Lessenserie Facilitaire Dienstverlening HAN - Deel 1. Gebouwenbeheer

Lessenserie Facilitaire Dienstverlening HAN - Deel 1. Gebouwenbeheer

Voorwoord

De lessenserie Facilitaire Dienstverlening is een onderdeel uit een reeks lessen, samengesteld door docenten van de deeltijdopleiding Gezondheidszorg & Welzijn van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN). Met deze lessen kan de student zich online voorbereiden op een vrijstellingstoets en Landelijke Kennistoets (LKT). Daarnaast zijn de lessen zijn geschikt bij het voorbereiden, verdiepen of opfrissen van het onderwerp.

Voor meer informatie over de deeltijdopleiding Docent Gezondheidszorg & Welzijn:

https://www.han.nl/werken-en-leren/studiekeuze/bachelor/lerarenopleiding-gezondheidszorg-welzijn/

Inleiding deel 1: Gebouwenbeheer

In deel 0, inleiding in de Facilitaire Dienstverlening van de lessenserie heb je kennis gemaakt met de termen Facilitaire Dienstverlening, Facilitair Management, het Facilitair bedrijf en diverse benamingen en ontwikkelingen binnen Nederland en Europa op het gebied van facilitair management. Dit hoofdstuk gaat over gebouwenbeheer.

Gebouwenbeheer of huisvesting wordt gerealiseerd om de organisatie te ondersteunen in het bereiken van haar doelstellingen.[1] De manier waarop het gebouw beheerd wordt, is afhankelijk van de visie van het bedrijf of instelling. De facilitaire dienst heeft de taak om deze visie te vertalen naar de juiste gebruikerseisen en wensen. Het beheren van een gebouw is dus servicegericht naar de organisatie.

Gebouwenbeheer is veel omvattend. Een facilitaire dienst houdt zich o.a. bezig met:

  1. Welke kosten heb ik ter beschikking voor het pand?
  2. Hoe wordt het pand technisch onderhouden?
  3. Langetermijnplanning onderhoud.
  4. Het verbruik van energie en water.
  5. Risicomanagement; het inventariseren en analyseren van de risico’s in en rondom het gebouw en hiervoor gepaste maatregelen nemen.

In de komende paragrafen komen de verschillende aspecten van gebouwbeheer aan de orde.

De doelen uit de kennisbasis GzW zijn:

De student kan:

de onderdelen van gebouwbeheer beschrijven, zoals de technische dienst, terreinonderhoud, beveiliging, sleutelbeheer, receptie en overige diensten.

 


[1] Polyfacilitair zakboekje, studenteneditie 2003, PBNA, drs A.de Zwart (alleen nog tweedehands verkrijgbaar)

Opdracht 1

2.1 Technische dienst

Zoals al benoemd in de inleiding heeft een bedrijf of instelling vaak een technische dienst. De technische dienst heeft als belangrijkste taak het uitvoeren van preventief onderhoud en verhelpen van storingen ten behoeve van het gebouw, bijbehorende terrein, technische installaties, apparaten en diverse materialen.

 

Voor het preventief onderhoud van de gebouwen maakt de facilitair manager veelal in samenwerking met de (hoofd) technische dienst een lange termijn planning. De kosten worden verdeeld over meerdere jaren en zo blijft het gebouw in goede staat. Naast de lange termijn planning is er ook dagelijks, wekelijks en overig periodiek preventief onderhoud nodig. Voorbeelden hiervan zijn: leidingen checken op de legionellabacterie, dakgoten vrij van bladeren maken, brandblusmiddelen controleren, kapotte lampen verwisselen. De technische dienst van een bedrijf of instelling vervult naast deze periodieke werkzaamheden ook incidentele werkzaamheden, zoals het verhelpen van (urgente) storingen ( zoals verstopping in het toilet, een lekkende kraan, elektra storingen in de keuken), het repareren van apparatuur en het aanpassen van het meubilair.

 

De technische dienst wordt ook vaak betrokken bij de inkoopcommissie en onderhoudt zelf klantencontacten met technische bedrijven. Afhankelijk van hoe de technische dienst georganiseerd is, worden de werkzaamheden in eigen beheer uitgevoerd of uitbesteed. Vaak worden medewerkers van de technische dienst betrokken bij werkgroepen van renovaties, uitbreiding, verhuizingen of nieuwbouwplannen.

