Arbeidsmarkt en werkloosheid

- Arbeidsmarkt en werkloosheid

Thema´s

Arbeidsmarkt
Je hebt in de krant of op internet vast al wel eens een personeelsadvertentie gezien. Of jij later gemakkelijk een baan vindt die je graag wilt hebben, hangt van veel factoren af. Zijn er veel banen beschikbaar? Zijn er veel mensen die solliciteren op dezelfde baan? Heb je de juiste opleiding? Ben je bereid op onregelmatige tijden te werken? Wil je een voltijdbaan of een deeltijdbaan? Of wil je juist als vrijwilliger aan de slag?


Werkloosheid
Als het aantal mensen dat wil werken groter is dan het aantal banen, dan is er werkloosheid. Werkloosheid kan ontstaan omdat we met zijn allen minder producten kopen of bijvoorbeeld omdat bedrijven failliet gaan. Om de werkloosheid te bestrijden neemt de overheid verschillende maatregelen. Werkloos zijn is niet leuk. Dat geldt niet alleen voor de werkloze zelf, maar ook voor de overheid en de mensen die wél werken.

Leerdoelen

Aan het eind van het thema arbeidsmarkt moet je:

  • weten wat een (collectieve) arbeidsovereenkomst is en hoe deze tot stand komt.
  • het begrip arbeidsmarkt kennen en weten wanneer je spreekt van een ruime arbeidsmarkt en van een krappe arbeidsmarkt.
  • weten wat de gevolgen zijn van een krappe en ruime arbeidsmarkt
  • weten hoe de arbeidsmarkt is opgedeeld.
  • weten dat de totale vraag naar arbeid de werkgelegenheid bepaalt.
  • weten dat het totale aanbod van arbeid gelijk is aan de beroepsbevolking.
  • weten dat je werk op verschillende manieren kunt indelen, bijvoorbeeld in geschoold en ongeschoold werk en in betaald en onbetaald werk.
  • weten wat, als het gaat om werken, wordt bedoeld met de informele sector.

Aan het eind van het thema werkloosheid moet je:

  • de begrippen werkgelegenheid en beroepsbevolking kunnen omschrijven.
  • een definitie van werkloosheid kunnen geven en moet je met behulp van voorbeelden duidelijk kunnen maken dat niet iedereen die niet werkt werkloos is.
  • weten hoe de vraag naar producten invloed heeft op de werkloosheid.
  • weten hoe de overheid de vraag naar producten kan beïnvloeden.
  • de verschillende soorten werkloosheid kunnen noemen en herkennen
  • de oorzaken en oplossingen kunnen beschrijven van de verschillende soorten werkloosheid
  • verschillende redenen kunnen noemen waardoor structurele werkloosheid kan ontstaan.
  • voorbeelden van arbeidstijdverkorting kunnen beschrijven.
  • weten wat wordt bedoeld met frictiewerkloosheid, seizoenswerkloosheid en kwalitatieve structurele werkloosheid.
  • kunnen uitleggen dat bijscholing en omscholing en loonmatiging kunnen bijdragen aan het bestrijden van de werkloosheid.

De eerste stap op de arbeidsmarkt

Vooraf

Heb je al een baantje? Of misschien ben je juist op zoek. Als je begint aan je eerste baantje dan stap je een hele nieuwe wereld binnen. Waarom zou je eigenlijk gaan werken en welke rechten heb je als werknemer?

Wat denk jij:

  • Zijn er ook mensen die geld niet als reden hebben om te werken, en zo ja welke reden hebben ze dan wel?
  • Zijn er regels die bepalen hoeveel dagen verlof je krijgt voor een sterfgeval binnen de familie? En krijg je dan wel gewoon salaris?

 

Aan het eind van dit onderdeel kun je:

  • aangeven wat we verstaan onder een individuele en collectieve arbeidsovereenkomst
  • uitleggen wat de verschillen zijn tussen een individuele arbeidsovereenkomst en een CAO
  • uitleggen wat er wordt bedoeld met een proeftijd en een opzegtermijn
  • ken je de arbeidsmotieven
  • het onderscheid noemen dat we maken in de soorten arbeid
  • uitleggen wat de wet gelijke behandeling inhoud

 


 

Stap 1 - De (collectieve) arbeidsovereenkomst

Lees de kennisbank over de individuele arbeidsovereenkomst en beantwoord de volgende vragen.

KB individuele arbeidsovereenkomst

 

Zwartwerken

1. Joschka is na zijn VMBO-opleiding gaan werken in de bouw. Joschka werkt zwart. Volgens zijn baas is dat zowel voor Joschka als voor hem aantrekkelijk.
Na een paar maanden krijgt Joschka een ongeluk op zijn werk. Hij kan zes maanden niet werken.

a. Wat is zwart werken?
b. Waarom is het voor zowel Joschka als zijn baas aantrekkelijk om zwart te werken?
 
c. Krijgt Joschka een ziekte-uitkering nu hij niet kan werken na zijn ongeluk?

2. Mensen die zwartwerken gebruiken als argument om zwart te werken dat ze te veel belasting moeten betalen. Maar dat ze zoveel belasting moeten betalen, komt voor een deel omdat ze geen belasting betalen. Kun je dat uitleggen?

Formele en informele sector
Betaald werk waarbij over het inkomen belasting wordt betaald, is werk in de formele sector. Werk in de informele sector is ontbetaald werk of werk waarbij over de verdiensten geen belasting wordt betaald. Voorbeelden van werk in de informele sector zijn vrijwilligerswerk, werk in de eigen huishouding en zwart werken.
Zwartwerken is betaald werken zonder belasting te betalen. Zwartwerken is verboden. Als je zwartwerkt, krijgt je geen geld als je ziek wordt. Je krijgt ook geen werkloosheidsuitkering als je ontslagen wordt.

3. Behoren de volgende werkzaamheden tot de formele sector of tot de informele sector?
Leg je keuze steeds uit.

a. Eduard is 16 jaar. Hij wast iedere zaterdag voor € 5,- de auto van zijn vader.
b. Joan is 17 jaar. Ze werkt iedere zaterdag in het magazijn van Albert Heijn.
c. Mevrouw Helmer is op woensdagochtend leesmoeder op de basisschool van haar dochter.
d. Meneer Londemans schrijft economieboeken voor het middelbaar onderwijs

Stap 2 - Arbeidsmotieven

Waarom werken mensen eigenlijk? Natuurlijk zullen de meeste mensen werken om zo geld te verdienen om de nodige rekeningen te kunnen betalen. Maar naast het salaris zijn er nog meer redenen, motieven, om te gaan werken.

4. Beschrijf in de onderstaande gevallen welke arbeidsmotieven er zouden worden bedoeld.

a. Karin collecteert elk jaar in de week van dementie.
b. Nigel is net begonnen met zijn eerste echte baan,. Over 5 jaar hoopt hij een leidinggeven
de functie te hebben.
c. Michiel kan helaas niet mee met zijn familie naar de bowlingbaan, hij weet dat hij elke dag tot 17:00 uur moet werken.
d. Suzanne gaat met een stel oud collega´s elk jaar in de meivakantie een weekend weg. Ze spreken elkaar nog bijna wekelijks.

Stap 3 - (Regels over) soorten werk

Er zijn ontzettend veel beroepen. En er komen er dagelijks nog beroepen bij. Sterker nog, op dit moment word je opgeleid voor een beroep dat op dit moment nog niet eens bestaat......En zelfs binnen een beroep heb je nog te maken met verschillen.

