De overheid
De overheid speelt een belangrijke rol in de economie en de economie speelt een belangrijke rol bij de keuzes die de overheid maakt.
Wie is de overheid eigenlijk en op welke manieren bemoeit de overheid zich met de economie? Welke producten worden door de overheid voortgebracht en waarom worden juist die producten door de overheid voortgebracht en andere niet? Wat wil de overheid bereiken met alle regelgeving en lukt dat ook?
Een beter milieu begin met jezelf, maar welke rol speelt de overheid bij de bescherming van het milieu?
Dit thema bestaat uit 5 paragrafen. Aan het eind van de vierde paragraaf maak je een diagnostische tussentoets. De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen. Je moet 80% van de vragen goed beantwoorden om een voldoende te scoren voor de toets.
Aan het einde van de vijfde en laatste paragraaf, maak je een proefwerk dat 2 keer meetelt.
Leerdoelen
Aan het eind van het thema moet je:
weten welke overheden er in Nederland zijn en dat de rol van de overheid niet in ieder land hetzelfde is.
weten wat het verschil is tussen de particuliere sector en publieke sector en tussen collectieve producten en individuele producten.
kunnen uitleggen hoe de overheid door middel van het geven van subsidies of het heffen van accijnzen het gebruik van producten kan stimuleren of afremmen.
een van de belangrijkste doelstellingen van economische politiek kunnen noemen.
weten wat wordt bedoeld met milieubeleid en enkele voorbeelden van milieubeleid door de overheid kunnen noemen.
enkele voorbeelden van inkomsten en uitgaven van de overheid kunnen noemen
uitleggen hoe de overheid haar inkomsten en uitgaven op elkaar afstemt en welke maatregelen zij kan nemen bij een begrotingstekort
5.1 Overheid en economie
5.1 Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf 5.1 kun je:
uitleggen dat we drie overheden onderscheiden.
uitleggen dat iemand in dienst van de overheid een ambtenaar wordt genoemd.
uitleggen wat wordt bedoeld met 'economische politiek'.
uitleggen wat het verschil tussen een markteconomie en een planeconomie is.
uitleggen dat er in Nederland sprake is van een gemengde economie.
5.1 Uitleg en opgaven
1. OVERHEID EN BESTUUR
De overheid is er voor iedereen. Zonder overheid zouden er geen snelwegen, sportvelden en brandweerlieden zijn.
De overheid zorgt voor veel voorzieningen. Voorbeelden daarvan zijn de aanleg en hetg onderhoud van wegen en sportvelden, maar ook het onderwijs , de politie en de brandweer zijn ingesteld door de overheid.
In de Kennisbank Economie (KB)vind je een onderdeel over de inrichting van de overheid. Bestudeer dat onderdeel en beantwoord daarna de vragen.
Opgave 1
Geef aan of de volgende bewering waar of niet waar zijn:
De Rijksoverheid bestuurt Nederland vanuit de hoofdstad van Nederland.
De Eerste en de Tweede Kamer worden samen ook wel de regering genoemd.
De minister-president is de voorzitter van de Tweede Kamer.
Wie er in de Tweede Kamer zit, wordt bepaald met verkiezingen.
De voorzitter van de Provinciale Staten is de commissaris van de Koning.
De leden van de Provinciale Staten worden gekozen door de bevolking van de provincie.
De burgemeester van een gemeente wordt gekozen door de bevolking van de gemeente.
Er zijn in Nederland meer gemeenten dan provincies.
Er zijn in Nederland drie overheden: het Rijk, de provincies en de gemeenten. De drie overheden hebben alle drie een eigen taak.
Opgave 2
Je ziet hieronder een aantal situaties. Welke overheid past het best bij de gegeven situatie? Kies uit Rijk, provincie en gemeente.
De aanleg van een kunstgrasveld bij een hockeyvereniging.
De aanleg van een weg tussen Dokkum en Groningen.
De invoering van een nieuwe wet over de verkoop van alcohol aan jongeren.
Het besluit dat de wedstrijd Ajax-Feyenoord niet op zondagmiddag gespeeld mag worden.
