschot
Er sterven in een jaar meer mensen dan er worden geboren.
Migratie(saldo)
Het verschil tussen het aantal mensen dat een land binnenkomt (immigratie) en het aantal dat weggaat (emigratie).
Immigratie
Iemand komt naar een land toe om daar te wonen.
Emigratie

Iemand vertrekt uit een land om in een ander land te gaan wonen.

Demografische transitie (overgang)

De verandering van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage cijfers, als een land zich ontwikkelt.

 

 

Eindopdracht A: Toets Bevolking(sgroei)

Je maakt de toets: Bevolking(sgroei).
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.


Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Poster maken

Maak een poster over bevolkingsgroei

Zo pak je het aan:

1. Zoek op internet naar bevolkingspiramides.

2. Kies drie Nederlandse steden uit.

  • De steden moeten in verschillende delen van Nederland liggen.
  • Eén van de steden moet een studentenstad zijn.
  • Zorg dat je van alle drie de steden een bevolkingspiramide vindt uit hetzelfde jaar.

3. Print de piramides en plak ze op een A4’tje (de poster).

4. Vergelijk de piramides:

  • Wat valt je op?
  • Welke verschillen zie je?
  • Kun je uitleggen waardoor die verschillen komen?

5. Bespreek je poster met een klasgenoot.

6. Check in de gereedschapskist aan welke punten je poster moet voldoen.

7. Laat je poster beoordelen door je docent.

 

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • uitleggen wat in een bevolkingspiramide te zien is.
  • uitleggen waarom de bevolkingspiramide (in veel arme landen) op een piramide lijkt.
  • omschrijven wat de begrippen geboortecijfer en sterftecijfer betekenen. Het geboortecijfer zegt hoeveel baby’s er geboren worden, en het sterftecijfer zegt hoeveel mensen er sterven in een jaar.
  • uitleggen wanneer er sprake is van een geboorteoverschot of van een sterfteoverschot.
  • uitleggen dat er een verband is tussen welvaart (rijkdom) en bevolkingsgroei.
  • omschrijven wat het begrip demografische transitie betekent. Demografische transitie is de verandering van veel geboortes en sterfgevallen naar weinig geboortes en sterfgevallen in een land.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Had je voldoende tijd om de opdrachten, zoals de poster, te maken? Hoe kwam dit?
  • Eindopdracht A: Toets over Bevolking(sgroei)
    Welke vraag ging je goed af? Welke was er lastiger?
  • Eindopdracht B Poster maken
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Heb je voldoende informatie kunnen verzamelen om een poster te maken?

Emigratie en immigratie

Emigratie en immigratie

Intro

Verhuizen naar een ander land

Elk jaar vertrekken duizenden Nederlanders naar het buitenland.
Tegelijk komen er ook duizenden mensen naar Nederland.

Mensen verhuizen om verschillende redenen.
Soms is dat voor werk, veiligheid, studie of familie.

Waarom denk jij dat mensen naar een ander land verhuizen?

In deze opdracht leer je meer over emigratie (weggaan) en immigratie (binnenkomen).

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de begrippen emigratie en immigratie beschrijven.
  • uitleggen wat emigratie en immigratie met bevolkingsgroei te maken hebben.
  • voorbeelden noemen van economische, politieke en persoonlijke redenen zijn om te emigreren.
  • benoemen wat twee vestigingsfactoren (pullfactoren) zijn om naar Nederland te verhuizen.
  • benoemen wat twee vertrekfactoren (pushfactoren) zijn om Nederland te verlaten.
  • benoemen wat drie groepen immigranten zijn die naar Nederland zijn gekomen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft het migratieproces van en naar Nederland.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Lees over de populariteit van emigreren.

Bekijk een grafiek met gegevens over emigratie.
Bekijk een filmpje over emigratie (vroeger en nu) en beantwoordt vragen daarover.

Stap 2

Leer meer over de verschillende redenen waarom mensen emigreren.

Leer over push- en pullfactoren.

Bekijk een filmpje over iemand die is geëmigreerd.

Beantwoord vragen over het filmpje.

Stap 3

Bekijk een grafiek met gegevens over immigratie.

Bekijk een filmpje over immigratie.

Leer meer over vluchtelingen, bekijk er een filmpje over en beantwoord de vragen.  

Stap 4

Leer wat migratiesaldo inhoudt en wat een vestigingsoverschot of vertrekoverschot betekent.