De een geeft namelijk leiding, en de ander voert het uit. De beloningen die werknemers ontvangen verschillen ook nog al eens. Waarom verdien je meer als je bij een bank werkt dan wanneer je in een fabriek werkt? En krijg je wel altijd betaald? Of zijn er ook werkzaamheden (banen) waar je niet voor wordt betaald?

Welk beroep je ook hebt, werken is altijd aan regels verbonden. De drie belangrijkste wetten die voor de arbeidsmarkt gelden zijn:

1. De Arbowet; Dit staat voor arbeidsomstandigheden. In deze wet is onder anderen geregeld dat werk altijd veilig uitgevoerd moet worden en dat de werkgever hiervoor verantwoordelijk is. Een bouwvakker heeft bijvoorbeeld recht op schoenen met stalen neuzen en een helm. De werkgever moet hiervoor zorgen.

2. De arbeidstijdenwet. In deze wet is onder andere geregeld hoeveel uur per week en hoeveel uur per dag je mag werken. Scholieren mogen niet zo veel werken als ze willen. Schooltijd geldt ook als arbeidstijd.

3. Wet gelijke behandeling; deze wet bepaalt dat er geen onderscheid gemaakt mag worden op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Salarissen, doorstroommogelijkheden en/of de kans op een baan moeten dus voor iedereen gelijk zijn.

5. In de arbeidstijdenwet zijn speciale regels opgenomen voor jongeren. Zoek op het internet uit welke regels er voor jongeren gelden met betrekking tot de arbeidstijden.

Naast een verschil functie is er ook een verschil in aanstelling. Als je ergens net begint met werken dan krijg je vaak een tijdelijk contract (0,5 of 1 jaar). Als deze periode is afgelopen wordt er geëvalueerd en wordt er besproken of ze het contract voor zo´n zelfde periode verlengen, of dat ze het willen omzetten in een contract voor onbepaalde tijd. Er zit dan geen einddatum aan het contract. Je hebt dan een vast contract en bent in vaste dienst.

6.
a. Waarom krijg je meestal eerst een contract voor een bepaalde tijd?
b. 
Waarom is het belangrijk dat je een vast contract hebt?

Naast mensen die voor een bepaalde tijd een contract hebben zijn er ook veel mensen die invallen als het erg druk is, of anderen vervangen als ze ziek zijn. Dit noem je flexibele werknemers (flexwerkers). Zij hebben geen vaste arbeidsduur. Als de drukte voorbij is, of de zieken zijn weer beter dan houdt het voor de flexibele werknemer op. Onder flexwerkers vallen bijvoorbeeld de uitzendkracht, de oproepkracht en de invalkracht.

c. Flexibele arbeidskrachten zijn erg aantrekkelijk voor de werkgevers. Leg dit uit.

 

Er wordt onderscheid gemaakt tussen betaalde en onbetaalde arbeid. Vrijwilligerswerk is een voorbeeld van onbetaalde arbeid.

7. Johan de Vries is geen voorstander van vrijwilligerswerk. Hij vindt het verkeerd dat er voor werk dat gedaan moet worden niet betaald wordt. Volgens Johan is het ook goed voor de inkomsten en de uitgaven van de overheid als vrijwilligerswerk betaald werk wordt.
Om zijn redenering duidelijk te maken heeft Johan twee schema's gemaakt:

vrijwilligerswerk betaald > ...... > ...... > minder uitgaven overheid

vrijwilligerswerk betaald > ...... > ...... > meer inkomsten overheid

Zoals je ziet zijn de schema's nog niet af. De volgende zinnen moeten nog worden ingevuld

  1. minder mensen zonder betaald werk
  2. meer mensen met betaald werk
  3. minder mensen met een uitkering
  4. meer mensen betalen belasting

Neem de twee schema's over en vul de zinnen op de juiste plaats in.

8. Welke arbeidsmotieven passen bij vrijwilligerswerk?

De arbeidsmarkt

Vooraf

Bekijk de advertentie:

1. Wat denk jij?
Staat deze personeelsadvertentie in de krant onder het kopje 'Personeel biedt zich aan' of onder het kopje ¨Personeel gevraagd¨?


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat de arbeidsmarkt is.
  • uitleggen wat het verschil is tussen de vraag naar arbeid in personen en de vraag naar arbeid in volledige banen.
  • uitleggen wat het verschil is tussen een krappe (gespannen) arbeidsmarkt en een ruime arbeidsmarkt.
  • uitleggen wat het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen is en wat het verschil tussen het UWV en een commerciëel uitzendbureau is.
  • uitleggen wat wordt verstaan onder werkgelegenheid.
  • uitleggen wanneer particuliere bedrijven wel en wanneer particuliere bedrijven geen werknemers in dienst zullen nemen
  • uitleggen wanneer iemand wel en wanneer iemand niet tot de beroepsbevolking behoort.
  • uitleggen hoe het komt dat de omvang van de beroepsbevolking steeds verandert.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met baanmobiliteit.

Stap 1 - De arbeidsmarkt

Vraag naar arbeid
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer pagina 1 van het onderdeel 'Arbeidsmarkt' en beantwoord daarna de vragen.

KB: Arbeidsmarkt

2. Het Kristal Paleis Glaswerk zoekt een verkoopmedewerker.
Eveline Swart solliciteert op de baan.
a. Is Kristal Paleis Glaswerk een vrager naar arbeid of aanbieder van arbeid?
b. Is Evelien Swart een vrager naar arbeid of aanbieder van arbeid?

3. Bij de stichting kinderopvang 'Ienieminie' werken 32 mensen.
Op dit moment zijn er nog drie werknemers nodig.
a. Is de stichting kinderopvang een vrager naar arbeid of een aanbieder van arbeid?
b. Hoe groot is de totale vraag naar arbeid bij 'Ienieminie'?

4. Hans Meijer werkt als automonteur in een garage. Hij is 66 jaar; volgend jaar gaat hij met pensioen.
a. Verandert het aanbod van arbeid als Hans met pensioen gaat? Leg je antwoord uit.
b. Verandert de vraag naar arbeid als Hans met pensioen gaat? Leg je antwoord uit.

5. Joost Staal is 22 jaar. Hij heeft zijn MTS-diploma gehaald en gaat op zoek naar een baan als automonteur.
a. Verandert het aanbod van arbeid als Joost op zoek gaat naar een baan? Leg je antwoord uit.
b. Verandert de vraag naar arbeid als Joost op zoek gaat naar een baan? Leg je antwoord uit.

Stap 2 - Vraag naar arbeid

Personen of volledige banen

Bekijk de advertentie. Hoe groot is de vraag naar arbeid: vier of twee?

Er is een verschil tussen de vraag naar arbeid in personen en de vraag naar arbeid in volledige banen.
De vraag naar arbeid in personen is het aantal personen waar een baan beschikbaar voor is.
De vraag naar arbeid in volledige banen is het aantal volledige banen dat op de arbeidsmarkt beschikbaar is.

6. Bekijk nogmaals de advertentie hierboven

a. Hoe groot is de vraag naar arbeid in personen?
b. Hoe groot is de vraag naar arbeid in volledige banen?
c. Waarom is de vraag naar arbeid in personen altijd groter dan de vraag naar arbeid in volledige banen?

Werkgelegenheid
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel 'De vraag naar arbeid' en beantwoord daarna de vragen
.

KB: Arbeidsmarkt - vraag naar arbeid

7. Kies het juiste antwoord.
De werkgelegenheid is ...

  1. het aantal mensen met een baan.
  2. het aantal vacatures.
  3. het aantal mensen met een baan plus het aantal vacatures.