De beslissing dat de afvalverwerkingsfabriek voor Drenthe in de buurt van Emmen komt.
De verhoging van de belasting op benzine.
Opgave 3
Iemand die in dienst is bij de overheid noem je een ambtenaar.
Hieronder zie je een aantal beroepen. Wat denk je, zijn dit wel of geen ambtenaren? Schrijf per beroep je keuze op.
a bankmedewerker
e leraar
b minister
f profvoetballer
c burgemeester
g politieagent
d loodgieter
h vuilnisman
2. VERKIEZINGEN
In Nederland hebben inwoners van 18 jaar en ouder kiesrecht.
Tijdens verkiezingen mogen zij hun stem uitbrengen op iemand van een politieke partij. er zijn vier verkiezingen: de gemeenteraadsverkiezingen, verkiezingen voor de Provinciale Staten, verkiezingen voor de Tweede Kamer en verkiezingen voor het Europese parlement.
Opgave 4
Wordt bij de gemeenteraadsverkiezing de burgemeester gekozen?
Om de hoeveel jaar worden verkiezingen voor de Provinciale Staten gehouden?
Noem drie politieke partijen die meedoen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer.
De verkiezingen voor het Europese parlement trekken weinig stemmers.
Kun je daar een verklaring voor bedenken?
3. ECONOMISCHE POLITIEK
Opgave 5
Geef aan of de volgende beweringen waarof niet waar zijn:
De overheid bepaalt waar nieuwe snelwegen komen.
De overheid bepaalt de hoogte van de inkomstenbelasting.
De overheid bepaalt hoeveel jaar je naar school moet.
De overheid bepaalt de opstelling van het Nederlands voetbalelftal.
De overheid heeft op veel terreinen invloed. Veel beslissingen van de overheid hebben invloed op de economie. Je zegt: de overheid voert economische politiek.
Als in een land van de invloed van de overheid zeer groot is, spreek je van een planeconomie. Heeft de overheid in een land nauwelijks invloed, dan heeft dat land een markteconomie. Een land heeft een gemengde economie als de overheid wel invloed heeft, maar niet alles regelt.
Opgave 6
Lees de zinnen hieronder.
Welke zinnen passen het best bij een planeconomie en welke passen het best bij een markteconomie?
De overheid bepaalt of en waar Schiphol mag uitbreiden.
De verkoopprijs van een spijkerbroek wordt vastgesteld door de winkelier.
De boer bepaalt of hij maïs of graan verbouwt.
In de Arbeidstijdenwet is vastgesteld dat iemand van 14 jaar op een schooldag niet meer dan 2 uur mag werken.
De winkels mogen kiezen of ze 's zondags wel of niet geopend zijn.
Om een autorijschool te beginnnen, heb je geen ondernemersdiploma nodig.
Opgave 7
Is er in Nederland sprake van een planeconomie, van een markteconomie of van een gemengde economie?
Opgave 8
Gerda en Micha zijn het niet met elkaar eens.
Volgens Gerda heeft een land met een markteconomie in verhouding meer ambtenaren dan een land met een planeconomie.
Micha denkt dat in een land met een planeconomie het aantal ambtenaren juist groter is dan in een markteconomie.
Wie heeft er volgens jou gelijk? Leg je antwoord uit.
5.2 Collectief of particulier
5.2 Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf 5.2 kun je:
met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen bedrijven in de particuliere sector en de collectieve sector.
uitleggen wat het verschil is tussen collectieve en individuele producten.
uitleggen waarom de overheid op het gebruik van sommige producten subsidie geeft en waarom de overheid andere producten belast met accijns.
uitleggen wat bedoeld wordt met privatiseren.
5.2 Uitleg en opgaven
1. COLLECTIEF OF PARTICULIER
Bestudeer uit de Kennisbank economie de eerste pagina van het volgende onderdeel.
Hieronder zie je negen overheidsproducten.
Welke producten zijn individuele overheidsproducten?
Welke producten zijn collectieve overheidsproducten?
