Diversiteit 1

Diversiteit 1

Inleiding

Diversiteit

De komende 9 weken gaan jullie je verdiepen in het onderwerp 'diversiteit'.

Jullie leren én gaan zelf aan de slag om kennis te vergaren betreffende het onderwerp.

Diversiteit is een actueel onderwerp maar tevens zeer relevant voor de sociaal werker.

Wat is het? Waarom is het belangrijk? Hoe hou je er rekening mee binnen jouw begeleiding?

Je gebruikt het volgende boek:

Sociaal werk 1, thema 15,16,17,18.

 

Afbeeldingsresultaat voor diversiteit

Planning periode

Lesweek

Inhoud

Toets?

1

Diversiteit, gelijkwaardigheid en problemen

 

2

Diversiteit, gelijkwaardigheid en problemen

Thema 15

3

Vooroordelen

 

4

Vooroordelen

Thema 16

5

Dicriminatie

 

6

Discriminatie

Thema 17

7

Integratie  

8

Integratie

Thema 18

 

 

 

 

 

 

Beoordeling

Jullie worden beoordeel op de volgende punten:

 

Aanwezigheid

Houding/inzet

Toetsen thema 15 / 16 / 17 / 18 (minimaal 3 voldoende)

 

Lesweken Periode 5

lesweek 1 en 2

Diversiteit

https://www.onderhuids.nl/test-jezelf/
test

Open bestand Les 1 en 2

lesweek 3 en 4

Deze week en komende week gaan jullie de volgende opdrachten maken. Wat niet af is, is huiswerk.
In lesweek 4 volgt zoals jullie weten een kennistoets

 

Inleveren: Einde lesweek 4 per mail bij de docent

 

Opdracht 1 Chaos of droombeeld

Doe deze opdracht met de groep.

Deze opdracht gaat over de prikkelende stelling: een wereld zonder vooroordelen is onmogelijk.

 

  1. Schrijf voor jezelf op waarom mensen vooroordelen hebben.
  2. Schrijf voor jezelf in één zin op hoe de wereld er volgens jou uit zou zien zonder vooroordelen.
  3. De docent houdt op het bord een lijst bij van antwoorden hoe de wereld er uit zou zien zonder vooroordelen.
  4. Kijk samen naar de antwoorden op het bord. Denken jullie dat een wereld zonder vooroordelen mogelijk of onmogelijk is?

Opdracht 2 Vooroordelen over je studiegenoot

Doe deze opdracht met één medestudent.

Het hebben van vooroordelen is menselijk. We hebben allemaal wel vooroordelen of verkeerde aannames gehad over mensen die we kennen.

1 Schrijf één of twee vooroordelen op die je had over je studiegenoot de eerste keer dat je hem of haar ontmoette.

2 Schrijf op waarom je denkt dat deze vooroordelen eigenlijk niet kloppen.

3  Bespreek met elkaar wat je hebt opgeschreven en wat nu eigenlijk de waarheid is. Blijf aardig  tegen elkaar en formuleer zinnen met ‘Ik had het idee dat ... maar volgens mij klopt dat niet omdat...’

 

WETEN EN BEGRIJPEN

Opdracht 3 Voor- en nadeel van vooroordelen

Doe deze opdracht individueel.

Er is een reden dat we vooroordelen hebben, maar het hebben van vooroordelen kan niet altijd goed uitpakken.

  1. Omschrijf in je eigen woorden het voordeel van vooroordelen.
  2. Omschrijf in je eigen woorden het nadeel van het hebben van vooroordelen.


Opdracht 4 Generalisaties

Doe deze opdracht individueel.

Generalisaties en vooroordelen bestaan, omdat we informatie indelen in categorieën in onze hersenen.

Leghet begrip generalisatie uit aan de hand van een voorbeeld.

 

Opdracht 5 Stereotypes

Doe deze opdracht individueel.