8. In een steenfabriek worden per dag 20.000 stenen gemaakt en verkocht.
Iedere werknemer in de fabriek werkt 8 uur per dag en heeft een APT van 100 stenen per uur.
Bereken de werkgelegenheid.

9. Bedrijven en de overheid zijn de vragers van arbeid.
Wanneer zal een bedrijf iemand in dienst nemen?

10. De vragers naar arbeid zijn de bedrijven en de overheid. Bij een gemeente werken 225 mensen.
Daarnaast heeft de gemeente nog 10 vacatures.

  1. Hoe noem je een werknemer in dienst van de overheid?
  2. Hoe groot is de werkgelegenheid in personen bij deze gemeente?

Particuliere bedrijven

Particuliere bedrijven streven naar het maken van winst. Een particulier bedrijf zal alleen iemand in dienst nemen als hij meer oplevert dan hij kost. Wat een nieuwe werknemer oplevert, hangt af van het aantal producten dat hij maakt en de verkoopprijs van die producten. De kosten van een nieuwe werknemer zijn vooral loonkosten.

11. Hans van Klaver heeft een eigen timmerbedrijf. Het bedrijf kan een opdracht krijgen om 200 houten kasten te maken. De opdrachtgever wil € 50,- per kast betalen. Als Hans de opdracht aanneemt, zal hij op zoek moeten naar een timmerman die de opdracht voor hem kan uitvoeren.
Hans maakt het volgende overzicht:

materiaal kosten (hout, lijm, schroeven)
overige bedrijfskosten
aantal arbeidsuren
€ 4.000,-
€ 2.400,-
1,5 uur per kast


Hans kan een timmerman vinden die wil werken voor € 12,50 per uur.
Zal Hans de timmerman aannemen? Leg je antwoord met behulp van een berekeing uit.

Stap 3 - Aanbod van arbeid

Beroepsbevolking
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel 'Het aanbod van arbeid' en beantwoord daarna de vragen.

KB: Het aanbod van arbeid

12. Kies het juiste antwoord.
De beroepsbevolking (= aanbod van arbeid) bestaat uit ...

  1. alle mensen tussen de 16 en 67 jaar.
  2. alle mensen tussen de 16 en 67 jaar met een baan.
  3. alle mensen tussen de 16 en 67 jaar die werken of die willen werken.

13. Behoren de volgende mensen tot de beroepsbevolking?
Leg je antwoord steeds uit.

  1. Ellie Versteeg, 17 jaar, is op zoek naar een baan van 20 uur per week.
  2. John Versteeg, 15 jaar, bezorgt huis aan huis reclamefolders.
  3. Gerard Versteeg, 45 jaar, heeft een eigen boekwinkel.
  4. Els Versteeg, 47 jaar, is door een ongeluk arbeidsongeschikt.
  5. Jaap Gorris is 45 jaar. Hij heeft bij een val van een steiger zijn rug gebroken.
    Hij is daardoor arbeidsongeschikt.
  6. Sevan Mutas is 18 jaar en volgt een avondstudie. Sevan werkt drie dagen 9 uur per dag bij een supermarkt.
  7. Claudia Verhaag is 22 jaar en studeert fulltime aan de HEAO.

  8. Werner de Groot is 54 jaar en werkzoekend. Werner wil dolgraag een baan voor 32 uur in de week.

14. Bekijk onderstaande tabel en beantwoord de vragen

De gegevens uit de tabel stammen uit 2010.
  1. Niet iedere Nederlander behoort tot de beroepsgeschikte bevolking.
    Leg uit waarom niet.
  2. Niet iedereen tussen de 16 en 67 behoort tot de beroepsbevolking.
    Geef twee voorbeelden om dit duidelijk te maken.
  3. Gebruik de gegevens over 2010 in de tabel.
    Hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking behoorde in 2010 tot de beroepsbevolking?

15. Alle personen van 16 tot 67 jaar behoren tot de beroepsgeschikte bevolking.

  1. Waarom zal de onderste leeftijdsgrens 16 jaar zijn?
  2. Er gaan stemmen op om de bovenste grens te koppelen aan de levensverwachting.
    Kun je daar een reden voor bedenken?

16. Als je in aanmerking wilt komen voor een ww uitkering moet je ingeschreven staan bij het UWV. Toch staat niet elke werkzoekende ingeschreven bij het UWV.

a. Is de werkelijke beroepsbevolking groter of kleiner dan in de tabellen staat weergegeven? Gebruik in je antwoord het begrip verborgen werkloosheid.
b. Waarom schrijven niet alle werkzoekenden zich in bij het UWV?

Omvang beroepsbevolking
Het aantal mensen dat tot de beroepsbevolking behoort, verandert steeds.
In de Kennisbank heb je een aantal factoren gezien die van invloed zijn op de omvang van de beroepsbevolking.

Beantwoord de volgende vragen.

17. Het aantal inwoners van Nederland is de laatste 50 jaar toegenomen.

  1. Noem twee mogelijke oorzaken voor de toename van het aantal inwoners van Nederland.
  2. Deze toename van het aantal inwoners heeft invloed op de omvang van de beroepsbevolking.
    Wat kun je zeggen over de omvang van de beroepsbevolking?

18. Het vmbo heeft 4 leerjaren.
Stel dat de minister van Onderwijs vindt dat leerlingen één jaar langer naar school moeten.
Hij stelt voor om de 4 jaar te veranderen in 5 jaar.

  1. Wat zou jij van dat voorstel vinden?
  2. Een verlenging van het vmbo met één leerjaar heeft invloed op de omvang van de beroepsbevolking. Welke invloed? Leg je antwoord uit.

Omvang beroepsbevolking
In de tabel zie je gegevens over de beroepsbevolking in 2000, 2005 en 2010.

  2000 2005 2010
beroepsbevolking 5.984.000 6.563.000 6.967.000
mannen 3.886.000 4.012.000 4.102.000
vrouwen 2.098.000 2.551.000 2.865.000


19. Gebruik de gegevens in de tabel voor het beantwoorden van de volgende vragen.

a. Laat met een berekening zien dat de beroepsbevolking tussen 2005 en 2010 met iets meer dan 6% toegenomen is.
b. Laat met een berekening zien dat in 2005 het aandeel vrouwen in de beroepsbevolking ongeveer 38,8% bedroeg.
c. Bereken het aandeel vrouwen in de beroepsbevolking in 2010.
Wat valt je op? Wat kan hier de reden van zijn?

Herintreders
20. Els Eijkman is 46 jaar. Zij is moeder van twee kinderen en getrouwd met Henk Boom.
Na de geboorte van hun eerste kind is Els gestopt met werken. Ze werkte als kapster.
Nu haar kinderen 14 en 16 zijn, wil ze weer aan de slag als kapster.
Ze zoekt een baan voor vier dagen in de week.

a. Behoort Els tot de beroepsbevolking?
Leg je antwoord uit.
b. Els wordt ook wel een 'herintreder' genoemd.
Wat betekent deze term?
c. Waarom zijn herintreders vaak vrouwen?
d. Wat is het effect op de omvang van de beroepsbevolking als er veel herintreders zijn?

Deeltijdwerk
21. Bekijk de gegevens over de werkzame beroepsbevolking in de tabel.

arbeidsduur per week 2000 2005 2010
meer dan 35 uur 50,2% 47,6% 44,8%
tussen de 20 en 35 uur 38,5% 38,7% 39,2%
minder dan 20 uur 11,3% 14,7% 16,0%


Uit de gegevens in de tabel kun je aflezen dat een steeds groter deel van de beroepsbevolking kiest voor een deeltijdbaan,
in plaats van een volledige baan. Geef hiervoor een mogelijke verklaring.