1 paspoort
4 leger
7 parkeerplaats
2 vuilophaaldienst
5 dijk
8 fietspad
3 museum
6 politie
9 straatverlichting
Een bibliotheek is een voorbeeld van een individueel product dat wordt geleverd door de overheid. Omdat de overheid geen winst hoeft te maken, kan de overheid het bedrag dat je voor het lenen van boeken betaalt laag houden.
Waarom zal de overheid het bedrag dat je betaalt voor het lenen van boeken laag willen houden?
Bedenk nog twee overheidsproducten die de overheid niet te duur wil aanbieden.
3. SUBSIDIE EN ACCIJNS
Bestudeer nu ook de derde pagina van het volgende onderdeel.
Opgave 11
Dat de overheid door subsidie te geven het bezoek aan een museum kan stimuleren, kun je uitleggen in vier stappen. Hieronder zie je die vier stappen.
Ze staan alleen nog niet in de juiste volgorde.
Het museum krijgt subsidie.
De prijs van het toegangskaartje gaat omlaag.
Het museum trekt meer bezoekers.
Een deel van de kosten wordt betaald met subsidie.
De juiste volgorde is: 1 - ... - ... - ...
Opgave 12
Het roken van sigaretten is slecht voor de gezondheid.
De overheid heft accijns op sigaretten om het gebruik af te remmen.
Wat wordt bedoeld met accijns?
Leg in een aantal stappen uit hoe de overheid door accijns te heffen het roken van sigaretten kan proberen af te remmen.
De overheid overweegt om de accijns op sigaretten met € 0,05 te verhogen.
Wat denk je: zal hierdoor minder gerookt worden?
Een ander product waar accijns op zit is benzine. De prijs van één liter benzine is € 1,85. In dit bedrag zit € 0,32 BTW en € 1,06 aan accijns.
Hoeveel bedragen de inkomsten van de overheid als een automobilist 30 liter benzine tankt?
4. PRIVATISEREN
Vroeger waren er mee bedrijven die direct tot de overheid behoorden dan nu. De spoorwegen, de post en energeibedrijven bijvoorbeeld waren staatsbedrijven, in handen van en betaald door de overheid. Men vond toen dat de taken van die bedrijven tot de overheidstaken behoorden. Inmiddels zijn veel van dergelijke bedrijven geprivatiseerd. Privatiseren betekent dat een staatsbedrijf wordt afgestoten door de overheid en in de particuliere sector komt. In Nederland zijn bijvoorbeeld busmaatschappijen en energiebedrijven geprivatiseerd.
Een aantal jaar geleden waren veel partijen vóór het privatiseren van overheidsbedrijven. Nu wordt daar veel kritischer naar gekeken.
Opgave 13
Noem 2 voordelen van privatiseren voor de consument
Noem een argument waarom de overheid het onderwijs niet moet privatiseren
5.3 Economische politiek
5.3 Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf 5.3 kun je:
uitleggen dat de economische politiek van de overheid ...
moet zorgen voor voldoende werkgelegenheid.
gericht is op het beperken van de inflatie.
moet zorgen voor een rechtvaardige inkomensverdeling.
moet bijdragen aan goede import- en exportmogelijkheden voor bedrijven.
5.3 Uitleg en opgaven
1. WERKGELEGENHEID
Een van de doelstellingen van de economische politiek van de overheid is zorgen voor voldoende werkgelegenheid.
De overheid probeert op verschllende manieren het aantal werklozen terug te dringen. De makkelijkste manier is natuurlijk om zelf mensen in dienst te nemen.
Opgave 14
Hieronder zie je zes advertenties. Welke advertenties zijn geplaatst door een overheidsbedrijf?
Opgave 15
Om het aantal werklozen terug te dringen kan de overheid ook particuliere bedrijven proberen te stimuleren om meer mensen in dienst te nemen. Dat kan bijvoorbeeld door het geven van een loonkostensubsidie.
Wat zal worden bedoeld met een loonkostensubsidie?
Leg uit waarom een loonkostensubsidie bedrijven kan stimuleren om extra mensen in dienst te nemen.