Stereotypes, generalisaties en vooroordelen hebben veel met elkaar te maken.

Verklaar hoe stereotypes ontstaan.

 

Opdracht 6 Aannames

Doe deze opdracht individueel.

In de loop van de dag heb je ontelbaar veel aannames over van alles, zoals dat de pindakaas nog net zo smaakt als gisteren, dat het plafond niet naar beneden zakt en dat je moeder van je houdt. Zonder die aannames zou je in een enorme onzekere wereld leven.

Geef de definitie van het begrip aanname.

 

ANALYSEREN EN TOEPASSEN

 

Opdracht 7 Overzicht van de begrippen

Doe deze opdracht individueel

De begrippen vooroordeel, stereotype en generalisatie lijken heel erg op elkaar, maar hebben toch een andere betekenis. Leg dit duidelijk uit.

Opdracht 8 Vooroordelen over culturele groepen

Doe deze opdracht met één medestudent.

Jij en je medestudent kennen vast een hoop vooroordelen over mensen van andere culturele groepen.

 

  1. Maak een mindmap aan. Dit mag op papier of gebruik:

Ga naar www.angerenstein.nl/welzijn en kies Sociaal werk 1, link 1 Thema 16. Deze link kun je hiervoor gebruiken.

Zet het woord ‘vooroordelen’ in het midden.

  1. Maak voor verschillende culturele groepen takken aan op de mindmap.
  2. Vul die takken aan met zoveel mogelijk vooroordelen die je kent. Je kan ook gebruik maken van internet om wat dingen aan te vullen.
  3. Beschrijf wat jij hiervan vindt.

Opdracht 9 Vooroordelen herkennen

Doe deze opdracht individueel.

Je maakt zo vaak gebruik van aannames en vooroordelen dat je je niet altijd bewust bent van de vooroordelen.

Vul in onderstaande tabel per casus aan of er sprake is van een vooroordeel of niet.

 

Vooroordeel,

ja of nee?

Mohammed is moslim en heeft daarom een hekel aan christenen.

 

Mabel is van nature blond.

 

Maria draagt een bril, ik denk dat ze heel slim is.

 

Nigel is een lange donkere man. Hij moet wel goed zijn in basketbal.

 

Hassan leeft al een paar jaar van een uitkering. Hij is heel lui.

 

Ik zag Fatima gisteren bij de repetitie. Ze kan heel goed dansen.

 

 

VERDIEPEN EN CREËREN

 

Opdracht 10 Vooroordelen verminderen

Doe deze opdracht individueel.

Als hulpverlener wil je graag vooroordelen tussen verschillende groepen verminderen.
Som op welke manieren er zijn om vooroordelen te verminderen.

 

Opdracht 11 Folder om vooroordelen te verminderen

Doe deze opdracht met twee of drie medestudenten. Individueel mag ook.

Jij en je studiegenoten zitten voor deze opdracht samen in een sociaal wijkteam. In jullie wijk wonen verschillende bevolkingsgroepen langs elkaar heen. Jullie hebben gesignaleerd dat er tussen de bevolkingsgroepen veel negatieve vooroordelen bestaan. Communicatie is een prachtig middel om vooroordelen te verminderen. Daarom maken jullie een folder met persoonlijke verhalen over buurtbewoners die huis-aan-huis in de wijk verspreid zullen worden.

  1. Bedenk drie personen van verschillende afkomst die jullie voor de folder kunnen interviewen.
  2. Bedenk voor de interviews vragen waarbij jullie uiteindelijk laten zien dat er veel overeenkomsten zijn tussen deze personen, ook al zijn ze van verschillende culturele groepen, en dat het alle drie mensen met gevoelens en emoties zijn, net als de lezer van de folder.
  3. Neem de interviews fictiefaf enzoek foto`s van de geïnterviewde personen
  4. Bedenk voor de folder een mooie inleiding.