In de oefening bekijk je ook een grafiek daarover.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst geeft een aantal begrippen die te maken hebben met emigratie en immigratie.
Eindopdracht Maakt de toets: Emigratie en immigratie.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.
 

Aan de slag

Stap 1: Wij vertrekken!

Cijfers emigratie uit Nederland
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek

Steeds meer Nederlanders denken erover om te emigreren. Elk jaar bezoeken veel mensen de EmigratieBeurs. Programma’s als Ik vertrek en Droomhuis gezocht zijn erg populair. Ook zijn er enorm veel websites over emigreren.

Emigreren is dus populair. Maar dat was vroeger ook zo.
In 1952 vertrokken meer dan 82.000 mensen uit Nederland. Dat noemden ze een 'emigratiegolf'.

Tegenwoordig kiezen mensen vaak andere landen dan vroeger. België en Duitsland zijn nu populaire bestemmingen.

Bekijk de grafiek met cijfers over emigratie uit Nederland.

Kijk dan het filmpje van SchoolTV over emigratie vroeger en nu.
Beantwoord daarna de vragen.


 

Stap 2: Emigratie: pull- en pushfactoren

Er zijn verschillende redenen waarom mensen willen emigreren of immigreren.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen persoonlijke, economische en politieke redenen.

  • Economisch: iemand wil werk of een beter inkomen.
  • Politiek: iemand vlucht voor oorlog of onderdrukking.
  • Persoonlijk: iemand wil dichter bij familie wonen of houdt niet van het klimaat.

De redenen worden onderverdeeld in pull- en pushfactoren.

Vestigingsfactoren (pullfactoren) zijn redenen om naar een ander land te verhuizen.

Voorbeelden van pullfactoren zijn:

  • het klimaat is fijn
  • je kunt er goed studeren
  • er is veel werk
  • er zijn leuke dingen te doen, zoals musea of sportclubs

Vertrekfactoren (pushfactoren) zijn redenen om een land te verlaten.

Voorbeelden van pushfactoren zijn:

  • mensen worden slecht behandeld of gediscrimineerd
  • er is oorlog of dreiging van oorlog
  • er is te weinig eten
  • er is weinig werk

Lees alle pagina's van deze Kennisbank.

Migratie

 

Opdracht

Bekijk de video over Erik die met zijn ouders naar Noorwegen is geëmigreerd.
Maak daarna de vragen.

Stap 3: Wij komen!

Elk jaar komen er vele duizenden ‘vreemdelingen’ naar Nederland.
De meesten zijn toeristen.

Maar er komen ook 'vreemdelingen' die hier willen wonen.
Zij worden immigranten genoemd.

Mensen komen om allerlei redenen naar Nederland.
Bekijk het filmpje  over waarom mensen zich in Nederland willen vestigen.


Naast immigranten zijn er mensen die hun eigen land verlaten omdat het niet veilig is. Dat zijn vluchtelingen.
Vluchtelingen kunnen zich niet zomaar in Nederland blijven.
Zij mogen hier alleen blijven als ze een goede reden hebben.
Deze vluchtelingen noem je asielzoekers: ze vragen asiel (bescherming).

Opdracht
Bekijk het filmpje over hoe vluchtelingen in Nederland worden opgevangen.
Maak daarna de vragen.
 

Stap 4: Migratiesaldo

Het verschil tussen het aantal mensen dat het land inkomt (immigratie) en het land verlaat (emigratie) heet het migratiesaldo.

Is het saldo positief dan komen er meer mensen een land binnen. Anders noemen we het een vertrekoverschot.

Maak de volgende oefening.

 

Afronding

Begrippen

Emigratie
Iemand vertrekt uit een land of gebied om zich ergens anders te vestigen.

Immigratie
Iemand komt in een land of gebied om zich daar te vestigen.

Vestigingsfactor
Positieve reden om naar een gebied te verhuizen (ook wel pullfactor genoemd).

Vertrekfactor
Negatieve reden om uit een gebied te vertrekken (ook wel pushfactor genoemd).
Migratie(saldo)
Het verschil tussen immigratie en emigratie.
Bij een positief migratiesaldo is er sprake van een vestigingsoverschot.
Bij een negatief migratiesaldo is er sprake van een vertrekoverschot.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets: Emigratie en immigratie.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • de begrippen emigratie en immigratie beschrijven.
  • uitleggen wat emigratie en immigratie met bevolkingsgroei te maken hebben.
  • voorbeelden noemen van economische, politieke en persoonlijke redenen zijn om te emigreren.
  • benoemen wat twee vestigingsfactoren (pullfactoren) zijn om naar Nederland te verhuizen.
  • benoemen wat twee vertrekfactoren (pushfactoren) zijn om Nederland te verlaten.
  • benoemen wat drie groepen immigranten zijn die naar Nederland zijn gekomen.