Opdracht 2

2.2 Terreinonderhoud

Niet alleen het gebouw zelf, maar ook het terrein rondom het gebouw moet onderhouden worden. Denk hierbij aan: parkeerplaatsen die netjes gehouden dienen te worden, vuilnisbakken buiten die geleegd moeten worden, bij glad weer zout strooien bij de ingang, onderhoud verzorgen van tuinmeubilair, fietsenrekken of stalling, fontein en verkeersborden. Een tuin kan ook deel uitmaken van het terrein. Het onderhoud van de tuin kan worden uitbesteed aan een hovenier. Wanneer een pand in eigen beheer is, moet een bedrijf zelf zorgen voor het onderhoud van het terrein. In een huurpand wordt dit vaak verzorgd, hiervoor worden dan servicekosten in rekening gebracht. Welke werkzaamheden wel of niet vallen onder het terreinonderhoud is afhankelijk van de verhuurder.

 

Wanneer zelf voor terreinonderhoud gezorgd moet worden kan dit een taak zijn van de technische dienst, maar het kan ook anders worden georganiseerd. De facilitair manager kan er ook voor kiezen om het gehele terreinonderhoud uit te besteden aan een hoveniersbedrijf. De facilitair manager zorgt er dan voor dat er een contract wordt afgesloten met het hoveniersbedrijf. Veelal wordt het onderhoud van de binnen beplanting hierbij opgenomen.

Opdracht 3

2.3 Beveiliging en veiligheid

2.3.1 Veiligheid

Risicomanagement is één van de aspecten waar een facilitaire dienst mee te maken krijgt. Elk bedrijf heeft te maken met veiligheids- en beveiligingsrisico’s. Hiermee wordt bedoeld dat er risico’s zijn voor de veiligheid van mensen in het bedrijf of instelling of gericht zijn tegen de continuïteit van het bedrijfsproces. [1] Met veiligheid wordt bedoeld de (arbeids)risico’s waar een mens mee te maken kan krijgen in een bedrijf of instelling. Beveiliging is een middel om te zorgen voor veiligheid. In alle bedrijfsprocessen kunnen zich risico’s voordoen. Denk bijvoorbeeld aan lichamelijke klachten als gevolg van niet goed ingestelde tafels en stoelen, ook diefstal en/of inbraak kan schade aanbrengen, maar ook fraude in het administratieve proces is een veiligheidsrisico.

 

De facilitair dienst zal zich, als het gaat om veiligheid, vooral bezig houden met te zorgen voor een veilige werkplek en veilige omgeving. Dit houdt in dat de werkplekken en werkomgeving (inrichting van het gebouw) moeten voldoen aan de Arbowetgeving. In paragraaf 2.3.3 lees je daar meer over. Concreet kan dit betekenen dat de tafels en stoelen instelbaar moeten zijn, maar ook dat er voldoende licht is op een werkplek, dat iedere medewerker voldoende ruimte heeft om te werken en dat er een bedrijfshulpverleningsplan is. Een facilitair manager zal veiligheid- en beveiligingsrisico’s moeten inventariseren, vervolgens moeten analyseren en eventueel gepaste maatregelen nemen.

Einde aan daling arbeidsongevallen

Delft – Aan de daling van het aantal ongelukken op het werk, met letsel en verzuim tot gevolg, is een einde gekomen. In 2006 vonden naar schatting 213.000 arbeidsongevallen plaats. Dat is evenveel als een jaar eerder. Van die ongevallen hadden er 82 een dodelijke afloop. Meer dan 4000 mensen belandden in het ziekenhuis. Dat meldt onderzoeksinstituut TNO in de gisteren gepubliceerde Monitor Arbeidsongevallen 2006. Tussen 2000 en 2005 daalde het aantal arbeidsongevallen nog met gemiddeld 5 procent per jaar.