Een andere manier om het aantal werklozen terug te dringen, is het stimuleren van deeltijdwerk.
Wat wordt bedoeld met deeltijdwerk?
Waarom neemt het aantal werklozen af als meer mensen in deeltijd gaan werken?
Bedenk een maatregel die de overheid kan nemen om het werken in deeltijd te stimuleren.
2. INFLATIE EN WERKLOOSHEID
Inflatie is het duurder worden van producten.
Een van de doelstellingen van de economische politiek van de Nederlandse overheid is ervoor zorgen dat de inflatie beperkt blijft.
Opgave 16
Dat inflatie kan leiden tot een toename van de werkloosheid kun je uitleggen in een aantal stappen. Hieronder zie je die stappen. Ze staan alleen nog niet in de juiste volgorde.
Inflatie is het duurder worden van de producten.
Een afname van de werkgelegenheid betekent een toename van de werkloosheid.
Een afname van de productie betekent een afname van de werkgelegenheid.
Als de vraag naar producten afneemt, worden er minder producten geproduceerd.
Als producten duurder worden neemt de vraag naar die producten af.
Zet de stappen in de juiste volgorde, begin bij 1.
Inflatie en prijscompensatie
In veel (overheids-)CAO's is er sprake van prijscompensatie. Dat wil zeggen dat de lonen ieder jaar minimaal moeten stijgen met het inflatiepercentage.
Opgave 17
Wat is een CAO?
Als de lonen van ambtenaren stijgen door prijscompensatie verandert dan de koopkracht van de ambtenaren? Leg je antwoord uit.
Waarom is het voor de overheid in dit verband belangrijk dat de inflatie niet te hoog is.
3. RECHTVAARDIGE INKOMENSVERDELING
In Nederland verdient niet iedereen evenveel. Zoals je in Thema 1 al gezien hebt, zijn er verschillende redenen voor inkomensverschillen. Denk aan opledingsniveau, leeftijd, ervaring, verantwoordelijkheid, werken op onregelmatige tijden enzovoort.
Een van de doelstellingen van de economische politiek van de Nederlandse overheid is zorgen voor een rechtvaardige inkomensverdeling. De overheid wil de welvaart in Nederland spreiden: door verschillende maatregelen wil de overheid bereiken dat de inkomens van mensen niet te veel uit elkaar gaan lopen. Door het progressieve belastingstelsel bijvoorbeeld betalen mensen met een hoger inkomen in verhouding mmer belasting dan mensen met een lager inkomen. En door het instellen van een minimumloon en het betalen van uitkeringen garandeert de overheid een bestaansminimum, ofwel dat je voldoende geld hebt om van te leven.
Bekijk het volgende filmpje
Opgave 18
Hoe noem je het verkleinen van de inkomensverschillen?
Schrijf twee manieren op waarop de overheid de inkomensverschillen tussen lage en hoge inkomens kan verlagen.
Lorenzcurve (alleen voor VWO)
In Nederland zijn er inkomensverschillen. Inkomensverdeling is de manier waarop de inkomens zijn verdeeld over de personen in een land. Bij een onevenwichtige inkomensverdeling zijn er veel mensen die in armoede leven en slechts enkelen met een heel hoog inkomen. In Nederland is de inkomensverdeling gematigd: er zijn veel middeninkomens.
Een manier om de inkomensverdeling in beeld te brengen is de Lorenzcurve.
Hiernaast zie je een Lorenzcurve.
Bij de horizontale as staat het 'aandeel inkomenstrekkers in %'.
Bij de verticale as het 'inkomensaandeel in %'.
Als in een land iedereen evenveel verdient, is de Lorenzcurve de zwarte lijn:
- 25% van de mensen verdient 25% van het inkomen,
- 50% van de mensen verident 50% van het inkomen, etc.
In werkelijkheid zijn er altijd inkomensverschillen.
