1. UITGAVEN
Om de taken van de overheid goed te kunnen uitvoeren, heeft de overheid veel uitgaven. De uitgaven moeten voor alle burgers openbaar zijn, want de overheid is verplicht om de uitgaven te verantwoorden. De burgers betalen er immers aan mee. Daarom worden er jaarlijks begrotingen gemaakt door alle overheidslagen (Rijk, provincie en gemeente)
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer het volgende onderdeel:
Zorg dat je een klasgenoot kunt uitleggen wat het verschil is tussen overheidsbestedingen en overdrachtsuitgaven.
Overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen
Opgave 28
Hieronder zie je twee kolommen met overheidsuitgaven.
Huursubsidie | Salaris van een leraar |
Werkloosheidsuitkering | Aanleg van een nieuwe spoorlijn |
Kinderbijslag | Bouw van een nieuw schoolgebouw |
AOW-uitkering | Aankoop van een gevechtsvliegtuig |
Opgave 29
Maak de volgende test: Klik hier
Opgave 30
Zet bij elke taak van de overheid de juiste uitgave:
Taak overheid | Uitgave |
a. Bestrijding criminaliteit | 1. Onderhoud sluizencomplex |
b. Infrastructuur | 2. Auto's verkeerspolitie |
c. Handhaven van de orde | 3. projectsunsidie brede school |
d. Onderwijs | 4. Loon gevangenisbewaarder |
Bekijk de volgende afbeelding
Opgave 31
2. INKOMSTEN
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer het volgende onderdeel:
Opgave 32
Maak de volgende test, klik hier
Een groot deel van de rijksinkomsten bestaat uit belastingen. In het onderstaande overzicht zie je hoe de verwachte rijksinkomsten in 2017 zijn verdeeld (in miljarden euro's).
Opgave 33
Niet alleen de centrale overheid,het Rijk, heeft veel geld nodig, de gemeenten en provincies hebben ook veel overheidstaken en hebben daarvoor ook geld nodig. Een fors deel van de inkomsten van gemeenten en provincies komt uit het Gemeente- en Provinciefonds van de centrale overheid. Maar daarnaast heffen gemeenten ook gemeentelijke belastingen.
De belangrijkste belasting van gemeenten is de Onroerend Zaak Belasting (OZB). Iedereen die een huis bezit, moet belasting betalen. Deze belasting wordt berekend aan de hand van de waarde van je huis (de WOZ-waarde). Daarnaast betaal je in de meeste gemeenten afvalstoffenheffing en waterheffing. Als je een hond hebt, betaal je in veel gemeenten hondenbelasting. Gemeenten mogen zelf bepalen hoeveel belasting ze heffen. Het kan dus zijn dat je in de ene gemeente meer hondenbelasting betaalt dan in de andere gemeente.
3. RIJKSBEGROTING
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer de pagina's van het onderdeel:
KB: Rijksbegroting
Opgave 34
Net als in een huishouden moet de overheid ervoor zorgen dat de uitgaven niet hoger zijn dan de inkomsten.
Als de overheid verwacht dat er meer geld wordtg uitgegeven dan er wordt ontvangen, is er eenn tekort. Een begrotingstekort houdt dus in dat er meer geld wordt uitgegeven dan er inkomsten zijn. Het rijk kan drie maatregelen nemen om het begrotingstekort te verminderen:
- de uitgaven verlagen (bezuinigen)
- de inkomsten lasten stijgen, bijvoorbeeld door hogere belastingen
- meer geld lenen. Wordt er geld geleend, dan moet er ook meer rente worden betaald.
Opgave 35
De volgende gegevens komen uit de begroting van 2015.
Inkomsten overheid | € 246,8 miljard |
Uitgaven overheid | € 259,6 miljard |
Overheidsschuld | € 467 miljard |
Rentelasten | € 8,4 miljard |
Ga er bij het beantwoorden van de volgende vragen uit dat er 16,6 miljoen Nederlanders zijn.
4. STAATSSCHULD
De schuld die de overheid heeft doordat zij geld heeft geleend, heet de staatsschuld. Elk jaar moet er een gedeelte van deze schuld worden terugbetaald (aflossen). Ook moet er rente over de schuld betaald worden. Het geld dat aan rente en aflossing betaald moet worden, kan dus niet gebruikt worden voor andere uitgaven zoals bijvoorbeeld zorg en onderwijs.
In 2017 was de staatsschuld ongeveer 440 miljard euro. Hierover moet Nederland in 2017 ongeeer 6,4 miljard euro aan rente betalen!
Opgave 36
Als de overheid geld wil lenen, kan de minister van Financiën een advertentie in de krant plaatsen.
Bekijk de advertentie.
Aflossen staatsschuld
Opgave 37
Lees het volgende krantenartikel.
Kies het juiste antwoord.
Welke redenering volgt de minster van Financiën als hij voorstelt het begrotingsoverschot te gebruiken voor de aflossing van de staatsschuld?