Stap 4 - Krappe en ruime arbeidsmarkt

Ruime en krappe arbeidsmarkt
Ga opnieuw naar de Kennisbank economie en bestudeer nu pagina 2 van het onderdeel 'Arbeidsmarkt'.

KB: Arbeidsmarkt - Ruime en krappe arbeidsmarkt

22. Zijn de stellingen hieronder waar of niet waar?

a. Als er sprake is van een ruime arbeidsmarkt is het aanbod van werknemers groter dan de vraag naar werknemers.
b. Als er sprake is van een ruime arbeidsmarkt dan kunnen werkgevers gemakkellijk personeel vinden.
c. Als er sprake is van een ruime arbeidsmarkt dan zullen de lonen van werknemers snel stijgen.
d. Als je een opleiding doet waarmee je gemakkelijk een baan kunt vinden, is er sprake van een ruime deelmarkt voor dat beroep.

Krappe arbeidsmarkt

 

Op sommige deelmarkten van de arbeidsmarkt is het moeilijk om aan geschoold personeel te komen. Door te adverteren met aantrekkelijke salarissen en inkomens in natura, proberen werkgevers personeel aan te trekken.

 

23. Als het aanbod van personeel klein is, spreek je dan van een krappe arbeidsmarkt of van een ruime arbeidsmarkt?
24. Geef een voorbeeld van een deelmarkt van de arbeidsmarkt waarop het op dit moment moeilijk is om aan geschoold personeel te komen.
25. Geef een voorbeeld van een inkomen in natura waarmee werkgevers kunnen proberen personeel aan te trekken.
26. Een krappe deelmarkt van de arbeidsmarkt hoeft niet altijd krap te blijven. Leg uit hoe een krappe deelmarkt kan verdwijnen.

Baanmobiliteit
Het aanbod van arbeid bestaat uit werkzoekenden zonder baan én uit werkzoekenden met een baan.

Het veranderen van baan noem je baanmobiliteit. Een maat voor de baanmobiliteit is het percentage van de werknemers dat in een bepaald jaar van baan verandert.

Bekijk de gegevens in de tabel.

jaar 2000 2002 2004 2006 2008 2010
baanmobiliteit 6,5% 5,7% 7,3% 7,8% 8,4% 8,2%

 

27. In de tabel zie je dat in 2004 de baanmobiliteit 7,3% was.
Wat betekent dat?
28. Vaak lees je in de krant dat werknemers de laatste jaren steeds sneller van baan veranderen.
Zie je dat terug in de tabel?
29. Wat kan hier de reden van zijn?

Werkloosheid

Vooraf

In de tabel zie je de gegevens over de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid in Nederland in 2010.

Wat denk jij?
Is er voor iedereen die wil werken een baan?
1. Hoe kan het, denk je, dat er tegelijk werkzoekenden zonder baan en vacatures zijn?


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • de verschillende soorten werkloosheid noemen met hun oorzaken en oplossingen
  • de definitie van de termen werkgelegenheid, werkloosheid, geregistreerde werklozen en verborgen werklozen geven.
  • aangeven wat de gevolgen kunnen zijn als er veel werkloosheid is
  • aangeven wat het UWV is en welke taak ze hebben

Stap 1 - Het UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen
Teun Lablans is verpleegkundige. Hij is op zoek naar een baan.
Hij heeft bij een aantal ziekenhuizen in de buurt gesolliciteerd.
Tot nu toe helaas zonder succes.
Het lukt Teun niet om aan werk te komen.
2. Wat kan hij nog doen om aan een baan te komen?

Bestudeer nu pagina 5 van het onderdeel 'Arbeidsmarkt' uit de Kennisbank en beantwoord daarna de onderstaande vragen.

KB: Het UWV

3. Waar houdt het Werkbedrijf van het UWV zich mee bezig?
4. De overheid vindt het belangrijk dat vragers van arbeid in contact komen met aanbieders van arbeid. Waarom?
5. Wat wordt bedoeld met 'het Werkbedrijf is een niet-commercieel bedrijf'?
6. Wat is een belangrijk verschil tussen het Werkbedrijf en een uitzendbureau?
7. Zoek de namen van twee commerciële uitzendbureaus op.
8. Je bent op zoek naar vakantiewerk.
Ga je naar het Werkbedrijf of naar een uitzendbureau? Leg je antwoord uit.
9. Als je langdurig werkloos bent kan het UWV je aanraden of tijdelijk vrijwilligerswerk te gaan doen. Bedenk twee redenen waarom het verrichten van vrijwilligerswerk positief is voor (langdurig) werklozen.

Onbemiddelbare Bram
Lees onderstaand krantenartikel en beantwoord daarna de vragen.

Bram van Galen wordt volgende maand 58 jaar. Hij heeft geen echte opleiding gevolgd. Direct na school is hij gaan werken. "In die tijd was er werk genoeg, overal kon ik aan de slag."

Bram werkte als verkoper in een ijzerwarenwinkel en later als verkoper in een speelgoedzaak.
Toen drie jaar geleden de speelgoedwinkel werd overgenomen door een groter bedrijf, kwam Bram 'op straat te staan'. "Natuurlijk ben ik direct op zoek gegaan naar een nieuwe baan. Ik heb me ingeschreven bij het UWV, maar in die drie jaar heb ik geen enkele uitnodiging voor een sollicitatiegesprek ontvangen."

Bram is nu inmiddels 'gewoon' te oud en heeft een te lage opleiding voor de huidige arbeidsmarkt. Bram zit bij het UWV in de kaartenbak als 'onbemiddelbaar'.

10. Wat is de aanleiding geweest om Bram te ontslaan?
11. De kans dat Bram werkloos zou worden, was best groot. Waarom?
12. Waarom zit Bram bij het UWV in de kaartenbak 'onbemiddelbaar'?

Er zijn verschillende redenen om te gaan werken.
Geld verdienen zal voor veel mensen een belangrijke reden zijn, maar ook het leggen van contacten met anderen is heel belangrijk.
Als iemand werkloos wordt, heeft dat vaak tot gevolg dat zijn inkomen afneemt. Bovendien raakt hij/zij vaak een deel van zijn contacten met anderen kwijt.

13. Misschien lijkt het wel leuk om werkloos thuis te zijn en zonder te werken toch geld te ontvangen.
De meeste werklozen willen echter liever meteen weer aan de slag.
Schrijf twee redenen op waarom werklozen vaak direct weer aan de slag willen.

Stap 2 - Werkloos of niet?

Werkloosheid
14. Voor de overheid is het aantal werklozen een belangrijk gegeven.
Het aantal werklozen is mede bepalend voor inkomsten en uitgaven de overheid.

a. Als een werkloze een baan vindt, gaat hij geld verdienen.
Leg uit waarom de overheid dan meer geld binnen krijgt.

b. Als een werkloze een baan vindt, gaat hij geld verdienen.
Leg uit waarom de overheid dan minder geld hoeft uit te geven.

Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel over verborgen werkloosheid:

KB:  Verborgen werkloosheid

15. Elsa Verwoerd is 45 jaar. Ze is moeder van drie kinderen van 4, 6 en 9 jaar. Elsa is gestopt met werken toen het tweede kind is geboren. Elsa wil over een aantal jaar, als het jongste kind naar de middelbare school gaat, weer gaan werken.
Behoort Elsa tot de geregistreerde werklozen?