 

OPDRACHTEN BIJ THEMA 16 VOOROORDELEN 9

EVALUEREN EN REFLECTEREN

 

Opdracht 12 Evaluatieverslag

Doe deze opdracht individueel.
Denk terug aan de uitvoering van de wijkanalyse en verwerk de volgende vragen in een evaluatieverslag:

  1. Denk je nu anders over vooroordelen?
  2. Wat zijn de drie meest opvallende dingen die je in dit thema hebt geleerd?
  3. Wat vond je het leukste aan dit thema?
  4. Hoe ga je de onderwerpen uit dit thema later toepassen in je werk?
  5. Kijk je nu anders tegen mensen van andere bevolkingsgroepen aan?
  6. Wat vond je zelf de meest opvallende uitkomst van de interviews bij het maken van de folder?

 

Opdracht 13 Reflectie

Doe deze opdracht individueel.

Omcirkel wat van toepassing is en licht je keuze toe.

 

  1. Tijdens de uitwerking van de opdrachten heb ik wel/niet het beste uit mezelf gehaald. Toelichting:
  2. Ik heb wel/niet de tekst van het thema goed doorgenomen. Toelichting
  3. Ik ben wel/niet trots op mijn prestaties van de uitgewerkte opdrachten.

Toelichting:

  1. Bij het samenwerken met medestudenten had ik een actieve/passieve houding. Toelichting:
  2. Bij het maken van de opdrachten heb ik mijn eigen denkbeelden vastgehouden/verlegd. Toelichting:

 

lesweek 5 en 6

Deze week staat het volgende onderwerp centraal:

 

- Discriminatie

Opdracht lesweek 6:

 

Wie?

Individuele student

Wat?

Je krijgt €1500 euro van de gemeente voor een project. Er is veel sprake van discriminatie in de wijk. Mensen kennen elkaar niet, gaan niet met elkaar om en doen geen moeite om elkaar te leren kennen. Je krijgt 45 minuten de tijd om een plan van aanpak te maken. Daarna krijg je 1 minuut om te pitchen

Waar?

De activiteit is fictief maar voer je uit binnen een wijk / gemeente / dorp etc…

Wanneer?

De opdracht zelf voer je tijdens deze les uit. Wanneer je de activiteit (en) gaat doen is aan jou.

Waarmee?

Je gebruikt het plan van aanpak om je activiteit (en) uit te werken

 

Winnaar: Krijgt +1 punt op de toets.

Open bestand Les 5 en 6

Open bestand Les 5 en 6.pptx

lesweek 7 en 8

Link oefenexamens
Link naar DUO - oefenen inburgeringsexamen

Deze week staat het volgende onderwerp centraal:

 

- Integratie

Deze week gaan we verder met het onderwerp integratie. Er zal nu meer ingegaan worden op de indeling die in Nederland (vastgelegd door CBS) gehanteerd wordt betreffende de diverse generaties. Dit is ter voorbereiding van jullie eindopdracht.

 

http://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/47/wie-zijn-de-derde-generatie-

 

Onderin deze pagina vind je het het volgende bestand:

 

-Jaarrapport integratie 2016

 

 

 

 

extra lesmateriaal

http://onderhuids.nl

http://www.jongerendiscriminatie.nl

http://jop.nl/werkvormen/de-tolerantietest

http://www.annefrank.org/ImageVaultFiles/id_17076/cf_21/doc_hand_vooroordelen_blijf_bij_jezelf_-3-.PDF

De piramide van Pinto is de tegenhanger van de bekende piramide van Maslow. De piramide van Pinto is een behoeftenhiërarchie waarin het belang van de groep en de familie eer bovenaan staan. Dit geheel in tegenstelling tot de piramide van Maslow, waarwij zelfontplooing de ‘hoogste’ behoefte is in de rangorde.