Je krijgt dan bijvoorbeeld de groene lijn:
- de armste 25% van de bevolking verdient samen 10% van het totale inkomen,
- de tweede 25% verdient 15% (25 - 10 = 15) van het inkomen,
- de derde 25% verdient 22% (47 - 25 = 22) van het inkomen,
- de 25% rijksten verdienen samen 53% van het totale inkomen.
Opgave 19
De overheid kan de inkomensverschillen tussen lage en hoge inkomens verkleinen door belasting te heffen.
Hoe zal de ligging van de Lorenzcurve veranderen door de belastingheffing door de overheid?
4. IMPORT EN EXPORT
Nederland is een klein land met een open economie.
Een van de doelstellingen van de economische politiek van de Nederlandse overheid is ervoor zorgen dat er goede import- en exportmogelijkheden voor bedrijven zijn.
De Nederlandse overheid streeft naar een exportoverschot.
Opgave 20
Nederland heeft een open economie.
Wat wordt daarmee bedoeld?
Noem minimaal vijf producten die Nederland importeert.
Noem ook vijf producten die Nederland exporteert.
Wat wordt bedoeld met een exportoverschot?
Waarom is het vervelend als een land jaren achtereen een uitvoertekort heeft?
Stimuleren export
Het stimuleren van de export kan op verschillende (indirecte) manieren.
Een voorbeeld daarvan is het stimuleren van loonmatiging.
Opgave 21
Hoe loonmatiging kan leiden tot meer export kun je uitleggen in een aantal stappen. Hieronder zie je die stappen. Ze staan alleen nog niet in de juiste volgorde. Zet ze in de goede volgorde.
De goede volgorde is: A - ... - ... - ... - ...
Als er sprake is van loonmatiging stijgen de lonen niet of nauwelijks.
Een goede concurrentiepositie kan leiden tot meer export.
Als de prijzen van producten niet stijgen, is dat goed voor de concurrentiepositie.
Als de bedrijven geen extra loonkosten hebben, hoeven ze prijzen van hun producten niet te verhogen.
Als de lonen niet of nauwelijks stijgen, hebben de bedrijven geen extra loonkosten.
5.4 Overheid en milieu
5.4 Leerdoelen
Aan het eind van deze pararaaf 5.4 kun je:
voorbeelden van milieubeleid van de overheid noemen.
uitleggen wat bedoeld wordt met maatschappelijke kosten.
voorbeelden noemen van milieuvriendelijk gedrag dat wordt gestimuleerd door de overheid.
5.4 Uitleg en opgaven
1. OVERHEID EN MILIEU
Bestudeer uit de Kennisbank economie de eerste pagina van het volgende onderdeel.
Opgave 22
Welke vormen van milieubeleid herken je in de volgende overheidsmaatregelen?
Er is een wet aangenomen waarin is vastgelegd hoeveel schadelijke stoffen een brommer maximaal mag uitstoten.
De overheid heeft besloten de productie van milieuzuinige auto's te bevorderen door de producenten een deel van de de kostprijs terug te betalen.
Met een heffing op de mestoverschotten hoopt de overheid dat het aantal varkens de komende jaren zal afnemen.
Opgave 23
Bij de productie van een bepaald soort verf komen gevaarlijke gassen vrij.
De overheid wil de productie van deze soort verf tegengaan door een milieubelasting te heffen.
Dat dit kan helpen, kun je uitleggen in vijf stappen. Hieronder staan die stappen. Zet de stappen in de juiste volgorde, begin bij 1.
De overheid heft een milieubelasting.
De verkoopprijs van de verf moet omhoog.
Het bedrijf maakt minder verf.
Het bedrijf heeft extra kosten.
Er wordt minder van deze verf verkocht.
Opgave 24
De auto is een van de grootste vervuilers in Nederland. De regering probeert het gebruik van de auto onder andere terug te dringen door een hoge accijns op benzine. Een andere maatregel die wordt overwogen is het invoeren van rekeningrijden.
Wat is rekeningrijden?
Stel dat rekeningrijden wordt ingevoerd in de spitsuren. Wat hoopt de regering daar dan mee te bereiken?