Wel of niet werkloos?
16. Zijn de volgende personen werkloos? Als ze werkloos zijn, behoren ze dan tot de geregistreerde werklozen of tot de verborgen werklozen?

a. Vincent Moors is 30 jaar. Hij is getrouwd met Petra Sieders. Petra is huisarts. Vincent is nog op zoek naar werk.
Vincent vindt het niet zo erg als hij niet zo snel een baan vindt. Hij heeft zich niet ingeschreven bij het UWV.
b. Joost Damwijk is 35 jaar. Hij is leraar aardrijkskunde, maar hij is ontslagen toen het aantal leerlingen op zijn school terugliep.
Joost heeft zich ingeschreven bij het UWV en wil zo snel mogelijk weer aan het werk.
c. Laila Harhou is 43 jaar. Ze is op zoek naar een baan en heeft zich gemeld bij het UWV.
Het UWV heeft Laila een omscholingscursus aangeboden. Ze gaat een half jaar een fulltime opleiding volgen.
Daarna gaat ze weer solliciteren.

 

Werkloosheid
In de krant kom je regelmatig tabellen of grafieken tegen waaruit je iets kunt aflezen over de werkloosheid. De gegevens uit de tabel hieronder zijn uit 2013.

Provincie Beroepsbevolking Werklozen Percentage
Groningen 271.000 26.000 9,59%
Overijssel 526.000 46.000 8,75%
Utrecht 613.000 49.000 7,99%
Zuid-Holland 1.698.000 142.000 xxx%
Noord-Brabant 1.177.000 90.000 7,65%

 

17. Laat met een berekening zien dat het percentage werklozen in Overijssel inderdaad 8,75% is.
18. Bereken het percentage werklozen in Zuid-Holland.
19. In welke van de genoemde provincies is het percentage het hoogst?
Kun je daar een reden voor bedenken?
20. Hoeveel mensen werken er in de provincie Utrecht?
21. In een bepaald jaar bedraagt de beroepsbevoking 1.180.400 personen. De werkloosheid bedraagt 8% van het aantal werkenden. Hoeveel mensen werken er?

Stap 3 - Soorten werkloosheid - conjuncturele werkloosheid

Vraag naar stenen
22. In een steenfabriek werken 25 mensen. Iedere werknemer werkt 8 uur per dag en maakt gemiddeld 100 stenen per uur.

a. Hoeveel stenen kunnen er per dag in de steenfabriek worden gemaakt?

De vraag naar de stenen die worden gemaakt in de steenfabriek is de laatste tijd afgenomen. De steenfabriek kan per dag maar 16.000 stenen verkopen.

b. Met hoeveel mensen kan het bedrijf 16.000 stenen per dag maken?
c. Wat zal er gebeuren als het bedrijf niet meer dan 16.000 stenen per dag kan verkopen?

 

Conjuncturele werkloosheid
Er zijn verschillende oorzaken van werkloosheid. Je spreekt van conjuncturele werkloosheid als er te weinig vraag is naar (Nederlandse) producten.

Bestudeer uit de Kennisbank alleen de eerste bladzijde van het volgende onderdeel:

KB: Soorten werkloosheid - Conjuncturele werkloosheid

23. Als de vraag naar een product afneemt, stijgt de werkloosheid.
Hoe dat komt, kun je uitleggen in vijf stappen. Hieronder zie je die stappen.
Ze staan alleen nog niet in de juiste volgorde. Wat is de juiste volgorde?

  1. De consument koopt minder producten.
  2. Bedrijven maken minder producten.
  3. Bedrijven hebben minder mensen nodig.
  4. Bedrijven verkopen minder producten.
  5. Conjuncturele werkloosheid neemt toe.

De juiste volgorde is: 1   -   .....   -   .....   -   .....   -   5

Vraag naar producten
De vraag naar producten wordt uitgeoefend door:

gezinnen consumeren
bedrijven investeren
overheid overheidsbestedingen
buitenland     exporteren

 

24. Neem de volgende zinnen over en vul steeds het juiste woord uit de tabel in.

  1. Als een Nederlands bedrijf producten aan het buitenland verkooopt, noem je dat ........
  2. Als gezinnen producten kopen, noem je dat ........
  3. Als de overheid geld uitgeeft aan producten dan noem je dat .......
  4. Als een bedrijf producten koopt bij een ander bedrijf noem je dat ........

25. Leg uit waarom een afname van de export kan leiden tot (conjuncturele) werkloosheid in Nederland.
26. Leg uit waarom een afname van de overheidsbestedingen kan leiden tot (conjuncturele) werkloosheid in Nederland
.

Stap 4 - Soorten werkloosheid - structurele werkloosheid

Mensen worden vervangen door machines
27. In 2011 werkten er in een steenfabriek 25 mensen.
Iedere werknemer werkte 8 uur per dag en produceerde 100 stenen per uur.

a. Hoe stenen werden er in 2011 per dag gemaakt in de fabriek?

In 2012 nam het bedrijf een nieuwe machine in gebruik.
Iedere werknemer kan nu per uur 125 stenen produceren.
Het bedrijf blijft per dag evenveel stenen maken.

b. Met hoeveel mensen kan het bedrijf na het ingebruiknemen van de machine 20.000 stenen maken?
c. Wat zal er gebeuren als het bedrijf per dag niet meer dan 20.000 stenen kan verkopen?


28. In veel bedrijven spelen machines een belangrijke rol bij de productie. Als er meer machines in gebruik worden genomen kan dat invloed hebben op de vraag naar arbeid. De ingebruikname van machines kan zowel invloed hebben de omvang van de vraag naar arbeid als op het soort werknemers dat nodig is.

a. Wat zal de invloed zijn van het in gebruik nemen van extra machines op het aantal werknemers dat nodig is? Leg je antwoord uit.
b. Wat zal de invloed zijn van het in gebruik nemen van extra machines op het soort werknemers dat nodig is?

Structurele werkloosheid
29. Lees het krantenartikel en beantwoord de vragen.

a. Wat hoopt Océ te bereiken met het schrappen van de banen?
b. Wat is het effect van het schrappen van de banen op de werkgelegenheid in Nederland?
c. Wat denk je, zullen er meer of minder dan 800 mensen werkloos worden? Leg je antwoord uit.

Bestudeer nu in de Kennisbank de tweede bladzijde van het onderdeel:

KB: Oorzaken werkloosheid

Bedrijf vertrekt deels naar het buitenland
Veel grote bedrijven hebben vestigingen in verschillende landen. Voor het deel van het bedrijf dat arbeidsintensief is, vindt het werk dan plaats in bijvoorbeeld Zuidoost-Azië.

30. Hoe noem je een bedrijf met vestigingen in verschillende landen?
31. Wat wordt verstaan onder een arbeidsintensief bedrijf?
32. Leg uit waarom een bedrijf juist het arbeidsintensieve deel naar bijvoorbeeld Zuidoost-Azië verplaatst.
33. Hoe noemen we de soort werkloosheid die ontstaat als een bedrijf een deel van het werk naar het buitenland versplaatst?

34. Wat kan nog meer een reden zijn om de productie te verplaatsen naar het buitenland?

 

Structureel of conjunctureel?
34. ThiemeMeulenhoff is een uitgeverij die is ontstaan uit een fusie tussen onder andere Thieme uit Zutphen en Meulenhoff uit Amsterdam. Vóór de fusie hadden beide bedrijven een afdeling voortgezet onderwijs. Na de fusie is er nog één afdeling voortgezet onderwijs.

a. Schrijf een reden op waarom bedrijven fuseren.
b. Leg uit waarom door een fusie mensen werkloos kunnen worden.
Wat voor soort werkloosheid ontstaat er bij een fusie?