Fijnmazige en grofmazige culturen (F-cultuur & G-cultuur)
Pinto maakt onderscheid tussen twee verschillende culturen, namelijk de fijnmazige cultuur en de grofmazige cultuur (F-cultuur & G-cultuur). De F-cultuur kenmerkt zich door een fijnmazig systeem van structuren, regels en waarden. Het gedrag van een lid is geënt op conformisme en collectivisme.
De G-cultuur kenmerkt zich door een grofmazige structuur,  een ruimer, losser en globalere stelsel van regels en codes. Het gedrag van een lid is als individualistisch aan te merken daar een lid denkt en communiceert vanuit zich zelf (de meeste westerse culturen zijn G-culturen). Onderstaand een weergave van de piramide in casu (G&F).

Pinto

Opgemerkt dient te worden dat de structuren slechtst uitersten zijn op een schaal. Verschillen tussen de genoemde culturen is niet alleen tussen landen vast te stellen, maar ook tussen groepen, regio’s, landsdelen, bedrijven, afdelingen, individuen en zelfs in gezinnen.  Factoren die bepalend zijn wat betreft de indeling wanneer iemand tot de F-cultuur of G-cultuur behoort zijn: welvaart, religie, sociaal milieu en het (genetisch bepaalde) individu.

Structuurverschillen kunnen forse gevolgen hebben. Om dit verschil te illustreren maakt Pinto gebruik van een voorbeeld, namelijk van het beeld van grafiet en diamant. Beide zijn opgebouwd uit dezelfde deeltjes: atomen van het element koolstof. En toch vertonen zij immense verschillen. Diamant is zo hard dat je ermee in steen kunt boren, terwijl grafiet zo zacht is dat je ermee kunt schrijven of smeren. Diamant is transparant voor licht terwijl grafiet zwart is. Diamant is een goede isolator en grafiet is een goede geleider voor elektrische stroom. De verschillen zitten dus niet in de eigenschappen van het basiselement. Waarin dan wel? In de structuur, de manier waarop de atomen zijn gerangschikt: een gelaagde structuur bij grafiet versus een driedimensionale, piramideachtige opbouw (structuur) met grote stabiliteit bij diamant. De metafoor is duidelijk: de verschillen tussen mensen zitten niet in de eigenschappen van het basiselement waaruit zij zijn opgebouwd, evenmin in het gegeven dat alle mensen op aarde gedragsregels en communicatiecodes kennen, maar in de structuur van die regels en codes.

Het omgaan met verschillen die zover uit elkaar kunnen liggen, met behoud van ieders eigenheid (kernwaarden), is wat de Drie Stappen Methode (DSM) beoogt. Aansluitend op de structurentheorie is de DSM ook van toepassing op macro-, meso- en microniveau.

DSM-methode
– Stap 1: eigen (cultuurgebonden) normen en waarden (als land, regio, bedrijf, organisatie of individu) leren kennen en vaststellen. Welke regels en codes zijn van invloed op het eigen denken, handelen en communiceren?

– Stap 2: (cultuurgebonden) normen, waarden en gedragscodes van de ander leren kennen (kennis verwerven dus). Bij deze tweede stap worden eerst de meningen over het gedrag van de ander gescheiden van feiten. Gezocht (onderzocht) wordt wat de achtergrond en de ratio zijn van het ‘vreemde’ gedrag of uiting van de ander.

– Stap 3: vaststellen hoe om te gaan in de gegeven situatie met de geconstateerde verschillen. Vaststellen waar de grenzen (de wettelijke bijvoorbeeld, maar ook de eigen grenzen) liggen voor wat betreft rekening houden met, acceptatie van en aanpassing aan de ander. Deze grenzen aan de ander helder, duidelijk en ondubbelzinnig melden. Deze melding dient te worden afgestemd op de wijze die bij de ander past om hem of haar te bereiken.

Let wel: bij het vaststellen van grenzen, spelen allicht ook realistische factoren als macht en belang een grote rol.