 
Bron: Trouw 3 december 2008, krantenarchief

[1] Beveiliging in 100 vragen, Richard B. Franken (2009), Kluwer

Opdracht 4

2.3.2 BHV (Bedrijfshulpverlening)

Hoe goed de risico’s in een bedrijf of instelling ook zijn geïnventariseerd, geanalyseerd en er maatregelen zijn genomen om de risico’s te voorkomen, er blijven altijd zogenaamde restrisico’s. Het kan zijn dat een medewerker valt, of dat een medewerker zich in zijn hand snijdt of dat er brand uitbreekt. Daarom is een bedrijf volgens de Arbowet verplicht om een bedrijfshulpverleningsorganisatie te hebben. Mocht er iets gebeuren dan moet duidelijk zijn wie welke taak heeft om het probleem zo snel mogelijk te verhelpen. Dit staat beschreven in een BHV-plan. In een BHV plan moet minimaal beschreven staan:

·           De BHV organisatie in termen van personen en hun verantwoordelijkheid;

·           De ontruiming van een pand/terrein;

·           Het onderhoud van deskundigheid (BHV training);

·           De materiële voorzieningen (blusmiddelen, portofoons, hesjes, EHBO- koffers);

·           Verplichte ontruimingsoefeningen.

 

Hoewel de directie de eindverantwoording heeft voor de veiligheid van de werknemers, de dagelijkse uitvoering wordt vaak overgedragen aan de facilitaire dienst. De facilitaire dienst moet er dus voor zorgen dat de bedrijfshulpverlening in een bedrijf of instelling goed loopt. Stel je voor wat de gevolgen zijn wanneer er een brand uitbreekt in een school of ziekenhuis en er is geen bedrijfshulpverlening….

Opdracht 5

2.3.3 Arbo (wetgeving)

De Arbowet heeft tot doel om regels te geven ter bevordering van menswaardige arbeid in het algemeen en voor de veiligheid, gezondheid en welzijn in het bijzonder. Dit houdt in dat de werkomstandigheden zoveel mogelijk aangepast moeten worden aan de lichamelijke en geestelijke eigenschappen van de mens. Deze wet is van toepassing op alle arbeidsorganisaties.

In de Arbowet staat dat de werkgever een arbobeleid moet voeren. Dat houdt meer in dan het treffen van losse maatregelen als er problemen zijn. Beleid is erop gericht problemen in de toekomst te voorkomen. Dat gebeurt door samenhangende maatregelen te nemen, door vooruit te zien en door de oorzaken van problemen te achterhalen en systematisch aan te pakken. Eerst is er een goede analyse van de problemen nodig en vervolgens wordt er gezocht naar structurele oplossingen: hoe worden in de toekomst problemen opgelost en nieuwe problemen voorkomen? Als een ziekenhuis bijvoorbeeld nieuwe bedden aanschaft, moet er eerst gekeken worden wat de gevolgen zijn voor de arbeidsomstandigheden.

Een bedrijf of instelling moet duidelijk op papier hebben staan wat he arbobeleid is. In dat beleid komt duidelijk naar voren wie welke taken en bevoegdheden heeft. Vaak wordt binnen bedrijven of instellingen het Arbobeleid vastgesteld door de Ondernemingsraad (OR) of een speciale Arbocommissie.

Het is niet alleen de werkgever die verplichtingen heeft volgens de Arbowet. Ook de medewerker is verplicht om de maatregelen die de werkgever treft na te leven. De werknemer is een belangrijke schakel in het arbobeleid, omdat hij de ervaringsdeskundige is. Hij kan problemen signaleren en het is belangrijk dat deze signaleringen ook terecht komen bij de beleidsmakers. Draagvlak voor het arbobeleid door werknemers is essentieel. Maatregelen die niemand ziet zitten, zullen slecht of niet uitgevoerd worden.

Bedrijven en instellingen hebben een Arbocommissie. Hierin worden alle Arbo zaken binnen een bedrijf besproken. Je kunt hierbij o.a. denken aan ziekteverzuim, fysieke en psychische belasting en bedrijfshulpverlening. Het gaat hierin dus om de gezondheid, veiligheid en welzijn van de werknemer. Een facilitair manager maakt vaak deel uit van de Arbocommissie.

De arbeidsinspectie is een onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid. De arbeidsinspectie voert de controle uit op de naleving van de Arbowet bij bedrijven en instellingen.

Opdracht 6

2.3.4 Beveiliging

Het doel van beveiliging is het tegengaan van criminaliteit, zoals stelen en vandalisme, en om een veilige en prettige werkomgeving te creëren. Beveiliging is steeds belangrijker geworden in de afgelopen tijd. De gemoedelijke zorgcentra waar je zo naar binnen loopt worden steeds schaarser. Instellingen zijn meestal openbare gebouwen en toch wordt de controle op wie er naar binnen komt, verscherpt. Op voorhand iemand de deur weigeren is moeilijk, zeker in open gebouw als een zorgcentrum.