Opgave 25
Meneer Draaisma heeft een installatiebureau opdracht gegeven een aantal panelen met zonnecollectoren op het dak van zijn huis te plaatsen. De zonnecollectoren vangen de zonneschijn op en verwarmen het water in zijn boiler. "Dat scheelt mij energiekosten", aldus meneer Draaisma, "en bovendien subsidieert de overheid een deel van de aanlegkosten."
Waarom zal de overheid de aanleg van een zonnecollector subsidiëren?
Wat is de reden voor meneer Draaisma om een zonnecollector op het dak van zijn huis te laten plaatsen?
De zonnecollector die meneer Draaisma laat plaatsen, kost inclusief het plaatsen € 4250,-. Meneer Draaisma krijgt € 500,- subsidie. Door het gebruik van de collector bespaart meneer Draaisma jaarlijks 4000 kWh aan elektriciteit. De prijs van 1 kWh is € 0,125.
Na hoeveel jaar heeft meneer Draaisma de zonnecollector eruit?
2. MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN
Opgave 26
Bekijk de krantenkop.
Onder milieucriminaliteit wordt verstaan het zonder toestemming dumpen van afval in de natuur.
Waarom zullen sommige bedrijven hun afval zonder toestemming in de natuur lozen.
Wie zal voor het opruimen van het afval moeten betalen?
Bestudeer uit de Kennisbank economie de tweede pagina van het volgende onderdeel.
Je kent vast wel de uitdrukking 'de vervuiler betaalt'.
Wat wordt met deze uitdrukking bedoeld?
Gaat deze uitdrukking altijd op bij milieuvervuiling?
Leg je antwoord uit.
Opgave 27
Geef bij elk van de volgende maatregelen aan of het gaat om maatschappelijke kosten of om "de vervuiler betaalt":
een vloeistofdichte bestrating onder een tankstation
extra brandstofheffing op diesel
veel mensen met longproblemen door luchtvervuiling, die daardoor vaker een beroep doen op de gezindheidszorg
bodemsanering (=schoonmaken van de grond) op een plaats waar vroeger vuil werd gestort
Diagnostische tussentoets
Je maakt nu een tussentoets. Zo kun je kijken of je het onderwerp tot nu toe begrepen hebt..
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Aan de eind van de toets zie je je score.
Bij een score van meer dan 80% heb je een voldoende.
Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
uitleggen wat het verschil is tussen overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen.
uitleggen dat de belastingen de belangrijkste inkomenstenbron van de overheid zijn.
uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen.
voorbeelden noemen van directe en indirecte belastingen.
voorbeelden van niet-belastinginkomsten van de overheid noemen.
5.5 Uitleg en opgaven
1. UITGAVEN
Om de taken van de overheid goed te kunnen uitvoeren, heeft de overheid veel uitgaven. De uitgaven moeten voor alle burgers openbaar zijn, want de overheid is verplicht om de uitgaven te verantwoorden. De burgers betalen er immers aan mee. Daarom worden er jaarlijks begrotingen gemaakt door alle overheidslagen (Rijk, provincie en gemeente)
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer het volgende onderdeel:
Een groot deel van de rijksinkomsten bestaat uit belastingen. In het onderstaande overzicht zie je hoe de verwachte rijksinkomsten in 2017 zijn verdeeld (in miljarden euro's).
Opgave 33
Hoeveel euro verwacht de rijksoverheid in 2017 aan inkomsten binnen te krijgen?
Hoeveel procent van de totale rijksinkomsten bestaat uit belastingen?
De werkzame beroepsbevolking in Nederland bestaat uit 8,3 miljoen mensen. Bereken welk bedrag een werknemer of zelfstandig ondernemer in 2017 gemiddeld aan loon- en inkomstenbelasting betaalt.
Noem 3 soorten directe en 3 soorten indirecte belasting en beschrijf kort waar deze belasting over geheven wordt.
Niet alleen de centrale overheid,het Rijk, heeft veel geld nodig, de gemeenten en provincies hebben ook veel overheidstaken en hebben daarvoor ook geld nodig. Een fors deel van de inkomsten van gemeenten en provincies komt uit het Gemeente- en Provinciefonds van de centrale overheid. Maar daarnaast heffen gemeenten ook gemeentelijke belastingen.