35. Lees de vijf zinnen.
Is de werkloosheid die eventueel ontstaat structureel of conjunctureel?

a. De overheid laat minder huizen bouwen.
b. Twee scholen fuseren.
c. Een bedrijf koopt een aantal nieuwe machines.
d. Een Nederlands bedrijf loopt een opdracht uit Engeland mis.
e. Gezinnen consumeren minder.

Arbeidsproductiviteit en vraag naar arbeid

36. In 2012 had papierfabriek GAMMA 600 werknemers in dienst. Iedere werknemer werkte 36 uur per week. Per week werd er in de fabriek in totaal 108.000 kg papier gemaakt en verkocht.
Het gemiddeld aantal kilogram papier dat per werknemer per uur wordt gemaakt, noem je de arbeidsproductiviteit per uur.

a. Laat met een berekening zien dat in 2012 de arbeidsproductiviteit 5kg papier bedroeg.

In 2014 nam het bedrijf een nieuwe machine in gebruik. Hierdoor steeg de arbeidsproductiviteit naar 6 kg papier. De totale productie per week bleef 108.000 kg papier. De werkweek bleef 36 uur.

b. Bereken hoeveel mensen er ontslagen moesten worden.
c. Wat denk je, zal er ongeschoold of juist geschoold personeel zijn ontslagen?

Stap 5 - Soorten werkloosheid - overige soorten

In de tabel zie je de gegevens over de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid in Nederland in 2010.

35. Wat denk jij?
In de tabel zie je dat er terwijl er werkloosheid is ook vacatures zijn. Hoe kan dat? Kun je reden bedenken voor het tegelijk voorkomen van vacatures en werkloosheid?

Seizoenswerkloosheid
Bestudeer uit de Kennisbank ook de derde bladzijde van het volgende onderdeel:

KB: Seizoenswerkloosheid

36. Hieronder zie je een aantal economische sectoren.
In welke van deze sectoren komt, volgens jou, veel seizoenswerkloosheid voor? Leg je antwoord uit.

a. de landbouw
b. het onderwijs
c. de horeca

37. In welke seizoen is er in Nederland vooral sprake van seizoenswerkloosheid?
38. Leg uit waarom er in andere landen in een ander seizoen sprake zal zijn van seizoenswerkloosheid?

39. In cijfers van het CBS over de werkloosheid staat er bij kwartaal 2 en 4 vaak ¨gecorrigeerd naar seizoensinvloeden¨. Wat betekent dit voor het werkloosheidcijfer in die periodes?
Doe het zo:
In kwartaal 2 zal de werkloosheid juist ..........(hoger/lager) liggen dan de normale werkloosheid. Dit komt omdat:

In kwartaal 4 zal de werkloosheid juist ..........(hoger/lager) liggen dan de normale werkloosheid. Dit komt omdat:

Frictiewerkloosheid
Bestudeer uit de Kennisbank op pagina 4 van het onderdeel 'Werkloosheid' de informatie over frictiewerkloosheid en kwalitatieve structurele werkloosheid.

KB: Nog meer werkloosheid

40. Omschrijf in eigen woorden 2 situaties van frictiewerkloosheid.

Regionale werkloosheid
Bekijk de krantenkop en lees het bijbehorende artikel.


WERKLOOSHEIDSPROBLEEM HEERLEN BLIJFT GROOT
Limburg vorm één front tegen het besluit van het 'Randstadkabinet' om bijna 800 banen te schrappen bij het CBS in Heerlen. Politici uit alle partijen komen in opstand tegen het bittere nieuws dat geen 1 aprilgrap bleek.

HEERLEN, 2 APRIL
Oude tijden lijken weer te keren. Heel Limburg maakt zich op voor een confrontatie met `Den Haag', zoals dertig jaar geleden na de sluiting van de steenkoolmijnen. Toen wist een krachtige Limburgse lobby rijksdiensten als ABP en CBS als vervangende werkgelegenheid naar oostelijk Zuid-Limburg te halen.

Bron: www.nrc.nl

41. De werkloosheid is niet het hele land even hoog. Bedenk een reden waarom de werkloosheid in Limburg hoger is dan de werkloosheid in de Randstad.
42. Heerlen ligt in de provincie Limburg. Waarom komen Limburgse politici massaal in verzet tegen de maatregel om banen te schrappen bij het CBS in Heerlen?
43. Waarom, denk je, noemen politici in Limburg de regering in Den Haag een 'Randstadkabinet'?
44. Leidt deze maatregel tot een toename van de conjuncturele werkloosheid of tot een toename van de structurele werkloosheid?
45. Wat kan de overheid doen om de werkloosheid in Limburg te bestrijden?

Stap 6 - Oplossingen werkloosheid

Iedereen heeft de maken met de gevolgen van werkloosheid.

- de werkloze zelf; zowel een social als een financieel gevolg
- de overheid; een financieel gevolg
- de werkende; een financieel gevolg

46. Iedereen heeft dus te maken met de gevolgen van werkloosheid
a. Bedenk twee financiele gevolgen voor de overheid
b. Welk financiele gevolg hebben de werkenden?     

Bestrijding werkloosheid
Bestudeer uit de Kennisbank alleen pagina 1 van het volgende onderdeel:

KB: Werkloosheid bestrijden

47. Maak de volgende opdracht.

De overheid kan werkloosheid bestrijden door de belasting te verlagen.
Hoe dat kan, kun je uitleggen in zes stappen. Hieronder staan die stappen.
Ze staan alleen nog niet in de juiste volgorde. Wat is de juiste volgorde?

  1. De overheid verlaagt de belasting.
  2. er worden extra goederen gekocht,
  3. die extra goederen moeten gemaakt worden
  4. daardoor hebben gezinnen meer te besteden,
  5. meer werk voor de bedrijven,
  6. werkloosheid neemt af.

Juiste volgorde: 1   -   .....   -   .....   -   .....   -   .....   -   6

Bestrijden werkloosheid

 

In de Kennisbank heb je kunnen lezen dat de overheid de werkloosheid kan bestrijden door door meer geld uit te geven.

48. De overheid geeft bijvoorbeeld geld uit aan het aanleggen van wegen.
Waarom is het goed voor de werkgelegenheid als de overheid meer geld uitgeeft aan het aanleggen van meer wegen?

49. De overheid heeft invloed op het aantal mensen dat in het onderwijs werkt.
Hoe kan de overheid er voor zorgen dat er meer mensen in het onderwijs gaan werken? Bedenk twee manieren.
50. Geef nog twee voorbeelden van overheidsuitgaven die goed zijn voor de werkgelegenheid.
51. Wat is het nadeel als de uitgaven van de overheid omhoog gaan?

Langer naar school - regionale verschillen
Maak de volgende twee opgaven.

52. De overheid kan de werkloosheid bestrijden door jongeren te stimuleren langer naar school te gaan.

a. Als jongeren langer naar school gaan heeft dat invloed op het aanbod van arbeid. Leg uit hoe.
b. Leg uit dat als jongeren langer naar school gaan dat kan helpen bij de bestrijding van de werkloosheid.


53. De werkloosheid is niet in het hele land even hoog.
Tussen regio's kunnen grote verschillen zijn.
In Groningen bijvoorbeeld is de werkloosheid bijvoorbeeld veel hoger dan in Zuid-Holland.
De overheid kan de werkloosheid in Groningen bestrijden door bedrijven te stimuleren zich in Groningen te vestigen.