Om te bepalen hoe streng een bedrijf of instelling beveiligd moet worden, wordt er gekeken met welke gevaren er rekening gehouden moet worden. De gevaren zijn per bedrijf of instelling verschillend. Dit is o.a. afhankelijk van:

·         De ligging en het soort bedrijf.

Een bedrijf dat afgelegen ligt, zal anders beveiligd moeten worden dan een bedrijf dat in een centrum van een stad ligt.

·         Of er in het verleden inbraak, diefstal of vandalisme heeft plaatsgevonden.

Als een bedrijf of instelling regelmatig te maken heeft met inbraken, zal de beveiliging scherper zijn dat een bedrijf dat nooit te maken heeft met inbraken.

·         Het product dat het bedrijf of instelling maakt.

De kans op inbraak is groter wanneer er ‘gewilde’ producten aanwezig zijn.

·         De uren dat er gewerkt wordt.

De tijden wanneer er niet gewerkt wordt, vormen een groter risico voor inbraak.

 

Vervolgens zullen de gevaren (of risico’s) geanalyseerd moeten worden. Afhankelijk van de uitkomst van de analyse zullen er (eventueel) maatregelen genomen worden. Hierbij kun je denken aan camera’s op de parkeerplaats, rond het gebouw en bij de ingang. Hiermee probeert men het aantal diefstallen en vandalisme te voorkomen. Een andere vorm van beveiliging zijn beveiligers of nachtwakers. Zij hebben als taak om regelmatig rondes te lopen om onregelmatigheden te voorkomen. Zij checken of ramen en deuren gesloten zijn en of er geen brandgevaarlijke situaties zijn. Omdat in zorginstellingen ’s nachts gewoon gewerkt wordt, vinden medewerkers het vaak een prettig idee als er beveiliging aanwezig is. De instelling kan deze dienst (particuliere beveiliging) ook inhuren. De facilitaire dienst heeft de verantwoordelijk voor het regelen van de beveiliging van een gebouw.

Intern zijn ook beveiligingsmaatregelen mogelijk. In het voorbeeld van een zorginstelling kun je denken aan een beperkt aantal mensen toegang verlenen tot medicijnen of geld, het dragen van badges, gebruik van pasjes en deuren die van codes zijn voorzien.

Een moeilijk aan te pakken probleem is diefstal door personeel. Praat maar eens met een facilitair medewerker en je weet niet wat je hoort. Ze kunnen je vertellen wat er allemaal gestolen wordt. Van disposables tot handdoeken en theedoeken, kantoorartikelen en wc rollen. In sommige instellingen worden geen luchtverfrissers meer neergezet, omdat deze de volgende dag verdwenen zijn. Behalve deze ‘kleine’ producten worden ook complete dekbedden, kussens, en servies ontvreemd. Met voorraadbeheer wordt bijgehouden hoeveel verbruikt wordt op een unit of afdeling. Wanneer dit hoger is dan gemiddeld wordt de afdeling hierop aangesproken en moet dit verklaard worden. Ook worden artikelen op naam uitgegeven. Dekbedden en andere materialen en middelen worden voorzien van een barcode. Genoteerd wordt wie het laatste het materiaal in handen heeft gehad. Bij vermissingen van materiaal wordt dan achterhaald wie als laatste met het materiaal in contact was.

Opdracht 7

2.3.5 Huisregels

Een bedrijf of instelling mag eigen regels maken die alleen gelden binnen de eigen organisatie. Huisregels hebben tot doel te zorgen voor orde en veiligheid in een gebouw. De huisregels worden opgesteld in overleg met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Een bedrijf of instelling is vrij in het vaststellen van de inhoud, als deze maar niet in strijd is met de dwingende wetsbepalingen, de openbare orde of goede zeden, voor zowel eigen, tijdelijk en/of personeel van derden, bezoekers en klanten.

Huisregels zijn per bedrijf of instelling verschillend. Er kan er niet worden volstaan met algemene huisregels. Voor iedere groep gebruikers, medewerkers, bezoekers of cliënten, worden huisregels opgesteld. Deze moeten bekend gemaakt worden als vereist wordt, dat deze worden nageleefd. Voor bezoekers of klanten zijn er meerdere mogelijkheden om de huisregels bekend aan te maken. Zo kunnen deze bij de in- en uitgangen van het pand of het terrein bekend gemaakt worden. De bezoeker of klant kan dan de keuze maken of de hij al dan niet akkoord gaat met de voorwaarden en dus wel of niet het pand of terrein zal betreden. Ook kunnen de huisregels als aanvulling op de achterzijde van een toegangskaartje of badge gedrukt worden. Betreedt de bezoeker of klant vervolgens het pand of terrein, dan wordt er vanuit gegaan dat bezoeker/klant akkoord is met de voorwaarden.