De belangrijkste belasting van gemeenten is de Onroerend Zaak Belasting (OZB). Iedereen die een huis bezit, moet belasting betalen. Deze belasting wordt berekend aan de hand van de waarde van je huis (de WOZ-waarde). Daarnaast betaal je in de meeste gemeenten afvalstoffenheffing en waterheffing. Als je een hond hebt, betaal je in veel gemeenten hondenbelasting. Gemeenten mogen zelf bepalen hoeveel belasting ze heffen. Het kan dus zijn dat je in de ene gemeente meer hondenbelasting betaalt dan in de andere gemeente.
3. RIJKSBEGROTING
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer de pagina's van het onderdeel:
Tegenwoordig wordt de Miljoenennota ook wel miljardennota genoemd.Leg uit waarom.
Wanneer spreek je van een begrotingstekort?
Wat gebeurt er als de overheid een aantal jaar achter elkaar een tekort heeft?
Net als in een huishouden moet de overheid ervoor zorgen dat de uitgaven niet hoger zijn dan de inkomsten.
Als de overheid verwacht dat er meer geld wordtg uitgegeven dan er wordt ontvangen, is er eenn tekort. Een begrotingstekort houdt dus in dat er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn. Het rijk kan drie maatregelen nemen om het begrotingstekort te verminderen:
- de uitgaven verlagen (bezuinigen)
- de inkomsten lasten stijgen, bijvoorbeeld door hogere belastingen
- meer geld lenen. Wordt er geld geleend, dan moet er ook meer rente worden betaald.
Opgave 35
De volgende gegevens komen uit de begroting van 2015.
Inkomsten overheid
€ 246,8 miljard
Uitgaven overheid
€ 259,6 miljard
Overheidsschuld
€ 467 miljard
Rentelasten
€ 8,4 miljard
Ga er bij het beantwoorden van de volgende vragen uit dat er 16,6 miljoen Nederlanders zijn.
Hoeveel bedroeg het begrotingstekort over 2015?
Bereken het begrotingstekort per dag.
Bereken ook het begrotingstekort per Nederlander.
Bereken de overheidsschuld per Nederlander.
Bereken hoeveel % rente de overheid gemiddeld over de overheidsschuld betaalt.
4. STAATSSCHULD
De schuld die de overheid heeft doordat zij geld heeft geleend, heet de staatsschuld. Elk jaar moet er een gedeelte van deze schuld worden terugbetaald (aflossen). Ook moet er rente over de schuld betaald worden. Het geld dat aan rente en aflossing betaald moet worden, kan dus niet gebruikt worden voor andere uitgaven zoals bijvoorbeeld zorg en onderwijs.
In 2017 was de staatsschuld ongeveer 440 miljard euro. Hierover moet Nederland in 2017 ongeeer 6,4 miljard euro aan rente betalen!
Opgave 36
Als de overheid geld wil lenen, kan de minister van Financiën een advertentie in de krant plaatsen.
Bekijk de advertentie.
Hoeveel procent rente krijg je als je geld aan de overheid uitleent?
Voor hoeveel jaar leen je het geld uit aan de overheid?
Als de overheid rente betaalt, wordt de staatsschuld dan groter of kleiner of blijft de staatsschuld gelijk? Zeg ook waarom.
Aflossen staatsschuld Opgave 37
Lees het volgende krantenartikel.
Kies het juiste antwoord.
Welke redenering volgt de minster van Financiën als hij voorstelt het begrotingsoverschot te gebruiken voor de aflossing van de staatsschuld?
Meer aflossen > kleinere staatsschuld > meer rente betalen > meer geld over.
Meer aflossen > groter staatsschuld > meer rente betalen > minder geld over.
Meer aflossen > kleinere staatsschuld > minder rente betalen > meer geld over.
Het arrangement Thema 5: Overheid en bestuur is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Petra Schijvens
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-06-19 10:36:36
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Overheid en bestuur
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.