Hoe ging het?

  • Eindopdracht A: Toets
    Welke vragen wist je meteen? Over welke vraag moest je langer nadenken?

Spreiding bevolking

Spreiding bevolking

Intro

Waarom wonen er in Zeeland minder mensen dan in Noord-Holland?
Waarom is Afrika zo dunbevolkt?
En waarom wonen er zoveel mensen in Zuid-Oost Azië?

In deze opdracht bekijk je welke factoren invloed hebben op de omvang van een bevolking in een gebied.

Bekijk het filmpje. Weet jij welk gebied in Nederland dichtbevolkt is?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding inhouden. 
  • benoemen welke natuurlijke factoren de spreiding van de bevolking over de wereld verklaren. 
  • benoemen welke sociaal-economische factoren de spreiding van de bevolking over de wereld verklaren. 

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je beschrijft en verklaart spreiding van de bevolking op aarde.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Leer over de termen: bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding.

Lees de Kennisbank.

Bekijk een filmpje en maak een oefening.

Stap 2

Kijk naar de spreiding van de bevolking binnen Europa aan de hand van kaarten.

Leer welke natuurlijke en sociaal-economische factoren invloed hebben op de spreiding van de bevolking.

Maak er een oefening over.

Stap 3

Kijk naar hoe de spreiding van de bevolking wereldwijd is, aan de hand van kaarten.

Maak een oefening hierover.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaat over bevolkingsdichtheid en -spreiding.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je een toets.
Eindopdracht B en Kies je voor opdracht B: dan ga je foto's of afbeeldingen plakken op een wereldkaart om de bevolkingsdichtheid of -spreiding te illustreren.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 à 3 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Bevolkingsdichtheid en -spreiding

In een gebied wonen mensen.
Hoeveel dat er zijn, noem je de bevolkingsdichtheid.

In het ene gebied wonen veel mensen, in het andere weinig.
Die verdeling noem je de bevolkingsspreiding.

Lees beide pagina's van de Kennisbank over bevolkingsdichting en bevolkingsspreiding.

Bevolkingsdichtheid en -spreiding

Bekijk nu het filmpje over bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding in Nederland.

Maak daarna de oefening.

Stap 2: Europa

Spreiding bevolking Europa

Als je kijkt waar mensen in Europa wonen, zie je dat Nederland heel vol is.
In een land zoals Noorwegen wonen juist veel minder mensen.

Natuurlijke dingen die bepalen waar mensen wonen zijn:

  • het klimaat
  • hoogteverschillen (reliëf)
  • water in de buurt
  • vruchtbare grond

Klimaat
Mensen wonen liever in gebieden met een fijn klimaat.
In gebieden waar het heel koud, heet of droog is, wonen weinig mensen. Daar is het moeilijk om goed te leven of werk te vinden.

Reliëf (hoogteverschillen)
In berggebieden wonen minder mensen. Het is daar lastig bouwen, reizen of boeren. Hoe steiler het gebied, hoe minder mensen er wonen.

 

Lees in de Kennisbank  Bevolkingsspreiding Europa en de wereld.

Bevolkingsspreiding Europa en de wereld

 

Of in een gebied veel of weinig mensen wonen heeft te maken met sociaal-economische of natuurlijke factoren.

Welke dat zijn lees je in deze Kennisbank:

Bevolkingsspreiding Europa en de wereld 2 en 3

Maak nu de vragen over bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding.

Stap 3: Wereld

Spreiding bevolking Wereld

Als je op het plaatje hiernaast kijkt, zie je dat West-Europa, Zuidoost-Azië en India roodgekleurd zijn. Dat betekent dat daar veel mensen wonen in een klein gebied.

In Afrika en Australië wonen juist veel minder mensen per vierkante kilometer.

 

 

Afronding

Begrippen

Bevolkingsdichtheid
Het aantal inwoners per vierkante kilometer in een land of gebied.

Bevolkingsspreiding
De verdeling van de bevolking over een gebied of land.

Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap. 

Klimaat
Het weer dat meestal voorkomt in een gebied, gemeten over een lange periode (30 jaar).

Natuurlijke factoren

Dingen uit de natuur, zoals het klimaat, bergen of water, die bepalen waar mensen wonen.