Hoe kan de overheid bedrijven stimuleren zich in Groningen te vestigen?

Meer export

54. De overheid kan de conjuncturele werkloosheid bestrijden door bedrijven die producten exporteren subsidie te geven.
Hoe dat gaat kun je uitleggen in zes stappen. Hieronder zie je die stappen.
Ze staan alleen nog niet in de juiste volgorde. Wat is de juiste volgorde?

  1. De overheid geeft een bedrijf een exportsubsidie.
  2. Er worden meer producten geëxporteerd.
  3. Het bedrijf kan de prijs van zijn product verlagen.
  4. De vraag naar werknemers in het bedrijf neemt toe.
  5. De concurrentiepositie verbetert.
  6. De conjuncturele werkloosheid neemt af.

De juiste volgorde is: 1   -   .....   -   .....   -   .....   -   .....   -   6

Bijscholing en omscholing
Bestudeer nu in de Kennisbank de informatie over bijscholing en omscholing.

KB: Bijscholing en omscholing

55. Heb je in de volgende gevallen te maken met omscholen of met bijscholen?

a. Werner is tien jaar geleden zonder diploma gaan werken. Nu is het werkloos geworden. Hij laat zich inschrijven bij het Werkbedrijf van het UWV.
Het Werkbedrijf van het UWV adviseert Werner om zich te laten omscholen/bijscholen.
b. Nienke heeft voor fysiotherapeute gestudeerd. Helaas is ze al vier jaar werkloos. Hoe langer ze werkloos is, hoe moeilijker het wordt om een baan te vinden.
Het Werkbedrijf van het UWV adviseert Nienke om zich te laten omscholen/bijscholen.

Personeel uit het buitenland halen
56. Lees het onderstaande krantenartikel en beantwoord de vragen.

Enorm tekort aan technisch personeel: 63.000 vacatures

Grote technische bedrijven als ASML en Philips gaan actief in het buitenland personeel werven om de enorme tekorten aan technisch personeel in Nederland op te vangen. Dat schrijft NRC Handelsblad vandaag. Met name de hightech-industrie in Brabant wil een gezamenlijke strategie ontwikkelen om de internationale arbeidsmarkt te bewerken.

Het tekort aan technisch personeel op de Nederlandse arbeidsmarkt loopt volgend jaar op tot 63.000. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Maastricht in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken. Voor elk procent dat de economie groeit, komen daar nog eens jaarlijks 13.000 vacatures bij. Het Nederlandse bedrijfsleven loopt nu al voor miljoenen euro’s aan opdrachten mis omdat er te weinig personeel is om die uit te voeren.

"Voorlopig moeten we het hebben van het buitenland. Want er gaat een decennium overheen, voordat Nederlandse studenten de bèta-opleidingen in de elektrotechniek, de fysica of de software interessant genoeg vinden."

Bron: www.nrc.nl - 5 januari 2013

a. Zoek op wat voor soort producten ASML maakt?
b. Wat wordt bedoeld met hightech-industrie?
c. Zijn bedrijven als ASML en Philips kapitaalintensief of arbeidsintensief?
Leg je antwoord uit.
d. De opkomst van de hightech-industrie leidt tot een andere vraag naar personeel. Leg uit waarom.
e. Welke vorm van werkloosheid herken je de volgende beschrijving?

Frits Verjans heeft Nederlands gestudeerd. Hij kan geen baan vinden.
Frits denkt vaak: 'Had ik maar iets met computers gedaan.'
f. Welke oplossing zou het UWV Frits kunnen aanbieden?

Consumentenvertrouwen en koopbereidheid

 

Het consumentenvertrouwen is een getal dat informatie geeft over het vertrouwen en de verwachtingen van consumenten over de ontwikkelingen van de Nederlandse economie. Als het consumentenvertrouwen hoog is, denken de consumenten gunstig over de economie. Is het consumentenvertrouwen laag, dan denken consumenten negatief over het economische klimaat. Er is een relatie tussen het consumtenvertrouwen en de koopbereidheid van consumenten.

 

57. Beschrijf de relatie tussen het consumentenvertrouwen en de koopbereidheid.
58. Leg uit dat als het consumentenvertrouwen daalt, dat kan betekenen dat de conjuncturele werkloosheid toeneemt.

Ito en Marco bediscussiëren met elkaar de relatie tussen het consumentenvertrouwen en de groei van de economie. Volgens Ito zorgt een stijging van het consumentenvertrouwen voor economische groei.
Volgens Marco zorgt een groei van de economie juist voor een toename van het consumentenvertrouwen.

59. Wie heeft gelijk, Ito of Marco? Of hebben ze allebei gelijk? Leg je antwoord uit.

Loonmatiging
Bestudeer nu in de Kennisbank de informatie over loonmatiging.

KB: Loonmatiging

60. Maak de volgende opdracht.

Dat loonmatiging een goed middel is ter bestrijding van de werkloosheid kun je in een aantal stappen uitleggen. Hieronder staan die stappen.
Ze staan alleen nog niet in de juiste volgorde. Wat is de juiste volgorde?

  1. Loonmatiging,
  2. het wordt minder duur om mensen in dienst te nemen,
  3. lonkosten nemen niet of nauwelijks toe,
  4. aantal arbeidsplaatsen neemt toe,
  5. werkloosheid neemt af.

Juiste volgorde: 1   -   .....   -   .....   -   .....   -   5

Lonen omhoog of lonen omlaag?

Jorrick en Akkie zijn het niet met elkaar eens. Volgens Jorrick moeten de lonen omhoog om de werkloosheid te bestrijden. Akkie denkt dat de lonen juist omlaag moeten om de conjuncturele werkloosheid te bestrijden.

61. Maak de redenering van Jorrick af door steeds het juiste woorden te kiezen.

  1. Lonen omhoog
  2. gezinnen gaan meer/minder consumeren
  3. vraag naar goederen stijgt/daalt
  4. bedrijven moeten meer/minder produceren
  5. conjuncturele werkloosheid neemt af.
     

62. Maak ook de redenering van Akkie kloppend.

  1. Lonen omlaag
  2. lagere/hogere kosten voor bedrijven
  3. prijzen van producten kunnen omhoog/omlaag
  4. vraag naar goederen vanuit buitenland stijgt/daalt
  5. conjuncturele werkloosheid neemt af.

63. Wat denk jij? Ben je het eens met Jorrick of juist met Akkie?

Arbeidstijdverkorting
Bestudeer nu in de Kennisbank de informatie over:

KB: Arbeidstijdverkorting

Maak de volgende opdracht.

64. In de kledingzaak van mevrouw Vervaak werken tien verkoopsters. Iedere verkoopster werkt 36 uur per week. Alle verkoopsters willen graag 30 uur per week gaan werken. Voor de vrijgekomen uren worden nieuwe verkoopsters aangenomen. De nieuwe verkoopsters gaan ook 30 uur per week werken.

a. Hoeveel uur werken alle verkoopsters samen?
b. Als de verkoopsters allemaal 30 uur per week gaan werken, hoeveel verkoopsters zijn er dan extra nodig.
c. Neem over en vul de juiste woorden in:
Door ...1... verandert de hoeveelheid werk niet, maar wordt het werk over ...2... mensen verdeeld.