De werknemer is verplicht zich te houden aan de voorschriften die gelden voor zijn functie, maar ook aan de regels die zorgen voor orde en veiligheid in het bedrijf of instelling. Deze verplichting staat meestal in een bedrijfsreglement of zijn rechtstreeks in de arbeidsovereenkomst verankerd.

 

Opdracht 8

2.3.6 Sleutelbeheer

Sleutelbeheer betekent het voeren van een sleuteladministratie. Wie heeft welke sleutel en waarom. Voorbeeld: een verpleegkundige in een ziekenhuis heeft een sleutel die past op de garderobe en op de verpleegafdeling. Deze sleutel hoeft niet gebruikt te worden voor een kantoor. Elke functie geeft recht op andere sleutels. De uitgifte gebeurt meestal door de technische dienst, maar ook een administratief medewerker, receptionist of assistent facilitair manager kan dit als taak hebben.

De uitgifte en inname van sleutels is bij grote organisaties en instellingen een uitgebreid proces. Bijna elke medewerker heeft sleutels nodig om zijn werk te kunnen uitvoeren. Met behulp van specifieke softwareprogramma’s is het mogelijk bij te houden wie welke sleutel in zijn bezit heeft. Sleutels worden over het algemeen uitgeleend aan de medewerkers. Deze tekenen dan voor het in bezit hebben van een of meerdere sleutels.

Er zijn diverse sleutelsystemen. Naast ‘gewone’ sleutels zijn er sleutelsystemen, waarbij bijgehouden kan worden wie en hoe laat iemand in een ruimte was. Een voorbeeld hiervan zijn pasjes waarmee iemand een ruimte in kan. Deze pasjes worden geactiveerd door middel van speciale software. In hotels komt dit regelmatig voor. De kaart is dan bij een overnachting van twee nachten slechts twee nachten te gebruiken. Na die tijd is de “sleutel” waardeloos geworden.

Medewerkers in de thuiszorg moeten vaak bij cliënten naar binnen die zelf de deur niet meer kunnen opdoen. Dit gebeurt dan via een sleutelkastje met een code bij de buitendeur (dit is erg inbraakgevoelig), een pasje of met een telefonische code.

 

2.4 Schoonmaak / Huishouding

Goed gebouwenbeheer betekent ook dat er goed schoongemaakt wordt. De schoonmaak is een belangrijk onderdeel van het gebouwenbeheer. Schoonmaak ook vaak ’de huishouding’ genoemd, kan worden ondergebracht bij gebouwenbeheer zoals in het organisatieschema aan het begin van dit hoofdstuk. De schoonmaak of huishouding wordt ook vaak als aparte afdeling binnen de facilitaire dienst geplaatst. In hoofdstuk 6 Schoonmaak wordt hier dieper op ingegaan.

2.5. Inrichting

De keuze voor de inrichting hoort ook voor een deel bij de facilitaire dienst. De inkoop wordt vaak geregeld door de facilitair manager. De taak van de facilitair manager hierin is het bewaken van de veiligheid, duurzaamheid, milieu, Arbo, huisstijl en kosten. Ook het onderhoudsgemak speelt een rol.

2.5.1 Inkoop

Wanneer bijvoorbeeld gordijnen worden ingekocht kunnen meerdere mensen daarover beslissen, maar de facilitair manager schept de voorwaarden zoals de eis dat de gordijnen moeten zijn gemaakt van brandvertragende stof. Inrichting kan ook specialistisch zijn zoals keukeninrichting of inrichting van een kantorencomplex compleet met vloerbedekking. De facilitair manager kijkt altijd door de bril van de facilitaire dienst. Zijn er bijvoorbeeld genoeg stopcontacten voor de schoonmaak of de ICT-voorzieningen, is de vloerkeuze niet te arbeidsintensief, zijn er liften voor de logistieke afdeling, passen de nieuwe bedden wel door de deur, zijn er rolstoeltoiletten en zo nog veel meer. Direct betrokken medewerkers zoeken de materialen die zij willen kopen met in het achterhoofd de randvoorwaarden. Indien een keuze gemaakt is, toetst de facilitair manager de keuze en indien akkoord wordt de bestelling geplaatst. Deze route van bestellen is niet in elke instelling hetzelfde. Soms kan de facilitaire afdeling zelf bestellen met het eigen budget, soms neemt de afdeling inkoop taken over.