Sociaal-economische factoren
Redenen die te maken hebben met mensen en geld, zoals werk, welvaart of voorzieningen, die invloed hebben op waar mensen gaan wonen.

 

 

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets: Spreiding bevolking.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.


Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je kunt dan jouw antwoorden met de juiste antwoorden vergelijken.

Eindopdracht B: Wereldkaart maken

Maak een wereldkaart, waarop je uitbeeldt hoe de bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding is, in een bepaald gebied. 

Gebruik hiervoor de kaart:
Bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid Wereld.

Ga als volgt te werk:

  • Download de kaart en print hem uit.
  • Kies zes verschillende gebieden op de kaart.
  • Zoek op internet naar foto's van mensen die wonen in dat gebied.
    De foto's moeten iets zeggen over de bevolkingsdichtheid of bevolkingsspreiding in het gebied.
  • Plak de foto's op de kaart.
  • Schrijf een kort tekstje bij de foto's.
    In het tekstje licht je toe waarom je de foto gekozen hebt.  en of de foto met bevolkingsdichtheid of bevolkingsspreiding te maken heeft.


Klaar?
Bekijk in de gereedschapskist of je kaart voldoet aan de beoordelingscriteria.
Lever de kaart dan in bij je docent, die de kaart zal beoordelen.

Kaart tekenen

Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.  

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • uitleggen wat de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding inhouden.
  • benoemen welke natuurlijke factoren de spreiding van de bevolking over de wereld verklaren.
  • benoemen welke sociaal-economische factoren de spreiding van de bevolking over de wereld verklaren.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je genoeg tijd gehad om alles door te lezen en de opdrachten te maken?
  • Eindopdracht A: Toets 
    Hoeveel vragen had je goed? Wat vond je een goede vraag?
  • Eindopdracht B
    Lukte het om met foto's en omschrijvingen de bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding in kaart te brengen?

Mauro

Mauro

Intro

In het boek: Kinderen die de wereld hebben veranderd, lees je verhalen over kinderen van wie de rechten werden geschonden. Deze kinderen lieten zien dat er problemen zijn in onze samenleving.

Een verhaal gaat over Mauro Manuel, geboren in Angola in 1992. Mauro werd het symbool voor asielkinderen die extra hulp nodig hebben. Toen hij negen was, stuurde zijn moeder hem alleen op het vliegtuig naar Nederland. Hij kwam terecht in een pleeggezin dat een verblijfsvergunning voor hem aanvroeg, maar die kreeg hij niet.

Toen Mauro achttien werd, dreigde hij Nederland te moeten verlaten. Dat leidde tot veel protesten. Veel mensen in Nederland vonden dat oneerlijk. Uiteindelijk mocht Mauro blijven, net als veel andere kinderen, dankzij het Kinderpardon. Het Kinderpardon is een speciale regel die kinderen die al lang in Nederland wonen, maar nog geen verblijfsvergunning hebben, toch laat blijven.

 

In februari maakten twee Kamerleden een nieuwe wet: de Kinderasielwet. Die wet regelt dat jonge asielzoekers die al lang in Nederland wonen en hier zijn opgegroeid, mogen blijven.

Bekijk het tv-fragment over Mauro bij Pauw & Witteman.



Download en lees nu het verhaal uit het boek: Kinderen die de wereld hebben veranderd: Mauro

Wat kan ik straks?

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen waarom Mauro uit Angola naar Nederland kwam.
  • minsterns twee redenen  noemen waarom mensen vluchten uit hun land.
  • uitleggen wat het kinderpardon betekent en wie er gebruik van mogen maken.
  • minstens twee rechten noemen die elk kind hoort te hebben (kinderrechten)
  • herken ik kinderrechten in Mauro’s verhaal.
  • begrijpen dat dat wetten soms veranderen na protest of discussie.

 

Aan de slag

Stap 1 Kinderrechten

Mensenrechten staan in wetten en afspraken over de hele wereld.
Ze gelden altijd en voor iedereen.
Deze rechten helpen mensen goed te leven.

Kinderen hebben speciale rechten, omdat zij extra hulp nodig hebben.
In 1989 maakten de Verenigde Naties het Kinderrechtenverdrag om die rechten vast te leggen.

Ga naar de website.
Bekijk welke mensenrechten er zijn.
Klik op de plaatjes en lees de uitleg.

Bij het verhaal van Mauro horen vooral deze kinderrechten:

  • Art 21: Kinderen mogen alleen geadopteerd worden als dat het beste voor hen is.