65. In veel bedrijven is arbeidstijdverkorting doorgevoerd. Bedrijven waar nog 40 uur per wordt gewerkt, worden steeds zeldzamer.
Eén dag vrij in de twee weken of vier dagen van 9 uur werken, het komt allemaal voor.
Grote bedrijven hebben over het algemeen weinig organisatorische problemen met het herbezetten van de vrijgekomen uren.
Als 9 werknemers vier uur minder gaan werken, is er één extra werknemer nodig.
Kleine bedrijven hebben meer moeite met herbezetten. Door de arbeidstijdverkorting ontstaan kleine baantjes, waar soms moeilijk personeel voor te vinden is.

a. Wat zal worden bedoeld met het herbezetten van de vrijgekomen uren?
b. Waarom hebben grote bedrijven minder organisatorische problemen met het herbezetten van de vrijgekomen uren dan kleine bedrijven?
c. Bedenk een reden waarom arbeidstijdverkorting niet altijd tot extra arbeidsplaatsen hoeft te leiden.

d. Heeft arbeidstijdverkorting invloed op de werkgelegenheid in personen of de werkgelegenhied in arbeidsjaren?
Leg je antwoord uit.

Minimumloon

 

Lees in de kennisbank economie de pagina over het minimumloon

KB: Loonkosten en minimumloon
Sommige werkgevers pleiten voor het afschaffen van het minimumloon.
De afschaffing van het minimumloon zal, volgens hen, leiden tot een grotere vraag naar arbied.
Hoe dat gaat kun je uitleggen in zes stappen.
66. Hieronder zie je de deze stappen. Ze staan alleen nog niet in de goede volgorde. Wat is de juiste volgorde?

  1. Verlaging minimumloon,
  2. meer afzet door bedrijven,
  3. lagere kostprijs van producten,
  4. lagere loonkosten voor de werkgever,
  5. lagere verkoopprijs van producten,
  6. grotere vraag naar arbeid.

Goede volgorde:

1   >   .....   >   .....   >   .....   >   .....   >   6

67. De vakbonden zijn tegen de afschaffing van het minimumloon.
Waarom, denk je, zijn de vakbonden tegen de afschaffing van het minimumloon?
68. Toch zijn er ook vakbonden die akkord zijn gegaan met lagere lonen tijdens de CAO onderhandelingen. Het argument was dat een lager loon uiteindelijk beter is voor de werkgelegenheid. Leg dit uit.

69. Er zijn veel soorten werkloosheid. Elk met zijn eigen oorzaak en oplossing. Neem het schema hieronder over en vul hem in.

Soort werkloosheid Oorzaak (Mogelijke) oplossingen

conjuncturele werkloosheid
(vraagkant van de economie)

   
structurele werkloosheid
(aanbodkant van de economie)
   
kwalitatieve structurele
werkloosheid
   

frictiewerkloosheid

   
seizoenswerkloosheid    
regionale werkloosheid    

 

Begrippenlijst

Arbeidsmarkt

aanbod van arbeid
het aantal mensen met een baan en het aantal werkzoekenden.
ruime arbeidsmarkt
het aanbod van arbeid is groter dan de vraag naar arbeid.
vraag naar arbeid
het totaal aantal banen: bezette banen plus vacatures.
krappe (gespannen) arbeidsmarkt
de vraag naar arbeid is groter dan het aanbod van arbeid.
arbeidsmarkt
vraag naar en aanbod van arbeid.
Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen​ (UWV)
probeert werknemers en werkzoekenden met elkaar in contact te brengen. Het UWV is een niet-commercieel bedrijf; het bedrijf hoeft geen winst te maken.
deelmarkt
kosten die een ondernemer ook maakt als hij geen goederen of diensten produceert.
uitzendbureau
probeert mensen die werk zoeken in contact te brengen met bedrijven die personeel zoeken. Een uitzendbureau is wel commercieel.
werkgelegenheid
de totale vraag naar arbeid.
vrijwilligerswerk
onbetaald werk buitenshuis.
beroepsgeschikte bevolking
alle personen tussen de 16 en 67 jaar.
formele sector
werk waarbij over het inkomen belasting wordt betaald.
beroepsbevolking
alle personen tussen de 16 en 67 jaar die minstens 12 uur per week willen en kunnen werken.
informele sector
onbetaald werk of werk waarbij over het inkomen geen belasting wordt betaald.
baanmobiliteit
de producten die een ondernemer verkoopt.
zwartwerken
betaald werken zonder belasting te betalen.



 

Werkloosheid

werkloosheid
de vraag naar arbeid is kleiner dan de het aanbod van arbeid.
conjuncturele werkloosheid
werkloosheid die het gevolg isvan een kleinere vraag naar producten.
geregistreerde werkloosheid
Je behoort tot de geregistreerde werklozen als je:
  • tussen de 15 en 67 bent.
  • geen werk hebt en minimaal 12 uur per week wilt werken.
  • staat ingeschreven bij het UWV.
  • direct beschikbaar bent.
structurele werkloosheid
werkloosheid die ontstaat als er arbeidsplaatsen verdwijnen.
verborgen werkloosheid
werklozen die niet voldoen aan één van de vier eisen van de geregistreerde werklozen.
arbeidstijdverkorting
werknemers gaan korter werken:
  • minder uren per dag/week;
  • minder dagen per jaar;
  • minder jaren per arbeidsleven.
frictiewerkloosheid
werkloosheid die het gevolg is van het verwisselen van baan.
omscholen
werknemers volgen een opleiding om een nieuw beroep te leren.
seizoenswerkloosheid
werkloosheid die ontstaat doordat er in bepaalde maanden van het jaar minder werk is.
loonmatiging
het niet of nauwelijks laten stijgen van de lonen.
werkgelegenheid in personen
het totale aantal arbeidsplaatsen.
kwalitatieve structurele werkloosheid
werkloosheid die ontstaat doordat de scholing van werknemers niet aansluit bij de vraag van bedrijven.
beroepsbevolking
alle werkenden en werkzoekenden tussen de 15 en 67 jaar die minimaal 12 uur per week willen en kunnen werken.

bijscholen
werknemers volgens cursussen om de kennis op hun eigen vakgebied op peil te houden.

 

 

 

Diagnostische toets

Arbeidsmarkt

Het thema 'Arbeidsmarkt' sluit je af met een diagnostische toets.

De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Aan de eind van de toets zie je je score.
Bij een score van meer dan 80% heb je een voldoende.
Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was.

Succes.

Toets:Arbeidsmarkt

Werkloosheid

Het thema 'Werkloosheid' sluit je af met een diagnostische toets.

De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Aan de eind van de toets zie je je score.
Bij een score van 80% heb je een voldoende.
Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was.

Succes.

Toets:Werkloosheid

Examentraining

vmbo-kgt34

Examentraining
Op deze en de volgende pagina's vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij het thema dat je net afgerond hebt. Het zal echter ook wel voorkomen dat je kennis nodig hebt die niet in het thema behandeld is. Gebruik dan je gezonde verstand.

VMBO KGT 2012-1 Vraag 12
VMBO KGT 2012-1 Vraag 13
VMBO KGT 2012-1 Vraag 38
VMBO KGT 2012-1 Vraag 44

vmbo-kgt34

  • Het arrangement Arbeidsmarkt en werkloosheid is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Henk-Jan van Mierlo Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-07-12 10:35:53
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4;
    Leerinhoud en doelen
    Arbeid, productie en bedrijfsleven; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    11 uur en 25 minuten
    Trefwoorden
    leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    van Mierlo, Henk-Jan . (z.d.).

    Thema: Werkloosheid vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/100068/Thema__Werkloosheid__vmbo_kgt34

    VO-content Economie. (2020).

    Thema: Arbeidsmarkt - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/73796/Thema__Arbeidsmarkt___vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Arbeidsmarkt

    Werkloosheid

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.