2.5.2 Ruimte

Ieder pand beschikt over een bepaalde hoeveelheid ruimte. Het is belangrijk om deze ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. De facilitaire dienst overlegt binnen de organisatie met de medewerkers wat de ruimtebehoefte is. Denk hierbij aan: hoeveel medewerkers er zijn, wat is de norm in vierkante meters, wordt er gebruik gemaakt van kantoortuinen of aparte medewerkerskamers. Zo komt men uiteindelijk tot een goede inrichting, een inrichting waarbij de organisatie zo goed mogelijk functioneert.

De facilitaire dienst is vaak nauw betrokken bij herinrichting of nieuwbouw. Juist de facilitaire dienst is een expert in het efficiënt inrichten van een ruimte, rekening houdend met de wensen en eisen van de gebruikers, maar ook rekening houdend met het onderhoud en beheerskosten en de technische mogelijkheden. De facilitaire dienst heeft hierin een adviserende en faciliterende rol naar de interne klant. Hoe een ruimte is ingericht, bepaalt ook hoe een ruimte onderhouden moet worden. Als er bijvoorbeeld bij de inrichting gekozen wordt voor veel glaswerk, dan zullen er hoge schoonmaakkosten voor de ramen zijn. Hier moet van te voren dus goed over nagedacht worden.

Als er sprake is van ver-of nieuwbouw, kan het facility management een rol vervullen tijdens het bouwproces. Zo kunnen al in een vroeg stadium keuzes gemaakt worden, die consequenties hebben voor het beheer (schoonmaak, onderhoud en logistieke processen).Ook de inrichting bij nieuwbouw en verhuizing is een belangrijke taak voor de facilitaire dienst.

2.5.3 Receptie

De receptie is de plaats waar gasten hun eerste indruk opdoen van de organisatie. De wijze waarop men te woord gestaan wordt, is zeer bepalend voor deze indruk. De receptie is het visitekaartje en zorgt voor de presentatie daarvan. Meestal is het afhankelijk van de telefoondrukte hoeveel taken een receptie heeft en hoe professioneel de medewerker(s) is (zijn). De organisatie bepaalt het belang hiervan,

Bijna elke instelling heeft een receptie. De taken van een receptie zijn vrijwel nergens hetzelfde. Over het algemeen komen de volgende werkzaamheden voor:

·         Telefoon beantwoorden en doorverbinden;

·         Ontvangen van gasten;

·         Administratieve werkzaamheden. Dit kan van alles zijn, zoals kopieerwerk, typewerk of verzorgen van eserveringen van ruimten, regelen van vervoer;

·         Sleutel- en pieperbeheer;

·         Cameratoezicht;

·         Bedienen van de parkeerboom;

·         Doorgeven van informatie;

·         Post sorteren;

·         Fungeren als eerste aanspreekpunt bij calamiteiten.

 

Wanneer je belt naar een bedrijf of instantie wordt je soms goed en snel te woord gestaan, maar in andere gevallen gelijk in de wacht gedrukt of niet correct te woord gestaan. Iedereen heeft daarbij goede en minder goede ervaringen.

Zorginstellingen zijn vaak 24 uur per dag bereikbaar. Tijdens een avonddienst in een instelling (bijvoorbeeld een zorgcentrum) gaat de telefoon minder vaak dan overdag, waardoor er andere werkzaamheden bij verricht kunnen worden. Soms is de receptie ’s nachts onbemand en staat de telefoon doorgeschakeld naar iemand die nachtdienst heeft, bijvoorbeeld de nachtverpleegkundige of een afdelingshoofd voor de nacht. De  receptie kan ook ‘s nachts bemand zijn, bijvoorbeeld in een ziekenhuis. Vaak zit er dan een nachtportier(waker) of iemand van een beveiligingsbureau..