  • Art 22: Vluchtelingenkinderen krijgen extra bescherming.

Ken jij nog meer kinderrechten die bij Mauro’s verhaal passen?
Schrijf ze op.

Stap 2 Kinderpardon

Mauro

Mauro is niet de enige vluchteling die op jonge leeftijd naar Nederland is gekomen en die dreigde te worden teruggestuurd.

Lees hier over over een jong gezin dat in een kerk in Kampen 'vast zit', omdat de overheid ze het land wil uitzetten.

In Nederland geldt het Kinderpardon. Het is een overgangsregeling voor vreemdelingenkinderen die door lange procedures al jaren in Nederland zijn.
Ze zijn inmiddels geheel gewend aan de samenleving, maar hebben nog geen verblijfsstatus.
Niet alle kinderen kunnen een beroep doen op het Kinderpardon.

Ga naar de website van de Kinderombudsman.
Op de website van de Kinderombudsman lees je dat hij na de invoering van het Kinderpardon nog vaak zorgen had. Hij dacht dat de regels niet altijd eerlijk werden toegepast bij de aanvragen.

Toen de cijfers bekend werden, kreeg hij weer veel meldingen van gezinnen, advocaten en organisaties. Zij vinden dat sommige kinderen onterecht niet mee mochten doen aan het Kinderpardon.

Wat vind jij? Moet het Kinderpardon groter en breder worden, of juist niet?

Schrijf op waarom je het eens bent met een breder Kinderpardon en waarom niet.

Bespreek daarna in de klas hoe het Kinderpardon werkt en wat beter kan.

Afronding

Eindopdracht

Schrijf een kort verhaal van ongeveer 200 woorden waarin je duidelijk maakt:

  • Welke kinderrechten belangrijk zijn in het verhaal van Mauro. Leg in simpele woorden uit wat die rechten betekenen.

  • Waarom het verhaal van Mauro in het boek 'Kinderen die de wereld hebben veranderd' staat. Vertel wat Mauro heeft gedaan of meegemaakt waardoor hij belangrijk is.

  • Wat jij van het verhaal van Mauro vindt. Vertel wat je ervan leert en wat je ervan vindt.

Zorg dat je tekst makkelijk te begrijpen is en dat je duidelijk schrijft. Gebruik voorbeelden uit het verhaal van Mauro.

Lever je tekst in als Word-bestand of als handgeschreven werk.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • uitleggen waarom Mauro uit Angola naar Nederland kwam.
  • minsterns twee redenen  noemen waarom mensen vluchten uit hun land.
  • uitleggen wat het kinderpardon betekent en wie er gebruik van mogen maken.
  • minstens twee rechten noemen die elk kind hoort te hebben (kinderrechten)
  • herken ik kinderrechten in Mauro’s verhaal.
  • begrijpen dat dat wetten soms veranderen na protest of discussie.

 

Eindopdracht

Ben je meer te weten gekomen over kinderrechten en Mauro? Wat vond je lastig? Waar zou je nog meer over willen weten?

Afsluiting

Kennisbanken

Het thema Bevolking en ruimte bevat de volgende kennisbanken:

Eindopdracht

Werk samen met een klasgenoot.
In de introductie-opdracht heb je een wereldkaart bekeken.
Je hebt ook antwoord gegeven op twee vragen.

Hieronder zie je een aantal vragen.
Kies samen met een klasgenoot één vraag uit.

Het antwoord op deze vraag zoek je op in een van de kennisbanken van dit thema.
Je kunt ook de kaart nog een keer bekijken.
Kom je er niet uit, dan mag je ook internet raadplegen.

Als je een van de vragen hebt uitgekozen, ga je een kort verslagje schrijven.
Hierin verwerk je jullie antwoord.
Ook de antwoorden van de introductie-opdracht kun je erin verwerken.

Vragen

  1. In welk land wonen de meeste mensen per km2?
  2. In welk land wonen de minste mensen per km2?
  3. Kun je aangeven wat de bevolkingsdichtheid is van Nederland?
  4. In welk land worden per 1000 inwoners de meeste kinderen geboren?
  5. Welke sociaal-economische factoren spelen een rol bij de spreiding van de bevolking?
    Leg uit waarom.
  6. Welke natuurlijke factoren spelen een rol bij de spreiding van de bevolking?
    Leg uit waarom.
  7. Uit welk land zijn de laatste 10 jaar de meeste mensen naar Nederland verhuisd?
  8. Wat kun je aflezen van een bevolkingspiramide?
    Zoek een bevolkingspiramide van een willekeurig land en leg uit wat je ziet.


Klaar?
Bekijk in de gereedschapskist of je verslagje voldoet aan de beoordelingscriteria.
Lever het daarna in bij je docent, die jullie verslag zal beoordelen.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Leerdoelen, aan het eind van dit thema kun je:

  • uitleggen wat in een bevolkingspiramide te zien is.
  • uitleggen waarom de bevolkingspiramide (in veel arme landen) op een piramide lijkt.
  • omschrijven wat de begrippen geboortecijfer en sterftecijfer betekenen. 
  • uitleggen wanneer er sprake is van een geboorteoverschot of van een sterfteoverschot.
  • uitleggen dat er een verband is tussen welvaart (rijkdom) en bevolkingsgroei.
  • omschrijven wat het begrip demografische transitie betekent. 
  • Uitleggen wat emigratie en immigratie betekenen. 
  • Uitleggen wat emigratie en immigratie met bevolkingsgroei te maken hebben.
  • Als er meer mensen immigreren dan emigreren, groeit de bevolking. Dit verschil noem je het migratiesaldo.
  • Uitleggen wat economische, politieke en persoonlijke redenen zijn om te emigreren.
  • Benoemen wat twee vestigingsfactoren (pullfactoren) zijn om naar Nederland te verhuizen.
  • Benoemen wat twee vertrekfactoren (pushfactoren) zijn om Nederland te verlaten.
  • Benoemen wat drie groepen immigranten zijn die naar Nederland zijn gekomen.
  • uitleggen wat de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding inhouden.
  • benoemen welke natuurlijke factoren de spreiding van de bevolking over de wereld verklaren. 
  • benoemen welke sociaal-economische factoren de spreiding van de bevolking over de wereld verklaren. 

Hoe ging het?

  • Inhoud
    In dit thema kwamen ook emigratie en immigratie ter sprake.
    Kun je een aantal push- en pull factoren noemen?
  • Eindopdracht: Verslag maken
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het leuk om bij een van de vragen een verslagje te maken?
    Hebben jullie voldoende informatie kunnen verzamelen?
  • Het arrangement Thema: Bevolking en ruimte - vmbo12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-07 09:07:35
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Bevolking en ruimte 1' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
    Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de
    helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde voor VMBO leerjaar 1 en 2. In het thema 'Bevolking en ruimte' worden vier verschillende onderwerpen besproken. In het eerste onderwerp, genaamd "Bevolkingsgroei," wordt uitgelegd hoe een land zijn bevolkingsopbouw verkrijgt en hoe dit wordt geïllustreerd in een bevolkingspiramide. Ook wordt besproken hoe deze bevolkingsopbouw kan veranderen, waarbij begrippen zoals bevolkingsoverschot, geboortecijfer, sterftecijfer, geboorteoverschot en sterfteoverschot aan bod komen. Het demografisch transitie model wordt uitgelegd en vervolgens wordt China als voorbeeld gebruikt om deze begrippen te verduidelijken. In het tweede onderwerp, genaamd "Migratie en emigratie," worden de redenen besproken waarom mensen ervoor kiezen om te verhuizen, ook wel bekend als push- en pullfactoren. In het derde onderwerp, genaamd "Spreiding van de bevolking," staan de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding centraal. Er wordt gekeken naar de redenen waarom mensen wel of niet op bepaalde plekken wonen. Vervolgens wordt de bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding op Europees en wereldwijd niveau besproken. In het vierde en laatste onderwerp, genaamd "Mauro", wordt het verhaal van Mauro verteld. Hij kwam op negenjarige leeftijd als asielzoekend kind naar Nederland. Aan de hand van zijn verhaal worden kinderrechten en het kinderpardon besproken.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Bevolkingskenmerken; Migratie; Aardrijkskunde; Bevolking en ruimte; Ruimtelijke ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    12 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijksunde, arrangeerbaar, bevolking en ruimte, bevolkingsgroei, bevolkingsspreiding, demografisch transitie model, emigratie, migratie, stercollecties, vmbo leerjaar 1 & 2

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Bevolking(sgroei) - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/130125/Opdracht__Bevolking_sgroei____vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Emigratie en immigratie - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/130126/Opdracht__Emigratie_en_immigratie___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Mauro - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/130129/Opdracht__Mauro___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Spreiding bevolking - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/130127/Opdracht__Spreiding_bevolking___vmbo12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Bevolking en ruimte 1 D-toets

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.