Sommige organisaties gebruiken de naam servicedesk. Voor een medewerker bij de receptie of servicedesk is het werk afwisselend, maar ook statisch in de zin dat het werk zich op één plaats afspeelt. Weglopen is vaak moeilijk, omdat de telefoon en de  balie bemand moeten blijven. Goede arbeidsomstandigheden zijn erg belangrijk, zoals een goede stoel, een headset voor de telefoon en een goed ingedeelde werkplek om te kunnen reiken naar spullen. Ook een goed binnenklimaat is van belang. Zo moet de omgevingstemperatuur goed zijn en mag het niet tochten.

Opdracht 9

2.5.4 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Organisaties zijn zich steeds meer bewust van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarom laten ook steeds meer bedrijven zien dat ze duurzaam ondernemen. Dat mens en bedrijf daar een grote rol in spelen is bekend. Maatschappelijk verantwoord ondernemen richt zich op de mens (maatschappij), middelen en het milieu. De meeste organisaties zijn geneigd vooral aan milieu veel aandacht te besteden. Enkele voorbeelden daarvan zijn het gebruik van duurzame materialen, milieuvriendelijke verpakkingsmaterialen, afvalscheiding en recycling. Ook gaat steeds meer aandacht uit naar schone energie. Voor het benoemen en beheersen van zowel grote als kleine maatregelen zijn er diverse certificaten te behalen (bron: intrafocus.nl).

Opdracht 10

Diagnostische toets

2.6 Bronnen en actualiteiten


Arbo/BHV

 

http://bedrijfshulpverlening.startpagina.nl

http://www.arboportaal.nl (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

http://www.rie.nl (Risico-inventarisatie & evaluatie)

http://www.mkbservicedesk.nl/399/wat-houdt-arbowet-voor-jou-als-werkgever.htm

www.intrafocus.nl (o.a. informatie over kwaliteit en veiligheid)

Brandveiligheid

http://www.allesoverbrandveiligheid.nl

http://www.betecom.nl 

 

Veiligheid

http://www.123inbraakcheck.nl (Diefstal voorkomen)

http://www.nederlandveilig.nu

http://www.veiligheid-preventie.nl

http://www.mkbservicedesk.nl/3151/wat-keurmerk-veilig-ondernemen.htm

www.stopdecriminaliteit.nl

 

Boeken

 

 

Maas, G.W.A.& Pleunis J.W. (2006). Facility Management. Alphen aan de Rijn: Kluwer.

Maas, J.G.V.& Deeleman, H.J.(2002). Kwaliteit van milieu en ARBO zorg. Alphen aan de Rijn: Kluwer.

Drion, B. & Sprang, H. van. (2012). Basisboek Facility Management. Groningen: Noordhoff Uitgevers. ISBN: 978-90-01-81118-1

Beckers, R & Roelofs, V.(2010). Zo maak je een facilitair plan. Groningen: Noordhoff Uitgevers. ISBN:978-90-01-78314-3

Zwart, A. de. (2004). Zakboek Facility Management. Amersfoort: Reed Business Information BV (alleen tweedehands verkrijgbaar)

  • Het arrangement Lessenserie Facilitaire Dienstverlening HAN - Deel 1. Gebouwenbeheer is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2018-01-26 13:25:52
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Leraar (docent) Gezondheidszorg en Welzijn - Deeltijd

    (Bachelor/hbo-opleiding)

    Werk je in de gezondheidszorg of welzijn en wil je je kennis en ervaring delen met anderen? Wil je graag toekomstige professionals in hun opleiding, stage of werk begeleiden bij hun leerproces? Dan is de deeltijdopleiding Leraar Gezondheidzorg en Welzijn iets voor jou.

    Meer informatie:

    https://www.han.nl/werken-en-leren/studiekeuze/bachelor/lerarenopleiding-gezondheidszorg-welzijn/

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Voor deze lessenserie heb ik gebruik gemaakt van de reader Facilitaire Dienstverlening, ontwikkeld door de gezamenlijke lerarenopleidingen Gezondheidszorg en Welzijn (GzW) in het kader van het project 10 voor de Leraar. Samengesteld door: José Akkermans Nicolien van Halem Jacqueline Heerooms Lies Kuperus Annemiek van Lith Cora Verhoeff Jaar van uitgave: 2014
    Leerniveau
    HBO - Bachelor;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    3 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    deeltijdopleiding docent zorg en welzijn, docent zorg en welzijn, facilitaire dienstverlening, fd, gebouwenbeheer, gezondheidszorg en welzijn, han

    Bronnen

    Bron Type
    https://youtu.be/GcBAIl6k2Wk
    https://youtu.be/GcBAIl6k2Wk
    Video